Tweede Kamer, 101e vergadering

  • Aanvang14:00 uur
  • Sluiting18:38 uur
  • StatusOngecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Arib

Aanwezig zijn 147 leden der Kamer, te weten:

Van Aalst, Agema, Alkaya, Amhaouch, Arib, Asscher, Azarkan, Azmani, Baudet, Becker, Beckerman, Beertema, Belhaj, Van den Berg, Bergkamp, Bisschop, Den Boer, Van den Bosch, Martin Bosma, Bosman, Bouali, Van Brenk, Ten Broeke, Bromet, Bruins, Bruins Slot, Buitenweg, Van Dam, Diertens, Emiel van Dijk, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Diks, Van Eijs, El Yassini, Ellemeet, Fritsma, Futselaar, Geluk-Poortvliet, Van Gerven, Geurts, De Graaf, Van der Graaf, Graus, De Groot, Groothuizen, Van Haersma Buma, Van Haga, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hennis-Plasschaert, Hermans, Hiddema, Hijink, Van den Hul, Jetten, De Jong, Karabulut, Van Kent, Kerstens, Klaver, Koerhuis, Koopmans, Van Kooten-Arissen, Kops, Kröger, Krol, Kuik, Kuiken, Kuzu, Kwint, Laan-Geselschap, Laçin, De Lange, Van der Lee, Leijten, Van der Linde, Lodders, Madlener, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Von Martels, Van Meenen, Middendorp, Van der Molen, Moorlag, Agnes Mulder, Anne Mulder, Edgar Mulder, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Van Ojik, Omtzigt, Van Oosten, Ouwehand, Özdil, Öztürk, Özütok, Paternotte, Pechtold, Peters, Ploumen, Van Raak, Van Raan, Raemakers, Renkema, Rog, Ronnes, Van Rooijen, De Roon, Arno Rutte, Sazias, Segers, Sienot, Sjoerdsma, Slootweg, Smeulders, Sneller, Snels, Van der Staaij, Stoffer, Tellegen, Thieme, Tielen, Van Toorenburg, Veldman, Verhoeven, Voordewind, Aukje de Vries, Wassenberg, Westerveld, Weverling, Van Weyenberg, Wiersma, Wilders, Wörsdörfer, Van 't Wout, Yeşilgöz-Zegerius en Ziengs,

en mevrouw Van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid, de heer Harbers, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de heer De Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, viceminister-president, de heer Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat.

De voorzitter:
Ik open de vergadering van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van dinsdag 3 juli 2018. Ik heet iedereen van harte welkom, in het bijzonder de mensen op de publieke tribune.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen Van der Molen

Vragen van het lid Van der Molen aan de minister van Justitie en Veiligheid, bij afwezigheid van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over het bericht "Grote ICT-projecten overheid zeker 1 miljard euro te duur".

De voorzitter:
Aan de orde is het mondelinge vragenuur. We beginnen met de vraag van de heer Van der Molen aan de minister van Justitie en Veiligheid, die de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervangt. Ook de minister heet ik van harte welkom. De vraag gaat over grote ICT-projecten van de overheid. Het woord is aan de heer Van der Molen namens het CDA.

De heer Van der Molen (CDA):
Voorzitter. Het Financieele Dagblad kopt deze week dat grote ICT-projecten bij de rijksoverheid minstens 1 miljard euro duurder gaan uitvallen dan op dit moment op papier staat. 125 projecten werden door de krant onderzocht. Ze vallen gemiddeld ongeveer een derde duurder uit en het duurt vaak ook een derde langer voordat ze klaar zijn. Een opvallende nieuwkomer in die treurige lijst is de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Die had een project van 1,2 miljoen euro, maar de teller staat nu op 29 miljoen. En dat project wordt vier jaar later opgeleverd.

Hoe zou de gemiddelde Nederlander daar nou naar kijken? Je zou kunnen zeggen: ze doen daar maar wat bij die ministeries, de ICT-bedrijven blijven hun rekeningen wel sturen en de Tweede Kamer weet amper wat er aan de hand is. Die laatste conclusie trekt het CDA ook. De commissie-Elias, die ooit in opdracht van de Kamer naar de ICT-projecten heeft gekeken, heeft gezegd dat de Kamer recht heeft op een samenhangende rapportage over alle lopende projecten. Is die er nu? Nee. Dus kunnen we hier in de Kamer amper controleren. Dat wordt, ook als je naar Het Financieele Dagblad kijkt, wel de hoogste tijd.

Daarom heb ik een aantal vragen aan de minister. Ten eerste: kent de minister een aantal projecten die wél binnen het begrote bedrag en binnen de afgesproken termijn zijn opgeleverd en die ook nog werken? Ik zou zeggen: als u er drie kunt noemen, zijn we al een hele stap verder. Wordt het niet eens tijd, zo vraag ik de minister, om de Tweede Kamer voortaan jaarlijks een totaaloverzicht te geven van alle projecten en van hoe die lopen in plaats van een overzicht per ministerie, dat we vaak krijgen, of een rapportage als zich weer een incident voordoet? Nu is er een soort dashboard gemaakt dat we online kunnen bekijken, maar daarop lees je niet waarom iets is misgelopen. Dus die gegevens kloppen ook niet altijd. De Auditdienst Rijk heeft gezegd — dit is mijn laatste vraag, voorzitter — dat de administratie per ministerie verschilt en dat we dus ook niet kunnen zeggen dat de cijfers die de Kamer heeft, dat dat overzicht wel klopt. Het wordt echt tijd dat dat totaaloverzicht er komt.

De voorzitter:
Ik geef nu het woord aan de minister.

Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Elk jaar biedt mijn collega van BZK de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk aan. Die rapportage bevat ook het overzicht van grote projecten met een ICT-component van meer dan 5 miljoen euro. Die lijst, waarop de heer Van der Molen doelt, heeft Het Financieele Dagblad gebruikt. Vooropgesteld: de minister van Binnenlandse Zaken is niet verantwoordelijk voor die projecten, maar de afzonderlijke ministers zijn en blijven zelf verantwoordelijk. Het is juist dat de projecten duurder zijn geworden, zoals in het artikel in Het Financieele Dagblad wordt gesteld. Het bedrag van in totaal ongeveer 1 miljard is ook juist. Dat duurder worden is ten opzichte van eerdere schattingen, soms ook van zeer vroeg, van de beginperiode van een project. Uit het onderzoek van professor Verhoef blijkt dat de schattingskwaliteit van de overheid redelijk op orde is. Dat zijn doorrekeningen uit 2011 en 2013. Aan de hogere kosten kunnen meerdere redenen ten grondslag liggen. Het zegt niet dat projecten mislukt zijn. Nieuwe inzichten of uitbreidingen van projecten kunnen daarvan een oorzaak zijn, of ook onvoorziene omstandigheden, die op zichzelf ook als "onvoorzien" te rechtvaardigen zijn. Het is van belang om doorlooptijden zo veel mogelijk te beperken en projecten in omvang en budget zo klein mogelijk te houden. Dat is een van de lessen van de commissie-Elias, evenals van de commissie BRP. Een andere is dat ICT-projecten zo moeten worden ingericht dat in kleine en beheersbare stappen naar een einddoel kan worden toegewerkt.

De voorzitter:
En nu het antwoord op de vragen van de heer Van der Molen.

Minister Grapperhaus:
Ja. De heer Van der Molen heeft onder andere gevraagd naar het dashboard. Dat geeft niet alleen een overzicht per organisatie, maar ook van de betrokken bedrijven. De gedachte van een jaarlijks totaaloverzicht zal ik meegeven aan de minister van Binnenlandse Zaken. Het is aan Binnenlandse Zaken om daar bij uw Kamer op terug te komen.

De heer Van der Molen (CDA):
Ik weet dat hier de minister van Justitie en Veiligheid zit omdat de betrokken staatssecretaris elders is. Ik neem aan dat het kabinet de Kamer in ieder geval op de hoogte stelt van hoe de staatssecretaris reageert op het verzoek om een totaaloverzicht te maken. Want als de Auditdienst Rijk zelf in zijn rapportage zegt dat het overzicht wellicht niet klopt, waar moeten wij als Kamer dan van uitgaan bij het beoordelen van een aantal misgelopen projecten? En zou het bij zo'n project geen standaardafspraak moeten zijn dat we stoppen op het moment dat het fout loopt? Nu wordt het elke keer toch weer doorgezet en wordt het toch weer langer en duurder. Zou de standaardafspraak niet gewoon moeten zijn: we stoppen, tenzij het er goed uitziet?

Dan heb ik nog een vraag over de bedrijven die betrokken zijn. Op de website komen een aantal bedrijven langs, zoals Capgemini, Atos, IBM, KPN en Ordina. Dat lijstje wordt alleen maar groter. In 2017 zijn deze bedrijven met nog meer projecten aan de slag gegaan en werden er nog meer rekeningen naar het Rijk gestuurd. Nu de minister de staatssecretaris toch een vraag voorlegt namens mij, wil hij hem dan ook vragen om per bedrijf een overzicht te geven van hoe het met de projecten zit? Want ik ben wel benieuwd of er een aantal notoire bedrijven tussen zitten, waarvan projecten continu ontsporen.

Ik heb nog een laatste vraag aan de minister. Het BIT is een begrip. Dat is het bureau dat toezicht moet houden op onze ICT-projecten. Naar aanleiding van het artikel in Het Financieele Dagblad werd opnieuw gevraagd: hoe onafhankelijk is dat nou, zo'n bureau dat binnen het ministerie van Binnenlandse Zaken zit? Nou is er onlangs een aangelegenheid geweest waardoor het BIT tijdelijk bij een andere directie binnen Binnenlandse Zaken is ondergebracht. Dat had te maken met een relatie tussen de CIO van het Rijk en de manager van het bureau. Zou dat niet gewoon zo moeten blijven, dus geen tijdelijke voorziening moeten zijn? Zou het niet bij een andere directie moeten komen, zodat de onafhankelijkheid ook beter gewaarborgd wordt?

Minister Grapperhaus:
Om met dat laatste te beginnen: voor het eind van dit jaar zal er een besluit worden genomen over de definitieve ophanging van het BIT voor de periode na 1 januari 2019. Mij lijkt dat we moeten afwachten hoe dat precies gaat gebeuren.

Dan het punt van de bedrijven. Die krijgen de opdrachten toegespeeld via openbare aanbestedingen. Dat is een transparant proces. Die bedrijven staan genoemd op het dashboard. Ik zal zeker overbrengen aan de staatssecretaris dat u heeft aangegeven dat u daar ook iets over wil lezen in het totaaloverzicht. Dat zal ik hem meegeven, maar in beginsel is er dus wel transparantie over de bedrijven die de opdrachten krijgen.

Dan het punt van het durven stoppen. De staatssecretaris van BZK heeft naar aanleiding van de commissie BRP toegezegd dat de CIO Rijk de lessen van die commissie rijksbreed onder de aandacht gaat brengen, waaronder het punt van het durven om op enig moment het besluit te nemen om te stoppen.

De voorzitter:
Dank u wel. En dank u wel, meneer Van der Molen.

Dan de heer Van Rooijen of de heer Alkaya. Wie was eerst? De heer Alkaya namens de SP.

De heer Alkaya (SP):
Als ik mijn badkamer laat renoveren en de aannemer op een gegeven moment aangeeft dat het project niet op tijd af komt, maar dat hij vanaf dat moment wel per uur betaald wil worden, dan zou het toch krankzinnig zijn als ik daarmee akkoord ga? Toch is dat wel wat er bij de rijksoverheid gebeurt. Bij de rijksoverheid missen wij de kennis om IT-bedrijven te kunnen afrekenen op resultaten, waardoor wij per uur blijven betalen voor projecten die nooit af zullen komen. Wat gaat de minister aan deze situatie veranderen?

Minister Grapperhaus:
De lessen die uit de commissie BRP zijn te trekken, zijn nadrukkelijk onder de aandacht van alle ministeries gebracht, zoals gezegd. Die worden ook in de praktijk gebracht. We zullen in de nabije toekomst moeten gaan toetsen of die inderdaad op een wijze worden opgepakt die daarmee voor honderd procent in overeenstemming is. Daar hoort natuurlijk ook bij dat er goed wordt gestuurd op een evenwichtige, aan de markt gerelateerde prijs. Daar heeft u helemaal gelijk in.

De voorzitter:
En BRP staat voor Basisregistratie Personen. Ik zeg dit even voor de mensen die deze afkortingen niet kennen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik ben blij met de aandacht van de CDA-fractie voor dit probleem. Ik heb het FD-artikel uiteraard ook met zorg gelezen. Zes weken geleden stemde het CDA nog tegen een motie van 50PLUS —- en het kabinet verzette zich daar ook tegen — om de meerwaarde te onderzoeken van een ICT-vakminister. Kan ik ervan uitgaan dat, gelet op deze misère, het kabinet alsnog bereid zal zijn om de noodzaak van een vakminister te onderzoeken? En kan het CDA dat ook ondersteunen? Op die manier kan vastgesteld worden wat de meerwaarde van een ICT-vakman is.

De voorzitter:
Dank.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Er is weer 1 miljard over de balk gegooid. Volgens de minister van Financiën zou het maar 2 fte kosten om een minister te ...

De voorzitter:
Ja, dank u wel.

Minister Grapperhaus:
Ik heb in mijn eerstetermijnantwoord aangegeven dat het beslist niet zo is dat er 1 miljard euro over de balk is gegooid. De overschrijdingen hebben voor een belangrijke mate te maken met uitbreidingen van projecten of met op zichzelf onvoorziene omstandigheden die nog steeds te rechtvaardigen zijn om daar in een project op door te gaan. Dat is één. En twee. Dit kabinet heeft een evenwichtige samenstelling qua inhoudelijkheid. De ICT van de overheid is nu juist goed belegd bij Binnenlandse Zaken, ook door middel van deze CIO Rijk, die ervoor zorgt dat ministeries wel degelijk ter harte nemen waar het om gaat en wat door die commissies is geadviseerd. Dat lijkt me een voldoende antwoord op uw vraag.

De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, ik waarschuw u. Als u nog een vraag stelt, kan mevrouw Van Brenk straks helemaal niks meer zeggen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
U hoeft mij niet te waarschuwen, want ik was niet van plan om een vraag te stellen.

De voorzitter:
O. U maakte zo'n gebaar. Nee, dan is het goed.

De heer Middendorp (VVD):
Het is interessant dat we nu over rijksbrede getallen praten voor ICT-overbudgettering. Ik had ze nog niet gehoord. De commissie-Elias heeft geschat dat ongeveer tussen de 1 miljard en 5 miljard per jaar verspild wordt aan ICT-projecten. Ik wilde de minister graag vragen of dit extra miljard erbij komt of dat die ons gaat helpen om de schatting van wat er extra wordt uitgegeven aan ICT door de overheid aan te scherpen?

Minister Grapperhaus:
Ik denk dat het uitgangspunt is dat de rijksoverheid die schattingen in de komende jaren moet gaan aanscherpen.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):
1 miljard is echt heel veel geld, belastinggeld. Om te kunnen controleren welke kant het opgaat met de besteding daarvan hebben burgers net als wij recht op informatie en bescherming, ook van de uitgaven. Is de minister het met mij eens dat we een mooie rapportage van al die ICT-projecten verdeeld over alle departementen moeten maken, zoals de commissie-Elias heeft toegezegd? De minister haalde de auditdienst aan. De auditdienst doet dat echter achteraf. We zouden graag willen dat aan de Kamer vooraf wordt gerapporteerd.

Minister Grapperhaus:
Om te rapporteren over dingen die nog moeten komen, lijkt mij een wat ingewikkeld gegeven. Ik denk overigens dat er rapportages zijn. De Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk is uiterst transparant. Uiteindelijk is die gewoon geraadpleegd door Het Financieele Dagblad. Ik zal de gedachte van de heer Van der Molen ten aanzien van een mogelijk andersoortig jaarlijks overzicht overbrengen aan de staatssecretaris en de minister van BZK. Die komen daar bij de Kamer op terug.

De voorzitter:
Mevrouw Özütok, tweede aanvullende vraag.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik wilde nog even ingaan op de positie van het BIT. Er komen steeds meer opdrachten, omdat er door het BIT ook wordt gekeken naar de digitalisering van andere departementen. Is de minister met ons van mening dat we moeten kijken naar de positie van het BIT en dan niet alleen naar de aanhaking, maar ook naar de inhoudelijke kant en de sterkte?

Minister Grapperhaus:
Ik heb aangegeven dat de staatssecretaris eind van dit jaar, begin volgend jaar zal kijken naar de definitieve ophanging. Waar zou BIT nou precies moeten plaatsvinden? Ongetwijfeld zal bij die toets ook gekeken worden of er aanleiding is om nog bepaalde andere dingen in de organisatie aan te passen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Iedere keer als het misgaat met ICT-projecten staat de overheid er gekleurd op en vragen belastingbetalers zich af of dit nu hetgeen is waar ze het geld aan uitgeven, maar de gevolgen kunnen ook nog groter zijn dan dat. Dus ik wil graag aan de minister vragen of het kabinet het acceptabel vindt dat als gevolg van ICT-projecten die niet gaan zoals gepland, er risico's of gevaren ontstaan voor mens en dier.

Minister Grapperhaus:
Vooropgesteld zij, dat niet gezegd is dat ICT-projecten misgaan. Waar we het vandaag over hebben, is dat er sprake is van een overschrijding van de totale projectkosten, rijksbreed. Daar heb ik ook een toelichting op en een uitleg over gegeven. Als u het heeft over de veiligheid van mens en dier, dan spreekt het vanzelf dat in het kader van ICT-projecten en de aanbesteding daaromtrent daarnaar ook gekeken zal worden.

De voorzitter:
Tweede aanvullende vraag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat is slim geformuleerd maar dat was mijn vraag niet. Mijn vraag was of het kabinet het acceptabel vindt dat de veiligheid van mens en dier als gevolg van ICT-projecten die meer tijd en meer geld kosten dan begroot, in gevaar komt. De tweede vraag zou dan natuurlijk zijn of het kabinet uitsluit dat dit gebeurt. Dus ik wil graag een helder antwoord op die vragen. Vindt het kabinet het acceptabel en kan het dit uitsluiten?

Minister Grapperhaus:
Zeker als ik kijk naar mijn eigen portefeuille van Justitie en Veiligheid, dan is het zo dat de overheid ervoor is om ervoor te zorgen dat burgers en dieren in de samenleving een veilig bestaan hebben. Dat is uitgangspunt één. Uitgangspunt twee is dat bij het aanbesteden en vervolgens managen van de uitvoering van ICT-projecten natuurlijk in de gaten moet worden gehouden of door dingen die bijvoorbeeld misgaan in de uitvoering, er geen gevaren voor de maatschappij, voor bepaalde individuen of voor individuele dieren ontstaan.

De heer Azarkan (DENK):
Ik denk dat het verstandig is om met name te kijken naar de oorzaken. Reeds op 29 november 2007 heeft de Algemene Rekenkamer daar een prima analyse van gemaakt. En die is dat het mislukken van de ICT-projecten met name komt omdat de overheid vaak te ambitieus en te complex te werk gaat, waarbij politieke, organisatorische en technische factoren meespelen, dus dat het eigenlijk gewoon niet kan. Dus we beginnen elke keer aan een technisch complex project en vervolgens is er geen balans tussen ambities, beschikbare mensen, tijd en middelen. Daardoor komen we elke keer op hetzelfde punt uit. Wat is er met die aanbeveling, waarvan het toenmalige kabinet zei die te zullen omarmen, gebeurd?

Minister Grapperhaus:
De grootste gemene deler bij ICT-projecten is dat ICT vaak een voortschrijdende ontwikkeling heeft. Dat betekent dat als er gaande dat project gedurende meerdere jaren nieuwe inzichten kunnen ontstaan, die tot voordeel van de uitvoering van zo'n project strekken. Dat betekent dus dat je altijd bereid moet zijn om de horizon en de doelstellingen van je project enigszins bij te stellen en misschien zelfs in verdere mate, omdat er in de technologie voor het project gunstige ontwikkelingen kunnen zijn. Als we dat met elkaar hebben vastgesteld, ontslaat ons dat als rijksoverheid of departementen overigens niet van een goed huisvaderschap wat betreft het managen van die projecten. Tegelijkertijd moeten we niet te verlegen zijn om in sommige situaties te zeggen: het is goed dat we deze nieuwe ontwikkelingen ook meenemen in het project, ook al kost dat misschien meer geld.

De voorzitter:
Tweede vraag, meneer Azarkan.

De heer Azarkan (DENK):
Het is een prachtig antwoord maar geen antwoord op mijn vraag. Ik stelde een simpele vraag. Als uit onderzoek blijkt dat we vaak te complexe projecten willen uitvoeren die in één keer al onze ambities willen realiseren, dan zegt de Algemene Rekenkamer dat dit gedoemd is te mislukken. Dus misschien moet je je ambitieniveau wat bijstellen of moet je het misschien iets minder complex maken. Mijn vraag is of dat ook wordt meegegeven als het gaat om het afwegen van welke projecten we doen.

Minister Grapperhaus:
Ik zal het heel kort beantwoorden. Dat ambitieniveau kan dus in de loop van je project anders worden, bijgesteld worden doordat er allerlei nieuwe ontwikkelingen zijn. Ik heb net gezegd: dat neemt niet weg dat je nog steeds vanaf het begin als een goede huisvader moet inschatten of de doelstellingen realistisch zijn.

De voorzitter:
Dank u wel.

Vragen Westerveld

Vragen van het lid Westerveld aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht "Geen geld meer om leerlingen te helpen met werk zoeken".

De voorzitter:
Dan is nu aan de orde: de vraag van mevrouw Westerveld namens GroenLinks aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die ik van harte welkom heet, over het bericht "Geen geld meer om leerlingen te helpen met werk zoeken".

Het woord is aan mevrouw Westerveld namens GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ruim 66.000 leerlingen gaan naar het voortgezet speciaal onderwijs of naar een praktijkschool. Dit zijn leerlingen die het vaak wat moeilijker vinden om te leren. Veel van deze leerlingen krijgen ook geen diploma, want dat kent het praktijkonderwijs niet. Kortom, dit is een groep die extra aandacht verdient. Juist voor deze leerlingen moeten we klaarstaan om ze goed onderwijs aan te bieden in kleine klassen en ze op weg te helpen naar de arbeidsmarkt. Deze leerlingen worden bijvoorbeeld geen advocaat, maar vakkenvuller in een supermarkt. Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en praktijkscholen doen geweldig werk. Ik ben onlangs zelf op bezoek geweest bij een praktijkschool en heb daar ook gezien hoe leraren hun leerlingen op alle mogelijke manieren helpen.

Via een subsidieregeling van de Europese Unie wordt 363 miljoen euro uitgekeerd voor zeven jaar. Deze pot wordt beheerd door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en is bedoeld om leerlingen naar werk te helpen. Scholen voor praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, en gemeenten ook, kunnen subsidie aanvragen. Dat geld wordt gebruikt om leerlingen bijvoorbeeld in contact te brengen met werkgevers, of om opleidingscertificaten te halen, want dat zit niet in de reguliere bekostiging. Die regeling loopt van 2014 tot 2020, maar nu blijkt het geld al op te zijn. Dat betekent dat een hele grote groep leerlingen de dupe wordt. Dat betekent ook dat er mensen ontslagen worden; mensen die juist de leerlingen helpen met het vinden van werk en met het in contact brengen met werkgevers, zodat ze een toekomstperspectief hebben na school. Bovendien rekenen scholen op dit bedrag. Die hebben nu een gat op de begroting.

Voorzitter. Ik zou de staatssecretaris graag willen vragen of ze het met me eens is dat we juist deze groep leerlingen moeten begeleiden naar werk. Ik zou de staatssecretaris ook willen vragen hoe dit kan. Hoe kan het nou dat er zó'n grote rekenfout is gemaakt? En waarom is het bedrag niet evenredig verdeeld, maar na een paar jaar al op? Hoe gaat het ministerie dit oplossen? En ik zou de staatssecretaris willen vragen of zij op korte termijn met de scholen in gesprek wil gaan om een oplossing te vinden.

De voorzitter:
Dan is nu het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Ark:
Voorzitter, dank u wel. Dank ook aan mevrouw Westerveld voor haar vraag en zeker ook voor de complimenten die zij heeft gegeven aan het praktijkonderwijs. Ik herken de bevlogenheid waarmee zij leerlingen voor wie het niet altijd even makkelijk is aan het werk wil helpen. Ik denk dat we met elkaar de ambitie delen dat we de schouders eronder willen zetten om het mogelijk te maken om te participeren, ook voor kwetsbare mensen, en dan in het bijzonder kwetsbare jongeren.

Dat doen we op verschillende manieren: via reguliere gelden, maar ook via additionele gelden. Eén zo'n additionele financieringsbron is het ESF, het Europees Sociaal Fonds. Terecht geeft mevrouw Westerveld aan dat er zo'n 363 miljoen beschikbaar is voor zeven jaar. Dat is meer dan de helft van het budget van het ESF. In de afgelopen decennia, bijna 60 jaar lang, is het zo geweest dat er geld overbleef. Er werd in meerdere tijdvakken gewerkt en het geld dat overbleef, werd dan in een derde tranche gestopt. Het is eigenlijk voor het eerst — je zou kunnen zeggen: de regeling is bijzonder succesvol — dat het geld in twee vakken al op is. We zagen dat aankomen, dus we hebben wat dat betreft ook een winstwaarschuwing afgegeven. We zagen gebeuren dat een derde tranche niet mogelijk zou zijn. Dat is natuurlijk buitengewoon jammer, want we zien inderdaad dat hier heel waardevol werk wordt gedaan.

Maar zeker ook omdat het om een additionele geldstroom gaat en er ook reguliere mogelijkheden zijn om dit te doen, heb ik toch de hoop dat we dit goede werk voort kunnen zetten. Ik ga daar zeker ook over in gesprek met de sector, met de scholen. Dat lukt helaas niet meer voor het zomerreces. We hebben uiteraard wel al contacten gehad vanuit het ministerie, maar ik zal dat ook persoonlijk doen, na het zomerreces, zodat we met elkaar aan deze ambitie vorm kunnen blijven geven.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank, voorzitter en dank aan de staatssecretaris voor de reactie. De staatssecretaris zegt dat het heel succesvol is, maar daar maak ik dus uit op dat dit geld ook nodig is. Bovendien hoor ik van de scholen dat er een inschattingsfout is gemaakt. Een rekenfout dus, waar het ministerie voor verantwoordelijk is. Wat we nu zien, is dat kwetsbare leerlingen en scholen de dupe worden van de fout die is gemaakt. Ik zou de staatssecretaris nogmaals willen vragen wat zij gaat doen om dit op te lossen. Ik wil haar ook vragen of er mensen moeten worden ontslagen op deze praktijkscholen. Zo ja, weet ze om hoeveel mensen het gaat?

Voorzitter. Vanaf 2021 komt er weer een nieuwe programmaperiode aan en kan er dus weer opnieuw subsidie worden gevraagd. Ik vraag de staatssecretaris wat dit dan betekent. Betekent het dat scholen en gemeenten de programma's waarin nu veel tijd en aandacht is gaan zitten, een paar jaar moeten stoppen om ze dan straks weer opnieuw op te starten? Wat betekent dat voor de expertise? Gaat die nu helemaal verloren?

Voorzitter. Ik heb natuurlijk ook gesproken met de mensen van de gedupeerde scholen zelf. Zij geven aan dat er vorige week een gesprek zou zijn met de staatssecretaris, maar dat dit gesprek twee dagen van tevoren is afgezegd. Ik wil de staatssecretaris nogmaals vragen of ze bereid is om voordat de zomer begint — die begint al snel, dat weet ik — met deze scholen in gesprek te gaan om te kijken naar een oplossing.

Staatssecretaris Van Ark:
Voorzitter. Misschien is het goed om aan te geven dat het geld beschikbaar is voor zeven jaar. Dat is inderdaad een flinke hoeveelheid geld: de 363 miljoen waarover mevrouw Westerveld het had. Het geld heeft een plafond. Dit budget is het, dus er was niet meer geld bij gekomen. We hebben de scholen de mogelijkheid gegeven om het geld over een langere tijd uit te smeren. We hebben de horizon wat dat betreft dus wel verlengd. Ook hebben we met elkaar nog reguliere middelen om onze schouders onder deze ambitie te zetten. In de afspraken die we met gemeenten hebben gemaakt, hebben we het ondersteunen van kwetsbare jongeren om ze te laten participeren en te laten werken als topprioriteit benoemd. Daarmee is er een gezamenlijke inspanning vanuit SZW en vanuit de gemeenten mogelijk, ook met de middelen die gemeenten daarvoor hebben.

Inderdaad heb ik helaas het persoonlijke gesprek dat ik zou hebben, moeten afzeggen wegens andere drukke werkzaamheden, want het is een drukke laatste Kamerweek. Ik ga mijn best doen om dat voor de zomer te doen, maar er is in ieder geval direct na het zomerreces een persoonlijk gesprek gepland om te kijken wat we wel met elkaar kunnen doen.

Als het gaat om de periode na 2021, liggen er op dit moment ook gesprekken voor in Europa. Er wordt ook onderhandeld over de hoogte van het bedrag en over de aanwending van het bedrag. Vervolgens kunnen we ook in Nederland gaan kijken hoe we die aanwending gaan doen. Ik kan mij goed voorstellen dat we de inclusieve arbeidsmarkt, waar ook deze ESF-gelden een bijdrage aan willen zijn, een belangrijke prioriteit zullen blijven vinden, maar ik denk ook dat we daarvoor het geëigende proces zullen moeten blijven doorlopen.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Weer dank aan de staatssecretaris voor de reactie. Ik hoop ook dat het nog lukt om voor de zomer een gesprek te hebben, zodat het na de zomer hopelijk duidelijk is voor deze scholen, maar vooral ook voor de leerlingen.

