Tweede Kamer, 14e vergadering

  • Aanvang10:15 uur
  • Sluiting19:35 uur
  • StatusGecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Arib

Aanwezig zijn 141 leden der Kamer, te weten:

Van Aalst, Aartsen, Agema, Akerboom, Alkaya, Amhaouch, Arib, Asscher, Azarkan, Azmani, Baudet, Becker, Beckerman, Belhaj, Van den Berg, Bergkamp, Den Boer, Van den Bosch, Martin Bosma, Bosman, Bouali, Van Brenk, Bromet, Bruins, Bruins Slot, Buitenweg, Van Dam, Diertens, Tony van Dijck, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Diks, Van Eijs, El Yassini, Ellemeet, Fritsma, Futselaar, Geluk-Poortvliet, Van Gent, Van Gerven, Geurts, De Graaf, Van der Graaf, Graus, De Groot, Groothuizen, Van Haersma Buma, Van Haga, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hermans, Hijink, Van den Hul, De Jong, Karabulut, Van Kent, Kerstens, Klaver, Koerhuis, Koopmans, Kops, Kröger, Krol, Kuik, Kuiken, Kuzu, Kwint, Laan-Geselschap, Laçin, De Lange, Van der Lee, Leijten, Van der Linde, Lodders, Madlener, Maeijer, Markuszower, Von Martels, Van Meenen, Middendorp, Van der Molen, Agnes Mulder, Anne Mulder, Edgar Mulder, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Van Ojik, Omtzigt, Van Oosten, Ouwehand, Özdil, Öztürk, Özütok, Paternotte, Peters, Ploumen, Van Raak, Van Raan, Raemakers, Renkema, Rog, Ronnes, Van Rooijen, De Roon, Arno Rutte, Sazias, Schonis, Segers, Sienot, Sjoerdsma, Slootweg, Smeulders, Sneller, Snels, Van der Staaij, Stoffer, Tellegen, Teunissen, Tielen, Van Toorenburg, Veldman, Verhoeven, Aukje de Vries, Wassenberg, Van Weerdenburg, Westerveld, Weverling, Van Weyenberg, Wiersma, Wilders, Wörsdörfer, Van 't Wout, Yeşilgöz-Zegerius en Ziengs,

en de heer Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer Bruins, minister voor Medische Zorg en Sport, de heer De Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, viceminister-president, en de heer Rutte, minister-president, minister van Algemene Zaken.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Voordewind, ook voor morgen;

Bisschop.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Europese top van 17 en 18 oktober 2018

Europese top van 17 en 18 oktober 2018

Aan de orde is het debat over de Europese top van 17 en 18 oktober 2018.

De voorzitter:
Ik heet iedereen van harte welkom. Allemaal fris en fruitig na gisteren, nog wel. Ik heet ook de mensen op de publieke tribune welkom. Aan de orde is het debat over de Europese top van 17 en 18 oktober 2018. Natuurlijk heet ik ook de minister-president van harte welkom. Ik geef de heer Van Ojik namens GroenLinks het woord. Ik deel mee dat de spreektijd vijf minuten is.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Goedemorgen voorzitter, fijn om alle collega's ook weer te zien. Ik kan de minister-president alvast verklappen dat het woord "dividendbelasting" slechts zijdelings in mijn bijdrage aan de orde zal komen. Als dit geen cliffhanger is dan weet ik het niet meer. De voorzitter doet nu al haar oren dicht, maar dat vat ik niet persoonlijk op.

Misschien toch even de brexit. Ik kan mij zomaar voorstellen dat we daar vandaag nog niet heel veel wijzer over worden, maar toch een paar opmerkingen. Het is natuurlijk niet zo vreemd dat de spanning bij het naderen van de deadline oploopt. In een zo complex dossier is een akkoord vaak alleen haalbaar bij maximale tijdsdruk. Maar dan moet er natuurlijk wel gepraat worden. Daarom mijn vraag aan de minister-president: klopt het dat de besprekingen na het weekend zijn stilgelegd in afwachting van de top die vandaag begint?

Dan over de signalen die wij krijgen. Aan de ene kant zegt Tusk, de voorzitter van de Europese Raad, dat een harde brexit waarschijnlijker is dan ooit. Ik heb begrepen dat dat in de brief staat waarmee de regeringsleiders zijn uitgenodigd. Aan de andere kant: toen bondskanselier Merkel hier vorige week was en samen met de minister-president dat mooie wandelingetje langs de Hofvijver maakte, leken ze allebei een beetje optimistisch te zijn, in de trant van: nou, als het een beetje meezit allemaal dan gaat het volgende week misschien nog wel lukken. De vraag is dus: wat is er nu precies gebeurd tussen dat wandelingetje langs de Hofvijver en de dag van vandaag, waarop het lijkt alsof de impasse toch weer compleet is? Het is goed om daar wat meer over te horen.

Dan migratie. Er staat weer migratie op de agenda van de Europese top en weer is er van voortgang op de hoofdpunten, of hoofdpijnpunten eigenlijk, geen sprake. Het jargon verandert wel, viel me op. "Ontschepingsplatforms" zijn nu "ontschepingsarrangementen" geworden. Dat klinkt veel minder echt. Dat gaat veel meer over afspraken, zou je zeggen, dan over concrete infrastructuur. Wat zit daar achter, vraag ik de minister-president. Moet dat het bijvoorbeeld makkelijker maken voor Noord-Afrikaanse landen om akkoord te gaan? Klopt het dat Marokko, Tunesië en ook Egypte eigenlijk al nee hebben gezegd? Zo ja, wie blijven er dan over?

Met de dividendbelasting — daar is-ie, voorzitter — heeft de minister-president laten zien dat hij soms weliswaar veel te lang vasthoudt aan onzalige ideeën, maar dat hij dan last minute toch een draai kan maken. Dat behoort altijd tot de mogelijkheden. Is dit idee van de ontschepingsarrangementen ook niet toe aan heroverweging? Verliezen we eigenlijk niet te veel tijd met ons in te spannen voor arrangementen, ideeën en concepten die eigenlijk niet werken en waar geen draagvlak voor is?

Wat mij ook nog opviel is het volgende. In de geannoteerde agenda spreekt het kabinet nu expliciet over ontscheping aan beide zijden van de Middellandse Zee. Dat is in mijn visie een belangrijke stap. Het idee was dacht ik juist om iedereen terug te sturen, zodat de oversteek maximaal ontmoedigd zou worden. Heeft het kabinet dat idee losgelaten? Ik zou daar blij mee zijn, maar wil er graag een bevestiging van.

Ik moet alweer gaan opschieten, zie ik. De herziening van het gemeenschappelijk asielbeleid schiet niet op en zit vast. Het kabinet wil een vermindering van secundaire stromen. Dat betekent volgens mij dat wie in Zuid-Europa aankomt daar ook asiel moet aanvragen. Is dat niet juist het oude systeem, dat niet meer houdbaar is? En hoe verhoudt zich dat dan precies tot de door het kabinet juist omarmde verplichting tot herplaatsing die niet facultatief zou zijn?