Ik heb nog wel een vraag over de gemeenten. De staatssecretaris zegt nu de scholen te vragen om met de gemeenten erover in gesprek te gaan. Dat horen we hier in de Tweede Kamer vaker, dat er landelijk een probleem is en er wordt gezegd: nou, ga maar naar de gemeenten. Ik vraag de staatssecretaris of dit nou betekent dat al die afzonderlijke scholen bij al die afzonderlijke gemeenten moeten vragen of ze wat extra geld kunnen krijgen. Verwacht ze dat dit succesvol kan zijn?

Staatssecretaris Van Ark:
Ik hecht inderdaad aan duidelijkheid. Daarom heb ik het gesprek van vorige week wel door laten gaan met een hele deskundige afvaardiging van het ministerie. Ik ga mijn best doen, zoals ik heb gezegd. In ieder geval heb ik niet geprobeerd om het weg te schuiven, maar heb ik geprobeerd aan te geven dat er naast deze additionele geldstroom natuurlijk ook reguliere infrastructuur ligt. Daarvoor zijn de gemeenten een belangrijk aanspreekpunt. We zien dat gemeenten ook in arbeidsmarktregio's veelal samenwerken. Daar ligt de komende tijd ook nog een inspanning om vanuit SZW met de gemeenten samen te werken. Ik hoop ook dat we met elkaar in ieder geval de infrastructuur kunnen behouden en ook in de toekomstige tranche weer een mooie inzet kunnen verwachten.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik naar de heer Van der Staaij namens de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Iedereen gunt deze leerlingen kansen op een mooie baan. Tegelijkertijd zitten heel veel werkgevers te springen om mensen. Dan kan het toch niet zo zijn dat een tekort op Europese geldpotjes ertoe leidt dat minder jongeren uiteindelijk een baan krijgen? Mijn vraag aan de staatssecretaris is dus of zij, hoe het ook precies met de financiering zit, kan toezeggen dat dit gedoe niet zal leiden tot een vermindering van de arbeidsmogelijkheden van deze leerlingen.

Staatssecretaris Van Ark:
Voorzitter, ik ben eigenlijk heel erg blij met de vraag van de heer Van der Staaij, want die geeft mij nog even de mogelijkheid om te benadrukken dat er zo'n 100.000 jongeren betrokken zijn bij de gelden waar we het zojuist over hadden en daardoor een stage of een baan hebben gekregen. Deze week zagen we ook dat de banenafspraak door de markt en de publieke sector gezamenlijk meer dan gehaald is. De signalen van werkgevers zijn ook: we hebben echt iedereen nodig en we zijn bereid te investeren in mensen. In de beantwoording van deze vraag heb ik het over de additionele geldstroom gehad. Dat laat onverlet dat we met andere additionele projecten dan wel met alle reguliere middelen die we hebben, keihard door blijven werken om deze doelstellingen te halen, want ik ben het met de heer Van der Staaij eens: zeker in deze tijd moet het toch mogelijk zijn om iedereen een plek te geven op deze arbeidsmarkt? Daar gaan we voor.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ik denk dat Kamerbreed wordt onderschreven dat we al deze jongeren willen helpen, dus dat die gelden ook van groot belang zijn. Is de staatssecretaris dan ook bereid om te kijken of het mogelijk is zelf geld bij te leggen om de periode tot 2021 — of wellicht lukt het eerder in Europa — te overbruggen?

Staatssecretaris Van Ark:
Het geld is beschikbaar gesteld voor de periode van zeven jaar, terwijl we het nu in kortere tijd hebben uitgegeven. Maar er zat sowieso een plafond aan dit budget. Het is dus helaas geen mogelijkheid voor deze geldstroom. We hebben wel met gemeenten afgesproken dat we de komende periode een topprioriteit gaan maken van het aan het werk helpen van mensen die een kwetsbare positie hebben op de arbeidsmarkt. Alle colleges zijn zo langzamerhand gevormd, dus we kunnen daar ook mee aan de slag.

De heer Kwint (SP):
Het is wel enigszins cynisch: in Brussel wordt er soms met gemak met miljarden gesmeten, en nu is het geld juist voor deze groep in één keer op. Vindt de staatssecretaris niet dat deze taak, het naar werk begeleiden van een kwetsbare groep vanuit het praktijkonderwijs en vanuit het speciaal onderwijs, in principe vooral onze taak zou moeten zijn? Zij zegt: er komen additionele plannen. Maar ze gaf geen antwoord op de relevante vraag van de heer Gijs van Dijk: gaat het Rijk daar dan ook voor betalen?

Staatssecretaris Van Ark:
Ik heb in heel korte bewoordingen geprobeerd om de infrastructuur te schetsen waarmee we werken. Die loopt voor een heel groot deel via gemeenten. Gemeenten hebben daar ook middelen voor beschikbaar. Die middelen mogen ze ook onderling verschuiven. Als ze een praktijkschool of een school voor speciaal onderwijs hebben of veel leerlingen van die scholen hebben, dan kunnen ze daar ook extra op inzetten en dan kunnen ze maatwerk bieden. Daarnaast hadden we een additionele geldstroom. We hebben het ESF-geld voor Nederland bestemd voor een inclusieve arbeidsmarkt. Ik denk ook dat het goed is dat we met elkaar blijven kijken of we dat in de toekomst weer gaan doen. Maar die onderhandelingen worden in Brussel gedaan. Het is niet aan het Rijk om allerlei specifieke financieringsstromen te maken, maar het is wel aan ons om samen met gemeenten te kijken waar we de prioriteiten handen en voeten kunnen geven.

De voorzitter:
Dank u wel.

Ik zie dat de minister van Infrastructuur en Waterstaat aanwezig is voor de volgende vraag. Welkom.

Vragen Sienot

Vragen van het lid Sienot aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht "Droogte-alarm waterbedrijven: geen badjes, niet sproeien, kort douchen".

De voorzitter:
We gaan naar de heer Sienot namens D66 voor zijn vraag over het droogte-alarm van waterbedrijven.

De heer Sienot (D66):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. De gevolgen van extreem weer zien we steeds vaker in Nederland. Onlangs nog kwamen de modderstromen huiskamers in Limburg binnendenderen. In Zeeland had het verkeer enorme overlast doordat de wegen blank stonden. En ook in het noorden van het land stonden kelders blank. Het is nog niet voorbij, of we zien nu alweer dat een enorme periode van droogte, recorddroogte, heel Nederland in zijn ban houdt. Niet voor niks zeg ik "heel Nederland", want afgelopen vrijdag kregen we het bericht dat aan maar liefst 6 miljoen huishoudens wordt gevraagd om zuiniger met water te zijn: minder kinderbadjes, minder sproeien, zuinig zijn met douchen. Kortom, het raakt ons allemaal.

Klimaatverandering is nu al volop aan de gang, en we zien de gevolgen daarvan. We moeten ons daar nu ook op voorbereiden, want dit is het begin. Het is geen incident. We gaan steeds vaker heftiger weer zien. Het heftige weer dat voor 2050 werd voorspeld, zien we nu al. Mijn eerste vraag aan de minister is daarom: is zij het met D66 eens dat we zo snel mogelijk maatregelen moeten nemen, zodat we beter kunnen omgaan met klimaatverandering, ook als het gaat om een lange periode van droogte en hittestress? Is de minister bereid om dit al bij de begroting voor 2019 te regelen?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank. Dan geef ik nu het woord aan de minister.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel, voorzitter. De heer Sienot slaat de spijker op zijn kop. De klimaatverandering komt aan alle kanten in rap tempo op ons af. We hebben het inderdaad gezien met de wateroverlast naar aanleiding van hevige hoosbuien op verschillende plekken in het land. Nu zorgt alweer geruime tijd de droogte voor problemen. Ik ben het met u eens dat we zeker zuinig met water moeten omgaan, dus de oproep die daartoe is gedaan door de waterschappen, door Rijkswaterstaat en door alle deskundigen, zou ik van harte willen onderstrepen. Ga toch niet je auto wassen in de piekuren op die warme momenten. Het is ook helemaal niet fijn, want van het stof wordt die toch meteen weer smerig. Douche niet te lang; houd er, kortom, volop rekening mee.

Zo spoedig mogelijk maatregelen nemen: in de piekuren niet het waternet onnodig belasten, is iets wat mensen zelf kunnen doen. We hebben gezamenlijk met de waterschappen ook 400 miljoen ter beschikking voor de droogte. Daar steekt het Rijk 150 miljoen in en de partners de rest. Dus er loopt al een plan van aanpak ten aanzien van het zoetwater, want dat zit gewoon al in het Deltafonds. Wateroverlast kunnen we niet uit het Deltafonds betalen. Zoals u weet heb ik vorige week in het algemeen overleg Water — daar had ik de Kamer ook een brief over gestuurd — aangekondigd dat ik graag het Deltafonds wil openbreken, door met uw Kamer een wetswijzigingstraject in gang te zetten om toch ook dekking voor wateroverlast uit het Deltafonds mogelijk te maken. Hittestress is een probleem dat daar ook bij hoort. Dat klinkt gek, maar dat is natuurlijk ook onderdeel van de klimaatadaptatie. Er zijn nu gemeenten bezig met een stresstest. 5 miljoen stimulering hebben we daar sowieso al voor en ik heb de Kamer tijdens datzelfde algemeen overleg ook voorgesteld om voor de jaren 2019 en 2020 nog 10 miljoen extra voor de koploperprojecten ter beschikking te stellen.

Dat is eigenlijk de aanpak die ik voor ogen heb om zo snel mogelijk hiermee aan de slag te kunnen.

De heer Sienot (D66):
Dank. Ik hoor de minister heel duidelijk zeggen dat ze dit probleem ook heel serieus neemt. Dat is maar goed ook, want het komt eraan en het is nu ook al om ons heen. We hebben er gewoon last van. Ik begrijp heel goed dat de minister nu op een pot met goud zit, maar het voedsel verdort, de schepen lopen vast en de natuur staat in brand. Dan kun je niet op je handen blijven zitten. Daarom nogmaals de vraag: kunnen we ook al wat regelen bij de begroting voor 2019? Daar heb ik nog niet een heel concreet antwoord op gehoord. Het klimaat wacht niet op wetswijzigingen. Het klimaat wacht niet op onderzoeken. We moeten nu aan de slag! Daar zit ook mijn volgende vraag bij. De boeren gaan er, als het nog langer duurt, last van krijgen, want die mogen op korte termijn minder sproeien. De schippers kunnen er last van krijgen, want de vaarwegen zijn minder begaanbaar. Wat gaat de minister hier precies aan doen? Wat kan ze doen? En wat gaat de minister doen om de boeren en de schippers ook op wat langere termijn te helpen, zodat zij zich kunnen voorbereiden op deze stevige veranderingen? Kan de minister de Kamer hierover zo snel mogelijk informeren?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Allereerst zegt de heer Sienot dat ik op een pot goud zit. Die heb ik helaas zelf nog niet ontdekt.

De heer Sienot (D66):
Ik ook niet. Ik bedoelde juist níet op een pot met goud.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Vandaar dat we ontzettend hebben moeten sprokkelen en dat ik geen andere uitweg zie dan de Kamer voor te stellen om het Deltafonds open te breken om aan financiële middelen te komen. Dat moet dus met heel veel kunst- en vliegwerk. U zegt geen concreet bedrag gehoord te hebben voor 2019. Ik heb gezegd dat we naast de 5 miljoen stimulering die we al hadden, zowel voor de jaren 2019 als 2020, 10 miljoen hebben, maar dan moet ik echt in alle gaten en hoeken van het ministerie schrapen om dat bij elkaar te krijgen. Dat is, dacht ik, toch een heel concreet bod.

U vroeg ook naar de boeren en de schippers. Op dit moment lijkt de droogte voor de scheepvaart nog niet tot problemen te leiden. Bijvoorbeeld bij de Rijn gaat het pas bij een instroom van 1.000 kuub problematisch worden. We zitten nu op 1.200 en omdat het elders in Europa onweert — onder andere in Zwitserland is dat het geval — komt er weer wat naar ons toe, want het zijn regenrivieren. Dat lijkt goed te gaan, maar we zitten er bovenop en worden iedere dag geïnformeerd. Ook Rijkswaterstaat zit er bovenop om zo snel mogelijk, mocht dat nodig zijn, de scheepvaart te kunnen waarschuwen. Dat is vooralsnog niet aan de orde. Bij de boeren zit vooral de Unie van Waterschappen erbovenop, om de waterkwaliteit en de hoeveelheid zoetwater te bewaken. In sommige delen van het land is er inderdaad een beregeningsverbod ingesteld. En dan is er altijd nog het alternatief van grondwater, dat gebruikt kan worden. Ik ben ook heel blij dat we onlangs hebben besloten om het Peilbesluit IJsselmeer flexibel te maken. Er waren toen, voor die droogte, misschien wat sceptici in de zaal die dachten: is dat wel nodig? Ik denk dat we nu meteen zien waarom dat keihard nodig is, want, voor degenen die dat nog niet weten, het IJsselmeer is een derde van onze zoetwatervoorraad. Dat kan dus nog een belangrijke buffer zijn, naast het Markermeer. We houden het dus aan alle kanten in de gaten. En niet alleen wij, maar ook Rijkswaterstaat, de Unie van Waterschappen en de drinkwaterbedrijven. Iedereen is er continu mee bezig en houdt de vinger aan de pols. Zodra er extra maatregelen nodig zijn, zal ik dat uiteraard ook met uw Kamer delen.

De heer Sienot (D66):
Ik dank de minister voor haar antwoorden. Het is goed dat we het vandaag over extreem weer hebben gehad, want het blijkt duidelijk dat de klimaatverandering niet wacht op onze stresstesten en nu al plaatsvindt. De toezeggingen heb ik duidelijk gehoord. De minister gaat haar best doen om in 2019 te kijken wat er mogelijk is om al wat extra's te regelen binnen de bestaande richtlijnen. Voor de langere termijn krijgen we de wetsaanpassing. Dat is ook hartstikke goed. Graag zou ik nog willen vragen hoe we ook op lange termijn de vaarwegen wel begaanbaar houden. Ik hoor goed dat dat nu nog geen probleem is, maar dit is, zoals we al zeiden, het begin. Dit is geen incident, maar het nieuwe normaal. Hoe gaan we daar op lange termijn mee om, zodat de vaarwegen bevaarbaar blijven? Wordt dat meegenomen in de plannen?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik kan de heer Sienot geruststellen, want in het kader van het Deltafonds wordt iedere zes jaar het hele programma herijkt. We hebben op uw instigatie een keer een debat gehad over de zeespiegelstijging. De combinatie met mogelijkheden voor klimaatadaptatie zullen we dan zeker bekijken. In 2019 komt weer een nieuw rapport uit. Het KNMI laat daar weer alle nieuwe berekeningen op los. Voor het volgende Deltaprogramma zullen we natuurlijk proberen om zo veel mogelijk rekening te houden met de lange termijn.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Sienot. Dan mevrouw Van Brenk namens 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Als water aan de orde is, kan ik als ambassadeur voor water en sanitatie niet achterblijven. We zouden, niet alleen als het mooi weer is, heel veel bewuster moeten omgaan met water. De vraag is of dit niet ook een momentum is om aan te grijpen om een publiekscampagne te starten over "wees wijs met water", want de zorgen zijn er toch wel. Je ziet dat het van groot belang is dat mensen wat meer nadenken voordat ze de kraan opendraaien. Wat vindt de minister hiervan?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daar wordt ontzettend veel aan gedaan, door de drinkwaterbedrijven en door de waterschappen. Wij dragen daar ook aan bij. Ik noem de Week van Ons Water. Daarbij hebben we ook aandacht voor andere aspecten, zoals medicijnresten in het water. Je ziet ook dat heel veel ngo's daar ontzettend veel goed werk bij doen. Ik mocht vorige week bij de Volvo Ocean Race de Dutch Wavemakers zien. Dat is ook fascinerend. Die richten zich juist op de jeugd en zijn met de Volvo Ocean Race de hele wereld rondgegaan. Je ziet kinderen achter een zandbak waar ze water in gieten en dan moeten ze de huisjes droog zien te houden. Voor kinderen heb je ook het slootjesproject van IVN. Ik denk dat er in de hele maatschappij al mee wordt gedacht en waar nodig, zullen we dat vanuit het ministerie graag ondersteunen. U draagt daar met uw SDG en alles wat u daarvoor doet natuurlijk ook een steentje aan bij.

De voorzitter:
Dank u wel, minister.

Vragen Azarkan

Vragen van het lid Azarkan aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht "Douaniers VS op Schiphol stap dichterbij".

De voorzitter:
Dan de vragen van de heer Azarkan aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over mogelijke aanwezigheid van douaniers van de Verenigde Staten op Schiphol.

De heer Azarkan (DENK):
Voorzitter, dank. De temperatuur heeft er ook voor gezorgd dat ik mijn jasje thuis heb gelaten.

Voorzitter. "Schandalig, in strijd met onze waarden, walgelijk." Dat zijn zomaar wat reacties van Nederlandse politici op de moslimban van Donald Trump. Trump wilde geen mensen toelaten uit zeven islamitische landen. En wat schetst mijn verbazing? Gisteravond las ik dat Amerikaanse douaniers naar ons Schiphol komen. Daar gaan ze paspoorten controleren van reizigers die reizen naar de Verenigde Staten. Premier Rutte zei gisteren na het gesprek met Donald Trump dat de Amerikanen hier positief op gereageerd hebben. Afgesproken is om de volgende stap te zetten. Reikt de xenofobe en discriminatoire lange arm van Donald Trump nu tot in onze luchthavens? Werken wij mee aan zijn enggeestige "eigen volk eerst"-beleid dat juridisch eerst werd afgeschoten? Wordt de Muslim ban van Trump straks toegepast op ons Nederlands grondgebied? Dat is wat ik mij afvraag.

Voorzitter. Ik maak mij daar zorgen over. Het vorige kabinet deelde deze zorgen. De onderhandelingen over de douaniers werden door het vorige kabinet opgeschort vanwege het inreisverbod van president Trump voor die zeven moslimlanden. Toenmalig staatssecretaris Dijkhoff zei: er worden nu maatregelen genomen waar wij het niet zo mee eens zijn, en dan drukken we maar even op de pauzeknop. Op z'n welbekende nonchalante manier stopte hij dat verhaal. Mijn vragen aan de huidige staatssecretaris zijn de volgende. Klopt het dat weldra douaniers van de Amerikaanse regering gestationeerd zullen worden op Schiphol? Wat gaan deze douaniers nou precies doen? Wat zijn hun taken? Aan welke jurisdictie gaan ze deze toetsen? Wat is er op dit moment anders dan bij het vorige kabinet? Wat is er veranderd dat het nu wel gaat gebeuren?

Voorzitter, dat even als eerste vragen.

De voorzitter:
Dan is nu het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Harbers:
Voorzitter, dank u wel. Waar we het over hebben, is de mogelijkheid van preclearance, waarbij je, wanneer je op Schiphol door de Nederlandse grensbewaking bent gegaan, vervolgens door de Amerikaanse grens- en douanecontrole gaat, zodat je in Amerika binnenkomt als ware je een binnenlandse passagier. Daar wordt sinds enkele jaren over gesproken. Vanwege het inreisverbod dat begin 2017 was afgekondigd zonder nadere duidelijkheid wat dat zou omvatten en hoe dat gehandhaafd zou worden, zijn de onderhandelingen toen bevroren. Dat wil zeggen dat ze in de tussentijd op technisch ambtelijk niveau zijn doorgegaan. Dan gaat het bijvoorbeeld over zaken als de uitwerking. Hoe regel je dat precies op Schiphol? Hoe moet je dat technisch vormgeven? We hebben toen gezegd: als dat tot een einde nadert en je de onderhandelingen op politiek niveau moet doorzetten, dan melden we dat aan de Kamer.

De eerste vraag van de heer Azarkan was: klopt het dat ze weldra gestationeerd worden? Nee, dat is niet waar. Zo ver zijn we niet. Wat er wel aan de hand is, is dat we als kabinet twee weken geleden hebben gezegd dat we de onderhandelingen willen voortzetten op politiek niveau. Dat wil niet zeggen dat die onderhandelingen al een gelopen race zijn. Nederland had al een aantal voorwaarden. Moeten die Amerikaanse grenswachten op de luchthaven bewapend zijn? Wij willen dat niet. Hoe verhoudt het zich tot de Nederlandse privacywetgeving of de AVG? Wij willen ook een voorziening dat als er in de wetgeving in Amerika iets verandert, we de werking van de preclearance kunnen opschorten. Dat zijn allemaal zaken die we nog moeten bespreken.

Sinds we die brief aan de Kamer verzonden, is daar bij gekomen dat het hooggerechtshof in Amerika een uitspraak heeft gedaan over de toelaatbaarheid van het inreisverbod. We hebben als kabinet daar vervolgens van gezegd dat dat een extra zaak is die we daarbij in ogenschouw nemen. Met andere woorden, wij toetsen of dat in overeenstemming is met de nationale wet- en regelgeving en de internationale verdragen die hier in Nederland gelden. Daar hebben wij het antwoord nog niet op. Dat gaan wij nader uitzoeken. Dat is dus ook van invloed op de vraag of wij ooit tot overeenstemming kunnen komen met de Verenigde Staten over de preclearance.

De heer Azarkan (DENK):
Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording. Betekent dat nou dat wij eerst vragen aan de Amerikanen of ze bereid zijn om douaniers te leveren en dat wij dat gaan voorbereiden, terwijl we eigenlijk de meest wezenlijke vraag nog moeten beantwoorden: is dit niet in strijd met onze Grondwet en met internationale verdragen? Ik vraag aan de staatssecretaris: waarom deze omgekeerde weg? Waarom alvast het verzoek indienen, terwijl we eigenlijk de meest cruciale vraag nog moeten onderzoeken?

Staatssecretaris Harbers:
Die vraag ligt allang op tafel. Juist om dat tot een goed einde te brengen, betrekken wij ook deze vraag daarbij. Vanzelfsprekend wachten we niet totdat de onderhandelingen helemaal zijn afgerond om dan nog eens de vraag te beantwoorden hoe zich dat verhoudt tot de uitspraak van het hooggerechtshof. Dus op het moment dat wij daar duidelijkheid over hebben, betekent dat ook weer iets voor het al dan niet vervolgen van de onderhandelingen.

De heer Azarkan (DENK):
Werken wij daarmee niet mee aan de verdere stigmatisering van moslims en aan de verslechtering van de relatie met die zeven getroffen landen? Wat betekent dat voor de internationale betrekkingen? Wat gaat de Nederlandse regering dan doen om uit te sluiten dat het beleid zoals Trump dat voorstaat discriminerend uitwerkt?

Staatssecretaris Harbers:
Eén correctie, want de heer Azarkan gaf in zijn inleiding al aan dat het om zeven voornamelijk islamitische landen zou gaan. Inmiddels is die lijst veranderd. Daar zijn ook weer landen vanaf gegaan sinds het begin. Andere landen zoals Noord-Korea en Venezuela zijn eraan toegevoegd. Nogmaals, het kabinet beziet of dit in overeenstemming is met de Nederlandse wet- en regelgeving, omdat wij niet van plan zijn om mee te werken aan zaken die daarmee in tegenspraak zijn. Dat is in wezen dus ook het antwoord op de vraag van de heer Azarkan: nee, wij willen niet meewerken aan allerlei dingen die we in Nederland zelf ook niet zouden doen, maar we gaan de uitspraak van het hooggerechtshof daar nog op bestuderen en dan de vraag beantwoorden of dit verenigbaar is.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Azarkan. Dank u wel. O, er is nog een vraag van de heer Sjoerdsma namens D66.

De heer Sjoerdsma (D66):
Volgens mij wil inderdaad iedereen kortere rijen op Schiphol, maar niemand wil dat dat gebeurt door moslims uit die rij te halen. Daarom ben ik heel erg blij dat de staatssecretaris zo duidelijk is en zegt dat als er iets getekend wordt, dat in ieder geval in overeenstemming zal zijn met de Grondwet en de internationale verdragen. Ik ben het daar van harte mee eens. Ik zou hem ook willen vragen of de toets waarover hij het heeft, de toets van het recent door het hooggerechtshof genomen besluit, te zijner tijd aan de Tweede Kamer kan worden voorgelegd.

Staatssecretaris Harbers:
Vanzelfsprekend, want als ik dat hier aankondig, is dat sowieso al iets wat de Kamer te zijner tijd ook moet weten.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Natuurlijk moet het grondwettelijk in orde zijn, maar ik hecht ook aan het economisch belang. Kan de staatssecretaris daarop ingaan? Wat betekent dit voor de reiziger? Welke voordelen zitten eraan vast? Wat betekent dit voor de concurrentiekracht van Schiphol als hub over de oceaan?

Staatssecretaris Harbers:
In het kort. Het voordeel van de reiziger zal evident zijn, namelijk een veel snellere aankomst in Amerika. Op de luchthaven van vertrek moet je meestal toch al een tijd wachten en die wachttijd benut je als het ware meteen voor de inreiscontrole in het andere land. Dat is reistijdwinst, want dan kun je in Amerika zo doorlopen. Om die reden is dat concept ook niet nieuw. Het wordt al jaren toegepast in Canada. Het wordt ook toegepast in Europa, in Ierland. Er zijn ook andere landen in de wereld waar het wordt toegepast. Meerdere landen in Europa zijn met de Verenigde Staten in gesprek over deze vorm van preclearance. Zweden is recent tot overeenstemming gekomen met de VS. In andere Europese landen lopen die besprekingen. Dat is in wezen dus ook het antwoord op de vraag wat het betekent voor de concurrentieverhoudingen. Luchthavens kijken hierbij natuurlijk ook naar elkaar: op welke luchthaven kun je de meeste reistijdwinst boeken? Als je dan geen preclearance hebt, ben je in het nadeel ten opzichte van luchthavens die dat wel hebben.

De heer Bisschop (SGP):
De voordelen zijn helder en duidelijk. Als ik de staatssecretaris goed beluister, kom ik tot de conclusie dat het initiatief voor het vestigen van een dergelijke voorziening op Schiphol eerder uitgaat van het Nederlandse kabinet dan dat het onder druk van Amerikaanse zijde is ontstaan. Is die conclusie juist?

Staatssecretaris Harbers:
Er is geen sprake van druk. Je kunt het bij wijze van spreken zien als een aanbod dat de Verenigde Staten aan een aantal landen hebben gedaan om dergelijke voorzieningen te vestigen. Maar vervolgens heeft het Nederlandse kabinet gezegd: als dat op Nederlandse bodem gebeurt, moet dat wel op voorwaarden zijn die overeenstemmen met onze wet- en regelgeving. Er is dus geen druk van de ene of de andere kant. Het is een aanbod dat de Verenigde Staten hebben gedaan en waar wij op willen reageren door te zeggen: het moet wel binnen onze wet- en regelgeving passen, maar als het dan past, dan zou het een heel mooie voorziening zijn.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit vragenuur. Ik schors de vergadering tot 15.00 uur en dan gaan we stemmen.

De vergadering wordt van 14.51 uur tot 15.00 uur geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Tony van Dijck, Wassenberg, Van Weerdenburg, Gerbrands en Sazias.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:
Er is nu een korte regeling van werkzaamheden voor de stemmingen.

Ik stel voor zo dadelijk ook te stemmen over de aangehouden motie-Sienot/Dik-Faber (31305, nr. 244).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Beckerman namens de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb eigenlijk een heel simpel verzoek. We hadden afgelopen donderdag een debat over de wet verlaging gaswinning. Daarin zijn nog een heleboel brieven toegezegd. Het verliep wat chaotisch. De brieven zijn anderhalf uur en een halfuur voor dit moment binnengekomen. Ik denk dat we nog niet klaar zijn om te besluiten over deze wet. Ik zou graag heropening van het debat willen vragen en daarmee uitstel van de stemmingen over dit wetsvoorstel.

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. Groningers weten echt helemaal niet meer waar ze aan toe zijn nu. De minister lijkt zelf ook het spoor aardig bijster te zijn.

De voorzitter:
U steunt het?

De heer Nijboer (PvdA):
Steun voor het verzoek.

De heer Jetten (D66):
Steun voor het verzoek. Ook het verzoek om de derde termijn dan wel deze week in te plannen.

De heer Kops (PVV):
Steun.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Er blijken miljarden meer staatsgeld kwijt te raken op deze manier, dus ik steun dit verzoek.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Steun voor het verzoek.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Steun voor het verzoek. Stemming graag deze week nog.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Steun voor het verzoek. Graag stemming deze week zodat we uiteindelijk ook in het volgende gasjaar echt naar beneden kunnen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ook ik steun het verzoek en dring aan op stemmingen deze week.

De voorzitter:
De heer Baudet steunt het verzoek ook, blijkt mij. Dank u wel.

Mevrouw Beckerman (SP):
Heel fijn, dank u wel.

De voorzitter:
Dan gaan we met al die verzoeken proberen rekening te houden. Dank u wel. Dan worden de agendapunten 27 en 28, stemmingen in verband met Wijziging van de Gaswet en van de Mijnbouwwet betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld en de daarbij ingediende moties, van de stemmingslijst afgevoerd. Daar gaan we dus niet over stemmen.

Mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Ik wil graag een motie aanhouden bij de stemmingen onder punt 12, stemmingen over moties ingediend bij het notaoverleg over de beleidsnota "Investeren in Perspectief", namelijk die op stuk nr. 20 (34952).

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor haar motie (34952, nr. 20) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De heer Hiddema.

De heer Hiddema (FvD):
Voorzitter. Ik wil graag de aandacht van de Kamer blijven richten op de superieure kwaliteit van mijn prachtmotie. Ik vraag aanhouding van de behandeling van die motie en de stemming daarover. Het gaat om de motie op stuk nr. 111 (34775-VI) onder agendapunt 17, stemmingen over moties ingediend bij het debat over maatregelen tegen de haatimam die de burgemeester van Rotterdam bedreigt.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Hiddema stel ik voor zijn motie (34775-VI, nr. 111) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Dan gaan we nu stemmen.

Stemmingen

Stemmingen

Stemming Aanpassingswet Algemene verordening gegevensbescherming

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Aanpassingswet Algemene verordening gegevensbescherming (34939).

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.

Stemming Incidentele suppletoire begroting inzake Klimaat enveloppe regeerakkoord

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2018 (Incidentele suppletoire begroting inzake Klimaat enveloppe regeerakkoord) (34903).

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Stemmingen moties Jaarverslag en slotwet 2017 van het ministerie van OCW en de Staat van het Onderwijs 2016-2017

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over Jaarverslag en slotwet 2017 van het ministerie van OCW en de Staat van het Onderwijs 2016-2017,

te weten:

    - de motie-Westerveld c.s. over goede voorbeelden om segregatie in het onderwijs te voorkomen (34950-VIII, nr. 12);
    - de motie-Westerveld c.s. over opnieuw kijken naar de investeringen in het onderwijs (34950-VIII, nr. 13);
    - de motie-Kuik/Rog over trainees vooral op scholen in achterstandswijken inzetten (34950-VIII, nr. 14);
    - de motie-Kwint c.s. over een breed aanvalsplan om sociaal-economische segregatie tegen te gaan (34950-VIII, nr. 15);
    - de motie-Kwint/Westerveld over spoedcursussen naar het leraarschap (34950-VIII, nr. 16).

(Zie wetgevingsoverleg van 25 juni 2018.)

De voorzitter:
De motie-Kuik/Rog (34950-VIII, nr. 14) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Trainees in het onderwijs (voorheen Eerst de klas) studenten stimuleert om in twee jaar een eerstegraads lesbevoegdheid te halen en zich daarnaast te verdiepen in zaken als leiderschap of onderzoek;

tevens overwegende dat dit een goed instrument is om het lerarentekort in algemene zin aan te pakken, maar dat de Inspectie van het Onderwijs constateert dat vooral scholen in achterstandswijken met een moeilijker leerlingenpopulatie de gevolgen van het lerarentekort zullen voelen;

verzoekt de regering in de stuurgroep Trainees in het onderwijs het gesprek aan te gaan om de mogelijkheid dat trainees vooral op scholen in achterstandswijken terechtkomen te bevorderen, en de Kamer daarover voor het einde van het jaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. ??, was nr. 14 (34950-VIII).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Westerveld c.s. (34950-VIII, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Westerveld c.s. (34950-VIII, nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Kuik/Rog (34950-VIII, nr. ??, was nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, D66, het CDA en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kwint c.s. (34950-VIII, nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kwint/Westerveld (34950-VIII, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen moties Initiatiefnota van het lid Koopmans: Onderlinge privacy

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de initiatiefnota van het lid Koopmans: Onderlinge privacy,

te weten:

    - de motie-Arno Rutte over onderzoek naar de genoemde deeloplossingen (34926, nr. 4);
    - de motie-Van Nispen over beter ondersteunen van slachtoffers (34926, nr. 5).

(Zie notaoverleg van 25 juni 2018.)

De voorzitter:
De motie-Van Nispen (34926, nr. 5) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voor slachtoffers van privacyschendingen soms lastig is om precies te weten of zij bij de politie moeten zijn, bij de Autoriteit Persoonsgegevens, of elders, en dat het ingewikkeld is om (privacyschendend) materiaal van het internet verwijderd te krijgen en verwijderd te houden;

van mening dat slachtoffers van privacyschendingen snel, laagdrempelig en tegen niet al te hoge kosten advies zouden moeten krijgen en ook snel en eenvoudig aangifte moeten kunnen doen, om snel een einde te maken aan de schending en om hun recht te kunnen halen;

verzoekt de regering een voorstel uit te werken voor een snelle, laagdrempelige procedure die slachtoffers niet met hoge kosten confronteert, met als doel privacyschendingen snel te beëindigen en slachtoffers beter te ondersteunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. ??, was nr. 5 (34926).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Arno Rutte (34926, nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Nispen (34926, nr. ??, was nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

Stemming motie Jaarverslag en slotwet ministerie van Defensie 2017

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over Jaarverslag en slotwet van het ministerie van Defensie voor het jaar 2017,

te weten:

    - de motie-Emiel van Dijk over de administratie bij het Munitiebedrijf (34950-X, nr. 9).

(Zie wetgevingsoverleg van 20 juni 2018.)

De voorzitter:
De motie-Emiel van Dijk (34950-X, nr. 9) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Algemene Rekenkamer constateerde dat de administratie van de centrale voorraad munitie bij het Munitiebedrijf niet op orde was;

overwegende dat de administratie van munitie vanwege de veiligheid altijd overeen moet komen met de feitelijke situatie;

overwegende dat munitieopslag veilig moet zijn voor personeel en de omgeving;

verzoekt de regering de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer betreffende de administratie van de munitieopslag over te nemen, en onderzoek te doen of dit probleem ook speelt bij de administratie van de voorraad van explosieven,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. ??, was nr. 9 (34950-X).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Emiel van Dijk (34950-X, nr. ??, was nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

Stemming motie Integrale aanpak veiligheid en integriteit

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Integrale aanpak veiligheid en integriteit,

te weten:

    - de motie-Diks over schrappen van de ontheffing voor munitie zonder typeclassificatie (34775-X, nr. 116).

(Zie vergadering van 16 mei 2018.)

De voorzitter:
De motie-Diks (34775-X, nr. 116) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is extra personeel aan te trekken om achterstallige veiligheidscontroles op munitie, waaronder de zogenaamde typeclassificaties, sneller uit te voeren, en vasthoudt aan de mogelijkheid voor Defensie om in spoedeisende omstandigheden niet-typegeclassificeerde munitie in te kunnen zetten via een tijdelijke ontheffing;

van mening dat, mede gelet op het verschrikkelijke dodelijke ongeval in Mali door mortiergranaten waarvan een typeclassificatie ontbrak, het gebruik van munitie zonder typeclassificatie onwenselijk is;

verzoekt de regering tijdelijke ontheffingen vanwege operationele noodzaak voortaan altijd te laten vergezellen door een formeel vastgelegde schriftelijke verslaglegging van de uitgevoerde veiligheidschecks waaruit blijkt dat de munitie gedurende deze periode veilig kan worden gebruikt, en na het verstrijken van de tijdelijke ontheffing de typeclassificatie alsnog zo spoedig mogelijk uit te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. ??, was nr. 116 (34775-X).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Diks (34775-X, nr. ??, was nr. 116).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

Stemming motie Verantwoordingsstukken commissie Binnenlandse Zaken 2017

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het debat over Verantwoordingsstukken commissie Binnenlandse Zaken en de wijzigingen samenhangende met de Voorjaarsnota Hfdst. VII, B en C,

te weten:

    - de motie-Özütok/Smeulders over versneld verduurzamen van sociale huurwoningen (34950-XVIII, nr. 9).

(Zie wetgevingsoverleg van 26 juni 2018.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Özütok stel ik voor haar motie (34950-XVIII, nr. 9) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Stemmingen moties Jaarverslag en slotwet ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2017

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over Jaarverslag en slotwet ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en rapport resultaten verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer 2017,

te weten:

    - de motie-De Jong over aanpassen van de werkloosheidsdefinitie (34950-XV, nr. 11);
    - de motie-De Jong over de druk van immigranten op de sociale zekerheid (34950-XV, nr. 12);
    - de motie-De Jong over registreren naar migratieachtergrond in de sociale zekerheid (34950-XV, nr. 13);
    - de motie-De Jong over stoppen met exporteren van uitkeringen (34950-XV, nr. 14);
    - de motie-Smeulders/Gijs van Dijk over de relatie tussen uitgaven voor re-integratie, financiering en doelstellingen (34950-XV, nr. 15);
    - de motie-Smeulders/Gijs van Dijk over voorkomen dat budget voor werkvoorzieningen en re-integratiebudgetten overblijft (34950-XV, nr. 16);
    - de motie-Van Kent/Jasper van Dijk over een stabiel inkomen voor arbeidsgehandicapten (34950-XV, nr. 17);
    - de motie-Van Kent/Jasper van Dijk over een verdiepende verkenning naar werkenden met een kwetsbare inkomenspositie (34950-XV, nr. 18).

(Zie wetgevingsoverleg van 26 juni 2018.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Kent stel ik voor zijn motie (34950-XV, nr. 18) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-De Jong (34950-XV, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Jong (34950-XV, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Jong (34950-XV, nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Jong (34950-XV, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Smeulders/Gijs van Dijk (34950-XV, nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Smeulders/Gijs van Dijk (34950-XV, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Kent/Jasper van Dijk (34950-XV, nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemmingen moties Veteranen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over Veteranen,

te weten:

    - de motie-Van den Bosch c.s. over de zorgplicht (30139, nr. 187);
    - de motie-Van den Bosch c.s. over het Nationaal Fonds Ereschuld (30139, nr. 188);
    - de motie-Bruins Slot/Kerstens over een passende ondersteuning van inloophuizen (30139, nr. 189);
    - de motie-Belhaj c.s. over dragen van uniformen door niet actief dienende veteranen (30139, nr. 190);
    - de motie-Belhaj c.s. over de aanpassing van het voorzieningenstelsel (30139, nr. 191);
    - de motie-Belhaj c.s. over moral injury (30139, nr. 192);
    - de motie-Belhaj c.s. over externe medische adviseurs (30139, nr. 193);
    - de motie-Diks c.s. over de aandacht voor veteranen in gemeenten (30139, nr. 194);
    - de motie-Diks/Stoffer over terugkeergesprekken met militairen en hun partner (30139, nr. 195);
    - de motie-Karabulut/Stoffer over bespoedigen van de behandeling van schadeclaims (30139, nr. 196);
    - de motie-Kerstens over meer bijdragen aan het veteranenbeleid (30139, nr. 197);
    - de motie-Kerstens over het Veteraneninloophuis Arnhem (30139, nr. 198).

(Zie notaoverleg van 26 juni 2018.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Diks stel ik voor haar motie (30139, nr. 195) aan te houden. Op verzoek van de heer Kerstens stel ik voor zijn motie (30139, nr. 198) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Van den Bosch c.s. (30139, nr. 187) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veteranen met een behoefte aan zorg soms nog van het kastje naar de muur worden gestuurd en de zorgplicht in de praktijk te vaak pas reactief wordt ingevuld;

overwegende dat een hoop ergernis en verdriet kan worden voorkomen door bij klachten uit te gaan van een verband met dienstverrichtingen in het verleden;

tevens overwegende dat een meer proactieve benadering in de richting van veteranen noodzakelijk is voor het tijdig kunnen bieden van adequate zorg;

verzoekt de regering met concrete voorstellen te komen om de in de Veteranenwet vastgelegde zorgplicht volledig in de praktijk te brengen en de Kamer hier binnen een jaar over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. ??, was nr. 187 (30139).

De motie-Kerstens (30139, nr. 197) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de erkenning, waardering en zorg voor veteranen een verantwoordelijkheid van ons allemaal is;

verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze andere ministeries en de private sector, daaronder in de eerste plaats begrepen de (Nederlandse) defensie-industrie, breder kunnen bijdragen aan het veteranenbeleid, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. ??, was nr. 197 (30139).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van den Bosch c.s. (30139, nr. ??, was nr. 187).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Bosch c.s. (30139, nr. 188).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bruins Slot/Kerstens (30139, nr. 189).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Belhaj c.s. (30139, nr. 190).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Belhaj c.s. (30139, nr. 191).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Belhaj c.s. (30139, nr. 192).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Belhaj c.s. (30139, nr. 193).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Diks c.s. (30139, nr. 194).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Karabulut/Stoffer (30139, nr. 196).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Kerstens (30139, nr. ??, was nr. 197).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen moties Beleidsnota Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de beleidsnota Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking "Investeren in Perspectief",

te weten:

    - de motie-Bouali c.s. over een significante Nederlandse bijdrage aan het GPE (34952, nr. 2);
    - de motie-Bouali c.s. over de concrete samenwerking met de focuslanden (34952, nr. 3);
    - de motie-Kuik c.s. over bredere aandacht voor mensen met een beperking (34952, nr. 4);
    - de motie-Kuik c.s. over vergroten van de weerbaarheid van vrouwen en meisjes (34952, nr. 5);
    - de motie-Amhaouch/Bouali over uitbreiding van de economische functie van het postennetwerk (34952, nr. 6);
    - de motie-Amhaouch over bindende afspraken met de cacao producerende landen (34952, nr. 7);
    - de motie-Van den Hul over het versterken van de positie van lokale maatschappelijke middenvelden (34952, nr. 8);
    - de motie-Van den Hul over de versterking van lokaal maatschappelijke middenvelden in handelsverdragen opnemen (34952, nr. 10);
    - de motie-Diks over kansen benutten voor het verstevigen van ecosystemen (34952, nr. 11);
    - de motie-Diks over de mate waarin vrouwen zijn betrokken bij reguliere OS-projecten (34952, nr. 12);
    - de motie-Voordewind/Kuik over aandacht voor religie doorvertalen naar beleid (34952, nr. 13);
    - de motie-Voordewind/Bouali over een gebiedsgerichte aanpak met kinderarbeidvrije zones (34952, nr. 14);
    - de motie-Voordewind/Kuik over werken aan wederopbouw en terugkeer van ontheemden naar Noord-Irak (34952, nr. 15);
    - de motie-Becker c.s. over de review van het bedrijfsleveninstrumentarium (34952, nr. 16);
    - de motie-Becker over per focusregio inzichtelijk maken op welke landen Nederland zich zal richten (34952, nr. 17);
    - de motie-Becker over een juridische entiteit om EU-middelen voor het landelijk OS-beleid te benutten (34952, nr. 18);
    - de motie-Ouwehand over de Monitor Brede Welvaart betrekken bij de uitwerking van de beleidsnota (34952, nr. 19).

(Zie notaoverleg van 28 juni 2018.)

De voorzitter:
De motie-Kuik c.s. (34952, nr. 5) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Kuik, Bouali, Voordewind, Becker en Diks.

Zij krijgt nr. ??, was nr. 5 (34952).

De motie-Amhaouch/Bouali (34952, nr. 6) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat nieuwe handelsverdragen leiden tot groeimogelijkheden voor het Nederlandse bedrijfsleven;

overwegende dat Nederland in de door Europa afgesloten handelsverdragen ruimte moet opeisen om te profiteren van deze nieuwe handelsbetrekkingen;

verzoekt de regering de economische functie van het postennet uit te breiden en bij de afweging speciale aandacht te besteden aan die landen waarmee recentelijk en komende jaren handelsverdragen worden gesloten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. ??, was nr. 6 (34952).

De motie-Voordewind/Kuik (34952, nr. 13) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat religieuze overtuigingen en motivaties zowel onderdeel van het probleem als van de oplossing kunnen zijn;

overwegende dat de aandacht voor religie doorvertaald moet worden naar beleid en hiervoor kennis en capaciteit nodig is op het ministerie en op de ambassades;

verzoekt de regering de Kamer te informeren over:

    - het belang van religie voor het buitenlandbeleid en op welke manier kennis en kunde worden aangewend om religie te integreren in het nieuwe beleid;
    - hoe de ambassades in hun meerjarige landenstrategie religie meenemen in de context, analyse en uitwerking van de plannen en daartoe gebruik te maken van expertise, netwerken en ervaringen van kennisinstituten en religieuze organisaties in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. ??, was nr. 13 (34952).

De motie-Voordewind/Bouali (34952, nr. 14) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Voordewind, Bouali en Diks. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. ??, was nr. 14 (34952).

De motie-Becker (34952, nr. 17) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in zowel het regeerakkoord als in de beleidsnota Investeren in Perspectief is gekozen voor focus, en wel in de vorm van een aantal focuslanden en focusregio's;

constaterende dat het kabinet naast de drie focuslanden uit het regeerakkoord niet heeft gespecificeerd uit welke landen de zogeheten focusregio's bestaan;

overwegende dat helderheid over de inzet wenselijk is;

verzoekt de regering per focusregio inzichtelijk te maken op welke landen Nederland zich zal richten;

verzoekt de regering tevens jaarlijks, waar mogelijk, inzichtelijk te maken wat de geraamde ODA-budgetten zijn voor de landen in zowel de focusregio’s als daarbuiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. ??, was nr. 17 (34952).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Bouali c.s. (34952, nr. 2).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bouali c.s. (34952, nr. 3).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kuik c.s. (34952, nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Bouali (D66):
Voorzitter, nu mijn motie op stuk nr. 2, over een extra bijdrage aan het GPE, is aangenomen, zou ik daarover graag een brief ontvangen van de minister.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

In stemming komt de gewijzigde motie-Kuik c.s. (34952, nr. ??, was nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Amhaouch/Bouali (34952, nr. ??, was nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Amhaouch (34952, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Hul (34952, nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Hul (34952, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Diks (34952, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Diks (34952, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Voordewind/Kuik (34952, nr. ??, was nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Voordewind c.s. (34952, nr. ??, was nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Voordewind/Kuik (34952, nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Becker c.s. (34952, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Becker (34952, nr. ??, was nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdA ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Becker (34952, nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (34952, nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen overige moties Dividendbelasting

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over dividendbelasting,

te weten:

    - de motie-Marijnissen c.s. over het beëindigen van de belastingconstructie voor Shell (25087, nr. 213);
    - de motie-Asscher c.s. over heroverwegen van het afschaffen van de dividendbelasting (25087, nr. 214);
    - de motie-Asscher c.s. over een apart wetsvoorstel over het afschaffen van de dividendbelasting (25087, nr. 215);
    - de motie-Klaver c.s. over een parlementaire enquête over de ruling tussen Shell en de Belastingdienst (25087, nr. 216);
    - de motie-Azarkan over de vrijvallende middelen besteden aan een verlaging van het eigen risico in de zorg (25087, nr. 217).

(Zie vergadering van 26 juni 2018.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Klaver stel ik voor zijn motie (25087, nr. 216) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Marijnissen c.s. (25087, nr. 213).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Asscher c.s. (25087, nr. 214).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Asscher c.s. (25087, nr. 215).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Azarkan (25087, nr. 217).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemming motie Kinderporno en kindermisbruik

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Kinderporno en kindermisbruik,

te weten:

    - de nader gewijzigde motie-Van Nispen c.s. over seksueel misbruik bij de Jehova's getuigen (31015, nr. 153, was nr. 152, was nr. 139).

(Zie vergadering van 27 maart 2018.)

De voorzitter:
De nader gewijzigde motie-Van Nispen c.s. (31015, nr. 153, was nr. 152, was nr. 139) is in die zin opnieuw nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er veel meldingen zijn van seksueel misbruik in de gemeenschap van Jehova's getuigen, maar dat deze meldingen om uiteenlopende redenen niet allemaal hebben geleid of zullen kunnen leiden tot aangiftes bij de politie;

constaterende dat er aanwijzingen zijn dat de cultuur van geslotenheid in de gemeenschap van Jehova's getuigen eraan heeft bijgedragen dat veel binnenskamers is gebleven en dat dit systeem nog steeds niet de juiste waarborgen biedt om kinderen maximaal te beschermen tegen misbruik;

constaterende dat het bestuur van de Jehova's getuigen niet bereid is mee te werken aan onderzoek naar het vermeend seksueel misbruik;

verzoekt de regering te bewerkstelligen, zonder dat hiermee eventuele strafrechtelijke onderzoeken worden doorkruist, dat onderzoek wordt uitgevoerd naar opgedane ervaringen door personen die onderdeel zijn (geweest) van de gemeenschap van Jehova's getuigen met als doel om inzicht te krijgen in het mogelijk onderliggende patroon, de gebruikte (kerk)regels, gebruiken en structuren binnen de gemeenschap en de invloed die dit heeft op de aangiftebereidheid van deze personen;

verzoekt de regering voorts te bewerkstelligen dat er een analyse wordt gemaakt naar de in andere landen reeds verrichte onderzoeken op het terrein van seksueel misbruik binnen de gemeenschap van Jehova's getuigen en daarbij zo mogelijk aanbevelingen voor Nederland te formuleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. ??, was nr. 153 (31015).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

De heer Krol (50PLUS):
Ik maakte een vergissing, mevrouw de voorzitter. Bij de motie op stuk nr. 153 worden wij geacht tegen te hebben gestemd.

De voorzitter:
Welk nummer? Meneer Krol?

De heer Krol (50PLUS):
Ik bedoel de motie op stuk nr. 217 (25087).

De voorzitter:
Deze opmerking zal in de Handelingen worden opgenomen.

In stemming komt de opnieuw nader gewijzigde motie-Van Nispen c.s. (31015, nr. ??, was nr. 153).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze opnieuw nader gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

Stemmingen moties Brede Schuldenaanpak / Armoede

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Brede Schuldenaanpak / Armoede,

te weten:

    - de motie-Bruins c.s. over brede aanpak van de stapeling van bestuurlijke boetes (24515, nr. 434);
    - de motie-Raemakers/Bruins over de implementatie van het incassoregister (24515, nr. 435);
    - de motie-Raemakers/Peters over een keurmerk voor bewindvoerders (24515, nr. 436);
    - de motie-Jasper van Dijk over een Wsnp-traject zonder minnelijk traject (24515, nr. 437);
    - de motie-Jasper van Dijk over groepen niet langer uitsluiten van gemeentelijke schuldhulpverlening (24515, nr. 438);
    - de motie-Renkema c.s. over een concrete reductiedoelstelling voor mensen met problematische schulden (24515, nr. 439);
    - de motie-Renkema/Jasper van Dijk over een verband tussen de overheid als schuldeiser en het aantal huisuitzettingen (24515, nr. 440);
    - de motie-Peters c.s. over een verplichte reactietermijn op een betalingsverzoek (24515, nr. 442);
    - de motie-Peters c.s. over afspraken van gemeenten over voorkomen van huisuitzettingen (24515, nr. 443);
    - de motie-De Lange c.s. over terugkopen van opgekochte vorderingen door de schuldenaar (24515, nr. 444).

(Zie vergadering van 27 juni 2018.)

In stemming komt de motie-Bruins c.s. (24515, nr. 434).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Raemakers/Bruins (24515, nr. 435).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Raemakers/Peters (24515, nr. 436).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (24515, nr. 437).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (24515, nr. 438).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Renkema c.s. (24515, nr. 439).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Renkema/Jasper van Dijk (24515, nr. 440).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Peters c.s. (24515, nr. 442).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Peters c.s. (24515, nr. 443).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Lange c.s. (24515, nr. 444).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen moties Preventie radicalisering

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Preventie radicalisering,

te weten:

    - de motie-Becker c.s. over een landelijk gevalideerde aanpak (29754, nr. 451);
    - de motie-Kuiken/Gijs van Dijk over maatregelen tegen alle vormen van radicalisering (29754, nr. 452);
    - de motie-De Graaf over twee keer per jaar rapporteren over de signalen van radicalisering (29754, nr. 453);
    - de motie-De Graaf over het effect van resocialisatie- en deradicaliseringsprogramma's (29754, nr. 454);
    - de motie-De Graaf/Wilders over erkennen dat de islam inherent gewelddadig, radicaal en extremistisch is (29754, nr. 455);
    - de motie-Kuzu over een actieprogramma "integrale aanpak rechtsextremisme" (29754, nr. 457);
    - de motie-Jasper van Dijk/Kwint over een overzicht van maatregelen ter bestrijding van segregatie (29754, nr. 458);
    - de motie-Jasper van Dijk over maatregelen tegen ondermijning van basiswaarden (29754, nr. 459).

(Zie vergadering van 27 juni 2018.)

In stemming komt de motie-Becker c.s. (29754, nr. 451).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kuiken/Gijs van Dijk (29754, nr. 452).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Graaf (29754, nr. 453).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Graaf (29754, nr. 454).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Graaf/Wilders (29754, nr. 455).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu (29754, nr. 457).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk/Kwint (29754, nr. 458).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (29754, nr. 459).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen moties Maatregelen tegen haatimam die burgemeester Rotterdam bedreigt

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de haatimam die de burgemeester van Rotterdam bedreigt,

te weten:

    - de motie-Kuiken/Van der Staaij over mogelijk maken van een digitaal gebiedsverbod (34775-VI, nr. 107);
    - de motie-Markuszower/Wilders over een aanwijzing aan het OM tot vervolging van de imam over te gaan (34775-VI, nr. 108);
    - de motie-Arno Rutte/Van der Staaij over een actief vervolgingsbeleid bij uitingsdelicten extremistische predikers (34775-VI, nr. 109);
    - de motie-Van der Staaij/Van Toorenburg over onderzoeken hoe het aanzetten tot haat gericht op één persoon wel strafbaar gesteld kan worden (34775-VI, nr. 110).

(Zie vergadering van 27 juni 2018.)

In stemming komt de motie-Kuiken/Van der Staaij (34775-VI, nr. 107).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, 50PLUS, de SGP en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Markuszower/Wilders (34775-VI, nr. 108).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Arno Rutte/Van der Staaij (34775-VI, nr. 109).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij/Van Toorenburg (34775-VI, nr. 110).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, 50PLUS, de SGP, het CDA en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemming brief Biometrie op identiteitskaarten

Aan de orde is de stemming in verband met de beëindiging van het parlementair behandelvoorbehoud bij het EU-voorstel inzake Verordening Biometrie op identiteitskaarten COM (2018) 212 (34966, nr. 3).

De voorzitter:
Ik stel voor conform het voorstel van de vaste commissie voor Europese Zaken te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

Stemmingen moties Sectorakkoorden hogescholen en universiteiten

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Sectorakkoorden hogescholen en universiteiten,

te weten:

    - de motie-Tielen over kwaliteitsafspraken vooraf door de NVAO laten controleren (31288, nr. 643);
    - de motie-Tielen/Bruins over het profileringsfonds meer bekendheid geven (31288, nr. 644);
    - de motie-Özdil over een eerste beeld van de besteding van de studievoorschotmiddelen (31288, nr. 645);
    - de motie-Özdil over de toepassing van de minimumurennormen (31288, nr. 646);
    - de motie-Van der Molen over mantelzorgende studenten (31288, nr. 647).

(Zie vergadering van 28 juni 2018.)

In stemming komt de motie-Tielen (31288, nr. 643).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Tielen/Bruins (31288, nr. 644).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Özdil (31288, nr. 645).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Özdil (31288, nr. 646).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Molen (31288, nr. 647).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

Stemmingen moties Dierproeven

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Dierproeven,

te weten:

    - de motie-Wassenberg/Graus over het BPRC per 2025 sluiten als onderzoekscentrum (32336, nr. 74);
    - de motie-Wassenberg/Graus over een verbod op het onthouden van water en voedsel (32336, nr. 75);
    - de motie-Wassenberg/Graus over een budgetverschuiving naar onderzoek zonder proefdieren (32336, nr. 76);
    - de motie-Wassenberg over het uitfaseren van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek met apen (32336, nr. 77);
    - de motie-De Groot c.s. over het registreren van alle individuele dierproeven (32336, nr. 78);
    - de motie-Graus/Wassenberg over de V van voorkómen (32336, nr. 79);
    - de motie-Tielen over een zorgvuldige afbouw van het aantal proeven met apen (32336, nr. 80);
    - de motie-Tielen over het verplaatsen van proefdieren uit Amsterdam en Rotterdam (32336, nr. 81);
    - de motie-Von Martels/De Groot over een afname van het aantal "in voorraad" gedode proefdieren (32336, nr. 82).

(Zie vergadering van 28 juni 2018.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Wassenberg stel ik voor zijn moties (32336, nrs. 75, 76 en 77) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Tielen (32336, nr. 80) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer zich eerder heeft uitgesproken voor het afbouwen van het aantal proeven met dieren, waaronder apen;

overwegende dat het kabinet heeft aangekondigd het aantal proeven met apen terug te willen brengen met 40%;

overwegende dat proefdieren (waaronder apen) nog steeds een belangrijke rol vervullen in medisch en wetenschappelijk onderzoek, waaronder het bestrijden van levensbedreigende ziekten en infectieziekten die de volksgezondheid in gevaar brengen;

overwegende dat het onwenselijk zou zijn dat onderzoeksfaciliteiten wegtrekken naar het buitenland;

constaterende dat het onwenselijk zou zijn dat een te snelle afbouw zou leiden tot het in gevaar brengen van genoemd belangrijk medisch en wetenschappelijk onderzoek;

verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat de afbouw van het aantal proeven met apen zorgvuldig gebeurt en niet mag leiden tot het in gevaar komen van de bestrijding van levensbedreigende ziekten en infectieziekten die de volksgezondheid in gevaar brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. ??, was nr. 80 (32336).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Wassenberg/Graus (32336, nr. 74).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Groot c.s. (32336, nr. 78).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Graus/Wassenberg (32336, nr. 79).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Tielen (32336, nr. ??, was nr. 80).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Tielen (32336, nr. 81).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Von Martels/De Groot (32336, nr. 82).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

Stemmingen moties Integrale migratieagenda

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Integrale migratieagenda,

te weten:

    - de motie-Jasper van Dijk/Karabulut over het niveau van ongeoormerkte financiering (19637, nr. 2402);
    - de motie-Krol over de mogelijkheden tot aanscherpen van het gezinsherenigings-en nareisbeleid (19637, nr. 2403);
    - de motie-Krol over een EU-Marshallplan voor Afrika (19637, nr. 2404);
    - de motie-Van Ojik/Jasper van Dijk over het aanmerken van Afghanistan als gebied met een reëel risico op willekeurig geweld (19637, nr. 2405);
    - de motie-Van Ojik over de samenwerking met de Libische kustwacht (19637, nr. 2406);
    - de motie-Fritsma over geen verblijf toestaan aan meerderjarige kinderen en ongehuwde partners (19637, nr. 2407);
    - de motie-Fritsma over geen verblijfsvergunningen voor asielzoekers die over land naar Nederland zijn gereisd (19637, nr. 2408);
    - de motie-Voordewind c.s. over het vervoer van asielzoekersgezinnen naar het uitzetcentrum (19637, nr. 2409);
    - de motie-Öztürk/Kuzu over een ruimer kinderpardon (19637, nr. 2410);
    - de motie-Öztürk/Kuzu over het vergroten van het draagvlak in de samenleving voor vluchtelingen (19637, nr. 2411);
    - de motie-Öztürk/Kuzu over onderzoek naar de "aanzuigende werking" van opvang in de regio (19637, nr. 2412).