Voorzitter, ik heb nog twee korte punten. De eerste gaat over de artikel 7-procedure. We hebben daar de vorige keer vrij uitgebreid over gesproken. Toen was het rapport-Sargentini net verschenen. Ik heb met instemming begrepen dat de ministers van Buitenlandse Zaken nu besloten hebben om de zaak in werking te stellen en dat Hongarije met een schriftelijke verklaring moet komen. Dat lijkt me een goede zaak en ik zou de minister-president willen vragen of het ook nog bij de regeringsleiders aan de orde komt.

Ten slotte wil ik toch iets over Saudi-Arabië zeggen. Daar kan ik eigenlijk niet omheen, want er gaat ongetwijfeld ook over buitenlands beleid gesproken worden. De naar het zich toch laat aanzien koelbloedige moord op Turkse bodem op Jamal Khashoggi, de columnist van de Washington Post en criticaster van de Saudische sterke man, is het zoveelste bewijs van het wrede karakter van het Saudische regime. Het lijkt er in elk geval in de VS toe te leiden dat de president openlijk over sancties spreekt. Hij spreekt weliswaar niet over wapensancties, maar wel over sancties. Het leidt er ook toe dat er in het Congres kritische vragen worden gesteld over de levering van wapens waarmee het Saudische regime onder meer de bevolking van Jemen de hongerdood in drijft. Is het niet de hoogste tijd dat ook de landen van de Unie elkaar op wapenleveranties aan Saudi-Arabië gaan aanspreken, en afspraken maken over de stopzetting ervan?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Ojik. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Leijten namens de SP.

Mevrouw Leijten (SP):
Toen de Britten besloten dat zij geen toekomst meer hadden binnen de Europese Unie, heeft de SP steeds gezegd: de scheiding mag geen strafexercitie worden voor het Verenigd Koninkrijk. We moeten niet aankoersen op een vechtscheiding. Dat is niet goed voor de toekomstige relatie, en al helemaal niet voor de economie. Vandaag lees je dat onze bedrijven zich niet kúnnen voorbereiden omdat de politieke leiders in Europa niet met elkaar een oplossing zoeken, maar tegenover elkaar staan en elkaar permanent afvallen. Ik roep daarom hier de minister-president op om de leiding te nemen. Ik vraag me echt af wat er nou in september in Salzburg is gebeurd. De minister-president zou serieus gaan kijken naar het voorstel van May. Ze is daar geschoffeerd. Het lijkt wel een ballentent. Macron, Juncker, Tusk, allemaal achter elkaar gooien ze het voorstel in de prullenbak. Zo komen we toch niet tot een goede brexit? Hoe is dit nou toch mogelijk, zeg ik tegen de minister-president. Die mannetjes! Sorry, voorzitter.

De heer Omtzigt (CDA):
Merkel!

Mevrouw Leijten (SP):
Er staan ook dingen op de agenda die minder aandacht in de media krijgen, maar die net zo verbazingwekkend zijn. We hebben zorgen over de rechtsstaat in Hongarije, in Polen. Tegelijkertijd staat er nu een voorstel op de agenda dat wij verplicht digitaal bewijs moeten verzamelen en moeten delen, de zogenaamde E-evidenceverordening. Ze maken er altijd geheimtaal van, maar wat betekent dit? Dit betekent dat een lidstaat kan zeggen tegen bijvoorbeeld KPN: ik wil de gegevens hebben van de heer Rutte en die moet u leveren. En Nederland weet daar dan niks van. Bizar! En deze verordening is nog niet eens besproken, ze is nog niet eens goedgekeurd, of er ligt alweer een nieuw voorstel. Want zo gaat dat met de Europese trein, die dendert altijd voort. In dat nieuwe voorstel staat dat een lidstaat zonder tussenkomst van het land waarin je woont, meneer Rutte kan gaan tappen. Nou ligt er zelfs een compromisvoorstel voor. Ik vraag hier de minister-president: wij gaan niet instemmen met deze E-evidenceverordening en we gaan ook niet instemmen met een compromisvoorstel. Afgesproken?

De komende weken zijn ook spannend als het gaat over de toekomst van de euro. Want er wordt aankomende donderdag weer met Draghi en met Centeno gesproken over wat de stand van zaken is bij het permanent maken van het Europees stabiliteitsmechanisme, het tijdelijke steunfonds dat bijna onbeperkt geld uit kan lenen aan lidstaten. Dat geld is natuurlijk wel geld van ons allemaal. Dat tijdelijke ESM, de leningenfabriek, moet permanent worden. En het moet worden opengesteld voor banken. Klopt dit? En is dit wel wenselijk? Eerst moesten we de banken nationaliseren, redden, vervolgens moesten ze gespekt worden via de ECB, met quantitative easing, met de geldpers, nu hebben we een bankenunie waarmee we ze moeten redden en uiteindelijk krijgen ze ook nog eens de achtervang van zo'n Europees stabilisatiemechanisme. Waar zijn we mee bezig? Wij zien dit echt allemaal als lapmiddelen voor een munt die uiteindelijk niet houdbaar is. Wij zouden willen dat er ruimte was voor het bediscussiëren en onderzoeken van alternatieven voor de euro. Maar als dit Europees stabilisatiemechanisme nou toch permanent wordt gemaakt, dan moeten we het nu ook democratiseren en controleren. Het budgetrecht voor lidstaten moet versterkt worden. Het moet voldoen aan de verslagleggingseisen, melden welke risicovolle leningen uitstaan én de medewerkers en het instituut mogen niet meer onschendbaar zijn. Is de minister-president bereid om dit in te brengen?

Over migratie hebben we ook veel vragen. De heer Van Ojik had er goede vragen over. Hoe zit dat nou met Marokko en Tunesië? Staan die op de lijst voor deals? Egypte wordt zelfs genoemd. Hoe zit het dan met de mensenrechten? We hebben hier in deze Kamer moties aangenomen voor de top van juni waarin de Kamer duidelijke basisvoorwaarden heeft gesteld. We hebben ook gezegd: wij willen niet voor een voldongen feit komen te staan; wij willen altijd eerst hier spreken over een deal voordat die er ligt. Ik vraag aan de minister-president: dat blijft toch wel de afspraak?

Dan de treurige kwestie met de Saudische journalist die op het consulaat in Istanbul is verdwenen, de heer Jamal Khashoggi. We weten niet precies wat er is gebeurd, maar we weten wel dat het niet fris is. Nou heeft de EU in een verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken om opheldering gevraagd aan Saudi-Arabië. Ze hebben hun zorgen uitgesproken over wat er is gebeurd. Dan kan er toch maar één conclusie zijn, zeg ik tegen de minister-president, namelijk dat onze minister van Financiën volgende week níet afreist naar Saudi-Arabië voor de conferentie die hij daar zou bijwonen.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Leijten. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Maeijer namens de PVV.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Op 23 juni 2016 koos een meerderheid van de Britse bevolking voor een vertrek uit de Europese Unie. Zij kozen voor vrijheid, voor soevereiniteit. Iets wat tot dat moment vooral een papieren mogelijkheid was, werd werkelijkheid. In maart 2017 deed het Verenigd Koninkrijk een beroep op artikel 50, het exitartikel uit het verdrag. Daarmee begon de klok te tikken richting 29 maart 2019, de dag van het vertrek. Harde onderhandelingen, botsingen en soms ook toenadering volgden. Maar het gevoel dat er ondertussen ook rekeningen werden vereffend en een voorbeeld werd gesteld, verdween in ieder geval bij mij nooit. Zeker niet door de tweets die nog wat extra olie op het vuur gooiden, zoals de welbekende taart zonder kersen van Tusk of Juncker die zich schijnbaar geroepen voelde om de al niet al te beste dansmoves van May na te doen. Mijns inziens kunnen ze dat allebei beter aan anderen overlaten.

En daar staan we nu dan: meer dan twee jaar na het referendum en nog zo'n vijf maanden te gaan tot brexitdag, deal or no deal. Voorheen vooral bekend van een gelijknamig spel op tv, is het nu de hamvraag die in Brussel op tafel ligt. Eventjes leek het erop alsof er zondagavond een akkoord zou zijn, maar dat bleek al snel vals alarm. Ondertussen is die optimistische stemming die er voor het weekend nog heerste als sneeuw voor de zon aan het verdwijnen en lijkt de top van vanavond en morgen vooral weer te verworden tot de zoveelste diner- en praatsessie. Of, en dat zou ook kunnen, hoort het allemaal bij de onderhandelingstactiek? Het blijft gissen, maar wat het ook is — oprechte chaos, de laatste loodjes of tactiek — zorg dat het lukt. Zorg dat er een zo goed mogelijk akkoord voor Nederland komt. Dat is mijn oproep aan de premier. Zorg dat het Nederlands belang niet ondersneeuwt onder EU-belangen, onder oud zeer of onder wat dan ook.

Anderhalf jaar geleden hebben de regeringsleiders het mandaat om te onderhandelen aan de Europese Commissie gegeven, aan de Franse eurofiel Barnier. Niet de eerste keuze van de PVV, maar zo hangt de vlag er nu eenmaal bij vandaag de dag. In de geannoteerde agenda spreekt het kabinet opnieuw zijn steun uit voor de onderhandelaar. Mag mijn fractie ervan uitgaan, zo vraag ik de premier, dat op het moment dat er ook maar de geringste twijfel opdoemt over de verdediging van het Nederlandse belang door deze beste meneer, aan de bel wordt getrokken voordat het te laat is en voordat we met lege handen komen te staan? Anderhalve alinea tekst heeft het kabinet in de geannoteerde agenda aan brexit gewijd. Slechts anderhalve alinea met vooral open deuren en herhalingen. De Nederlandse inzet wordt al bijna twee jaar van de ene in de andere brief geplakt, zo lijkt het. Ik begrijp het: vertrouwelijkheid in het kader van de onderhandelingen et cetera et cetera, maar frustrerend is het toch wel een beetje.

Afrondend op het punt van brexit nog enkele vragen aan de premier. Hoe gaat de minister-president ervoor zorgen dat het Nederlandse belang zo goed mogelijk wordt verdedigd? Hoe veel tijd is er nog, rekening houdend met ratificatie et cetera, om een akkoord te kunnen sluiten? Wat zijn de verwachtingen nu ten aanzien van de top van vanavond? Zal worden gesproken over een conceptakkoord of een concept voor een politieke verklaring? Deelt de premier de mening van voorzitter Tusk dat een no-dealscenario waarschijnlijker is dan ooit tevoren? Tot slot: wat is de laatste stand van zaken ten aanzien van de voorbereiding van Nederland op welke uitkomst dan ook? Graag een reactie.

Voorzitter. Bijna vier maanden zijn verstreken sinds de Europese top in juni. De top waar toen een halve kabinetscrisis in Duitsland aan voorafging en die de oplossing op het migratiedossier zou brengen. De Europese leiders maakten daar onder andere afspraken over regionale ontschepingscentra, gecontroleerde centra in de EU en de herziening van het mandaat van Frontex. In het debat over de top in september zei premier Rutte nog dat er nauwelijks vooruitgang was geboekt. Ik heb niet het idee dat dat antwoord nu anders is. Maar, zo blijkt uit antwoorden van staatssecretaris Harbers, Nederland heeft zich wel uitgelaten over en hulp geboden met betrekking tot de oprichting van gecontroleerde centra in de Europese Unie. Wat heeft de premier nu precies aangeboden ten aanzien van deze centra aan de EU-lidstaten? Kan de premier hier vandaag uitsluiten dat Nederland zelf een dergelijk centrum zal gaan huisvesten?

Voorzitter. De migratiediscussie toont eens te meer aan dat we niet afhankelijk zouden moeten zijn van Brussel, maar baas over de eigen grenzen, zodat we weer zelf kunnen bepalen wie er binnenkomt en wanneer we maatregelen nemen. De enige goede migratiedeal voor Nederland is: uit de Europese Unie en onze grenzen sluiten.

Voorzitter. Tot slot. In de tussentijd hebben ze bij de Verenigde Naties niet stilgezeten en tekende meneer Harbers namens Nederland in mei van dit jaar al de Verklaring van Marrakesh, die migratie bevordert vanuit Afrika naar Europa. In december van dit jaar ligt het VN-migratiepact klaar voor ondertekening. Graag hoor ik van premier Rutte dat wij net als Hongarije en mogelijk ook Polen en Oostenrijk geen handtekening zullen zetten. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Maeijer. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Rooijen namens 50PLUS.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Goedemorgen, meneer de premier, na gisterenavond. Voorzitter. Als het om brexit gaat, wisselen optimisme en pessimisme elkaar in een steeds hoger tempo af. Volgens de laatste berichten wil EU-onderhandelaar Barnier nog enkele weken om tot een definitief akkoord te komen. Verder zal premier May vanavond weer met een nieuw voorstel komen waarbij het Verenigd Koninkrijk nog een tijdje binnen de douane-unie zal blijven. Voorzitter Donald Tusk van de Europese Raad schrijft in zijn uitnodiging voor de bijeenkomst dat een harde brexit dichterbij lijkt dan ooit. Maar ook al zou er toch heel snel in Brussel een akkoord komen, dan is het nog maar afwachten wat er uiteindelijk in Londen gebeurt. Kortom, er valt geen peil op te trekken, maar natuurlijk weet de minister-president wat de stand van zaken is. Dat horen we dan ook eigenlijk heel graag van hem, overigens gegeven de vertrouwelijkheid. Maar we willen toch wel iets meer weten. Hoe groot acht hij op basis van de huidige stand van zaken de kans op een besluitvormende extra Europese ministerraad in november? Zo niet, wat is dan het scenario? Wat is nu precies het uur U waarop duidelijk zal zijn dat aan een harde brexit mogelijk niet te ontkomen is?