(Zie vergadering van 28 juni 2018.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Ojik stel ik voor zijn motie (19637, nr. 2406) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk/Karabulut (19637, nr. 2402).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Krol (19637, nr. 2403).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Krol (19637, nr. 2404).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Ojik/Jasper van Dijk (19637, nr. 2405).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Fritsma (19637, nr. 2407).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Fritsma (19637, nr. 2408).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Voordewind c.s. (19637, nr. 2409).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Öztürk/Kuzu (19637, nr. 2410).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Öztürk/Kuzu (19637, nr. 2411).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Öztürk/Kuzu (19637, nr. 2412).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemming Rechtspositie transgenderpersonen en interseksepersonen

Aan de orde is de stemming in verband met het Voorstel van wet van de leden Bergkamp, Van den Hul en Özütok tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling ter nadere invulling van het verbod om ongeoorloofd onderscheid te maken op grond van geslacht (Wet verduidelijking rechtspositie transgender personen en intersekse personen) (34650).

(Zie vergadering van 28 juni 2018.)

De voorzitter:
Het amendement-Jasper van Dijk (stuk nr. 9) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Nu het wetsvoorstel door de Tweede Kamer is aangenomen, vraag ik de initiatiefnemers of ze bereid zijn de verdediging op zich te nemen in de Eerste Kamer. Mevrouw Bergkamp.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter, dank u wel. Dan doen wij heel graag, zeg ik mede namens mevrouw Van den Hul en mevrouw Özütok. Dank u wel.

De voorzitter:
Dan wens ik u daarbij veel succes.

Stemming motie Rechtspositie transgenderpersonen en interseksepersonen

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het Voorstel van wet van de leden Bergkamp, Van den Hul en Özütok tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling ter nadere invulling van het verbod om ongeoorloofd onderscheid te maken op grond van geslacht (Wet verduidelijking rechtspositie transgender personen en intersekse personen),

te weten:

    - de motie-Jasper van Dijk/Buitenweg over hanteren van de term "seksuele gerichtheid" in de Algemene wet gelijke behandeling (34650, nr. 10).

(Zie vergadering van 28 juni 2018.)

De voorzitter:
De motie-Jasper van Dijk/Buitenweg (34650, nr. 10) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Jasper van Dijk, Buitenweg en Yeşilgöz-Zegerius, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de term "seksuele gerichtheid" internationaal gebruikelijk is, maar niet wordt gehanteerd in de Algemene wet gelijke behandeling;

verzoekt de regering juridisch te onderzoeken wat de toegevoegde waarde van een wijziging van de woorden "hetero of homoseksuele gerichtheid" in "seksuele gerichtheid" zou zijn, of deze wijziging mogelijk is en vervolgens een voorstel daartoe naar de Kamer te sturen;

verzoekt de regering tevens de Kamer hierover zo snel mogelijk te informeren, bij voorkeur uiterlijk eind 2018,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. ??, was nr. 10 (34650).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Jasper van Dijk c.s. (34650, nr. ??, was nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemming Vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad en provinciale staten om ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden (34807).

(Zie vergadering van 28 juni 2018.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

De fractie van de SP wordt aantekening verleend dat zij geacht wenst te worden tegen artikel I, onderdeel B, en artikel II, onderdeel B, te hebben gestemd.

Stemming motie Vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad en provinciale staten om ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden ,

te weten:

    - de motie-Özütok over de Kamer periodiek informeren over gevolgen van wijzigingen van de Gemeentewet en de Provinciewet (34807, nr. 9).

(Zie vergadering van 28 juni 2018.)

In stemming komt de motie-Özütok (34807, nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen moties Algemeen nut beogende instellingen (anbi's) en sociaal belang behartigende instellingen (sbbi's)

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Algemeen nut beogende instellingen (ANBI's) en sociaal belang behartigende instellingen (SBBI's),

te weten:

    - de motie-Omtzigt/Lodders over geen recht op de anbi-status voor bepaalde organisaties (34785, nr. 92);
    - de motie-Omtzigt/Lodders over een modelpublicatie na overleg met de goededoelensector (34785, nr. 93);
    - de motie-Edgar Mulder/De Graaf over geen anbi-status meer voor moskeeën (34785, nr. 94);
    - de motie-Lodders/Omtzigt over geen automatische anbi-status voor overheidsinstellingen van alle landen ter wereld (34785, nr. 95);
    - de motie-Van Weyenberg/Omtzigt over het belang van goed functionerende en transparante anbi's (34785, nr. 96).

(Zie vergadering van 28 juni 2018.)

In stemming komt de motie-Omtzigt/Lodders (34785, nr. 92).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Omtzigt/Lodders (34785, nr. 93).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van DENK ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Edgar Mulder/De Graaf (34785, nr. 94).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Lodders/Omtzigt (34785, nr. 95).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg/Omtzigt (34785, nr. 96).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemming motie Duurzaam vervoer

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Duurzaam vervoer,

te weten:

    - de motie-Sienot/Dik-Faber over bewegwijzering voor alternatieve brandstoffen (31305, nr. 244).

(Zie vergadering van 22 mei 2018.)

De voorzitter:
De motie-Sienot/Dik-Faber (31305, nr. 244) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de bewegwijzering voor alternatieve brandstoffen toevoegt bij de vervanging van de huidige bewegwijzeringsborden;

overwegende dat het aantal elektrische en plug-in hybride personenauto's de komende jaren fors zal groeien door de kabinetsambitie voor emissievrije auto's;

overwegende dat de app, waarin te zien zou moeten zijn waar er geladen kan worden, niet over de meest actuele data beschikt, en dat het gebruik van een app tijdens het rijden sowieso ontmoedigd moet worden door de overheid;

verzoekt de regering om versneld pictogrammen op verkeersborden te plaatsen voor alternatieve brandstoffen door werk met werk te maken als er onderhoudswerkzaamheden aan de weg plaatsvinden;

verzoekt de regering tevens met de leveranciers van navigatiesystemen in gesprek te gaan over hoe tankstations voor alternatieve brandstoffen en (snel)laadpunten op dezelfde wijze als reguliere tankstations kunnen worden aangegeven in hun producten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. ??, was nr. 244 (31305).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Sienot/Dik-Faber (31305, nr. ??, was nr. 244).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de stemmingen. Dank jullie wel.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de begrotingsbehandeling van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt gepland in de week van 16 oktober en de begrotingsbehandeling van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat in de week van 6 november.

Op verzoek van de aanvragers stel ik voor de volgende debatten van de agenda af te voeren:

    - het dertigledendebat over de gevolgen van de uitspraak van het Europees Hof voor de investeringsbeschermingsverdragen tussen Nederland en EU-lidstaten;
    - het dertigledendebat over het besluit van het AMC om zelf een medicijn te ontwikkelen tegen een zeldzame ziekte.

Op verzoek van de SGP-fractie benoem ik in de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat het lid Stoffer tot lid in plaats van het lid Bisschop en het lid Bisschop tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Stoffer.

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden: 34550-XVI-65; 33037-264; 33037-259.

Ik stel voor de volgende stukken van de stand van werkzaamheden af te voeren: 33529-497; 18106-242; 18106-245; 18106-243; 31710-69; 30080-90; 30080-88; 32698-40; 31409-185; 32698-38; 27625-424; 28089-76; 27625-423; 31793-181; 28089-75; 27625-422; 34775-A-57; 27625-413; 27625-414; 28089-56; 34775-V-83; 32623-221; 33279-25; 27830-250; 33279-24; 2018Z11353; 32336-72; 32336-61; 32336-60; 32336-68; 32336-71; 32336-65; 32336-70; 32336-59; 32336-64; 33835-81; 26991-523; 26991-520; 33835-75; 26991-526; 33835-77; 33835-80; 33835-78; 25268-162; 26991-519; 33835-79; 29697-44; 29697-45; 29697-46; 29697-39; 29697-40; 29697-43; 29697-42; 29697-41; 29697-38; 29697-48; 29697-37; 33037-287; 33037-285; 34295-25; 33037-288.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda van de Kamer van vóór het reces:

    - het VAO Water, met als eerste spreker mevrouw Van Brenk namens 50PLUS;
    - het VSO over moties en toezeggingen op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen inzake de passage over de werkzame stoffen thiram en diquat (Kamerstuk 27858, nr. 429), met als eerste spreker de heer Von Martels namens het CDA;

en aan de agenda van na het reces:

    - het VAO ERTMS/Spoorveiligheid, met als eerste spreker mevrouw Kröger namens GroenLinks;
    - het VAO Handhaving/Arbeidsomstandigheden, met als eerste spreker de heer Van Raan namens de Partij voor de Dieren.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Meneer Rog, u bent aan de beurt.

De heer Rog (CDA):
Voorzitter. Vanavond spreken we in een debat met de minister voor voortgezet onderwijs over het examendrama bij VMBO Maastricht. Inmiddels is bekend dat er al sinds 2016 veel klachten zijn over de schoolexamens bij zowel het bestuur als bij de onderwijsinspectie. Mijn verzoek aan het kabinet is om voor vanavond een brief aan de Kamer te sturen met een overzicht van de klachten die ingediend zijn bij de onderwijsinspectie, met een waardering daarvan van het kabinet en uitleg over hoe daarmee omgegaan is.

De voorzitter:
Ik wil eigenlijk voorstellen om het stenogram door te geleiden. Wilt u iets toevoegen? Ja? De heer Beertema.

De heer Beertema (PVV):
Ik zou graag nog een toevoeging willen aan die brief, namelijk een inventarisatie van de schade die aangericht is. Tot nu toe, tot op dit moment, weten we nog niets. Vanavond moeten we in debat en ik vind het eigenlijk geen uitgangspunt om met een minister in debat te gaan als we de schade niet kennen.

De voorzitter:
Oké. Dan stel ik voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Ik ga nu naar mevrouw Van Toorenburg namens het CDA.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Vorig jaar stak een compleet gestoorde man een willekeurige passagier in de metro van Amsterdam dood. Dat drama, dat het leven heeft gekost aan een jonge vader, is geanalyseerd door AT5 en de Volkskrant. Het is een ontluisterend verhaal, met een aaneenschakeling van missers en één grote ellende. Wij willen daar een debat over met het kabinet, zo snel mogelijk.

De heer Van Nispen (SP):
Steun van de SP voor deze debataanvraag. Een vreselijke kwestie. Ik wil in ieder geval ook een beleidsreactie van de minister. Ik lees in de media wel over een reconstructie, door media zelf, en ik lees ook dat er onderzoeken zijn, maar ik wil ook graag dat de minister bij zijn beleidsreactie openbaar maakt wat openbaar gemaakt kan worden.

De heer Van Oosten (VVD):
Ik wil het verzoek om een debat met het kabinet steunen, maar inderdaad wel graag een brief daarbij met wat duiding van de feiten zoals ze nu alleen via de krant tot ons zijn gekomen.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Steun voor een debat en ook voor een brief, waarin op deze individuele zaak wordt ingegaan, maar waarin ook gekeken wordt naar wat structurele problemen. We hebben al gezien dat er een tekort is aan beveiligde bedden. Dat zijn ook zaken die in zo'n debat aan de orde moeten komen, omdat het er niet alleen om gaat om individueel te kijken waar fouten zijn gemaakt, maar ook om hoe we structureel een soortgelijk iets kunnen voorkomen.

De heer Sjoerdsma (D66):
Steun voor de brief en het debat.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Steun voor brief en debat.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Steun voor brief en debat. De lijn van mevrouw Buitenweg lijkt mij uiterst zinvol.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik sluit mij aan bij die woorden.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter, steun. Alle instanties hebben gefaald. Het gaat ook om het patroon dat erachter zit.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Dit is geen incident meer, maar een patroon. Van harte steun voor een brief en een debat.

De voorzitter:
U hebt een meerderheid, mevrouw Van Toorenburg. Verder stel ik voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

De heer Kuzu namens DENK.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Aangenaam verrast was ik door het feit dat aan de vooravond van Keti Koti — voor de mensen die het niet kennen: de viering van de afschaffing van de slavernij — burgemeester Aboutaleb vriend en vijand verraste met een aloud DENK-standpunt. De Rotterdamse burgervader heeft het kabinet namelijk opgeroepen om excuses aan te bieden voor het slavernijverleden. Het was 1 juli.

De voorzitter:
U wilt een debat?

De heer Kuzu (DENK):
Ja, want op 1 juli …

De voorzitter:
Nee, nee. U wilt een debat.

De heer Kuzu (DENK):
Mag ik uitleggen waar het over gaat?

De voorzitter:
Nee. Alleen het onderwerp, zoals bij iedereen, en dan gaan we kijken of dat gesteund wordt.

De heer Kuzu (DENK):
Mag ik het onderwerp toelichten?

De voorzitter:
Volgens mij heeft u dat al gedaan. Dan ga ik even kijken of daar steun voor is. Wie hierover? Dat moet echt in de interruptiemicrofoon.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):
Geen steun voor dit debat.

Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Geen steun voor dit debat.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Geen steun voor dit debat.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter. Geen steun voor het debat. Ik kan me wel voorstellen dat het goed is om een brief te ontvangen van de minister met een reflectie daarop. En ik was heel erg blij dat de vicepremier aanwezig was zaterdag.

De heer Özdil (GroenLinks):
Steun voor een brief en dan kijken of een debat nodig is.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Steun voor het verzoek, voorzitter.

De voorzitter:
Wie was eerder? Mevrouw Van der Graaf namens de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Geen steun voor het verzoek, maar wel voor de suggestie die zojuist door mevrouw Bergkamp is gedaan om het kabinet om een brief te vragen.

De heer Futselaar (SP):
Ja, laten we vooral om een brief vragen. Voor de zomer komt het debat toch niet. Dan kunnen we na het reces kijken of er alsnog een debat nodig is.

De heer Kuzu (DENK):
Ja, voorzitter. Mijn voorstel zou dan ook zijn om het debat te houden een week voor 1 juli volgend jaar, want de periode is nu voorbij. Een brief vind ik oké, maar ik zou de brief dan wel graag wat krachtiger aangezet zien worden dan het kabinet tot nu toe heeft gedaan, namelijk niet het aanbieden van excuses maar het betuigen van spijt. Ik wil geen woordenspelletjes. Ik wil dat hier geen politiek spelletje van gemaakt wordt. Ik wil dat er formele excuses komen van het kabinet.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

De heer Jetten namens D66.

De heer Jetten (D66):
Voorzitter. Ik zou graag namens collega Paternotte een vooraankondiging willen doen van een VAO Inburgering en integratie, nog deze week te houden inclusief stemmingen.

De voorzitter:
Dan zullen we daar in de planning rekening mee houden. De heer Azarkan namens DENK.

De heer Azarkan (DENK):
Dank u wel, voorzitter. De karavaan van haat tegen moskeeën trekt al een paar jaar door Nederland. Afgelopen zaterdag stopte deze veelal door rechts-extremistische ideeën aangevulde karavaan in Oosterhout. De lokale gemeenschap wil graag naar een andere moskee verhuizen. Bij het krieken van de ochtend werden ze getrakteerd op beledigende en tot geweld aanzettende teksten zoals: "Kom in verzet!" Waar kennen we die van? Ik wil graag een debat aanvragen met de minister van Justitie en Veiligheid over hoe het toch kan dat dit elke keer weer in ons Nederland gebeurt.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Geen steun, wel een brief. Ik moest even kijken waar het precies over ging, maar ik wil wel graag weten van de minister wat hier aan de hand is.

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Tegen intimidatie moet vooral worden opgetreden. Een debat verandert daar op dit moment niet heel veel aan. Ik wil wel een brief steunen.

De heer Bisschop (SGP):
Van harte steun voor een brief. Een debat is op dit moment niet aan de orde.

De heer Sjoerdsma (D66):
Eens met collega Van Nispen.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dit is ook iets wat natuurlijk deels in de gemeenteraad moet worden besproken. Ik vind een brief wel goed om te kijken of er iets is wat we hier ook plenair moeten bespreken. Dan kunnen we kijken of er een debat volgt.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Daar sluit ik me bij aan.

De heer Azarkan (DENK):
Weinig steun, voorzitter.

De voorzitter:
Nee, geen steun.

De heer Azarkan (DENK):
Jammer. Dank.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

De heer Verhoeven. Tenminste, die heb ik … Niet nodig? Nou, dan ga ik naar de heer Van Raan namens de Partij voor de Dieren.

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. De Roundtable on Sustainable Palm Oil die sinds 2002 bestaat, werkt niet. 43% van de vernietiging van het regenwoud komt door de productie van palmolie. De sector kan niet zonder de financiële steun van Nederlandse banken. We willen graag een debat met de minister van Financiën en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Voorzitter. Ik zou graag het voorstel willen doen om het dertigledendebat van mevrouw Kröger over de stijgende import van palmolie te combineren met dit debatverzoek. Dan zou ik graag inderdaad een meerderheidsdebat willen, maar wel een brief vooraf ontvangen.

De voorzitter:
Dus u steunt het verzoek van de heer Van Raan niet.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Jawel, ik steun het verzoek, maar ik wil er dan een meerderheidsdebat van maken.

De voorzitter:
Nee, dat gaat niet op deze manier. U steunt het verzoek gewoon.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Steun.

De voorzitter:
Oké. Dan ga ik naar … Wie was eerder? Ik werd afgeleid door de heer Van der Lee. Heel ernstig.

De heer Bisschop (SGP):
Maar u bent weer helemaal bij de les, voorzitter. Fantastisch!

De voorzitter:
Ja, ik ben bij u. De heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):
Geen steun voor het verzoek, wel voor een brief.

De heer Van der Linde (VVD):
Geen steun.

De heer Alkaya (SP):
Van harte steun namens de SP-fractie.

De heer Ronnes (CDA):
Geen steun, voorzitter.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Geen steun.

De heer Sneller (D66):
Geen steun voor dit verzoek, maar het lijkt me wel goed om een brief te krijgen zodat we het ook in de commissie kunnen behandelen.

De voorzitter:
Nou, meneer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Er is steun voor een dertigledendebat, zie ik. Ik ga met de heer Van der Lee in conclaaf om een nieuw verzoek te doen voor een meerderheidsdebat.

De voorzitter:
Dat staat u vrij. Dank u wel.

De heer Van Raan (PvdD):
Dank u wel.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet en het dertigledendebat toe te voegen aan de lijst van dertigledendebatten.

De heer Verhoeven (D66):
Mag ik nog, voorzitter?

De voorzitter:
Nou, ik weet het niet eigenlijk. Waar was u? Ik ben elke keer een Kamerlid kwijt.

De heer Verhoeven (D66):
Ja. Sorry.

De voorzitter:
Gaat uw gang. Vooruit.

(Hilariteit)

De heer Verhoeven (D66):
Het is de laatste week, voorzitter, zullen we maar zeggen.

De voorzitter:
Zo is dat.

De heer Verhoeven (D66):
Dan gebeuren er soms gekke dingen in de Kamer. Er zijn ook gekke dingen gebeurd de afgelopen jaren op het gebied van ICT-projecten bij de overheid. De heer Van der Molen had daar net al een mondelinge vraag over aan de minister van Justitie en Veiligheid, maar we hebben besloten dat we toch ook graag een debat willen met de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken over de overschrijding in zowel geld als in tijd die nog steeds plaatsvindt bij grote ICT-projecten. Die overschrijding vindt plaats ondanks alle aanbevelingen van de commissie-Elias, die we de afgelopen jaren als Kamer ook hebben omarmd en die het kabinet ook heeft uitgevoerd, maar die nog niet tot de gewenste resultaten leiden.

De heer Van der Molen (CDA):
Voorzitter. Ik heb vanmiddag ook mondelinge vragen hierover gesteld. De antwoorden gaven me de indruk dat een debat wel op z'n plaats zou zijn, dus ik steun dit verzoek.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik ga het nu niet ingewikkeld maken. Ik steun het gewoon, voorzitter.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Ik steun dat en ik zou nog iets aan het verzoek willen toevoegen, namelijk een reactie van het kabinet waarin het ook ingaat op de veiligheid van mens en dier die door sommige uitlopende ICT-projecten wel degelijk in gevaar kan worden gebracht.

De heer Middendorp (VVD):
Voorzitter. Ik kijk uit naar een debat over het verschil tussen een spoorlijn en een ICT-project, want dat speelt hier wel degelijk. Ik steun het debat.

De heer Nijboer (PvdA):
Steun.

De heer Bisschop (SGP):
Steun voor het debat.

De heer Alkaya (SP):
Steun voor het debat. Ik zou aan het verzoek van mevrouw Ouwehand willen toevoegen dat er überhaupt een reactie van het kabinet komt met daarin ook een overzicht van alle ICT-projecten die dreigen uit te lopen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Steun voor het verzoek.

De heer Öztürk (DENK):
Steun voor het verzoek.

De voorzitter:
U heeft een meerderheid, meneer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

De heer Azmani namens de commissie voor Europese Zaken.

De heer Azmani (VVD):
Voorzitter, dank. Op 20 september zal er weer een informele top van regeringsleiders plaatsvinden in Oostenrijk. Voorafgaand aan die top wensen de leden van de commissie voor Europese Zaken een plenair debat.

De voorzitter:
Na het reces, hè?

De heer Azmani (VVD):
Na het reces, ja, voorzitter. Dat gaan we niet vandaag of morgen doen.

De voorzitter:
Nee, oké. Dank u wel. Dan zullen we daar rekening mee houden.

Mevrouw Beckerman namens de SP-fractie.

Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, dank u wel. Er is eerder in de Tweede Kamer een wet, inclusief een aantal amendementen, aangenomen over het toezicht op het bouwen. Gisteren, nadat de minister een brief naar de Eerste Kamer had gestuurd, bleek dat er sprake is van een rommelige gang van zaken rond dit wetsvoorstel. Er zijn vragen over de inhoud en het proces, bijvoorbeeld of er nu wel of geen afspraken zijn gemaakt met gemeenten. De directeur van de Vereniging Bouw- & Woningtoezicht Nederland spreekt zelfs van "jokken door de minister".

De voorzitter:
U wilt een debat?

Mevrouw Beckerman (SP):
Ik wil graag opheldering en ik vraag daarom een debat aan met de minister van Binnenlandse Zaken over deze gang van zaken rondom het bouwtoezicht.

De heer Smeulders (GroenLinks):
Steun voor het debat.

Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u.

De heer Koerhuis (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Zoals mevrouw Beckerman weet, volgt de hele commissie voor BZK de gang van zaken rond deze wet al op de voet. Er is een brief naar de Eerste Kamer gestuurd. Die ligt daar vandaag in de procedurevergadering. Ik zou die eerst even willen afwachten …

De voorzitter:
Dus geen steun?

De heer Koerhuis (VVD):
… en dan donderdag in de procedurevergadering hier willen kijken wat we ermee gaan doen.

Mevrouw Van Eijs (D66):
Voorzitter. Zoals de heer Koerhuis al zei, ligt het bij de Eerste Kamer. Het lijkt me dus weinig nut hebben om er hier op dit moment over te gaan spreken.

De heer Van Raan (PvdD):
Steun.

De heer Ronnes (CDA):
Graag even afwachten wat de procedure verder wordt in de Eerste Kamer. Dan kunnen we het daar in de procedurevergadering donderdag verder over hebben.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik sluit mij daarbij aan.

De heer Öztürk (DENK):
De coalitie wacht het af. Wij niet. Wij steunen het voorstel.

De heer Bisschop (SGP):
Wij kunnen ons wel vinden in de lijn van de coalitie, die toch al de meerderheid heeft.

De heer Nijboer (PvdA):
Steun, voorzitter.

De voorzitter:
Mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Volgens mij is dit wel een extreem belangrijk onderwerp, dus ik laat het debat toevoegen aan de lijst van dertigledendebatten voor na het reces. Dank u wel.

De voorzitter:
Dan doen we dat.

De heer Nijboer namens de PvdA.

De heer Nijboer (PvdA):
Dank, voorzitter. De deal tussen het kabinet en Shell en Exxon begint steeds meer te stinken. Vorige week bleek dat het geen 500 miljoen was van de bedrijven, maar 135 miljoen en dat schades door het kabinet worden betaald. Vandaag blijkt dat er 3 miljard …

De voorzitter:
U wilt …

De heer Nijboer (PvdA):
… — 3 miljard, voorzitter! — …

De voorzitter:
… een brief?

De heer Nijboer (PvdA):
… 3 miljard wordt overgemaakt aan Shell en Exxon om ze om te kopen. Het is echt schandalig dat wij als Kamer …

De voorzitter:
Maar wat is het verzoek, meneer Nijboer?

De heer Nijboer (PvdA):
… als Kamer niet weten …

De voorzitter:
Meneer Nijboer!

De heer Nijboer (PvdA):
Het verzoek, mevrouw de voorzitter, is het volgende.

De voorzitter:
Hèhè!

De heer Nijboer (PvdA):
Het is schandalig dat wij als Kamer niet weten wat de financiële consequenties van deze deal zijn. We krijgen van de minister van Economische Zaken de ene brief na de andere, maar van de minister van Financiën hebben we niks. We hebben morgen het debat over de Voorjaarsnota. Ik vind dat de Kamer recht heeft op precieze informatie over wat het betekent voor de begroting. Ik wil dan ook een brief voor morgen 10.00 uur.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Volmondig steun, met daarbij nog één opmerking: ik wil ook graag dat de minister van Financiën ingaat op zijn betrokkenheid bij de totstandkoming van het akkoord met Shell en ExxonMobil.

De voorzitter:
Dan stel ik voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Dank u wel.

De heer Nijboer (PvdA):
Dat laatste zou ik heel precies willen weten: wanneer heeft de minister gesproken en welke afspraken zijn er gemaakt met minister Wiebes om deze afspraken te maken? Het heeft enorme financiële consequenties. Het kabinet is vandaag extra bijeengekomen. We moeten als Kamer precies weten hoe dit zit.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Mevrouw Thieme. Waar is zij? O, daar.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Ik sta hier om een debat aan te vragen, maar met uw permissie zou ik graag aandacht willen vragen voor het feit dat het vandaag precies 100 jaar geleden is dat Suze Groeneweg hier als eerste Nederlandse vrouw toetrad tot de Tweede Kamer en dat alle mannen hier in de zaal en ook buiten de zaal zeiden: wat komen jullie hier doen? Daarover is een boek verschenen van onze collega aan de overkant, de Eerste Kamer, namelijk van senator Sophie van Bijsterveld, getiteld "Wat komen jullie hier doen?". Ik zou dat heel graag warm willen aanbevelen aan alle collega's hier in de Kamer, waar helaas nog steeds de meerderheid bestaat uit mannen.

Voorzitter. Daarvoor sta ik hier niet alleen. Ik sta hier ook omdat de minister van Landbouw heeft beloofd om voor het zomerreces te komen met haar langverwachte visie op de toekomst van de landbouw. We willen daar graag een debat over. Vandaag heeft het Planbureau voor de Leefomgeving ook een rapport laten uitbrengen over dat er een fundamenteel debat moet komen omdat er heel veel mis is in het huidige landbouwsysteem. Daarom wil ik graag na het zomerreces al een debat inplannen, zodat we met de visie van het kabinet en de uitgebreide reactie op het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving daarover kunnen debatteren.

De voorzitter:
Het klopt dat mevrouw Suze Groeneweg op 3 juli werd gekozen, maar zij is in september tot het parlement toegetreden.

De heer De Groot (D66):
Inderdaad zal minister Carola Schouten met een visie komen. Het lijkt ons ook zeer goed om daarover te spreken, maar dan is de aanleiding de visie. Daar kunnen we dit rapport bij betrekken, maar we gaan nu geen debat steunen. Wel zijn we benieuwd naar de reactie van de minister op dit rapport.

De heer Futselaar (SP):
Voorzitter. Dan kunnen we in september nog een keer aandacht besteden aan Suze Groeneweg; dat lijkt mij geheel terecht. Los daarvan, ik vind dat als het PBL met zo'n voorstel komt om een fundamenteel debat te voeren, wij daar als Kamer gehoor aan moeten geven. Dus steun voor de aanvraag van mevrouw Thieme.

De heer Bisschop (SGP):
De lijn van een debat naar aanleiding van de visie van de minister lijkt mij een goede. Dat we daarbij dit rapport betrekken, is uitstekend. Graag ook een reactie van het kabinet daarop. Dan kunnen we dat allemaal in een keer doen naar aanleiding van de visie van de minister.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ook mijn fractie wil graag debatteren naar aanleiding van de visie van de minister. Ik hoop ook dat die snel komt. Dat is dan het moment om een debat in te plannen waarbij inderdaad ook de noties die vandaag tot ons gekomen zijn worden betrokken. Maar nu geen steun.