50PLUS vindt het belangrijk dat daarover duidelijkheid komt voor de Nederlandse burgers in het Verenigd Koninkrijk en voor alle Nederlandse bedrijven en organisaties die de gevolgen van een harde brexit gaan ondervinden. Zijn de voorbereidingen voor een no-dealrisico voldoende?

Voorzitter. Migratie. Over het migratiebeleid kan ik heel kort zijn. Er is een volledig gebrek aan voortgang op een aantal cruciale onderdelen van het migratiebeleid. Waar liggen nu de grootste knelpunten om tot snelle en werkbare afspraken te komen, zo vraag ik de minister-president. Heeft hijzelf voorstellen om uit de impasse te komen?
50PLUS ondersteunt volop de oproep om in te zetten op brede partnerschappen met Afrikaanse landen om zo bij de bron te werken aan het tegengaan van groeiende migratiestromen. 50PLUS heeft al eerder gepleit voor een marshallplan voor Afrika. Hoe schat de premier de snelheid van dat proces in? Komt het wel van de grond, of blijkt het net zo kansloos als het realiseren van de plannen voor ontschepings- en opvanglocaties?

Dan de toekomst van de Europese Monetaire Unie. Nu de Europese Centrale Bank zijn opkoopprogramma eindelijk aan het terugschroeven is, zien we de eerste haarscheurtjes al tevoorschijn komen. De sterke schakels geven nog geen krimp, want Nederlandse en Duitse staatsobligaties zijn safe-haven assets. Maar de zwakkere schakels zien hun rentes al heel hard oplopen. Ik hoef niemand, neem ik aan, uit te leggen dat de euroketting slechts zo sterk is als de zwakste schakel. Alle pogingen om in de tussentijd in alle rust te praten over verdere integratie en risicodeling vinden nu plaats tegen die achtergrond. De routekaarten en voorliggende plannen bieden geen oplossing nu het speelkwartier op de financiële markten voorbij is. Eerst moet er volgens 50PLUS risicobeperking komen en pas daarna, niet tegelijk, kan er over het delen van risico's gesproken worden. Wat is de zin van nieuwe vergaande afspraken over het depositogarantiestelsel, over een begrotingscapaciteit voor de eurozone, over een Europese minister van Financiën, een eurominister van Financiën, over een prudentiële behandeling van staatsobligaties of over het garant staan voor bankensectoren in andere lidstaten als de stabiliteit wordt bedreigd door het niet-nakomen — het zal de premier aanspreken dat ik dit zeg — van bestaande, oude afspraken?

Wat die staatsobligaties betreft: herinnert de premier zich mijn unaniem aangenomen motie in deze Kamer van een halfjaar geleden? Ik hoop uit de grond van mijn hart dat hiervan in het belang van alle Europeanen snel en ambitieus werk wordt gemaakt. Maar nu de ECB zich terugtrekt, lijkt de window of opportunity zich eerder te sluiten dan te openen. Ik vraag de minister-president heel specifiek naar de marktgevolgen van een prudentiële behandeling van staatsobligaties als we er morgen mee zouden beginnen. Tot dusver staan ze op de automatische piloot: altijd 100% waard, ook in Griekenland en Italië.

Wat gebeurt er met de waarde van Italiaanse staatsobligaties als we komen tot zo'n prudentiële behandeling? Klopt het dat dit betekent dat de waarde van sommige obligaties zal dalen en dat de financiële instellingen meer reserves moeten aanhouden voor hun portefeuille? Is de minister het met mij eens dat de omstandigheden om zoiets enorms te regelen voorlopig niet meer zo goed zullen worden als ze de afgelopen twee, drie jaar zijn geweest? Met andere woorden, de zo vurig gewenste en noodzakelijke prudentiële behandeling van staatsobligaties is misschien niet meer te regelen onder de huidige omstandigheden, tenzij wij Italië zelf de afgrond in zouden duwen. Graag een reactie van de premier op dit specifieke punt.

Voorzitter. Nederland moet oppassen. Sommige EU-lidstaten wil een free ride naar een federale begroting die hen elke tien jaar een keer uit de brand helpt, zoals we dat vroeger deden met devaluaties. Daar zal echt een stokje voor gestoken moeten worden.

Tot slot, voorzitter. 50PLUS vindt dat de hele discussie over eurodepositogarantie voorlopig helemaal in de ijskast moet nu we weten dat Italië de begroting aan z'n laars lapt. Italië wordt de achilleshiel van de euro en dan moeten we niet zeggen dat dit een zaak van Italië of van de Commissie is. De Commissie houdt hier geen toezicht op. Wij moeten tijdig de deur dichtgooien, anders zijn wij de klos.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Stoffer namens de SGP.

De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Toen ik mijn Schotse zwager zojuist een appje stuurde dat ik dit debat over de brexit ging doen, zei hij: perhaps better not. Maar ja, dat zal wel een gelopen race zijn, dus heb ik hem maar niet meer geantwoord. Dat doe ik misschien straks na afloop. Maar waarom niet?

Voorzitter. De brexit kan de vrede doen wankelen. Deze alarmerende en veelzeggende kop stond in april dit jaar boven een artikel in de NRC over spanningen tussen Noord-Ierse bevolkingsgroepen in relatie tot de status van Noord-Ierland na de brexit. Inmiddels zijn we weer een halfjaar verder en bestaat die spanning nog steeds. Sinds de informele Raad van 19 en 20 september is er namelijk slechts beperkt vooruitgang geboekt in de onderhandelingen over onder meer de Ierse/Noord-Ierse grens. De tijd begint nu te dringen. Onze minister-president en zijn collega's hebben de schone taak en dure plicht om al het mogelijke te doen om te komen tot overeenstemming. Daarom brengt de SGP als eerste in herinnering dat een vechtscheiding en een no-dealscenario nadelig zijn voor alle partijen, zeker voor ons als handelsnatie. We have to get along with the British. De Europese leiders doen er daarom goed aan om zich niet neerbuigend of vernederend op te stellen jegens de Britten, maar vriendelijk en voorkomend.