De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Ik begreep uit de inleidende woorden van mevrouw Thieme dat ze, naast dat ze de veehouderij Nederland uit wil jagen, ook de mannen in ieder geval de Kamer uit wil jagen. Ik neem aan dat u daar toch wel een mening over heeft. Maar dat even terzijde. Geen steun voor dit debat. De motivatie werd mooi verwoord door de SGP-collega en daarvoor ook door de D66-collega.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. GroenLinks voert graag een debat over de systeemveranderingen in de landbouw, los van de visie van de minister, dus steun voor het debat.

De heer Madlener (PVV):
Ik zou me haast verontschuldigen voor het feit dat ik een man ben; sorry. Maar ik heb ook liever een debat naar aanleiding van de visie van de minister.

De voorzitter:
Meneer Moorlag, hoe voelt u zich?

De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Ik heb niet net een finale van een WK voetbalwedstrijd gespeeld, want dat is dan de gebruikelijke vraag. Maar ik zal uw vraag beantwoorden: ik voel mij uitstekend.

De voorzitter:
Goed zo.

De heer Moorlag (PvdA):
Ik kan ook met een opgewekt humeur dit verzoek steunen. De PvdA vindt het natuur- en landbouwakkoord belangrijk. Ik vind het ook belangrijk dat de minister daarover een brief naar de Kamer stuurt. In de procedurevergadering gaat de PvdA voorstellen om hier ook een rondetafelgesprek over te organiseren.

Mevrouw Lodders (VVD):
Ik zal het kort houden, voorzitter. Geen steun.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Het lijkt mij ook voor de landbouwwoordvoerders ontzettend belangrijk dat wij op korte termijn over de visie van de minister spreken, ook in reactie op het Planbureau voor de Leefomgeving. Ik zou dus zeggen: hou daar vast rekening mee in de agenda voor na het reces, anders zitten we daar misschien volgend jaar pas weer over te debatteren.

In reactie op de heer Geurts, als ik even mag: met name de heer Geurts beveel ik dit boek van zijn partijgenoot van het CDA warm aan. Die geeft aan dat het slecht gesteld is met de vertegenwoordiging van vrouwen in de Kamer, en dat het heel goed is als dat fiftyfifty wordt, in plaats van nog geen derde, zoals nu. Dat zou de heer Geurts zich aan moeten trekken, aangezien deze partij nog nooit een vrouwelijke fractievoorzitter heeft gehad.

De voorzitter:
Mevrouw Thieme! Dit is gewoon een mooie gebeurtenis. Daar horen we op een positieve manier bij stil te staan, en niet elkaar op deze manier een beetje …

Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter, de vrouwen hebben hier een grote strijd voor moeten leveren, en daar schaar ik mij graag achter.

De voorzitter:
Ik weet er alles van, mevrouw Thieme. Ik weet er alles van. Dank u wel. Dan stel ik voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Meneer Smeulders.

De heer Smeulders (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Gisteren presenteerde de OESO, de internationale Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, haar tweejaarlijkse rapport over de Nederlandse economie. Hieruit blijkt dat het aantal zelfstandigen in geen enkel OESO-land zo hard is gegroeid als in Nederland. Volgens de secretaris-generaal van de OESO is dit slecht voor de economie en verslechtert de kwaliteit van banen. De OESO maakt zich vooral zorgen over laagbetaalde zzp'ers.

De voorzitter:
Dus u heeft alles al gezegd. Klopt dat?

De heer Smeulders (GroenLinks):
Ja, en ik wil hierover graag een brief en een debat met de minister van Sociale Zaken.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Op dit moment lijkt een schriftelijke reactie van de minister mij voldoende. Dan kunnen we op basis daarvan kijken of er een apart debat moet komen of dat we dat debat koppelen aan een ander debat met soortgelijke inhoud.

De heer Van Kent (SP):
Voorzitter. Dit is een belangrijk onderwerp. Steun voor het verzoek om een brief. De commissie SZW staat erom bekend dat ze de plenaire agenda zo min mogelijk belast. Er staan nog drie debatten op de agenda waarbij we het eventueel aan de orde zouden kunnen stellen. Als de uitkomst van de reactie van de minister daartoe aanleiding geeft, kunnen we er alsnog een apart debat over organiseren, of ervoor kiezen om het bij een van die drie debatten te betrekken.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de woorden van collega Van Kent van de Socialistische Partij. Ik denk dat er het komende halfjaar ook nog wetsvoorstellen komen die hieraan raken. Het is overigens altijd een genoegen als economische adviezen ook door GroenLinks toch nog worden gelezen.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter. Dit is een belangrijke oproep van de heer Smeulders, dus steun voor een brief. Maar ook daarvoor geldt dat we de plenaire agenda een beetje willen ontlasten.

De heer Wiersma (VVD):
Voorzitter. De heer Smeulders komt hier voor de eerste keer een aanvraag voor een debat doen. Dat is aan te moedigen. Hij wordt op zijn wenken bediend, want de komende tijd staan er een heleboel debatten op de agenda. Dat zou toch veel mooier zijn dan alleen dit debat. Dus ik zou zeggen: geen steun voor dit debat, maar wel voor de brief. We komen hier op een ander moment nog uitgebreid over te spreken.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Ook steun voor een brief. De inhoud daarvan kan worden betrokken bij diverse debatten. Nu dus geen steun voor een apart debat.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

De heer Van der Molen namens … namens uzelf.

De heer Van der Molen (CDA):
Ja, namens mijzelf, voorzitter. Ik doe graag een vooraankondiging van een VAO Media. Het AO vindt morgen plaats. De verwachting is dat er wellicht ook moties komen. Dus een vooraankondiging, met stemming nog deze week.

De voorzitter:
Dank u wel. Daar zullen we in de planning rekening mee houden.

Daarmee zijn we aan het einde van deze regeling van werkzaamheden gekomen.

De vergadering wordt van 16.14 uur tot 16.30 uur geschorst.

Voorzitter: Martin Bosma

Pensioenonderwerpen

Pensioenonderwerpen

Aan de orde is het VAO Pensioenonderwerpen (AO d.d. 20/6).

De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Pensioenonderwerpen. Een hartelijk woord van welkom aan de minister. Fijn dat u bij ons bent. We hebben zeven deelnemers van de zijde van de Kamer, waarvan er zes gaan spreken. De eerste spreker is de heer Van Rooijen van de fractie van 50PLUS. Ik geef hem graag het woord.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter. Ik heb drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de evaluatie van de Wet aanpassing financieel toetsingskader (ftk) een zeer beperkte scope heeft gehad;

overwegende dat er volgens De Nederlandsche Bank onder het huidige ftk kortingen dreigen voor 10 miljoen deelnemers;

overwegende dat de rentetermijnstructuur (rts), de relatie tussen de rts en de jaarlijks gerealiseerde rendementen, de gevolgen van het afdekken van renterisico's, de kosten daarvan alsmede de risico's wanneer de rente weer zou gaan stijgen, én de Ultimate Forward Rate (UFR) in de evaluatie van het ftk buiten beschouwing zijn gebleven;

verzoekt de regering om alsnog een evaluatie van het ftk te verrichten waarin al de genoemde elementen worden geëvalueerd, en de resultaten hiervan in het najaar aan de Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Rooijen en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 413 (32043).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de vakbonden FNV, CNV en VCP gezamenlijk aandringen op vier pasklare voorstellen die het weer mogelijk maken om de pensioenen en de pensioenopbouw te indexeren;

verzoekt de regering om de vier maatregelen zoals voorgesteld door de vakbonden in hun brief aan de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 juni 2018 integraal over te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Rooijen en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 414 (32043).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens de huidige regels van het financieel toetsingskader (ftk) bij gelijkblijvend lage rekenrente voor een aantal pensioenfondsen vanaf 2020 definitieve kortingen dreigen voor opgebouwde pensioenrechten voor zowel gepensioneerden als actieve en gewezen deelnemers;

overwegende dat het ongewenst is dergelijke kortingen te eisen, terwijl zelfs bij een extreem lage rente verreweg de meeste pensioenfondsen nog een dekkingsgraad van meer dan 100% hebben;

overwegende dat het duidelijk is dat bij een dekkingsgraad van meer dan 100% door een pensioenfonds aan alle verplichtingen kan worden voldaan;

overwegende dat het tegenover betrokkenen niet is uit te leggen dat er prioriteit is voor het opbouwen van een minimale buffer ten koste van de hoogte van de pensioenopbouw of van de uitkering in een situatie waarin aan alle verplichtingen kan worden voldaan;

overwegende dat juist in de situatie die wij nu al jaren kennen, met een lage rekenrente, het risico op tegenvallende beleggingsresultaten veel lager is dan in tijden waarin de rekenrente veel hoger zou liggen;

overwegende dat zowel actieve als gewezen deelnemers en gepensioneerden door het jarenlange ontbreken van toekenning van indexatie al een aanzienlijke bijdrage leveren aan het gezond houden van de financiële toestand van de pensioenfondsen;

overwegende dat de periode van vijf jaar die is vastgesteld voor het onderschrijden van het minimaal vereiste eigen vermogen, waarna definitieve kortingen moeten worden doorgevoerd, willekeurig is gekozen, zeker in het licht van de lange duur van de periode met lage rente;

verzoekt de regering een voorstel te ontwikkelen waarbij er niet wordt gekort op opgebouwde pensioenrechten die door pensioenfondsen moeten worden doorgevoerd op grond van de onderschrijding van het minimaal vereiste eigen vermogen met een achtereenvolgende periode van vijf jaar, terwijl de dekkingsgraad hoger is dan 100%,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Rooijen en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 415 (32043).

We zullen wat extra regenwoud moeten laten aanrukken om uw moties te verwerken. Dank u wel.

Dan de heer Van Weyenberg.

De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag twee punten nog expliciet benoemen. Het eerste punt is dat wij uitgebreid hebben gepraat over het omgaan met partners wanneer iemand overlijdt. Pensioenfondsen gaan daar verschillend mee om, wat soms tot zeer onaangename verrassingen leidt. Mensen dachten dat hun partner als nabestaande werd gezien, terwijl dat in de praktijk niet het geval bleek. Wij gaan daarover doorpraten. De minister is er terughoudend in om daar een wettelijk begrip voor te maken waardoor het gelijker zou worden. Mijn fractie is daar echt nog niet van overtuigd, maar we zullen dat debat hernemen als wij het wetsvoorstel gaan bespreken over de verevening bij scheiding, zoals dat in jargon heet.

Ik zie ook uit naar de brief waarin de minister nader zal ingaan op de vraag hoe wij kunnen organiseren, of misschien wettelijk moeten borgen, dat leden van het verantwoordingsorgaan, die toch echt de stem van de deelnemers vertegenwoordigen, niet kunnen worden ontslagen door het bestuur, dat zij op een bepaalde manier toch controleren. Ik vind dat onwenselijk. Ik ben er nog steeds niet van overtuigd dat je dat niet juridisch moet regelen, maar de minister komt in september nog met een brief.

Tot slot doe ik nog één keer een oproep. We wachten al lang op een SER-advies. Het regeerakkoord heeft aansluiting geprobeerd te zoeken bij het jarenlange werk in de SER rond persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling waar dat nuttig is. Ik doe nogmaals de oproep aan de Sociaal Economische Raad, sociale partners en kroonleden om nu eindelijk de vaart er verder in te brengen en met een goed advies te komen zonder sideletters, met open vizier, zodat we eindelijk op dit dossier de noodzakelijke stappen kunnen nemen naar meer maatwerk en vooral ook meer kans op indexatie.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan wij luisteren naar de heer Smeulders van GroenLinks.

De heer Smeulders (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Tijdens het algemeen overleg spraken we over de kloof tussen hoger- en lageropgeleiden bij de pensioenen. Vandaag lezen we in Het Financieele Dagblad dat de levensverwachting voor vrouwen met de allerlaagste inkomens zelfs is gedaald in de afgelopen tien jaar. De levensverwachting van een 40-jarige vrouw uit de 10% huishoudens met de laagste inkomens is met zeven maanden afgenomen naar 80 jaar. Een leeftijdsgenote met een hoog inkomen wordt gemiddeld 90 jaar oud. Dat is een stijging met 1,4 jaar. Mede daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat hoger- en lageropgeleiden volgens het CBS tien jaar geleden nog ongeveer op dezelfde leeftijd met pensioen gingen maar dat lageropgeleiden nu bijna een jaar langer doorwerken dan hogeropgeleiden;

overwegende dat lageropgeleiden gemiddeld niet alleen eerder zijn begonnen met werken, maar ook een veel kortere (gezonde) levensverwachting hebben dan hogeropgeleiden;

overwegende dat er aan de SER-tafel op dit moment wordt gewerkt aan een herziening van het pensioenstelsel;

spreekt uit dat de kloof tussen hoger- en lageropgeleid prioriteit heeft bij de herziening van het pensioenstelsel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Smeulders, Gijs van Dijk en Van Kent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 416 (32043).

Dan de heer Omtzigt van de fractie van het CDA.

De heer Omtzigt (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Op zich hebben we een duidelijk algemeen overleg gehad. We hebben met elkaar overlegd dat we echt uitzien naar een gedragen SER-voorstel. Ik hoop dat daar een goed voorstel uit komt. Ik ga dit VAO voor twee andere punten gebruiken.

Het eerste punt gaat over Nederlanders die in Griekenland geleefd hebben. Ik heb daar al een keer of vier Kamervragen over gesteld en ik ben er nu vijf jaar mee bezig. Deze mensen krijgen hun pensioen niet uitgekeerd van de Griekse instellingen. Er is de afgelopen jaren ook een fusie geweest, maar dit is pure obstructie. Ik had dat punt aan de orde willen stellen in een wetsvoorstel dat nu een hamerstuk wordt. Dat gaat over de samenwerking. Ik vind dat het tijd wordt dat de Nederlandse regering en de Griekse regering er samen voor zorgen dat deze mensen gewoon hun pensioen krijgen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er al jarenlange problemen bestaan voor Nederlanders die een pensioenaanspraak hebben in Griekenland om het pensioen ook daadwerkelijk te innen;

verzoekt de regering direct in contact te treden met de Griekse regering en afspraken te maken waardoor mensen deze pensioenen kunnen innen, hetzij via een speciaal loket, hetzij via de SVB;

verzoekt de regering tevens over drie maanden te berichten over de gemaakte voortgang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 417 (32043).

De heer Omtzigt (CDA):
Ten tweede hebben wij eerder vandaag de antwoorden gehad op de IORP-richtlijn. Dat is de richtlijn waarmee pensioenfondsen kunnen verhuizen. Het is bloedlink als een pensioenfonds naar Spanje kan verhuizen, vooral nu uit de antwoorden blijkt dat pensioenfondsen, als ze naar Spanje verhuizen, in een keer wel een rekenrente van 3,5% mogen gebruiken, waardoor ze zichzelf totaal rijk mogen rekenen. We vroegen in dat verband wat het effect op een de collectieve waardeoverdracht is. Maar de antwoorden gingen allemaal over een individuele waardeoverdracht. Dat is een enorm verschil. Mijn vraag aan de minister is dus om de vragen te beantwoorden die wij gesteld hebben in dat verslag voordat we het hier behandelen. Want ik wil daar heel precieze antwoorden op hebben.

Dank u wel, voorzitter.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Twee vragen. Mijn eerste vraag gaat over de opmerking over het stelsel. In een overleg met de AFM heb ik gehoord dat de heer Omtzigt zei dat de stelselherziening weleens twee tot vier jaar kon duren. Is hij dan bereid om onze motie te ondersteunen die in ieder geval kortingen binnen die twee of vier jaar onder het huidige ftk wil voorkomen?

De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb een heel lange motie gehoord. Ik ga daar zo rustig naar kijken. Dan hebben we die discussie zo meteen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dan mijn tweede vraag. Het is goed dat de heer Omtzigt op de IORP wijst en ook op de gevolgen die hij aanduidde. Vindt hij de Spaanse rekenrente van 3,5% te hoog of de Nederlandse van 1,5% te laag? Want dat is natuurlijk de oorzaak. Als wij de laagste hebben, zoekt men naar en heeft men de voordelen van een veel realistischere rekenrente die ook rekening houdt met de beleggingsrendementen.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik denk dat het handig is dat de Nederlandse pensioenfondsen de rekenrente niet kunnen kiezen. Want dat betekent dat Nederlandse pensioenfondsen de neiging zouden kunnen hebben om naar Spanje of Cyprus te verhuizen, omdat ze dan 3% tot 4% rente kunnen rekenen, terwijl ze hier 0% tot 1% kunnen rekenen. Als je wilt indexeren, moet daarboven trouwens ook nog de inflatie verdiend worden, dus je moet wel wat hogere rendementen dan deze maken. Ik denk dat dat onverstandig is. Ik vind het verstandig dat wij dat hier vaststellen. Uit de antwoorden blijkt dat de pensioenfondsen straks dus een enorme prikkel hebben om met z'n allen naar Spanje te verhuizen. Als ze dat rendement niet halen, zitten we over tien jaar met de gebakken peren. Dan komen er hier forse kortingen en staat het pensioengeld in Spanje. En dan kan Nederland er niet eens bij. Want het andere antwoord dat we van de minister kregen, was dat als Spanje op dat moment dan zin heeft om een extra belasting op Nederlands pensioengeld te heffen, het dat ook nog mag. Nou, dat is dubbel onwenselijk, zou ik zo zeggen.

De voorzitter:
Afrondend, kort.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik steun van harte de twee opmerkingen van mijn collega. Als we een heel lage rekenrente hebben, is de verleiding om naar een ander land te gaan, bijvoorbeeld Spanje, natuurlijk heel groot. Neem die aanleiding en verleiding weg.

De heer Omtzigt (CDA):
Dat kan op twee manieren weggenomen worden. Dat betekent ofwel één uniform pensioentoezicht vanuit heel Europa, maar dat lijkt me onwenselijk, buitengewoon onwenselijk. De tweede manier om dat weg te nemen was geweest als partijen zoals de VVD, Partij van de Arbeid, D66 en GroenLinks, niet voor deze richtlijn gestemd hadden, waardoor pensioenfondsen nu mogen verhuizen. Ik vind het buitengewoon onwenselijk dat dat makkelijker geworden is.

De voorzitter:
Zullen we één vraag doen, meneer Van Weyenberg.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik zal het heel kort houden. Om te beginnen zegt De Nederlandsche Bank dat ze met die richtlijn juist beter toezicht hierop kan houden. Ik heb één vraag aan de heer Omtzigt. Wat heeft zijn fractie in het Europarlement gestemd? Kan hij bevestigen dat het CDA in Europa gewoon voor die richtlijn heeft gestemd?

De heer Omtzigt (CDA):
Hier zit een sleight-of-hand van de D66-fractie. Wij hebben deze stukken minder dan 24 uur van tevoren gehad en we hebben daar niet over gesproken.

De heer Van Weyenberg (D66):
Gewoon antwoord op mijn vraag.

De heer Omtzigt (CDA):
Zo, wat een irritatie vandaag, meneer Van Weyenberg.

De voorzitter:
Het wordt reces, dus we zijn allemaal een beetje druistig.

De heer Omtzigt (CDA):
Dat merk ik buitengewoon goed.

De voorzitter:
De heer Omtzigt maakt even zijn antwoord af.

De heer Omtzigt (CDA):
De opmerking van de heer Van Weyenberg was dat DNB beter toezicht kan houden, maar DNB mag onder deze richtlijn — lees de antwoorden van de minister — geen toezicht houden op arbitrage. Die mag slechts toezicht houden op of er voldoende geld is overgedragen. Die mag dus geen toezicht houden op of het wenselijk is en ook niet op of de toezichthouder in het andere land goed genoeg is.

De voorzitter:
Heel goed.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik geef u één voorbeeld. De toezichthouder in Malta is onder versterkt toezicht van de Europese Centrale Bank gezet omdat het niet goed genoeg was. Wij hebben hier als CDA-fractie onze eigen verantwoordelijkheid en ik heb vol overtuiging tegen deze richtlijn gestemd.

De voorzitter:
Afrondend, kort.

De heer Van Weyenberg (D66):
Maar de CDA-fractie in Europa stemde gewoon voor. Dat is een feit.

De voorzitter:
Heel goed. Dank u wel. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is de heer Van Kent van de fractie van de SP.

De heer Van Kent (SP):
Dank, voorzitter. Er dreigt een nieuw pensioencontract te komen, waarbij werknemers premie mogen inleggen maar geen idee hebben wat daaruit komt. Dat vindt de SP-fractie zeer onwenselijk. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het onzekere casinopensioen in 2011 terecht tot veel weerstand leidde en uiteindelijk van tafel is geveegd;

constaterende dat op basis van uitgelekte plannen er opnieuw over soortgelijke voorstellen wordt gesproken;

spreekt uit dat in een eventueel nieuw pensioencontract het uitgangspunt moet zijn dat de premie moet leiden tot het toegezegde pensioenresultaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Kent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 418 (32043).

De heer Van Kent (SP):
De heer Smeulders sprak net ook al over de berichtgeving over de steeds groter wordende kloof tussen mensen met een praktische en mensen met een theoretische opleiding. Hun levensverwachting verschilt enorm. De gemiddelde mens bestaat niet, maar door de koppeling van de AOW-leeftijd aan de gemiddelde leeftijdsverwachting komt een heel grote groep mensen in de problemen. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de AOW-leeftijd is gekoppeld aan de gemiddelde levensverwachting;

constaterende dat de kloof in levensverwachting tussen lage- en hoge-inkomensgroepen de afgelopen tien jaar is gegroeid tot 8,6 jaar voor mannen en zelfs 9,4 jaar voor vrouwen;

constaterende dat de AOW-duur van lagere-inkomensgroepen verder wordt verkort, terwijl deze voor hogere-inkomensgroepen langer wordt;

overwegende dat de lage-inkomensgroepen vaak eerder beginnen met werken in zware beroepen en daardoor langer werken dan hogere-inkomensgroepen;

verzoekt de regering de AOW-leeftijd te ontkoppelen van de levensverwachting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Kent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 419 (32043).

De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Gijs van Dijk van de fractie van de Partij van de Arbeid.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Volgens mij hebben we een goed algemeen overleg gehad. We hebben met name gesproken over de AOW, de toekomst van het stelsel en eerder stoppen met werken. Dat zijn de grote thema's waarover we het moeten hebben. Wij zijn nog in afwachting van de polder en van de Sociaal-Economische Raad. Het debat daarover gaat daarna vast verder.

We hebben ook gesproken over de uitzendbranche, over mensen die uitzendkracht zijn en die een wettelijke wachttijd hebben voordat ze pensioen opbouwen. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het regeerakkoord spreekt van een nieuwe balans tussen flex en vast;

constaterende dat de wettelijke wachttijd bij pensioenen in de uitzendbranche uitzonderlijk is en ervoor zorgt dat uitzendkrachten goedkoper zijn dan werknemers met een vast contract;

overwegende dat iedereen zeker moet zijn van een goede pensioenopbouw;

verzoekt de regering om bij de voorstellen rond vast en flex de nadelige wettelijke uitzondering voor de uitzendbranche bij de wachttijd voor pensioenen aan te pakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Gijs van Dijk, Van Kent en Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 420 (32043).

Tot zover de termijn van de Kamer. Ik schors vijf minuten en dan gaan we luisteren naar de minister.

De vergadering wordt van 16.47 uur tot 16.52 uur geschorst.

De voorzitter:
De minister was toch sneller klaar met de motie-Van Rooijen dan verwacht. Het viel eigenlijk ook wel mee als je die terugleest. Daarom kan ik de minister nu reeds het woord geven. Het woord is aan de minister.

Minister Koolmees:
Dank, voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor de ingediende moties en een aantal vragen. De heer Van Rooijen heeft drie moties ingediend. In de motie op stuk nr. 413 wordt de regering verzocht om alsnog een evaluatie van het ftk te verrichten waarin al de genoemde elementen, zoals de rentetermijnstructuur en de UFR, worden meegenomen. Voor de volledigheid: de UFR was geen onderdeel van de wetswijziging van het nieuwe ftk, waarmee het ook geen onderdeel is geworden van de evaluatie. We hebben natuurlijk wel de Commissie Parameters gehad. Er is ook aangekondigd dat er in 2019 een nieuwe Commissie Parameters wordt ingesteld, omdat het gebruikelijk is om dat eens in de vijf jaar te doen. Omdat het geen onderdeel was van het nieuwe ftk ontraad ik deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 414. Eigenlijk hebben we het daarover al gehad in het debat. Inderdaad die ochtend is er een brief binnengekomen van de vakbonden met vier concrete voorstellen voor de korte termijn. Daarvan heb ik in het debat betoogd dat dit onderdeel is van een bredere stelseldiscussie en dat je niet aan een kant van het contract of de regels versoepelingen kunt toestaan zonder naar het totaal te kijken. Ik heb in het debat verder gezegd dat ik niet van plan ben om het geïsoleerd over te nemen maar het echt onderdeel vind van de stelseldiscussie. Daarom ontraad ik ook deze motie.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
De minister is bekend met de brief, zoals mij uiteraard ook is gebleken. In die brief staat op bladzijde 2 dat men overigens werkend aan een nieuw stelsel, absoluut wil dat er op de meest korte termijn naar deze voorstellen wordt gekeken en dat deze maatregelen eenvoudig door te voeren zijn. De partners die nota bene aan het onderhandelen zijn, vinden dat op korte termijn die vier maatregelen genomen moeten worden. Dan is dat toch niet onredelijk?

Minister Koolmees:
Volgens gaat het maar om een deel van de partners. Het zijn namelijk de vakbonden die dat zeggen. Daarnaast hebben we natuurlijk de werkgevers en de kroonleden die in de SER samen bezig zijn met een stelseldiscussie. Ik begrijp vanuit het belang van de vakbonden zeker de wens die mij ook niet onbekend voorkomt, maar vanuit het evenwicht en de toekomstbestendigheid van het stelsel vind ik het goed om het totale contract te bekijken en er niet elementen uit te lichten.

De voorzitter:
Afrondend.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Zo-even bij de interruptie op de heer Omtzigt heb ik er ook al op gewezen: niemand weet of en welk stelsel er de komende jaren gaat komen. Het kan best twee tot vier jaar duren, zei de heer Omtzigt in een overleg onlangs. Als dat zo lang duurt, wat is er dan tegen om op korte termijn samen met de werkgevers te kijken of deze vier maatregelen genomen kunnen worden om te zorgen dat indexatie mogelijk wordt? Dan heb ik het nog niet eens over kortingen die ook nog mogelijk moeten zijn.

Minister Koolmees:
Naar mijn idee is dit een herhaling van het debat over het initiatiefwetsvoorstel van de heer Van Rooijen, dat nog steeds hangt. Ook daar is dit aan de orde geweest. De tweede termijn van de behandeling van het wetsvoorstel van de heer Van Rooijen en dat van mijzelf moet nog worden ingepland. In die eerdere discussie heb ik er ook op gewezen dat je naar het stelsel in totaliteit moet kijken, omdat we een gebalanceerd stelsel hebben waarbij er wat betreft de kortingen, het uitspreiden over de jaren, de hersteltermijnen en de rekenregels een balans is gevonden door mijn voorgangster, mevrouw Klijnsma, in het nftk, en ik het onverstandig vind om daar losse elementen uit te halen.

Dan kom ik op de lange motie van de heer Van Rooijen en mevrouw Van Brenk van 50PLUS, de motie op stuk nr. 415. Daarin wordt de regering verzocht een voorstel te ontwikkelen waarbij er niet wordt gekort op opgebouwde pensioenrechten die door pensioenfondsen moeten worden doorgevoerd op grond van de onderschrijding van het minimaal vereiste eigen vermogen met een achtereenvolgende periode van vijf jaar, terwijl de dekkingsgraad hoger is dan 100%. Dit is eigenlijk het verlengde van de motie op stuk nr. 414. Mijn reactie is dan ook ongeveer dezelfde. Dit is een onderdeel van de huidige wet- en regelgeving als het gaat over het prudentieel kader van pensioenfondsen. Natuurlijk, kortingen zijn niet leuk, maar het is wel onderdeel van de systematiek. We hebben de hersteltermijnen en de uitsmeerperioden in 2015 verlengd. Daarmee zijn abrupte kortingen voorkomen. De termijnen zijn verlengd maar dit blijft wel onderdeel uitmaken van de systematiek. Daarom ontraad ik deze motie.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
De minister zegt dat deze motie een verlengde is van mijn tweede motie. Die tweede motie ging over die vier maatregelen die de vakbonden voorstellen. Wat ik voorstel, wat 50PLUS voorstelt is een vijfde maatregel, dus niet een van die vier. Die vijfde maatregel houdt heel simpel in dat er niet wordt gekort zolang je vijf jaar onder de 104% blijft maar dat dit pas kan gebeuren als je vijf jaar onder de 100% zit. Dat is een hele andere motie. Dit heeft ook niks te maken met mijn initiatiefvoorstel, want dat gaat over de rekenrente. Dit gaat er gewoon over dat als de pensioenfondsen een dekkingsgraad van 100% hebben en aan alle verplichtingen kunnen voldoen, er geen reden is om tot korting over te gaan. En De Nederlandsche Bank zegt dat die dreiging er de komende jaren voor 10 miljoen deelnemers is.

Minister Koolmees:
Bij de vaststelling van het nftk door mijn voorgangster, mevrouw Klijnsma, is er bewust voor gekozen om het minimaal vereiste eigen vermogen op die 104,2% te zetten. Dat heeft ook een relatie met de hersteltermijn, en met de 90% en de 110%. Het was geïndexeerd vanaf een dekkingsgraad van 110%. Het is een samenspel van afspraken die we met elkaar hebben gemaakt om ervoor te zorgen dat de pensioenfondsen generationeel evenwichtig blijven. Hier wordt er weer één element uitgepikt. Ik begrijp de politieke wens van de heer Van Rooijen, alleen ik vind het onverstandig. Ik wil er integraal naar kijken bij de stelseldiscussie. Dus mijn oordeel blijft dat ik de motie ontraad.