Voorzitter. Een van de grootste uitdagingen is de Ierse grenskwestie. Verschillende mogelijke oplossingen doen de ronde. Hoe beoordeelt de minister-president het scenario dat het Verenigd Koninkrijk voorlopig binnen de douane-unie blijft, ook in het licht van de ligging van het Verenigd Koninkrijk en zijn speciale band met de Europese Unie? Hoe kansrijk acht hij uitstel van de brexitdatum, 29 maart volgend jaar, om tot een gereguleerde uittreding te komen?

Voorzitter. Het blijft onduidelijk hoe de toekomstige relatie tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU zal zijn: wordt het de Noorse stijl of wordt het de Canadese stijl? Een van de voorstellen van premier May gaat over de inrichting van een speciaal douanearrangement waarbij het Verenigd Koninkrijk de Europese regelgeving handhaaft, maar tegelijkertijd eigen tarieven kan heffen. Zou dit onderdeel kunnen zijn van het door het kabinet gewenste evenwichtige pakket, zo vraag ik de minister-president. Het streven naar een evenwichtig pakket heeft hoe dan ook de steun van de SGP, ook met het oog op het veiligstellen van die wankele vrede waar het NRC-artikel waar ik zojuist uit citeerde, op doelde.

Voorzitter. In het kader van migratie wordt binnen de EU al lange tijd gesproken over mogelijkheden om te ontschepen, maar dat idee lijkt niet veel weerklank te vinden in de Afrikaanse landen. De SGP vraagt het kabinet of het niet tijd wordt om het over een andere boeg te gooien. Hoe kunnen de beoogde ontschepingslanden geprikkeld worden om in actie te komen? Als het gaat om het gemeenschappelijke asielstelsel, ziet de SGP graag praktische verbeteringen, richtlijnen, in plaats van een megalomaan project van nieuwe verordeningen. Onze vraag is dan ook of het kabinet erkent dat dit misschien een uitweg uit de impasse kan bieden.

Dan de interne veiligheid. We zien dat het kabinet bij de interne veiligheid vooral kiest voor een benadering die de nationale lidstaten vooropstelt. Dat is goed. Kunnen we ervan uitgaan dat het kabinet ook geen voorstellen zal steunen die de nationale bevoegdheden verder uithollen? In de strijd voor cybersecurity is samenwerking tussen de lidstaten noodzakelijk. Ook het belang van goede informatie-uitwisseling tussen bijvoorbeeld grenswacht en politie van de lidstaten steunen wij.

Eerder hebben we al gezegd tegen eventuele uitbreiding van het mandaat van het Europees Openbaar Ministerie te zijn. Onze vraag is dan ook of er op dat vlak nog nadere ontwikkelingen te melden zijn.

Ik dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Stoffer. Dan ga ik nu naar de heer Asscher namens de PvdA.

De heer Asscher (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. In de eerste plaats brexit. De Partij van de Arbeid steunt de inzet van de regering zoals aangegeven in de geannoteerde agenda. Ik denk dat het ongelofelijk belangrijk is dat we niet onderschatten hoe belangrijk vrede in Europa is en dat we de Ierse grenskwestie, die door de Britten nog weleens onderschat lijkt te worden, dus op waarde schatten. Ik kan mij wel voorstellen dat er een oplossing komt waarbij een soort gezichtsverliesbesparende operatie wordt gedaan in de richting van de Engelse regering, waardoor er daar wel degelijk een douane-unie blijft, maar we die alleen anders noemen. Daar zou wat mij betreft ruimte voor zijn, zolang er maar consistent gehandeld wordt vanuit de EU-27. Ik heb de indruk dat Nederland zich daarvoor inzet.

Ik verwacht ook nog steeds dat er een akkoord zal komen, maar we zullen wel rekening moeten houden met de situatie dat dit niet zo is. De heer Omtzigt, de heer Mulder en ik hebben daar ook eerder op gewezen vanuit onze andere rollen. Ik zou de minister-president willen vragen om in te gaan op de voorbereidingen, ook op het Europese niveau. Worden er bijvoorbeeld voorzieningen getroffen om landen te steunen die disproportioneel getroffen zouden worden door een harde brexit? Dan moet je met name denken aan de Ieren, maar wellicht ook aan sectoren in de Nederlandse economie.

Een derde element van brexit. Eerder heeft deze Kamer een motie-Ploumen aangenomen die aangeeft dat Nederland zich moet inzetten tegen een race to the bottom op belastingtarieven tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie. Ik wil graag van de minister-president horen wat hij tot nu toe met die motie heeft gedaan. Hoe heeft hij daarover gesproken met zijn Europese collega's?

Het tweede grote agendapunt is migratie. Je ziet dat het gevoel van urgentie lijkt te zijn verdwenen. Eerder zijn onder hoge druk conceptafspraken gemaakt en richtingen aangewezen waarin het beleid zich zou moeten ontwikkelen. Dat is gesteund door de Partij van de Arbeid en een heel groot deel van deze Kamer. Maar wij hebben ook gezien dat hier nogal een verschil is tussen droom en daad. Het lijkt te stokken. Ik ben benieuwd wat de minister-president heeft gedaan in bilaterale contacten, los van wat de Commissie moet doen, om dat beleid verder te krijgen. Ik ben ook benieuwd wat hij heeft gedaan om iets te doen aan de noodzakelijke aanvulling van fondsen voor opvang in de regio. Wij zien dat die tekorten er nog steeds zijn. Wij zien ook dat in de landen die al heel veel mensen opvangen, zoals Jordanië, de politieke situatie intussen buitengewoon onrustig is. Dat is een risico voor die landen en de stabiliteit in die landen, maar wel degelijk ook voor Europa. Om nog maar te zwijgen van de humanitaire verplichting die wij moeten voelen om mensen die ook elders worden opgevangen, een fatsoenlijk bestaan te bieden.

Voorzitter. Het derde punt waar ik de minister-president graag over hoor, is de verhouding met Saudi-Arabië. Het is al aangestipt door de heer Van Ojik en mevrouw Leijten. Die actualiteit is opgekomen nu een Saudische journalist per ongeluk lijkt te zijn doodgemarteld. Dat is een beetje de huidige verklaring. Dat is buitengewoon ernstig. Wij weten dat Saudi-Arabië heel snel heel disproportioneel reageert op individuele landen die het land aanspreken op mensenrechten. Wij weten ook dat het een regime is dat vrijwel permanent de mensenrechten schendt. Ik denk dat het goed zou zijn als de minister-president hier bepleit dat er één reactie komt, dat er één front wordt gevormd en dat Europese landen niet uit opportunisme, vanwege wapenhandel en andere belangen, verschillende benaderingen kiezen in de richting van het Saudische regime. Dat maakt daar maar al te graag gebruik van.

Wat ons betreft moet dit niet alleen betekenen dat minister Hoekstra zijn reis tot nader order uitstelt, maar dat ook de voorziene handelsmissie onder leiding van minister Kaag, nota bene in het kader van de afvalverwerking, die gepland staat voor volgende maand, tot nader order wordt uitgesteld.