De voorzitter:
Prima. Afrondend, kort.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik heb zelf uiteraard die nftk-debatten in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer destijds gevolgd. Niemand heeft destijds voorzien dat de rekenrente zo hard zou dalen. We hebben een dekkingsgraad van 100%, bij een rekenrente die de laagste in de wereld is en ook de laagste die Nederland heeft gekend. Als je bij 100% met een hele lage rekenrente nog zou moeten korten, dan is dat toch absoluut niet uit te leggen? Die 100% is nu gekoppeld aan de 1,5.

Minister Koolmees:
Een zin die de heer Van Rooijen uitsprak, geeft precies aan waar volgens mij de schoen wringt. In 2018 communiceerde het ABP nog dat de rente toen historisch laag was. Die stond toen op 4,5%, zeg ik uit m'n hoofd. Sindsdien hebben we een forse daling van de rente gezien. Dus we hebben geen glazen bol en weten niet wat er gaat gebeuren met de rente. Eigenlijk zie je dat de rente al sinds de jaren tachtig trendmatig aan het dalen is. Als ik zou weten wat de rente gaat doen de komende jaren, zou ik rijk zijn en dat ben ik niet. Vanuit prudentiële overwegingen hebben we er dus bewust voor gekozen om waarborgen in het systeem op te nemen; generationeel evenwichtig. Daar horen die hersteltermijnen bij en daar horen die 90% en 110% bij. Dus mijn oordeel over deze motie blijft hetzelfde: ik vind het niet verstandig om daar één element uit te halen.

De voorzitter:
Goed. Ik stel voor dat we naar de motie op stuk nr. 416 gaan, want het is niet uw motie, meneer Van Kent. Het lijkt me dus ook niet dat u hier heel veel aan toe te voegen heeft. Kort, meneer Van Kent.

De heer Van Kent (SP):
Ik zou graag één vraag willen stellen.

De voorzitter:
Eén hele korte vraag.

De heer Van Kent (SP):
Ik hoor de minister hier namelijk drie moties ontraden. Ik wil de minister vragen of hij van plan is om de komende jaren in afwachting van een nieuw pensioencontract, en allereerst een pensioenakkoord, op z'n handen te blijven zitten en niks te doen en toe te kijken. Of wil de minister, daarop vooruitlopend, voorkomen dat de pensioenen van hardwerkende mensen en van onze gepensioneerden worden verlaagd?

Minister Koolmees:
Ik ben gemotiveerd om een toekomstbestendig stelsel te gaan maken, samen met de sociale partners. Daarover hebben we in het regeerakkoord ambitieuze afspraken gemaakt over een stelselherziening. Daarbij is het draagvlak van de sociale partners van groot belang. Daarom wachten wij nog op het advies van de Sociaal-Economische Raad, met daarin werkgevers en werknemers en kroonleden. Daar zit mijn ambitie.

De voorzitter:
Heel goed. Dan de motie op stuk nr. 416.

Minister Koolmees:
Voorzitter. Ik ga eerst nog even langs de opmerkingen van de heer Van Weyenberg. Hij heeft geen moties ingediend, maar wel een paar opmerkingen gemaakt. Op een aantal onderwerpen, zoals de partners en het verantwoordingsorgaan, komen we later nog te spreken. Het staat scherp op het netvlies.

De heer Smeulders heeft de motie op stuk nr. 416 ingediend met het dictum: "spreekt uit dat de kloof tussen hoger- en lageropgeleid prioriteit heeft bij de herziening van het pensioenstelsel". In de eerste plaats is dat een motie die niet aan mij is gericht, maar meer aan de Kamer. Ik wil er wel kort iets over zeggen. Ik ga er dus geen oordeel over geven en als ik een oordeel geef, dan zou ik haar ontraden. Waarom? Onderdeel van de discussie over het stelsel is bijvoorbeeld de doorsneesystematiek. Daar hebben we het in het algemeen overleg ook uitgebreid over gehad. Onderdeel van de doorsneesystematiek is ook de verdeling tussen hoog- en laagopgeleid en tussen hoge en lage inkomens. Door de doorsneesystematiek zit daar nu eigenlijk een herverdeling die we ongewenst vinden en die we daarom ook willen aanpassen. Dat zijn in ieder geval de plannen uit het regeerakkoord. Maar daarmee maken ze ook onderdeel uit van de discussie die op tafel ligt, ook bij de SER. Daarnaast is de levensverwachtingsdiscussie veel breder dan alleen maar het onderwerp pensioenen. Het gaat ook over preventie — de minister van Volksgezondheid is in de zaal — over gezond leven en over sporten. Dat soort verklaringen zijn natuurlijk relevant voor de levensverwachting. Maar ja, dat gaat buiten de pensioenen om. Daarom ontraad ik deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 417 van de heer Omtzigt. Ik heb inderdaad begrepen dat de heer Omtzigt al een aantal jaar vragen stelt over de situatie in Griekenland. Ik heb ook begrepen dat er een reorganisatie aan de gang is bij de Griekse socialezekerheidinstellingen. Die heeft ertoe geleid dat er echt problemen zijn ontstaan voor mensen die in Griekenland hebben gewoond, daar pensioen hebben opgebouwd en weer terug zijn gekeerd naar Nederland. De motie vraagt om contact te hebben met de Griekse regering. Dat wil ik zeker doen. Ik kan dit punt via de Nederlandse ambassade onder de aandacht brengen van de Griekse autoriteiten. Dat ga ik doen, maar ik kan geen belofte doen over het resultaat, want het zijn kwesties waar ik niet op kan ingrijpen. Het gaat over Griekse wetgeving en Griekse pensioenen. Overigens is de Sociale Verzekeringsbank ook regelmatig in overleg met zijn Griekse counterpart over dit onderwerp. Ik kan geen succes garanderen, maar ik kan wel toezeggen dat ik u binnen drie maanden informeer over de gemaakte voortgang. Ik heb begrepen dat aan het einde van dit jaar de reorganisatie bij de Griekse diensten voltooid zou moeten zijn. Ik hoop en verwacht dat het dan ook beter gaat, maar daar ga ik niet over. Die belofte zou ik niet waar kunnen maken. Met deze opmerking wil ik de motie overlaten aan het oordeel van de Kamer.

De heer Omtzigt (CDA):
Het gaat hier om mensen die al sinds 2008, 2009 niks krijgen en de fusie tussen de Griekse overheidsinstellingen is al sinds ongeveer 2013, 2014 aan de gang. Was het maar een halfjaar, dan had ik u niet op pad gestuurd.

De voorzitter:
Heel goed. De motie op stuk nr. 418.

Minister Koolmees:
Maar ik ga op pad, of in ieder geval: de Nederlandse ambassade gaat op pad.

De motie op stuk nr. 418. Nee, sorry, de heer Omtzigt had nog een vraag over de IORP-richtlijn. Vorige week heb ik de tweede ronde schriftelijke vragen beantwoord over de IORP-richtlijn. Blijkbaar is daar iets misgegaan in de verwachtingen: individuele waardeoverdracht versus collectieve waardeoverdracht. Ik zal uw Kamer voorafgaand aan de plenaire behandeling van het wetsvoorstel een brief met een nadere toelichting doen toekomen, in lijn met de vragen van de heer Omtzigt, zodat dat punt opgehelderd wordt.

Dan de motie op stuk nr. 418 van de heer Van Kent. Die spreekt uit "dat in een eventueel nieuwe pensioencontract het uitgangspunt moet zijn dat de premie moet leiden tot het toegezegde pensioenresultaat". Daar heb ik wel wat filosofische problemen mee. Een van de problemen die we de afgelopen jaren met de pensioenen hebben gehad, is dat de pensioenresultaten niet gegarandeerd konden worden. We hebben al negen jaar de situatie dat er niet geïndexeerd wordt en dat er bij sommige pensioenfondsen zelfs gekort wordt. Dat is nou juist een van de problemen als het gaat over de rekenrente, de zekerheid in het contract en de zekerheidsmaatstaven die erin zitten. Dat is juist onderdeel van de discussie die we nu hebben over het toekomstbestendige pensioenstelsel. Vanuit die optiek kan ik niet anders dan deze motie ontraden.

De heer Van Kent (SP):
De motie gaat daar niet over. Daar komt bij dat de premies de afgelopen jaren juist te laag zijn geweest en niet of in ieder geval onvoldoende hebben bijgedragen aan herstel. Deze motie geeft aan dat we niet toe moeten naar een stabiele, vaste premie-inleg, maar dat in de toekomst het toegezegde pensioen leidend moet zijn en dat de premie daarop afgestemd moet zijn.

Minister Koolmees:
Sowieso is het uitgangspunt dat we proberen een kostendekkende premie met elkaar af te spreken. Nu hebben we natuurlijk een te lage premiedekkingsgraad, ook door de lage rente, maar een toegezegd pensioenresultaat is juist een van de kernelementen van de discussie van de afgelopen jaren, waar ook heel veel onvrede over is. Heel veel mensen dachten dat ze een toegezegd pensioenresultaat hadden in het huidige stelsel met nominale zekerheid. Zij zijn de afgelopen jaren van een koude kermis thuisgekomen, omdat er ofwel gekort is, ofwel jarenlang niet geïndexeerd is. Dat is juist een van de grote problemen in het huidige stelsel. Deze motie spreekt uit dat in een eventueel nieuw pensioencontract het toegezegde pensioenresultaat een belangrijke rol speelt, terwijl die verwachtingen van de toekomst onzeker zijn; dat is inherent aan de toekomst. Dat is juist de les van de afgelopen jaren. Tegen die achtergrond ontraad ik deze motie.

De voorzitter:
Afrondend.

De heer Van Kent (SP):
Deze motie verzoekt de Kamer de uitspraak te doen dat we niet los moeten laten dat wij toewerken naar een bepaald pensioenresultaat in plaats van dat we gaan toewerken naar een premie-inleg door werknemers, waarbij je nog maar moet zien wat je gaat krijgen. Ik weet dat deze minister daar voorstander van is, maar de SP-fractie heeft daar een heel groot probleem mee. In het verleden is het wel het "casinopensioen" genoemd. Ik hoop dat de Kamer de SP hierin zal volgen.

Minister Koolmees:
We zullen het zien.

De tweede motie van de heer Van Kent, op stuk nr. 419, verzoekt de regering om de AOW-leeftijd te ontkoppelen van de levensverwachting. In de kern is dat dezelfde discussie als die de heer Smeulders heeft aangeraakt in zijn motie over de verschillen in levensverwachting. Daar heb ik net al op gereageerd. Wat ik wel opvallend vind aan deze motie is dat door de AOW-leeftijd te ontkoppelen het verschil blijft bestaan; alleen zullen hogeropgeleiden daar dan langer van profiteren. Het belangrijkste punt is dat we de AOW-leeftijd de afgelopen jaren niet voor niks hebben verhoogd; dat was vanwege de toekomstbestendigheid van onze sociale voorzieningen en onze welvaartsstaat. Dat heeft natuurlijk forse budgettaire effecten. Ook daarom ontraad ik deze motie.

De heer Van Kent (SP):
Door de extreem snelle verhoging van de AOW-leeftijd nemen de verschillen tussen praktisch opgeleiden en theoretisch opgeleiden juist toe. Dat moet de minister erkennen. Daarbij wordt door het verlagen van de AOW-leeftijd het voor werknemers en werkgevers veel makkelijker om afspraken te maken op individueel niveau om mensen of eerder te laten stoppen met werken of, indien mogelijk, langer door te laten werken. Ik begrijp deze reactie van de minister dus absoluut niet.

Minister Koolmees:
Ik heb tijdens de begrotingsbehandeling al aangegeven, toen in de richting van de heer Gijs van Dijk — het staat overigens ook in het regeerakkoord — dat opties als deeltijdpensioen en mogelijkheden om eerder te stoppen met werken onderdeel zijn van de discussies over het toekomstige stelsel. Dat zijn generatiepactregelingen waarbij je bijvoorbeeld een 80-90-100-regeling doet: 80% werken, 90% uitbetaald, 100% pensioenopbouw. Dat is ook onderdeel van de gesprekken, maar het generiek ontkoppelen van de AOW-leeftijd en de levensverwachting is geen kabinetsbeleid. Daarom ontraad ik deze motie.

De laatste motie, die op stuk nr. 420, is van de heer Gijs van Dijk, de heer Van Kent en de heer Smeulders. In het AO hebben we het uitgebreid gehad over de wettelijke wachttijd bij de pensioenen in de uitzendbranche. "Verzoekt de regering om bij de voorstellen rond vast en flex de nadelige wettelijke uitzondering voor de uitzendbranche bij de wachttijd voor pensioenen aan te pakken". In het AO hebben we uitgebreid van gedachten gewisseld over de wachttijd, die maximaal twee maanden mag bedragen. Dat is de wettelijke wachttijd. Er is een uitzondering gemaakt voor de uitzendbranche vanwege uitvoeringsoverwegingen. Daar is de wachttijd zes maanden. Er zijn heel veel mensen die kort werken in de uitzendbranche en dat zou voor pensioenfondsen heel veel uitvoeringskosten met zich meebrengen. Daarom is toen een wettelijke uitzondering mogelijk gemaakt. Daarnaast hebben de cao-partners, dus de werkgevers en werknemers aan de onderhandelingstafel in de uitzendbranche, wel degelijk de mogelijkheid om het naar beneden te brengen. Sterker nog, ze kunnen ook een andere systematiek kiezen met een omgekeerde periode, een wachtperiode waarin je achteraf toch pensioen opbouwt. Dat mag in de Pensioenwet, maar dat is aan de onderhandelingsvrijheid van de sociale partners, dus de werkgevers en de werknemers. In het Wetsvoorstel arbeidsmarkt in balans hebben wij als kabinet een aantal voorstellen gedaan om het verschil tussen het vaste contract en het flexibele contract kleiner te maken, maar deze maatregel is geen onderdeel daarvan. Tegen die achtergrond moet ik helaas ook deze motie ontraden.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ik heb het idee dat de minister en ik, net als bij het AO, wellicht wat langs elkaar praten. In artikel 14, lid 2 van de Pensioenwet staat die uitzonderingsmogelijkheid voor de uitzendbranche.

Minister Koolmees:
Voor de uitzendbranche, ja.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Mijn vraag is heel simpel. Als de Wet arbeidsmarkt in balans wordt behandeld, is de minister dan bereid om ook dit in ogenschouw te nemen? Het is gek dat dat een wettelijke uitzondering is. Het is altijd aan sociale partners, maar dit is een gekke wettelijke uitzondering die niet meer van deze tijd is. Misschien willen we pensioenen meenemen. Misschien willen we ook voor mensen in de uitzendsector een goede pensioenopbouw.

Minister Koolmees:
Nu ga ik even improviseren; dat is altijd gevaarlijk. Maar volgens mij is deze wettelijke uitzondering voor de uitzendbranche in de wet gekomen op verzoek van de sociale partners, omdat er ontzettend veel kleine pensioentjes worden opgebouwd door mensen die een paar dagen werken voor een uitzendbureau. Als je dat allemaal zou moeten registreren, is dat in de uitvoering ontzettend lastig voor het pensioenfonds van de uitzendbranche. Tegelijkertijd staat het de sociale partners binnen de Pensioenwet vrij om die wachttijd korter te maken. Naar mijn idee — ik ga straks kijken of dat klopt; ja, het klopt — is deze uitzondering juist op verzoek van de sociale partners toegevoegd aan de Pensioenwet, vanwege de uitvoerbaarheid van de regelingen. Het staat de sociale partners dus vrij om dat in te perken als ze daar een onderhandelingsresultaat op bereiken.

De voorzitter:
Duidelijk. Afrondend, kort, puntig.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Afrondend: het is meer dan tien jaar geleden dat die uitzondering is gecreëerd. Inmiddels wordt in ieder geval vanuit de vakbeweging gezegd: laten we dit artikel schrappen.

Minister Koolmees:
Dat ken ik. Die discussie ken ik ook, maar dan moeten werkgevers en werknemers er samen uitkomen.

De voorzitter:
Helder, dank u wel. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Donderdag stemmen wij over de moties. Dank aan de minister voor zijn aanwezigheid. Ik schors een klein minuutje voor een mise-en-scènewijziging.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling

Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling

Aan de orde is het VAO Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling (AO d.d. 21/06).

De voorzitter:
Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Aan de orde is thans het VAO Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling. Er zijn zes deelnemers aan dit debat, waarvan er vier ook daadwerkelijk iets gaan zeggen. De eerste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Van den Hul van de fractie van de Partij van de Arbeid. Het woord is aan haar.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. Ik dank het kabinet voor zijn inzet op dit belangrijke thema. Ik heb op drie punten een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de aanpak van geweld achter de voordeur breder is dan de uitvoering van het programma "Geweld hoort nergens thuis: Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling 2018-2021";

van mening dat ministerie-overstijgende regie nodig is voor zowel de monitoring van de aanpak, als om er zorg voor te dragen dat de verschillende landelijke en lokale interventies elkaar versterken;

verzoekt de regering een nationaal rapporteur geweld achter de voordeur aan te stellen, die zorg draagt voor de samenhang en daarmee effectiviteit van de aanpak van geweld achter de voordeur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 190 (28345).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat genderongelijkheid een fundamentele rol speelt bij geweld achter de voordeur, en zowel de aanpak als de evaluatie daarvan daarom gendersensitief moet zijn;

overwegende dat ervaringsdeskundigen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het vormgeven van gendersensitief beleid in de praktijk;

verzoekt de regering ervaringsdeskundigen te betrekken bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van gendersensitief beleid, en de Kamer hierover te informeren bij de eerste voortgangsrapportage,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 191 (28345).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de gescheiden toepassing van civiele en strafrechtelijke wegen een effectieve rechtsbescherming van slachtoffers van geweld achter de voordeur en kindermishandeling in de weg kan staan;

constaterende dat in Rotterdam wordt overwogen een pilot te starten waarbij combizittingen over geweld achter de voordeur en kindermishandeling en uitspraken rond bijvoorbeeld beschermingsmaatregelen of civiel samenkomen met uitspraken rond lopende strafzaken;

verzoekt de regering deze pilot daadwerkelijk te starten, en de Kamer te informeren over de voortgang en resultaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 192 (28345).

Dan de heer Peters van de fractie van het CDA. Hij ziet af van zijn spreektijd. Mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Het was een belangrijk debat, waarin we het inderdaad hebben gehad over kindermishandeling en huiselijk geweld. Het is goed dat het kabinet daar aandacht aan geeft. Op een aantal punten waren wij nog niet helemaal tevreden met de antwoorden. Dus ook GroenLinks heeft drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat naar schatting 60.000 kinderen een van beide ouders niet meer zien;

constaterende dat de oorzaak vaak verband houdt met ruzie tussen beide ouders;

van mening dat kinderen hiervan niet de dupe mogen worden;

ook van mening dat een eenduidige oplossing moeilijk te vinden is;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met hulpverleners, rechters en ouders om samen met hen oplossingsrichtingen te verkennen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 193 (28345).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kinderen volgens het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind het recht hebben om mee te praten over beleid waar zij mee te maken krijgen;

constaterende dat slechts 18% van de gemeenten kinderen laat meepraten over beleid over de aanpak van kindermishandeling;

constaterende dat de Kinderombudsman, UNICEF en Defence for Children ook aangeven dat de betrokkenheid van kinderen te wensen overlaat;

verzoekt de regering gemeenten aan te spreken wanneer zij kinderen niet betrekken en zelf het goede voorbeeld te geven door met kinderen en jongeren in gesprek te gaan over actieplannen en beleid dat over hen gaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 194 (28345).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dan de laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit verschillende rapporten blijkt dat mensen met een beperking en lhbtqi's vaker slachtoffer worden van geweld, misbruik en (seksueel) grensoverschrijdend gedrag;

constaterende dat in het landelijk beleid over huiselijk geweld weinig aandacht is voor kwetsbare groepen;

van mening dat het beleid erg algemeen is en weinig rekening houdt met kwetsbare groepen;

verzoekt de regering in de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling, specifiek in te gaan op manieren om te voorkomen dat mensen met een handicap en lhbtqi's het slachtoffer worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 195 (28345).

Dank u wel.

Dan mevrouw Agema van de Partij voor de Vrijheid.

Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik dien meteen mijn moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om naast het beleid voor een rookvrije generatie ook beleid te maken voor een hoofddoekvrije generatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Agema en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 196 (28345).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in het actieprogramma "Geweld hoort nergens thuis" terecht stelt dat, ik citeer: "Wanneer een kind van 7 elke ochtend ontbijt met chips en zelf naar school fietst omdat zijn moeder nog dronken in bed ligt, heeft het geen blauwe plekken op zijn lijfje, maar ernstige verwaarlozing laat op zijn ziel wel degelijk krassen achter. Daarom is ook dit kindermishandeling";

verzoekt de regering het ramadannen door kinderen, waardoor zij de hele dag niet mogen eten, ook aan te merken als kindermishandeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Agema en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 197 (28345).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering niet alleen te klagen dat de uitstroom van vrouwen uit de opvang stagneert door een gebrek aan passende opvang, maar statushouders geen voorrang meer te geven op de vrijgekomen woningvoorraad sociale huurwoningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Agema, Fritsma en Kops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 198 (28345).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering te bewerkstellingen dat het nooit opnieuw gebeurt dat aandacht en middelen worden verlegd van de aanpak van loverboys naar mensenhandel in de asielinstroom,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Agema, Fritsma en Markuszower. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 199 (28345).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om niet langer weg te kijken van meisjesbesnijdenis en net als in België het exacte aantal meisjes dat risico loopt in kaart te brengen en daders actief op te sporen, te berechten, hun straf uit te laten zitten en het land uit te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 200 (28345).

Begrijp ik het goed dat er verder geen sprekers zijn van de zijde van de Kamer? Dan stel ik vast dat de termijn van de Kamer hiermee voorbij is. Wanneer kan de minister antwoord geven? Vijf minuutjes? Ik schors even vijf minuten en dan gaan we luisteren naar de minister.

De vergadering wordt van 17.19 uur tot 17.24 uur geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.

Minister De Jonge:
Voorzitter, dank u wel. Dank voor het op 21 juni gevoerde algemeen overleg. Ik denk dat we daar een goed en inhoudelijk debat hebben gehad over de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Omdat we daarin redelijk uitputtend zijn geweest, wil ik me nu beperken tot de ingediende moties en die moties van een oordeel voorzien.

Ik begin bij de motie-Van den Hul op stuk nr. 190. Die verzoekt de regering om een nationaal rapporteur aan te stellen. Daarover het volgende. Als ik de motie goed begrijp, zijn de gronden om die nationaal rapporteur aan te willen stellen, de regie en de monitoring. Als ik kijk naar de regie, dan zijn we helder. In de richting van iedereen die twijfelt over waar de regie ligt, zeg ik: die ligt bij ons, bij de minister van VWS. Daarin hebben we samen te werken met de VNG, met andere departementen en met alle partners in de justitieketen. Dat doen we dus ook. We hebben daarom een programmabureau ingericht en we maken een programmadirecteur overkoepelend verantwoordelijkheid voor de implementatie van het programma zoals we dat nu hebben opgezet. Daarom denk ik dat de toegevoegde van die nationaal rapporteur eigenlijk niet zo groot is. Om die reden zou ik die motie willen ontraden.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Waar het ons om te doen is, is niet zozeer de term "nationaal rapporteur". Dat is niet waar het ons om gaat. Waar het ons om gaat is dat de aanpak van geweld achter de voordeur verdergaat dan alleen beschreven in het programma Geweld hoort nergens thuis. Dat gaat bijvoorbeeld ook over de inzet om de economische zelfstandigheid te vergroten. Dat gaat bijvoorbeeld ook over de inzet op scholen. Dat ook meenemen in de monitoring hebben wij met deze motie voor ogen.

Minister De Jonge:
Dat maakt het oordeel niet anders. Ten aanzien van de monitoring heb ik toegezegd twee keer per jaar te rapporteren over alles wat we doen in het kader van huiselijk geweld en kindermishandeling, en dat één keer per jaar vergezeld te doen gaan van een cijfermatige monitor waarbij we alle gegevens die je zou kunnen monitoren in beeld brengen. Dat doen wij in mei. In mei en november willen we graag rapporteren. Die in mei gaat vergezeld van een programmamonitor. Om te kijken of wij die monitor compleet genoeg samenstellen, heb ik u toegezegd aan het einde van het jaar een soort modelmonitor toe te sturen zodat u kunt beoordelen of het cijfermatig ongeveer is wat u zou willen weten over de voortgang van het programma. Ik denk dat we daarmee redelijk compleet zijn.

De voorzitter:
Afrondend. Kort. Puntig.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik stel voor om deze motie aan te houden in afwachting van die eerste rapportage, zodat wij kunnen kijken of die monitoring inderdaad voldoet aan wat wij voor ogen hebben.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van den Hul stel ik voor haar motie (28345, nr. 190) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister De Jonge:
De motie-Van den Hul op stuk nr. 191 verzoekt de regering ervaringsdeskundigen te betrekken bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van gendersensitief beleid, en de Kamer hierover te informeren bij de eerste voortgangsrapportage. Ik ben het natuurlijk van harte eens om er ervaringsdeskundigheid bij te betrekken. Dat doen we ook volop, zeker in het domein van huiselijk geweld en kindermishandeling, bijvoorbeeld bij de voorlichting op scholen. Zoals ik ook heb betoogd in het AO is het fenomeen van huiselijk geweld en kindermishandeling, met name huiselijk geweld, überhaupt voor een belangrijk deel een gendersensitief vraagstuk. Dus ik zou niet zozeer weten wat wij nog anders en meer zouden moeten doen door te zeggen: dit is genderspecifiek of gendersensitief beleid.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Een korte toelichting. Wat wij daarmee bedoelen is dat het effect van beleid op mannen en vrouwen wezenlijk anders is. Dat in kaart brengen is wat ons betreft onderdeel van het gendersensitief beleid. Wat voor impact heeft het beleid van de minister op vrouwen en wat is de impact daarvan op mannen?

Minister De Jonge:
Het verdrietige van huiselijk geweld is dat de slachtoffers vaak vrouwen zijn en de plegers mannen. Wij voeren een slachtofferaanpak en een plegeraanpak. Ik zou zeggen: genderspecifieker dan dat kun je het bijna niet krijgen.

De voorzitter:
Afrondend. Kort.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dat kan wat ons betreft wel. Dat hebben we ook al betoogd tijdens het AO. Dat betekent bijvoorbeeld dat iedereen in de keten ook heel goed getraind is in wat gendersensitief beleid betekent. Wat ons betreft zijn ervaringsdeskundigen het best gepositioneerd om daarbij te helpen.

De voorzitter:
Krijgen we nog een appreciatie van de minister?

Minister De Jonge:
Ja, ik zou haar willen ontraden. Dat vermoedde u misschien al een beetje.

De voorzitter:
Een klein beetje. Dan de motie op stuk nr. 192.

Minister De Jonge:
U zag het aankomen vanwege uw ragfijne politieke gevoel.

Voorzitter. Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 192: "verzoekt de regering deze pilot daadwerkelijk te starten, en de Kamer te informeren over de voortgang van de resultaten". Dat gaat dan over een pilot waarbij straf en civiel samenkomen in Rotterdam. Die pilot gaat gewoon van start in september, en daarmee is deze motie een beetje overbodig. Om die reden zou ik haar willen ontraden.

Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 193 van het lid Westerveld, waarin de regering wordt verzocht om "in gesprek te gaan met hulpverleners, rechters en ouders om samen met hen oplossingsrichtingen te verkennen". Dat gaat om kinderen die hun ouders of een van beide ouders niet meer mogen zien als gevolg van een echtscheiding. We hebben daarvoor een heel traject doorlopen met André Rouvoet als voorzitter van de commissie "scheiden zonder schade", die een hele rapportage heeft opgeleverd waarmee we aan de slag gaan. In die rapportage worden een stuk of twintig actiepunten genoemd, en die gaan we allemaal uitvoeren. Daarmee zou ik denken dat wij deze motie eigenlijk al uitgevoerd hebben voordat zij is aangenomen. Ik denk ook dat deze motie daar niet zo heel veel aan toevoegt.

Voorzitter. Dan ga ik naar …

De voorzitter:
Dus is de motie ontraden?

Minister De Jonge:
Jazeker.

De voorzitter:
Een korte vraag nog van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik ken het rapport van de heer Rouvoet natuurlijk ook, maar de heer Rouvoet is geen minister meer en heeft dus geen ministerie onder zich. We hebben het hier over problematiek die vaak heel complex is, waar vaak meerdere ministeries over gaan en waar bijvoorbeeld rechters, ouders en hulpverleners bij betrokken zijn. Ik heb in het afgelopen jaar met verschillende van deze mensen gesproken. Mijn vraag aan deze minister is om op het ministerie eens hetzelfde te gaan doen, om op die manier naar oplossingen te kijken.

De voorzitter:
Prima.