Voorzitter. Tot slot: cyberveiligheid en cyberaanvallen. Onlangs is bekendgemaakt dat Nederland een serieuze aanval op de integriteit van internationale organisaties op ons grondgebied heeft kunnen verijdelen. Wij weten dat Nederland niet het enige land is dat hiermee te maken heeft. Die persconferentie werd ook gecoördineerd met de Britten. Het is hier wel heel belangrijk dat er een gezamenlijke reactie komt en dat er ook gezamenlijke sancties komen. De Nederlandse kranten spreken elkaar tegen. De Telegraaf meldt dat er al een gemeenschappelijk regime overeengekomen zou zijn, maar Trouw zegt dat dat nog niet zo is. Ik wil de minister-president vragen om aan te geven of en op welke manier hij in de Europese Raad zal pleiten voor een stevige gemeenschappelijke reactie in de richting van de Russische Federatie, omdat dit soort inmengingen buitengewoon ernstig zijn. Als ze niet worden voorzien van een solidaire reactie van de Europese Unie, zullen ze niet stoppen.

Tenslotte wil ik hem vragen om in te gaan op de woordkeuze van de minister van Defensie die het woord "oorlog" heeft gebruikt. Is dit woord kabinetsbeleid? Zo ja, wat betekent dit dan, ook in het kader van de NAVO? Zo nee, hoe moeten wij dit dan opvatten? Het is al ernstig genoeg zoals het is.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Asscher. Dan geef ik nu het woord aan de heer Omtzigt namens het CDA.

De heer Omtzigt (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Een zeer belangrijke eurotop. Dat blijkt ook uit de zaken die op de agenda staan en vooral de zaken die niet op de eurotop zelf zullen worden behandeld, namelijk de brexit en de top van de eurogroep. Die vormen het voorgerecht en het toetje van deze eurotop. Het voorgerecht is de brexit. Tijdens het vorige debat verzekerde de minister-president ons dat er geen chaos zou uitbreken in de Rotterdamse haven en elders in Nederland als wij onverhoopt bij een harde brexit uitkomen; een uitkomst die overigens noch door hem noch door het CDA gewenst wordt geacht. Maar aangezien zelfs voorzitter Tusk op dit moment zegt dat dit zeer waarschijnlijk is, denk ik dat de voorbereiding goed moet zijn. Daarom de vraag aan de premier welke stappen worden genomen om dit te vermijden. Is er nog een extra intensivering nodig om beter om te kunnen gaan met het chaotische scenario?

In Schotland is een rechtszaak doorverwezen naar het hoogste Britse gerechtshof. Misschien is dat voor het neefje van de heer Stoffer van belang. Deze zaak gaat over de vraag of Groot-Brittannië de artikel 50-notificatie kan intrekken. Die vraag gaat zeer relevant worden richting maart, want het zou kunnen dat op uitstel wordt aangedrongen. Ik zou er bij de minister-president op willen aandringen dat Europa snel helderheid verschaft over de vraag of die ingetrokken kan worden. Dus graag daar een reactie op.

Voorzitter. Inzake Saudi-Arabië sluit ik mij bij de voorgaande collega's aan. Wat er gebeurd is, kan echt niet. Ik heb nog nooit ergens per ongeluk een patholoog met een bottenzaag naar binnen zien gaan om met iemand een gesprek te gaan voeren. Daar kan ik niet helemaal bij.

Voorzitter. Voor het CDA is het laatste deel van de top het allerbelangrijkste, en dat is Italië. Italië heeft een ... Gaat het over het voorgaande, mevrouw Leijten? Ik denk het.

Mevrouw Leijten (SP):
Wat de heer Omtzigt over de toekomst van de euro gaat zeggen vind ik ongetwijfeld ook het bevragen waard, maar dit gaat eventjes over de Saudische journalist in het consulaat in Istanbul. Vindt het CDA ook niet dat je duidelijk moet zijn en moet zeggen: gezien de situatie en gezien de grote twijfel over wat er hier is gebeurd, gaan wij volgende week in ieder geval niet onze minister van Financiën naar een conferentie sturen en daarmee de macht legitimeren die waarschijnlijk deze moord heeft gepleegd?

De heer Omtzigt (CDA):
Het zit inderdaad in het woord "waarschijnlijk". Ik denk dat er inderdaad een zeer interessante verdenking op Saudi-Arabië ligt, en een zeer grote. Dus ik zou graag daarop de reactie van de minister-president willen horen. Hoe verstandig vindt hij dat en — dat vind ik het belangrijkste — trekken alle Europese landen ook eens een keer een gemeenschappelijk lijn? De vorige keer, toen Zweden in zijn eentje tegen Saudi-Arabië zei "wij veroordelen dat", deed niemand mee en stelde Saudi-Arabië sancties tegen Zweden in. Durven de landen van de Europese Unie ook eens met z'n allen te vragen om bijvoorbeeld een onafhankelijk onderzoek? Dat is denk ik de portee van deze vraag. Dat zou via de VN kunnen of op een andere manier. Dus dat is mijn vraag die voor vandaag voorligt, omdat het om de Europese top gaat.

Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij is er al een verklaring van een aantal Europese ministers van Buitenlandse Zaken en heeft Nederland zich daar ook bij aangesloten. Dan ligt het wel heel erg in de lijn om te zeggen dat, zolang die verdenking er is en zolang dit niet onafhankelijk is onderzocht, wij in ieder geval niet de macht legitimeren.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik zou het zeer prijs op stellen als dat ook in de Europese verklaring terecht zou komen. Ik heb het gevoel dat het daar nog niet in staat. Zo zeg ik het maar, want ik mag niet quoten uit de conceptverklaring. Maar het zou heel fijn zijn als 27 Europese landen dit eens zouden gaan zeggen.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik hoop dat de premier zich daarvoor wil inzetten en dat hij dat hier kan toezeggen. Overigens, als u het over Saudi-Arabië wilt hebben: ik vind de moord op één journalist buitengewoon ernstig; wat Saudi-Arabië echter in Jemen doet, zou nog weleens een veelvoud aan mensenrechtenschendingen kunnen zijn. En over de rol in Syrië wil ik het op een ander moment nog wel hebben.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Italië heeft een conceptbegroting ingediend waarbij een prepensioen voor iedereen vanaf 62 wordt ingevoerd en waarbij de uitgavenkraan weer volop opengedraaid wordt. Dat betekent dat het begrotingstekort oploopt naar 2,4% in een land dat een staatsschuld heeft van 130%. De staatsschuld gaat nu richting de 2.500 miljard, net op het moment dat de ECB ophoudt met het opkopen van staatsschuld. Want de afgelopen jaren was er maar één institutie die staatsschulden opkocht bij Italië, en dat was de ECB en de Banca d'Italia. Het buitenland kocht niks en gezinnen kochten niks, en het was duidelijk waarom ze dat niet deden. Nu gaat de schuld omhoog en de ECB stopt met opkopen. Dit is bloedlink! Dit kan de euro echt snoeihard raken. De brexit is hier nog maar kinderspel bij. Deelt de regering de mening dat er geen enkele sprake is van risicoreductie met dit gedrag van Italië? Ik herhaal de woorden van de heer Van Rooijen. Dit is een stijging van het macro-economische risico. Via TARGET2, via onze deelname aan de ECB, via de garantstelling en de noodfondsen, op allerlei manieren loopt Nederland risico, ook via instituties als ING, die daar gewoon hun bancaire werkzaamheden uitoefenen. Deelt de regering die mening? Betekent dat dat zij er, conform het regeerakkoord, op zal staan dat er eerst een mechanisme is voor de afschrijving van staatsschuld voordat er wordt overgegaan op hetzij de achtervang van onderbrengen bij het ESM, hetzij het invoeren van het Europees depositogarantiestelsel, waarmee risico gedeeld wordt? Deelt de regering dat daar op dit moment op geen enkele wijze sprake van kan zijn?

Voorzitter. Sterker nog, zou ik eigenlijk de onmogelijke vraag willen stellen: heeft deze regering een noodplan klaarliggen voor als Italië in de financiële problemen komt? Want de rente loopt nu snel op, richting de 4%. Als Italië alles tegen 4% moet herfinancieren, zijn ze zo 80 miljard extra kwijt en lopen ze volledig in een spiraal weg. Dan zal of de ECB het "all it takes" van Draghi moeten doen en gaat de Italiaan Draghi Italië redden of niet, of gaat het land failliet. Beide zijn buitengewoon onwenselijke scenario's. Daarom graag grote aandacht voor wat daar gebeurt, en eventueel een voorbereiding van het scenario in Nederland.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Een heel andere vraag, op het gebied van migratie. Is het CDA voorstander van het ondertekenen van het VN-migratiepact in december?

De heer Omtzigt (CDA):
U overvalt mij. Mag ik daar in tweede termijn of op een ander moment op terugkomen? Ik zeg dit maar even omdat ik het migratiepact nu niet op de agenda zie staan, en de tekst en de ijkpunten die daarbij horen dus ook niet 100% helder voor ogen heb.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Gelet op de belangrijkheid en het feit dat er meerdere landen zijn die vanwege twijfels over soevereiniteit en juist de bevordering van migratie vanuit Afrika richting Europa hebben besloten om het niet te tekenen, zou ik toch heel graag een reactie van de heer Omtzigt hierop krijgen in tweede termijn.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik ga kijken of dat lukt, maar de vraag van mevrouw Maeijer ging wel over een pact dat in december ondertekend wordt, zo begrijp ik, en niet een pact dat op de agenda staat. Ik zal zorgen dat ik daar voor december uitgebreid antwoord op geef, want dit is terecht. Maar er stond me nu al voldoende op de agenda.

De voorzitter:
Gut, dat heb ik nog nooit bij u meegemaakt.

De heer Omtzigt (CDA):
Wat heeft u nog nooit meegemaakt?

De voorzitter:
Dat u zo overvallen wordt en geen antwoord hebt.

De heer Omtzigt (CDA):
Ja, ik doe dat liever zelf, dat geef ik toe.

De voorzitter:
Ik vind dat alleen maar goed. Heel goed, gewoon menselijk.

De heer Omtzigt (CDA):
Ja, dat snap ik. Ik zal het nog erger vertellen: ik heb spreektijd over. Moet ik nog meer dingen doen om u te verrassen vandaag? Ik ga dat allemaal doen hoor, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Omtzigt. Ik geef nu het woord aan de heer Anne Mulder van de VVD.

De heer Anne Mulder (VVD):
Voorzitter, dank. Vanavond begint de Europese top. Die gaat door tot morgen. Er staan een aantal onderwerpen op de agenda. Ik wil er twee uitpikken: brexit en migratie. Daar is al veel over gezegd. Nog minder dan 165 dagen te gaan, dan verlaten de Britten de Europese Unie. Het aftellen is begonnen. We hebben het hier in de Kamer al vaak over de brexit gehad. Het is een verlies-verliessituatie. Het gaat erom, de schade te beperken.

Het is al gezegd door de collega's: de onderhandelingen leken eerst wel te vlotten, maar nu blijken ze toch weer te stagneren. Het kan weer enkele weken gaan duren. Het grote struikelblok is de grens Ierland-Noord-Ierland. En zelfs als er een deal komt, moeten we ons als Nederland blijven voorbereiden op een no-dealscenario, want het moet dan nog door het Britse kabinet. Als je de Britse kranten leest, zie je dat een aantal kabinetsleden gisteren een "pizzatop" — ik verzin het niet — had met witte wijn en rode wijn. Die zijn het dus nog niet eens. En ook het House of Commons niet. We zijn er met een aantal Kamerleden geweest. Een aantal leden van het House of Commons hebben een eigen relatie met de werkelijkheid: ze denken dat het een win-winsituatie is en willen er gewoon uit zonder deal. Dat helpt allemaal niet. We moeten ons dus blijven voorbereiden op een no-dealscenario. De Kamer van Koophandel zei vandaag ook dat een groot aantal Nederlandse ondernemingen zich nog niet heeft voorbereid op een harde brexit. Ook de Rotterdamse haven zegt dat. Kortom, er moet nog wat gebeuren.

Daarom heb ik een aantal vragen. Kan de minister-president aangeven hoe het nu staat met de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk? Misschien kan hij ook zeggen of Nederland en hijzelf daar een rol in spelen en welke rol dat dan is. Hoe staat het met onze Nederlandse voorbereidingen? Dan heb ik het specifiek over de ruchtbaarheid richting ondernemers. Is dat op orde? Je zou zeggen van niet, dus daar moet wellicht een stapje bij. Nederland doet wat. Er komt een speciale brexitwet. Maar ook de Europese Commissie doet blijkbaar wat, om te kijken hoe we kunnen blijven vliegen op het Verenigd Koninkrijk en vice versa, et cetera. Kan de minister-president daarop ingaan?

Dan migratie. Het is al gezegd: er zijn afspraken gemaakt in Salzburg. Een en ander lijkt wat stil te staan, zoals de heer Asscher zei. De urgentie lijkt er niet te zijn, maar het wordt toch wel tijd dat we afspraken maken, zoals we dat hebben gedaan met Turkije, met andere landen, bijvoorbeeld met de landen in Afrika, over opvang, terugkeer en grensbewaking. Want je moet een probleem oplossen voordat het weer een probleem wordt. Kan de minister-president daar iets over zeggen? Hoe trek je dat onderwerp weer los? Wat doen de Oostenrijkers en wat kan Nederland zelf doen?