Minister De Jonge:
Dat is precies wat we doen. De commissie-Rouvoet heeft aanbevelingen gedaan in de rapportage "Scheiden... En de kinderen dan?" Met alle oplossingsrichtingen die Rouvoet daarin aanreikt, gaan we aan de slag. Daar zitten natuurlijk ook dit soort gesprekken bij. We doen dit dus; dit is precies een vrij treffende beschrijving van wat we inderdaad gaan doen. Daarmee zou ik de motie echt als overbodig willen kwalificeren. Derhalve ontraad ik haar.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 194: "verzoekt de regering gemeenten aan te spreken wanneer zij kinderen niet betrekken en zelf het goede voorbeeld te geven door met kinderen en jongeren in gesprek te gaan over actieplannen en beleid dat over hen gaat". Ik ben dat van harte met de indienster eens. Natuurlijk doe ik aan kinderparticipatie, ervoor zorgen dat je met de kinderen zelf spreekt als het kinderen aangaat. Daar doen overigens alle collega's bij VWS aan door een kinderminister aan te stellen, door ons als eerste te laten adviseren door de Nationale Raad van Kinderen, en door als het om kinderen gaat niet alleen over kinderen te spreken maar juist ook mét kinderen. Gelukkig doen heel veel gemeenten dat ook. Ik heb al toegezegd in het debat dat ik graag met hen het gesprek aanga over hoe dat nog beter zou kunnen. Ik wissel met hen ook graag goede voorbeelden uit, maar hen aanspreken met het geheven vingertje vind ik eigenlijk niet zo op zijn plek. Gemeenten kunnen dat ook zelf bedenken en om die reden zou ik deze motie willen ontraden.

Dan ga ik door naar de motie op stuk nr. 195.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
De minister zegt dat heel veel gemeenten dat al doen, maar juist de Kinderombudsman en heel veel andere organisaties zeggen dat het niet gebeurt. Dat blijkt ook uit de cijfers: slechts 18% van de gemeenten laat kinderen meepraten over kindermishandeling. Dat lijkt me bij uitstek beleid dat over kinderen gaat en waar kinderen dus het recht hebben om over mee te praten.

Minister De Jonge:
Ik ontken ook niet dat het belangrijk is, want het is belangrijk. Maar ik vind dat het best een gepaste motie zou zijn voor een GroenLinksfractie in enige gemeente. Maar ik wil er een beetje voor oppassen dat hier iedere keer als er moties ingediend kunnen worden, allerlei bestellingen worden gedaan van zaken die ik bij de gemeenten allemaal naar binnen moet duwen. Dus ik denk dat we dat gewoon niet op deze manier moeten doen.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 195, die de regering verzoekt om "in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, specifiek in te gaan op manieren om te voorkomen dat mensen met een handicap en lhbtqi's" — ik hoop dat ik alle letters in de goede volgorde heb gezegd — "het slachtoffer worden". Twee dingen daarover. Ik vind niet helemaal dat je deze twee groepen op één manier zou moeten willen bedienen, want volgens mij is er bij beide groepen iets anders aan de hand. Ik zou denken dat beide sowieso natuurlijk onder de scope van het beleid vallen. Bij de positie van mensen met een handicap hebben we tijdens het AO stilgestaan. We hebben toen gezegd dat het goed is om de vraag of we kinderen met een handicap eigenlijk goed genoeg in beeld hebben — dat gaat over kinderen in een instelling, maar ook daarbuiten — met instellingen, gemeenten, Veilig Thuis en de inspectie te bespreken. Dat zou ik ook graag doen. Die toezegging die ik aan mevrouw Westerveld heb gedaan doe ik dus graag gestand. Voor het beleid ten aanzien van lhbti's geldt dat dit natuurlijk ook onderdeel is van het emancipatiebeleid van collega Van Engelshoven. Ze is hier zojuist aangeschoven, overigens niet om die reden. In de Alliantie Verandering van Binnenuit werken verschillende minderhedenorganisaties, waaronder Movisie en de Doetank, bijvoorbeeld samen om emancipatiebeleid bespreekbaar te maken en de sociale acceptatie van homoseksualiteit in biculturele kringen en migrantenkringen te vergroten. Ik denk dat we daarmee al een aantal acties ondernemen op dat specifieke terrein. Voor de rest moeten we vooral ook niet doen alsof die doelgroep zo bijzonder is dat die daarmee buiten de reguliere scope van het beleid valt. Overal waar sprake is van huiselijk geweld en kindermishandeling hebben we dat aan te pakken en dat doen we eigenlijk gewoon vanuit dit programma. Ik ontraad deze motie dus ook.

Ik kom op de motie op stuk nr. 196. Dat is de motie van Agema en Wilders waarin de regering wordt opgeroepen om beleid te maken voor een hoofddoekvrije generatie. Daarvan heb ik al in het debat gezegd dat mij dat in strijd lijkt met de vrijheid van godsdienst en tal van andere dingen. Om die reden ontraad ik deze motie.

In de motie-Agema/Wilders op stuk nr. 197 wordt de regering verzocht om het ramadannen voor kinderen aan te merken als kindermishandeling. Daarvoor geldt dezelfde argumentatie. Ook die motie ontraad ik.

In de motie-Agema c.s. op stuk nr. 198 wordt de regering verzocht om niet alleen te klagen dat de uitstroom van vrouwen uit de opvang stagneert door een gebrek aan passende opvang, maar statushouders geen voorrang meer te geven. Dat lijkt mij een debat dat u moet voeren met de minister van Binnenlandse Zaken, maar ik ontraad de motie, ook omwille van de inhoud.

In de motie-Agema c.s. op stuk nr. 199 wordt de regering verzocht om te bewerkstelligen dat het nooit opnieuw gebeurt dat aandacht en middelen worden verlegd van de aanpak van loverboys naar mensenhandel in de asielinstroom. Volgens mij heeft collega Dekker tijdens het AO een- en andermaal benadrukt dat wij natuurlijk aandacht hebben voor loverboys en dat er geen sprake is van het verleggen van aandacht.

Dan de motie-Agema op stuk nr. 200. Daarin wordt de regering verzocht om niet langer weg te kijken bij meisjesbesnijdenis en net als in België het exacte aantal meisjes dat risico loopt in kaart te brengen en daders actief op te sporen. Daarover zijn een aantal dingen gezegd. Eén: er is gezegd dat België eigenlijk naar Nederland kijkt, naar ons beleid, ook op dit punt. Twee: er is gezegd dat wij, collega Dekker en ik, ook vinden dat het aantal geregistreerde gevallen achterblijft bij datgene wat je zou mogen verwachten gegeven de inschattingen die professionals ook maken. Wij zullen daarom terugkomen op wat daar extra aan te doen is. Ik heb toegezegd om dat bij de voortgangsrapportage te doen, maar deze motie in deze vorm ontraad ik.

Daarmee ben ik aan het einde van de beantwoording gekomen.

De voorzitter:
Tot zover dit debat. Nee, er is nog een vraag van mevrouw Agema.

Mevrouw Agema (PVV):
Ik ben nou wel benieuwd naar wat de minister bedoelt met "in deze vorm". Bedoelt hij soms dat de daders, dus de mensen die daadwerkelijk in staat zijn een meisje op een keukentafel te leggen, onder dwang te nemen, de beentjes uit elkaar te duwen en te besnijden, het land uit moeten? Want dat is de vorm die ik gekozen heb.

Minister De Jonge:
Nog los van de relatie met asielbeleid of wat dan ook, gaat het erom dat als het in beeld is, er gewoon sprake is van een strafrechtelijk vergrijp. Dan geldt ook gewoon het strafrecht zoals we dat kennen. Maar het gaat hier vooral om de noodzaak om ervoor te zorgen — daarover ging het debat ook dat wij hebben gehad in het algemeen overleg — dat we alle gevallen, niet alleen het topje van de ijsberg, maar de ijsberg als geheel, zo veel mogelijk in beeld zien te krijgen. De vraag is wat we extra zullen moeten doen om daar te komen. Dat is de inzet en dat heb ik ook toegezegd aan mevrouw Agema. Deze motie ontraad ik.

De voorzitter:
Prima. Tot zover dit debat. Dank aan de minister voor zijn aanwezigheid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Donderdag stemmen wij over de moties. Ik schors een enkel ogenblik voor een kleine decorwijziging en dan gaan we verder.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Internationalisering

Internationalisering

Aan de orde is het VAO Internationalisering (AO d.d. 21/06).

De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Internationalisering. Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. We hebben zes deelnemers aan dit debat, waarvan er drie ook daadwerkelijk gaan spreken. De eerste is de heer Özdil van de fractie van GroenLinks. Het woord is aan hem. Hij heeft zoals iedereen twee minuten spreektijd.

De heer Özdil (GroenLinks):
Dank u, voorzitter. Ik heb drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat verhoging van uitgaande diplomamobiliteit in het regeerakkoord staat;

overwegende dat studenten nu hun collegegeldkrediet niet in één keer mogen opnemen;

overwegende dat deze situatie onnodige obstakels opwerpt;

overwegende dat de minister uitvoeringskosten van €1.000 per student en "het risico op oninbaarheid" benoemt als argument om leenfaciliteiten niet te flexibiliseren;

verzoekt de regering deze uitvoeringsobstakels cijfermatig te onderbouwen en te verkennen op welke wijze DUO tegemoet kan komen aan de collegegeldkredietbehoefte van in het buitenland studerende Nederlandse studenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Özdil, Tielen, Futselaar en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60 (22452).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de economische effecten van binnenkomend talent jaarlijks ten minste 1,6 miljard euro bedragen;

overwegende dat het regeerakkoord de ambitie uitspreekt om internationaal talent te behouden;

overwegende dat het ROA op korte termijn al grote tekorten voorziet in diverse sectoren;

overwegende dat het "Make it in the Netherlands!"-programma bewezen successen heeft geboekt op dat gebied;

overwegende dat een succesvolle vergelijkbare nieuwe aanpak gecoördineerde inzet vereist;

overwegende de aanbevelingen van de commissie-Buijink, de AWTI, VSNU en VH, VNO-NCW, het Netwerk Kennissteden, de Talent Coalition en de SER hieromtrent;

verzoekt de minister samen met haar collega's van EZ, BZK en SZW te verkennen op welke wijze een vervolgprogramma gericht op werving en binding van internationaal talent in gang gezet kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Özdil en Tielen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 61 (22452).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bijna 90.000 internationale studenten een volledige bachelor- of masterstudie volgen in Nederland;

overwegende dat dat aantal naar verwachting verder zal toenemen;

overwegende dat het scheppen van de juiste randvoorwaarden essentieel is voor het aantrekken en behouden van internationaal talent;

overwegende dat uit een inventarisatie door het ISO, de LSVb en ESN Nederland blijkt dat het welzijn van internationale studenten in Nederland ondermaats of zorgwekkend is;

overwegende dat deze inventarisatie nog geen volledig representatief beeld geeft van de situatie;

verzoekt de regering jaarlijks onderzoek te laten doen naar de belevenissen en het welzijn van internationale studenten in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Özdil. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62 (22452).

De heer Özdil (GroenLinks):
Dank u.

De voorzitter:
Dan de heer Van der Molen van de fractie van het CDA.

De heer Van der Molen (CDA):
Met twee minuten op de klok.

Voorzitter. Tijdens het AO heeft de minister een aantal belangrijke toezeggingen gedaan, die ik niet in moties zal vastleggen, maar waar ik de minister op een later moment graag weer verder over spreek. Ten eerste heeft de minister uitgesproken dat Nederlands het uitgangspunt blijft, ook bij de wetsherziening voor het hoger onderwijs. Als het om het mbo gaat, heeft ze uitgesproken dat ze zich wil inzetten voor de omkeerregeling, die ook in de grensregio heel erg speelt bij het gebruik van Duits, en wil kijken of aan de overkant van de grens ook soortgelijke maatregelen genomen kunnen worden door Duitse deelstaten. Het Nederlandstalig aanbod moet voor Nederlandse studenten ook gehandhaafd blijven. Zo zijn er heel aantal punten geweest die de minister heeft aangegeven.

Voorzitter. Ik zou graag nog even de vinger willen leggen bij de rol van de NVAO en de CDHO. Het zijn allemaal technische afkortingen, maar dat zijn de mensen die gaan kijken naar het starten van opleidingen en de mensen die gaan kijken of een opleiding die al bestaat bijvoorbeeld goed met het Engels omgaat. Daarom dien ik een motie in die aan die opdracht nog een klein ding toevoegt. Dat gaat over de naamgeving van een opleiding.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er veel Nederlandstalige opleidingen zijn die voor een Engelstalige naam gekozen hebben;

constaterende dat de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs, de CDHO, gevraagd wordt om in de macrodoelmatigheidsadviezen voor nieuwe opleidingen voortaan expliciet mee te nemen of de taalkeuze van opleidingen afdoende aansluit op het arbeidsmarktperspectief, en dat de Beleidsregel macrodoelmatigheid hoger onderwijs hiertoe wordt aangepast;

constaterende dat de NVAO is gevraagd voor wat betreft bestaande opleidingen de taalkeuze van de opleiding en de taalvaardigheid van docenten in het accreditatiekader op te nemen als aandachtspunt bij de kwaliteitsbeoordeling, indien de onderwijstaal afwijkt van het Nederlands;

verzoekt de regering om in de uitwerking van de Beleidsregel macrodoelmatigheid de CDHO voor nieuwe opleidingen zowel te laten kijken naar de taalkeuze als naar de naamgeving van de opleiding in relatie tot het arbeidsmarktperspectief,

verzoekt de regering tevens om te onderzoeken of de NVAO in het kader van de kwaliteitsbeoordeling ook een rol kan krijgen in de beoordeling van de taal van de opleidingsnaam van bestaande opleidingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63 (22452).

De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Tielen van de fractie van de VVD.

Mevrouw Tielen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister en de collega-Kamerleden voor het leuke debat over internationalisering dat wij twee weken geleden hadden. Ik denk dat we inmiddels tot een weloverwogen pakket zijn gekomen, zodat ons hoger onderwijs kan inspelen op al die kansen in de wereld.

Ik heb nog een motie over een aanmeldloket. Die luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat niet-Nederlandse studenten zich vaak voor meer dan één opleiding aan meer dan één universiteit inschrijven om zodoende hun kansen op toelating te vergroten;

constaterende dat daarmee de administratieve lasten voor hogeronderwijsinstellingen stijgen;

constaterende dat er nu weinig afstemming is tussen de universiteiten over het al dan niet toelaten van buitenlandse studenten bij over- en onderinschrijvingen;

overwegende dat één aanmeldloket voor niet-Nederlandse studenten tevens bijdraagt aan de campagne "Make it in the Netherlands!";

verzoekt de regering om samen met de VSNU te onderzoeken hoe samenwerking tussen de universiteiten bij de aanmelding en toelating van niet-Nederlandse studenten efficiënter en doelmatiger kan worden vormgegeven, en daarin de mogelijkheid van het creëren van één aanmeldloket voor alle niet-Nederlandse studenten in het hoger onderwijs mee te nemen, en de Kamer hier voor het einde van het jaar over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tielen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64 (22452).

Mevrouw Tielen (VVD):
En "Make it in the Netherlands!" begint dus met een driepoot en niet met een tweepoot, zo zeg ik voor de eventuele toehoorders.

De voorzitter:
Een pak van ons hart!

Mevrouw Tielen (VVD):
Onze naam staat ook onder de moties van meneer Özdil over DUO, omdat we echt geloven dat uitgaande studenten wat ondersteuning moeten kunnen krijgen op het punt van collegegeldkrediet. We zien uit naar een vervolg op deze onderwerpen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Wil mevrouw Van den Hul nog iets zeggen? Dat is niet het geval. Dan is de echt laatste spreker van de zijde van de Kamer de heer Bisschop van de fractie van de Staatkundig Gereformeerde Partij.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Ja, het was een goede gedachtewisseling over de aspecten van de internationalisering van het hoger onderwijs. Het leidt toch nog tot een motie van onze kant. Die luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie wil komen tot een stelsel van Europese universiteiten;

overwegende dat risico's op ongewenste beperking van de vrijheid van lidstaten inzake het onderwijs ontstaan wanneer een stelsel van Europese universiteiten wordt gegrond op verordeningen of richtlijnen, aangezien de rechtsmacht van het Hof van Justitie hierdoor wordt vergroot;

verzoekt de regering als uitgangspunt van de Nederlandse positie bij de uitwerking van een stelsel van Europese universiteiten een model van intergouvernementele samenwerking te kiezen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65 (22452).

De heer Bisschop (SGP):
Dank u zeer, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Tot zover de termijn van de Kamer. Is de minister reeds in staat om de moties te waarderen? Ze vraagt om drie minuten schorsing. Bij dezen.

De vergadering wordt van 17.48 uur tot 17.51 uur geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.

Minister Van Engelshoven:
Voorzitter, dank u wel. Volgens mij zei mevrouw Tielen het al: we hadden een heel aangenaam algemeen overleg over internationalisering in het hoger onderwijs. Er bleek in de Kamer breed draagvlak te zijn voor de aanpak en de benadering die het kabinet heeft gekozen. Ik ga hier nog in op een zestal moties.

Allereerst is dat de motie-Özdil c.s. op stuk nr. 60 over de flexibilisering van het collegegeldkrediet. Dit punt hebben we uitvoerig in het debat gewisseld. Ik heb een brief toegezegd, vóór de begrotingsbehandeling, die precies op deze punten ziet. En ik heb goed in mijn oren geknoopt wat de voorzitter hier vorige week tegen mij zei: als een motie gaat over een reeds gedane toezegging is het toch echt de bedoeling dat ik die ontraad. Dus bij dezen. Hierop is echt een ruimhartige toezegging gedaan. Die brief komt eraan. Deze motie voegt daar niks aan toe.

De voorzitter:
Kort, meneer Özdil.

De heer Özdil (GroenLinks):
Deze motie was deels bedoeld als inkadering van het aankomende onderzoek. Als de minister hier kan toezeggen dat de overwegingen en het verzoek in deze motie mee worden genomen, dan ben ik samen met mijn collega's bereid om de motie terug te trekken.

Minister Van Engelshoven:
Volgens mij staat er niks in de motie wat we niet reeds in het debat hebben gewisseld en waar ik niet reeds een toezegging over heb gedaan, en kunt u de motie dus rustig achterwege laten.

Voorzitter. Dan de motie-Özdil/Tielen op stuk nr. 61, over "Make it in the Netherlands!". Dat programma is succesvol gebleken. Het is nu onderdeel van de werkzaamheden van Nuffic. Het lijkt me goed om te verkennen hoe we daaraan een gevolg kunnen geven, met die kanttekening dat hier geen extra budget voor beschikbaar is. Maar aangezien de naam van mevrouw Tielen eronder staat en ik me niet kan voorstellen dat een VVD'er hier een ongedekte motie steunt, neem ik aan dat dat heel goed begrepen is. Met die aantekening laat ik het oordeel over de motie dus aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 62, van de heer Özdil, gaat over de positie van internationale studenten. Studentenwelzijn is iets wat niet alleen bij internationale studenten speelt, maar veel breder. U weet ook dat wij breder kijken naar het welzijn van studenten, zeker ook samen met de studentenorganisaties. We betrekken ook alle instellingen daarbij. Ik zou het dus niet goed vinden om hier apart naar internationale studenten te kijken. We hebben in het debat juist gewisseld dat het zo belangrijk is dat internationale studenten meer en meer integreren in de hele studentengemeenschap. Ik wil dit dus graag betrekken bij onderzoek dat we sowieso al doen naar het welzijn van studenten. Ik heb u eerder al gemeld dat we daar ook een aparte werkgroep voor hebben, mede op verzoek van de Kamer, met daarin VSNU, VH, de studentenorganisaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, omdat ook gemeenten daarbij een rol spelen. Dus in die zin ontraad ik deze motie.

Dan de motie-Van der Molen, op stuk nr. 63. De heer Van der Molen memoreerde aan het begin van zijn bijdrage van vandaag dat we in het debat een aantal dingen hebben gewisseld waarover we ook echt tot overeenstemming zijn gekomen. Nederlands blijft bijvoorbeeld het uitgangspunt wat betreft de taal. Het is goed dat hij dat hier nog even memoreerde. Deze motie, om de NVAO te laten kijken of de naamgeving logisch is en bij de opleiding en het taalbeleid past, vind ik een goede suggestie. Ik ga dit graag meegeven aan de NVAO, dus deze motie laat ik aan het oordeel van de Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 64, van mevrouw Tielen, over het aanmeldloket. Mevrouw Tielen heeft gelijk als zij zegt dat het goed zou zijn om te kijken of universiteiten beter kunnen samenwerken rond internationale studenten die zich aanmelden. Het ene aanmeldloket hoeft niet meer gecreëerd te worden, want dat is er in feite al. Dat is Studielink. Volgens mij beoogt u dat de universiteiten achter dat loket beter samenwerken om ervoor te zorgen dat de internationale student op de goede plek belandt en op een plaats waar er nog ruimte is. Daar ga ik graag met de VSNU over in gesprek. Dus ook deze motie krijgt oordeel Kamer.

Tot slot de motie van de heer Bisschop op stuk nr. 65 over de samenwerking van universiteiten in Europa. Ik vind deze motie enorm voorbarig. Dat heb ik ook in het AO gezegd. In het voorstel van de Europese Commissie voor Erasmus+ zit inderdaad ook een voorstel om te werken aan samenwerkende universiteiten. U weet ook dat u in het BNC-fiche een appreciatie van het kabinet krijgt op zo'n voorstel van de Commissie. Dat ligt nog niet in uw Kamer, dus ik zou zeggen: wacht dat eens even af. Maar als ik zie wat u hier voor angsten uitspreekt, kan ik u zeggen dat ik daar niet zo beducht voor zou zijn. Het voorstel dat er nu ligt en dat ik eerder besproken heb met de Europese collega's, gaat over een samenwerking van onderop tussen universiteiten. Dat heeft niks te maken met de beperking van de vrijheid van lidstaten. Dus ik zou zeggen: ben nou niet zo angstig en wacht even het BNC-fiche af. Daarna voeren we een debat daarover. Ik ontraad deze motie dus.

De voorzitter:
Hierover is uitgebreid gesproken in het AO.

De heer Bisschop (SGP):
De minister verwijt mij tot twee keer toe angstig te zijn. Integendeel! Ik heb dat soort gevoelens niet; ik kan haar geruststellen. Het gaat er hier om dat we een uitspraak van de Kamer vragen. Als dit vervolgstappen krijgt, willen we dat het in deze richting wordt uitgewerkt. Regeren is vooruitzien. Ik had gehoopt dat de minister de motie op die wijze zou interpreteren, want die laat daar alle ruimte voor. Misschien kan de minister dat nog even betrekken bij haar overwegingen. Misschien kan ze de motie omarmen of zelfs overnemen, zo van: ja, zo willen we het; dit is een steun in de rug.

Minister Van Engelshoven:
Als we elk denkbaar voorstel dat een Europese Commissie ooit zou kunnen doen, nu al van een appreciatie zouden moeten voorzien, zijn we hier nog wel even bezig. Er ligt nu een voorstel in het kader van Erasmus+. Daar krijgt u in de komende weken een BNC-fiche over en dat gaan we dan bespreken. Ik kan u nu één ding zeggen, namelijk dat er geen noodzaak is om nu een motie met deze strekking in te dienen, want er ligt geen voorstel dat die kant opgaat. Om elke als-dansituatie nu reeds met een motie te beantwoorden, gaat mij een beetje ver.

De voorzitter:
Helder. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Donderdag stemmen wij over de moties. We gaan in één beweging door.

Laaggeletterdheid

Laaggeletterdheid

Aan de orde is het VAO Laaggeletterdheid (AO d.d. 26/06).

De voorzitter:
De eerste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Van den Hul van de fractie van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. Twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de onderwijsinspectie in de Staat van het Onderwijs signaleert dat het aantal leerlingen dat eind groep 8 niet goed kan lezen, de afgelopen twee jaren is gestegen en Nederlandse jongeren uitzonderlijk weinig leesplezier beleven;

overwegende dat leesvaardigheid onontbeerlijk is voor volwaardige deelname van jongeren in onze samenleving;

verzoekt de regering om met betrokken partijen afrekenbare ambities te formuleren voor de aanpak van de achterblijvende leesvaardigheid onder scholieren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Wiersma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 72 (28760).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dan mijn tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de capaciteit van de volwasseneneducatie niet in verhouding staat tot de wens die de Kamer in 2016 heeft uitgesproken dat vóór 2022 minimaal een derde van de laaggeletterden wordt bereikt met taalcursussen;

overwegende dat de ernst en omvang van de problematiek rechtvaardigen dat er extra capaciteit beschikbaar komt;

verzoekt de regering om vanuit onder andere haar huidige dialoogdagen met diverse betrokken organisaties en de gesprekken met gemeenten in kaart te brengen wat er nodig is en welke capaciteit er vereist is om de eerder door de Kamer uitgesproken ambitie te realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 73 (28760).

Dan de heer Wiersma van de fractie van de VVD.

De heer Wiersma (VVD):
Voorzitter, dank. Zijn we ambitieus genoeg? Dat was de vraag die we in het AO besproken hebben. De minister kreeg twee weken de tijd om daarover na te denken. Dat kwam overigens niet door de minister, of niet helemaal. Het kwam door een VAO daarvoor, over cultuur, dat ook heel belangrijk was.

Wij hebben het gehad over de vraag of de lat hoog genoeg ligt. Eigenlijk heeft de minister gezegd dat het nog een stapje beter kan: meer bereik, meer gemeenten, meer evidencebased. De VVD is blij met een aantal toezeggingen op dat vlak.

We hebben twee moties om het iets meer kracht bij te zetten. De eerste motie is de volgende.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat werkgevers in steeds meer sectoren staan te springen om personeel;

constaterende dat Nederland circa 740.000 laaggeletterde werknemers op de arbeidsmarkt kent;

constaterende dat laaggeletterdheid volgens onderzoek de Nederlandse samenleving bijna 1 miljard per jaar kost;

overwegende dat wanneer jongeren vroegtijdig van school worden geplukt, dit het risico op laaggeletterdheid kan vergroten;

overwegende dat in de toekomst, vanwege onder andere de vergrijzing, steeds meer mensen snel nodig zijn op de arbeidsmarkt;

verzoekt de regering het behalen van een startkwalificatie voor iedere jongere voorop te stellen en uit te werken hoe werkgevers hieraan invulling kunnen geven, zodat het alsnog behalen van een startkwalificatie gedurende het dienstverband wordt bevorderd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wiersma, Kuik, Van den Hul en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 74 (28760).

De heer Wiersma (VVD):
Voorzitter, dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Rekenkamer in 2016 verschillende aanbevelingen heeft gedaan ter verbetering van de aanpak laaggeletterdheid;

overwegende dat de minister 2019 benut als transitiejaar om tot een vervolgaanpak te komen in 2020;

overwegende dat de aanbevelingen van de Rekenkamer van belang zijn voor deze verdere aanpak van laaggeletterdheid;

verzoekt de regering alle aanbevelingen van de Rekenkamer mee te nemen bij het invullen van die vervolgaanpak;

verzoekt de regering tevens om bij de vervolgaanpak uit te werken hoe de opbrengsten van leertrajecten in beeld gebracht kunnen worden om zo beter duidelijk te maken wat het effect van het beleid van laaggeletterdheid is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wiersma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 75 (28760).

De voorzitter:
Tot zover?

De heer Wiersma (VVD):
Dank u wel.

De voorzitter:
U bedankt! Dan gaan we luisteren naar mevrouw Westerveld van de fractie van GroenLinks. Het woord is aan haar.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Mensen die laaggeletterd zijn, hebben vaak moeite met lezen en schrijven. Ze zijn niet dom, maar ze begrijpen vaak lange en ingewikkelde woorden en zinnen niet. Ik vind dat de overheid het goede voorbeeld moet geven door begrijpelijke brieven te schrijven, maar ook dat organisaties zoals de Belastingdienst, woningcorporaties en zorgverzekeraars helder moeten communiceren.

Ik heb daarover een motie, een voorstel geschreven, die we ook hebben voorgelegd aan een organisatie die zich bezighoudt met laaggeletterdheid. Die organisatie heeft dus ervaring met het vertalen van moeilijke brieven naar heldere taal. Het is al heel raar dat wij dit soort organisaties nodig hebben, maar dat laat meteen zien waarom ons voorstel zo nodig is.

De Tweede Kamer,

zoals besproken tijdens de vergadering,

vinden 2,5 miljoen mensen in Nederland lezen, schrijven of rekenen moeilijk. Deze mensen moeten brieven sturen en krijgen. Ze moeten bellen en e-mailen met organisaties ...

De voorzitter:
Wacht even, bent u nu bezig met het voorlezen van een motie?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik ben bezig met het voorlezen van een voorstel. Ik heb daarna nog een motie.

De voorzitter:
Oké, gaat u verder.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ze moeten bellen en e-mailen met organisaties, zoals de Belastingdienst, zorgverzekeraars en woningverhuurders.

Daarom vraagt de Tweede Kamer aan de regering om met deze organisaties afspraken te maken over het gebruik van heldere taal, en daarover aan de Kamer een brief te sturen.

Omdat ik weet dat we tradities hebben in de Tweede Kamer, zal ik de motie ook in Tweede Kamertaal voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 2,5 miljoen mensen in Nederland moeite hebben met lezen, schrijven en/of rekenen;

overwegende dat heldere communicatie met organisaties zoals de Belastingdienst, zorgverzekeraars en woningcorporaties van groot belang is;

verzoekt de regering om met dergelijke organisaties afspraken te maken over helder taalgebruik en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 76 (28760).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter ...

De voorzitter:
Ja, nog een traditie.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Ik vind ook dat wetgeving begrijpelijk moet zijn, dus ik heb een tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 2,5 miljoen mensen in Nederland moeite hebben met lezen en schrijven en/of rekenen;

constaterende dat wet- en regelgeving voor iedereen begrijpelijk moet zijn;

overwegende dat wet- en regelgeving zelfs voor professionals moeilijk te begrijpen is;

verzoekt de regering een heldere toelichting te maken bij ieder wetsvoorstel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 77 (28760).

Dan gaan we luisteren naar de heer Beertema van de fractie van de Partij voor de Vrijheid. Het woord is aan hem.

De heer Beertema (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb een motie en die gaat over de digitale programma's.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat digitale programma's voor laaggeletterden een veel groter bereik hebben dan traditionele programma's die de laatste jaren vanuit de overheid werden aangeboden;

overwegende dat laaggeletterden nauwelijks geneigd zijn zich in te schrijven op reguliere onderwijsinstituten om hun basisvaardigheden bij te spijkeren, maar veel liever gebruikmaken van de anonimiteit die digitale programma's bieden;

overwegende dat de inzet van digitale programma's kan leiden tot een significante opschaling van de programma's voor laaggeletterdheid;

verzoekt de regering om verdere versnippering van de extra gelden laaggeletterdheid over de ruim 200 organisaties die veelal hetzelfde aanbieden tegen te gaan, door ze te concentreren op de organisaties die bewezen succes hebben met de ontwikkeling van digitale producten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 78 (28760).

De heer Beertema (PVV):
Voorzitter, nu ik hier toch sta, zou ik met uw welnemen toch een opmerking willen maken over het debat van vanavond. We zijn er zojuist van in kennis gesteld dat minister Slob ziek is. Hij kan niet aanwezig zijn bij het belangrijke debat over de scholieren in Maastricht die hun diploma's niet krijgen. Ik vind de situatie zo urgent en er zitten zo veel mensen in Limburg te wachten dat ik er toch heel sterk op wil aandringen om dat debat wel te laten doorgaan met een vervanger van minister Slob; ik denk dan dat de aanwezige minister Van Engelshoven daartoe de meest aangewezen persoon is.

De voorzitter:
Ja, dat valt even buiten de scope van dit VAO'tje.

De heer Beertema (PVV):
Dat begrijp ik, voorzitter.

De voorzitter:
De minister is ziek. Volgens mij is het dan zo dat het niet doorgaat.

De heer Beertema (PVV):
Maar, voorzitter, elke minister heeft een vervanger. De urgentie van dit debat staat buiten kijf. Er zitten ontzettend veel mensen in Limburg alvast voor de televisie om dat debat te gaan meemaken. Er staat nogal wat op het spel. Het kan niet zo zijn dat dit debat weer wordt uitgesteld, misschien wel tot na het zomerreces. Dat zou echt een knauw geven aan het vertrouwen in de politiek en daar maak ik mij grote zorgen om.

De voorzitter:
Meneer Van Meenen wil er iets over zeggen.

De heer Van Meenen (D66):
Ik deel natuurlijk de zorgen en ik wens minister Slob een heel spoedig herstel, maar ik weet niet of het zinvol is om dit debat te voeren met een minister die daar niet op is voorbereid. Dus ik zou mij ook nog kunnen voorstellen dat we zo meteen een ingelaste procedurevergadering hebben met de woordvoerders om te kijken wat we deze week nog kunnen doen. Bijvoorbeeld een AO met de minister van Onderwijs als minister Slob er dan nog niet is, maar dan heeft zij ook nog de gelegenheid om zich daarop voor te bereiden. Of vanavond alleen de eerste termijn zonder minister, maar ik weet dan niet waar dat verder toe moet leiden.

De voorzitter:
Ik zie de minister daarover nee schudden. Dus ik stel even vast dat zij in ieder geval geen zin heeft om dat over te nemen op deze termijn, begrijp ik.

Minister Van Engelshoven:
Voorzitter, het is geen kwestie van geen zin hebben, maar dit is een debat, hoewel ik er nauw met collega Slob naar heb gekeken, dat je in zorgvuldigheid moet willen doen. Ik vind ook dat we de kwestie geen recht doen om het debat maar even door een vervanger over te laten nemen. Het lijkt mij dan goed om te kijken of we het later deze week, bijvoorbeeld in een AO, kunnen doen. Misschien is de heer Slob er dan weer en anders heb ik nog de tijd om het voor te bereiden. Het lijkt mij anders geen recht te doen aan het onderwerp en zeker niet aan alle betrokkenen daar.

De voorzitter:
Ik vind dat een zinvol argument.

De heer Kwint (SP):
Eens met collega Beertema dat er absoluut over gesproken moet worden voordat de deuren hier acht weken dichtgaan. Eens dat dit zonder een goed voorbereide minister ingewikkeld wordt. Laten we dan donderdag een AO doen. Het is verre van ideaal.

De voorzitter:
Dat is zo.

De heer Kwint (SP):
We balen er allemaal behoorlijk van, maar ik zie op dit moment geen oplossing die meer recht doet.

De voorzitter:
Dat is dan allemaal iets om in een procedurevergadering binnen uw eigen commissie, de commissie OCW, voor te stellen en te bespreken. Mevrouw Westerveld?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik ben het eens met de voorgangers, want ziek is gewoon ziek. Ik denk dat het goed is om hier later in de week naar te kijken. Hopelijk kunnen we wel het debat hebben, maar dan wel met minister Slob.

De voorzitter:
Dat is dan allemaal iets voor binnen uw commissie. Mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter, daar sluit ik me bij aan. Het is wel belangrijk dat we dit voor de zomer gehad hebben. Dus graag donderdag met de minister als die weer beter is, en anders met de vervanger.

De heer Wiersma (VVD):
Voorzitter, zelfde lijn: ziek is ziek. Donderdag het AO en desnoods met deze minister.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik sluit me aan bij wat hiervoor is gezegd, maar het allerbelangrijkst is: die leerlingen moeten niet nog langer in onzekerheid zitten. Dus we moeten hier zeker vóór het reces over spreken.

De voorzitter:
Dan moet u iets intern regelen in de commissie. De heer Beertema.

De heer Beertema (PVV):
Voorzitter, ik wil mijn collega-woordvoerders dan toch nog één alternatief voorleggen, namelijk het debat vanavond wél te laten doorgaan, maar dat te beperken tot de eerste termijn. Dan hebben we die in ieder geval gehad.

De voorzitter:
De eerste termijn van de Kamer, bedoelt u dan.

De heer Beertema (PVV):
De eerste termijn van de Kamer. De agenda zit propvol. Dat geeft dan misschien toch wat lucht voor de rest van de week. Dan kunnen we alsnog de eerste termijn van de minister en de tweede termijn afhandelen.

De voorzitter:
Maar ik stel vast dat veel van uw collega's zeggen: we doen het intern in de commissie. Dit is een nieuw voorstel. Ik zie geen mensen naar de interruptiemicrofoon komen om u te ondersteunen.

De heer Beertema (PVV):
Jawel, de heer Van Meenen wil wel.

De voorzitter:
De heer Kwint?

De heer Kwint (SP):
Ja, ik wil altijd wel reageren. Ik waardeer op zich heel erg de pogingen van collega Beertema om het hier wel over te hebben. Dat heeft ook absoluut mijn voorkeur, maar ik denk dat het opknippen in een eerste termijn, waarin dan niemand kan reageren ... Ik weet niet of we daarmee meer recht doen aan de situatie dan wanneer we een commissievergadering inplannen, hoezeer ik het ook betreur.

De voorzitter:
Duidelijk. De heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):
Ik zou dat alleen willen als dat dan voortgezet kan worden in een AO. Ik denk dat het nog best moeilijk wordt om de mensen te bereiken die er allemaal op rekenden dat dit debat vanavond plaatsvindt. Dus in die zin leef ik wel mee, maar dan moet je nog wel een zinvolle voortzetting kunnen hebben.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Hoezeer ik ook de urgentie deel — dat weet de heer Beertema — vind ik het opknippen van het debat niet wenselijk. Dat ben ik met collega Kwint eens. Ik denk dat we het wel deze week moeten proberen te doen.

De voorzitter:
Helder. De heer Wiersma?

De heer Wiersma (VVD):
Daar sluit ik mij bij aan, met één extra verzoek: misschien kunnen we voorafgaand aan het debat van donderdag nog een brief krijgen met de stand van zaken die op dat moment bekend is.

De voorzitter:
Prima. De heer Beertema?

De heer Beertema (PVV):
Daar moet ik me dan maar bij neerleggen, voorzitter. We weten natuurlijk niet hoelang de ziekte van minister Slob duurt, maar misschien kunnen we dan het volgende aan de minister voorleggen: als er deze week inderdaad toch een debat komt, dan neemt deze collega-minister dat voor haar rekening. Ik zie haar knikken. Dat stel ik zeer op prijs.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Nou, tot zover deze bijdrage annex ordedebat.

De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Kuik van de fractie van het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):
Ja, voorzitter, en ik ga het weer hebben over laaggeletterdheid.

Goed dat de minister zelf ook in het AO heeft aangegeven dat we ambitieuzer kunnen zijn als het gaat om het tegengaan van laaggeletterdheid, en dat ze grondig aan de slag gaat met de vervolgaanpak. Hierbij heeft de minister gezegd dat een aantal elementen in die nieuwe aanpak moeten terugkeren. Ten eerste: meer doelgroepen bereiken, waaronder de NT1-doelgroep, via de inzet van digitale vaardigheden. Ten tweede: de kwaliteit van de cursussen en trajecten verbeteren. Ten derde: dat werknemers hun verantwoordelijkheid nemen om mensen de benodigde basisvaardigheden aan te leren om veilig en verantwoord te kunnen werken.

Voorzitter. De doelgroep "laaggeletterden" is divers, waarbij het lastig blijkt om mensen die Nederlands als moedertaal hebben, te bereiken. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat binnen de groep van 2,5 miljoen laaggeletterden grote verscheidenheid bestaat, dit gaat onder andere over de gradatie van laaggeletterdheid, de moedertaal (NT1, NT2), de soort laaggeletterdheid (taal, rekenen en/of basisvaardigheden), de leeftijd en achtergrond, hierop hebben we nog onvoldoende zicht;

constaterende dat de doelgroep "laaggeletterden met Nederlands als moedertaal" moeilijk te bereiken is;

constaterende dat we de komende jaren 5 miljoen euro per jaar extra investeren in laaggeletterdheid;

verzoekt de regering om in de vervolgaanpak die in het voorjaar van 2019 naar de Kamer komt een analyse mee te nemen van de groep "laaggeletterden met Nederlands als moedertaal" en hoe deze groep het beste bereikt kan worden met effectieve programma's;

verzoekt de regering tevens om in deze vervolgaanpak nadruk te geven aan programma's waar met name de groep met Nederlands als moedertaal profijt van heeft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 79 (28760).

Dan de heer Kwint nog. Het woord is aan hem, als laatste spreker van de zijde van de Kamer.

De heer Kwint (SP):
Dank voor uw coulance, voorzitter. Ik heb een extreem korte motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onderwijs een kerntaak is van de overheid en niet aan de markt moet worden overgelaten;

verzoekt de regering bij nieuw beleid omtrent laaggeletterdheid zo veel mogelijk aan te sluiten bij publieke onderwijsinstellingen en niet bij commerciële aanbieders,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 80 (28760).

De heer Kwint (SP):
Ik vond het zelf een dusdanig redelijk geformuleerd voorstel, zeker naar mijn maatstaven, dat ik reken op een haast ontroerend positief advies van de minister.

De voorzitter:
Dus u geeft de motie zelf "oordeel Kamer".

De heer Kwint (SP):
Ja, zeker.

De voorzitter:
Die steun heeft u dan alvast in de zak, zou ik zeggen.

Tot zover de termijn van de Kamer. Deze motie is in ontvangst genomen door de Kamerbewaarder. Dat is meneer Marck van de Klundert. En er is iets heel ergs aan de hand, want hij gaat ons verlaten na twintig jaar moties in ontvangst te hebben genomen en heel veel ander werk gedaan te hebben als Kamerbewaarder, als smeerolie, als zichtbare en onzichtbare man in de Kamer. Marck heeft ons twintig jaar gediend. Hij gaat weg. Dat is heel erg. Hij was Kamerbewaarder, maar heeft hier heel veel functies vervuld. Toen een dierbaar iemand van ons kwam te overlijden, heeft hij — dat toont zijn menselijkheid — de kinderen, die wees waren geworden, opgenomen in zijn gezin. Dat toont dat Marck van de Klundert niet alleen een geweldige werknemer is, maar ook iemand met een ontzettend groot hart.

Marck, ik ga je ontzettend missen, jongen. Jammer dat je weggaat. Ik wens je veel succes in je volgende functie. Ik weet dat je gewoon weer met hangende pootjes terugkomt, want je krijgt er spijt van. Je hebt de mooiste baan ter wereld en je bent een perfecte Kamerbewaarder. Het ga je goed, veel succes. Bedankt voor alles.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Ik schors even en dan gaat de minister de moties becommentariëren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.

Minister Van Engelshoven:
Voorzitter, dank u wel. Het was een algemeen overleg met een beetje horten en stoten, want aanvankelijk werd ik opgehouden door de Kamer en vervolgens moesten de leden tijdens het AO alsmaar stemmen. Maar we hebben een goed debat gehad met daaruit voortvloeiend toch nog een heel aantal moties, die ik graag van een appreciatie voorzie.

Voorzitter. Ten eerste de motie van mevrouw Van den Hul op stuk nr. 72 over de leesvaardigheid, waarin het gaat over "afrekenbare ambities te formuleren". Die afrekenbare ambities hebben we natuurlijk, want er gelden sinds 2010 referentieniveaus voor taal en rekenen. Bij de uitwerking van die referentieniveaus zijn ook streefcijfers bepaald voor niveau 1F en 1S/2F. We rapporteren hier ook jaarlijks over. Op schoolniveau gaat de Inspectie van het Onderwijs op basis van de CBS-indicator meer differentiëren in de beoordeling van de leerresultaten om te kijken of de variatie ook rekening houdt met de populatie. Bij de curriculumherziening komend jaar worden de referentieniveaus opnieuw tegen het licht gehouden. Ik ontraad deze motie dus, want dit is iets wat we al hebben. We hebben referentieniveaus waaraan concrete doelen zijn verbonden. Die zijn vastgesteld door de commissie-Meijerink en daar rapporteren we ook over.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Het was ons niet zozeer te doen om die differentieniveaus. Het was ons meer te doen om de aanpak. We hadden het in het AO bijvoorbeeld al even over de bibliotheken. Er zijn natuurlijk veel partijen betrokken bij de aanpak van de leesbevordering, zoals Stichting Lezen en andere organisaties in het veld. Daar was het ons om te doen: om in dat hele veld te komen tot een aanpak met doelen die door alle betrokkenen worden onderschreven.

Minister Van Engelshoven:
Ja, maar dat hebben we in het debat gewisseld. Vele partijen zijn hierbij betrokken, zoals de bibliotheken en de Stichting Lezen. Het is niet alleen de leesvaardigheid, maar ook het leesplezier. In het debat heb ik u ook gezegd dat er komend jaar een advies wordt uitgebracht door de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur gezamenlijk over hoe langs die route het leesplezier en daarmee ook de leesvaardigheid kan worden bevorderd. Ik heb u in het debat gevraagd om eerst dat advies af te wachten. Dat deed ik niet voor niets. Het gebeurt niet zo vaak dat twee organisaties een advies uitbrengen. Ik zou dus zeggen: houd de motie tot die tijd aan.

De voorzitter:
Dat is een verzoek?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Over dat verzoek heb ik zojuist overlegd met mijn mede-indiener. Wij willigen dat graag in.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van den Hul stel ik voor haar motie (28760, nr. 72) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Ik zei eerst "ingetrokken", maar de motie is aangehouden. Ik was iets te voorbarig.

Minister Van Engelshoven:
Dan de motie van mevrouw Van den Hul op stuk nr. 73 over de uitbreiding van de capaciteit van de volwasseneneducatie. Mevrouw Van den Hul zei zelf ook dat we de komende tijd in gesprek gaan met gemeenten over hoe de vervolgaanpak vorm gaat krijgen. Daarin wordt meegenomen hoe we zo veel mogelijk laaggeletterden bereiken. Gemeenten hebben eerder, in reactie op de eerdere motie-Asante/Van Meenen, aangegeven dat zowel de gemeenten als ikzelf stevige ambities hebben, maar dat we wel heel realistisch moeten zijn. We gaan nu met gemeenten in gesprek, tijdens de dialoogdagen maar ook anderszins, en zullen u in het voorjaar een plan voorleggen hoe we ervoor zorgen dat het bereik wordt uitgebreid. Ook dat is in het debat gewisseld, dus ik ontraad deze motie. Als we het bereik willen verhogen, gaat het om veel meer dan uitbreiding van de capaciteit van de volwasseneneducatie. Ik wil hier ook niet de illusie wekken dat ik volgend jaar opeens een zak met geld heb om de volwasseneneducatie enorm uit te breiden. We zullen dus slimme manieren moeten bedenken om met de beschikbare budgetten, bij het Rijk en bij de gemeenten, het bereik te vergroten. Dus de motie is ontraden.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dat vermoeden had ik al. Het is ons niet te doen om een zak met geld. Het is ons er vooral om te doen dat overzicht te bewaren waar juist de minister het ook zelf over had. Er gebeurt heel veel op verschillende plekken. Het gaat erom juist in de dialoog die al gevoerd wordt of nog gevoerd gaat worden, het capaciteitsvraagstuk mee te nemen. Dat is eigenlijk het enige waar deze motie toe oproept.

Minister Van Engelshoven:
Maar dan zeg ik tegen mevrouw Van den Hul: dat is nou precies waarom ik ook in het debat heb gezegd dat ik 2019 als een tussenjaar zie om juist met gemeenten te bekijken hoe we het bereik van de aanpak kunnen vergroten en hoe we de aanpak effectiever kunnen maken. Dat komt bij het plan van aanpak. Dan kunnen we alles wat ik in het AO rond het plan van aanpak heb gezegd, nog een keer in een motie neerleggen, maar volgens mij is dat niet het idee. Dit komt echt in het plan van aanpak terug. Dus ik ontraad deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 74 van de heer Wiersma c.s. over het belang dat jongeren een startkwalificatie halen. Ik wil het hier nogmaals heel strak onderstrepen, want we kunnen het niet genoeg benadrukken: het blijft van belang dat zo veel mogelijk jongeren een startkwalificatie halen. Onder druk van de krapte op de arbeidsmarkt zien we inderdaad de neiging tot groenpluk ontstaan. "Groenpluk" is eigenlijk een heel onaangenaam woord als het gaat om jonge mensen, maar zo heet het nu eenmaal. Wat er in de motie wordt gevraagd, is om niet alleen werkgevers op te roepen om voor een en ander te zorgen, maar ook te kijken wat we in het aanbod kunnen doen — althans zo lees ik uw motie — om ervoor te zorgen dat het realistisch is. Het lijkt me heel belangrijk dat dat gebeurt. Ik zou bijna uw Kamer willen oproepen tot het steunen van deze motie, zodat wij ook met z'n allen een helder signaal afgeven aan werkgevers. Dus ik laat deze motie graag aan het oordeel van de Kamer. Ik beveel haar zelfs warm bij u aan.

Dan de motie-Wiersma op stuk nr. 75 over de leeropbrengsten. Ook daar hebben we het in het debat over gehad. Wat de heer Wiersma vraagt, is: zorg er bij de vervolgaanpak voor dat we scherper kunnen krijgen wat de opbrengsten zijn van de verschillende leertrajecten. Mag ik daar wel aan toevoegen dat we niet iedere laaggeletterde die een traject volgt aan de voorkant en aan de achterkant gaan toetsen, omdat we anders ook mensen zouden verliezen? Maar ik wil wel dat we scherper in beeld krijgen of de trajecten die we aanbieden, effectief zijn. Dat neem ik graag op mij. Ik zal er ook voor zorgen dat daar in de vervolgaanpak aandacht voor is.

Dan de motie op stuk nr. 76 van mevrouw Westerveld. Uw verzoek is helemaal terecht. Dat verzoek is: kijk nou hoe met die organisaties afspraken te maken zijn om te zorgen dat er helder wordt gecommuniceerd. Maar ik wil u toch even wijzen op pagina 19 van het stenogram van het AO, want daarin kunt u lezen dat ik al heb toegezegd dat ik precies dat wil gaan doen. Er zijn bij die organisaties immers nog slagen te maken. Ik wil dat dus graag gaan doen. We kunnen het ze niet verplichten, maar ik kan ze daar wel toe oproepen. Ik kan het gesprek aangaan. Dat heb ik al toegezegd. Ik zou zeggen: lees het na. Vanwege de overbodigheid ontraad ik deze motie.

De voorzitter:
Dat was de motie op stuk nr. 76.

Minister Van Engelshoven:
Ja.

De voorzitter:
Over de motie-Wiersma op stuk nr. 75 wilden we nog even uw oordeel hebben.

Minister Van Engelshoven:
Het oordeel over de motie-Wiersma op stuk nr. 75 laat ik aan de Kamer.

De voorzitter:
Oké. Dank u wel.

Minister Van Engelshoven:
Excuus. Ik dacht dat ik dat al had gezegd.

Dan de motie-Westerveld op stuk nr. 77 over een heldere toelichting bij elk wetsvoorstel. Ik geloof dat mevrouw Westerveld niet zal bedoelen dat alle memories van toelichting voor iedereen toegankelijk moeten zijn, want daarbij zit je, net zoals bij moties in de Kamer, niet alleen vast aan tradities, maar soms ook aan juridische correctheid en aan heel precieze formuleringen. Wat zij volgens mij bedoelt te zeggen, is dat er wel een plek moet zijn waar iedere burger in dit land in begrijpelijke taal kan lezen wat de wet van hem verwacht. Op overheid.nl kun je die informatie vinden en daar wordt op niveau B1 gecommuniceerd. Daarnaast heeft de Dienst Publiek en Communicatie zich dit jaar als prioriteit gesteld om te zorgen dat er meer in beeldtaal en begrijpelijker wordt gecommuniceerd. Dus eigenlijk is dat wat er al gebeurt. Ik ontraad dus deze motie, omdat zij overbodig is. Hier wordt al aan gewerkt.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik begrijp de reactie van de minister best, want er wordt op verschillende plekken informatie aangeboden over wet- en regelgeving. Wat ik bedoel, is dat mensen ook bij de wetten zelf moeten kunnen vinden waar die over gaan. Dan bedoel ik inderdaad niet dat we de hele wetstekst gaan vertalen, maar wel dat er bij iedere wet een duidelijke inleiding komt of een toelichting over waar de wet over gaat en dat dat in heldere taal gebeurt. Want dat is er nog niet.

Minister Van Engelshoven:
Dat is wel wat we op overheid.nl proberen te communiceren. Ik geloof niet dat mensen op zich op zoek gaan naar de wet. Ze willen weten wat de overheid van ze verwacht. Ze gaan op zoek naar de vraag wat de overheid van ze verwacht, dus ze komen via dat soort vragen binnen. Daar waar we dat communiceren — dat hebben we ook gezegd — moet het taalniveau B1 zijn. Als er bij ieder wetsvoorstel een aparte tekst moet, wat heel veel inspanning gaat kosten, zijn we volgens mij bezig met iets waarvan ik me afvraag of dat nou doelmatig is. We proberen dat nou juist te doen via het kanaal waarmee de overheid communiceert.

Dan de motie op stuk nr. 78 van de heer Beertema over de versnippering. Je kunt het versnippering noemen. Om de soms ook heel diverse doelgroep, die ook heel groot is, te bereiken, heb je nou eenmaal een divers palet aan producten, trajecten en maatregelen nodig. Het is ook niet zo dat iedere laaggeletterde via de digitale weg wordt bereikt. Ik ben het met u eens dat we via de digitale weg misschien meer kunnen doen, maar het is zeker niet het enige traject. Dus alleen daar de focus op leggen, vind ik te eenzijdig. En alleen dat gebruiken of het accent leggen op wat digitaal is en een bewezen succes is? We moeten ook durven blijven vernieuwen. Ik zou juist de diversiteit in de aanpak die we hebben graag overeind houden. Met de motie van de heer Wiersma gaan we kijken — dat vind ik ook belangrijk — wat nou echt effectief is. Maar door zo het accent te leggen op digitaal en alleen wat al bewezen effectief is, gaan we volgens mij én een groep missen die we digitaal niet bereiken én innovatie missen. Deze motie wordt onraden.

De heer Beertema (PVV):
In het dictum staat het verzoek om die extra gelden te concentreren op organisaties. Er staat niet dat het uitsluitend naar die organisaties moet. Mijn inlichtingen zijn dat juist die digitale producten tot een behoorlijke opschaling kunnen leiden — dat hebben ze al gedaan — dat er te weinig geld is om die dure digitale producten te ontwikkelen. Dus daar doelt die motie eigenlijk op, op concentratie. Dus niet uitsluitend, maar gewoon wat meer geld naar die digitale organisaties.

Minister Van Engelshoven:
Het gaat toch over concentratie. Ik heb toegezegd dat er in 2019 een vervolgaanpak komt. Mede met steun in de rug van de motie-Wiersma ga ik kijken wat nou effectief is, maar ik hecht er ook aan dat we verschillende wegen kunnen blijven bewandelen om zo veel mogelijk laaggeletterden te bereiken. Dus de vraag is of je nou echt die extra middelen zou moeten concentreren. Laten we eerst maar eens die aanpak zien. Ja, soms kun je digitaal goed opschalen. Maar dat betekent niet dat het alleen moet gaan om programma's die nu al bewezen effectief zijn, dus ik hou graag nog even open op welke manier we dat gaan doen.

De heer Beertema (PVV):
Ik ben in elk geval blij met de toezegging die u gedaan heeft om die digitale organisaties wel te betrekken bij de samenwerking.

Minister Van Engelshoven:
Zeker.

De heer Beertema (PVV):
Want dat hebt u gedaan, hè?

Minister Van Engelshoven:
Ja. Dat vind ik zeer van belang. Zoals ik ook in het debat heb gezegd, geloof ik ook dat je via de digitale weg een groep mensen kunt bereiken die je misschien anders niet bereikt, maar vice versa ook.

Dan de motie op stuk nr. 79 van mevrouw Kuik. Haar vraag is om bij de vervolgaanpak te kijken naar de groep mensen met Nederlands als moedertaal, omdat we die eigenlijk nu nog te weinig bereiken. Deze oproep neem ik graag ter harte. Deze motie krijgt dus oordeel Kamer.

Dan tot slot de motie van de heer Kwint op stuk nr. 80. Die is inderdaad heerlijk kort. Daarom zou je zeggen dat ze enige sympathie verdient, maar ik ga haar toch ontraden, en wel om de volgende reden. Veel trajecten bij de bekostigde publieke onderwijsinstellingen zijn heel goed en helpen ons ook heel erg bij de aanpak van laaggeletterdheid. Maar ook worden heel veel effectieve trajecten uitgevoerd door bibliotheken, door vrijwilligers en door stichtingen. Dat zijn allemaal geen publieke onderwijsinstellingen, maar natuurlijk wel niet-commerciële aanbieders. Maar wat ik wel hoop te bereiken is het volgende. Een heel groot deel van bijvoorbeeld de laaggeletterden met Nederlands als moedertaal, heeft gewoon een baan. Ik hoop dat we werkgevers kunnen stimuleren om ook die mensen, bijvoorbeeld op de werkvloer, te scholen. Als die werkgever daarvoor een commerciële aanbieder inhuurt van prima kwaliteit, zou ik niet begrijpen wat daartegen is. Overigens, als gemeenten bij hun inkoop van aanbieders een commerciële aanbieder vinden die hele goede kwaliteit tegen een redelijke prijs levert, zou ik ook niet begrijpen waarom we die weg bij voorbaat zouden afsluiten. Dus ik ontraad deze motie.

De heer Kwint (SP):
Nou schrijf ik zo'n korte motie en dan zoekt de minister er allemaal dingen bij die er niet in staan. De motie verzoekt de regering "zo veel mogelijk", dus niet exclusief, aan te sluiten bij publieke onderwijsinstellingen. Vervolgens noemt de minister een hele trits aan organisaties, zoals bibliotheken en stichtingen, allemaal niet-commerciële aanbieders. Daar gaat deze motie niet over. Daar zegt deze motie ook niets over. Vervolgens dus zo min mogelijk bij commerciële aanbieders. Daarvan wordt niet gezegd: het mag niet, we zetten er een slot op, werkgevers mogen dat niet doen. Overigens lijkt het mij in het geval van gemeenten een vrij inefficiënte manier, maar dat moeten gemeenten zelf weten. Ik vraag alleen "zo veel mogelijk" aan te sluiten bij publieke onderwijsinstellingen. Dat is toch niet zo gek?

Minister Van Engelshoven:
Waar wij vooral naar kijken, zijn kwaliteit en effectiviteit. Als gemeenten inkopen, moeten ze kijken wie het beste aanbod heeft voor de middelen die zij hebben, wie het het meest effectief kan doen. Ook voor werkgevers geldt — en ik hoop dat zij heel veel gaan aanbieden — dat hen de vrije keuze wordt gelaten. Ik denk met u dat wij waarschijnlijk uitkomen bij heel veel publieke aanbieders en bij heel veel niet-commerciële aanbieders, maar om nou aan de voorkant al daarvoor een voorkeur uit te spreken … Laat dat hele palet wat er is, gewoon bestaan. Voorzitter, ik ontraad de motie.

De voorzitter:
Tot twee keer toe zelfs. Dat kunt u in uw zak steken, mijnheer Kwint.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Wij stemmen donderdag over de moties. Dank aan de minister voor haar aanwezigheid.

Ik stel vast dat de beide debatten van vanavond niet doorgaan. U moet er zelf binnen uw commissie iets mee doen, als u daar behoefte aan heeft. Dat is verder aan de commissie OCW. Ik stel vast dat dit meteen het einde was van de vergadering in de plenaire zaal vanavond.

Sluiting

Sluiting 18.38 uur.