Tot slot. De situatie in de opvangkampen in Griekenland is niet goed. Griekenland heeft wel menskracht en geld ter beschikking gekregen, maar het schiet niet op. Misschien kan de premier zijn Griekse ambtsgenoot aanspreken op de situatie in de opvangkampen, vooral als het gaat om de vraag hoe we die meer humaan kunnen maken.

Ik heb niet al mijn spreektijd gebruikt.

De voorzitter:
Dat hoeft ook niet.

De heer Anne Mulder (VVD):
Dan kan de minister-president des te sneller naar Brussel en komt hij daar een beetje uitgerust aan. Dan kan hij goed opkomen voor de Nederlandse belangen.

Mevrouw Maeijer (PVV):
De VVD doet hier altijd wat kritisch over het tegengaan van overdracht van soevereiniteit naar Brussel of wat dan ook en over het tegengaan van illegale migratie. Kan ik de heer Mulder dan ook aan mijn zijde vinden bij mijn oproep aan de premier om het VN-migratiepact niet te ondertekenen?

De heer Anne Mulder (VVD):
Tja, het VN-migratiepact ... Ik hoorde dat mijn collega Maeijer die vraag ook stelde aan de heer Omtzigt. Ook ik moet er, als ik de vraag wil beantwoorden wat wij daarmee willen, in de tweede termijn op terugkomen. Ik heb dat niet paraat.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik houd dat dan van u tegoed in tweede termijn. Ik vind het toch wel bedroevend dat u nu de tweede woordvoerder bent die hier eigenlijk geen antwoord op heeft, gelet op het grote belang van dit dossier en wat er van dit pact allemaal afhangt. Maar ik wacht uw antwoord in tweede termijn af.

De heer Anne Mulder (VVD):
Er is een gezegde over gekken die vragen en wijzen die het allemaal niet kunnen beantwoorden. Ik wil daar verder niks mee suggereren.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik word zo langzamerhand ook wel nieuwsgierig naar de antwoorden van mijn collega's op de vragen van mevrouw Maeijer. Maar daar kwam ik niet voor. De heer Mulder zei dat het weleens tijd wordt dat we met de Afrikaanse landen afspraken maken over migratie. Hij wordt een beetje ongeduldig. De definitie van afspraken maken is dat je die met iemand anders maakt. Die ander heeft daar ook een mening over. Die meningen horen we voortdurend, bijvoorbeeld van Tunesië, Egypte en Marokko. Zij willen dat soort afspraken niet maken met Europa. Dan kan de heer Mulder de hele tijd zeggen dat we dat wel moeten doen, maar hoe kijkt hij aan tegen de realiteit van die migratiedeals? Die komen er toch niet?

De heer Anne Mulder (VVD):
Je moet je niet laten ontmoedigen. Het is waar: het schiet niet op. Dan is het een kwestie van goed kijken naar de belangen van andere landen, niet alleen die langs de Middellandse Zee maar ook wat verder in Afrika. Ik was alweer een tijd geleden in Ethiopië en daar hoorde ik de Afrikaanse Unie zeggen: "Weet je wat wij graag willen van Europa? Meer handel." Dan moet je dat in je hoofd houden en denken: ah, daar zitten hun belangen. Het gaat dus vooral om onderzoeken, erop afgaan en kijken we welke belangen ze dan wel hebben. Want ik hoor ook dat migratie bij die landen prioriteit 5 is. Dan moeten we kijken wat er bij hen op 1, 2, 3 en 4 staat en dan eens kijken of we ze kunnen helpen bij de punten die zij willen. Dat betekent dat we erop af moeten en moeten zorgen dat we weten wat onze partners willen. Dan kun je onderhandelen. Dat begint bij het inventariseren van de behoefte van die landen. Maar ik geef toe aan de heer Van Ojik dat het lastig is.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Het is niet alleen lastig, maar het roept ook de volgende vraag op. Het is straks bijna drie jaar — nou ja, nu tweeënhalf — geleden dat de EU-Turkijedeal is gesloten. En sindsdien zijn we op zoek — nou, "we": ik niet, maar het kabinet — naar nieuwe Turkijedeals. Er komt toch een moment dat je moet zeggen dat het kennelijk niet lukt, en dat je dus over andere dingen moet gaan nadenken? Dat zal de heer Mulder toch met mij eens zijn?

De heer Anne Mulder (VVD):
Dan is de vraag: welke andere dingen? Laten we dit nou proberen. De heer Asscher zei het al: de urgentie lijkt er niet te zijn. De immigratiestroom lijkt minder groot dan de afgelopen jaren, waardoor de urgentie wat verdwijnt. Maar zoals ik al zei: je moet een probleem oplossen voordat het een probleem wordt. Dus extra inzet, met landen samenwerken, je erin verdiepen en je best doen. Dat moet je op dit moment gaan doen. Dat is moeilijk genoeg.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Anne Mulder. Dan mevrouw Van der Graaf namens de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel voor het woord, mevrouw de voorzitter. De laatste weken is het vooral de interne politiek in het Verenigd Koninkrijk waar de gemoederen hoog oplopen. Het toont een verscheurd land in vertwijfeling, met grote onzekerheid voor de inwoners van het Verenigd Koninkrijk. Met name het grensvraagstuk van Ierland/Noord-Ierland leidt tot het oprakelen van oude tegenstellingen. Dat is in zichzelf heel zorgwekkend en toont de chaos in ons buurland aan.

Wat de ChristenUnie betreft is het van belang om de relaties met Groot-Brittannië zo goed mogelijk te houden. Een soft brexit geniet daarbij de voorkeur. De langetermijnrelatie tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk moet niet verstoord raken. De ChristenUnie steunt dan ook de inzet van het kabinet hierop.

Maar ook voor Nederland heeft de brexit grote gevolgen, of er nu een deal komt of niet. Als ik dan kijk naar de visserij, dan heb ik een aantal vragen. Zal het VK de Noordzee opdelen in een westelijke 200 mijlszone en een oostelijk deel? Zal bij een dergelijke opdeling van de Noordzee de toegang van Europese en Nederlandse vissers tot de wateren nabij Engeland gewaarborgd blijven? En welke tegenmaatregelen zal de Europese Unie treffen indien de Britten aanzienlijke delen van de Noordzee voor hun eigen vissers reserveren, hetzij in de transitieperiode, hetzij in de periode daarna?

Voorzitter. De onderhandelingen zijn dagkoersen. Michel Barnier, de EU-onderhandelaar, zegt dat hij meer tijd nodig heeft. Ook daarover zou worden gesproken. Maar is er wel meer tijd? Is er meer ruimte? Daarop graag een reactie van de premier. En hoe reëel is het no-dealscenario in de ogen van de premier? Dat leidt bij mij tot een aantal concrete vragen. Artikel 50 van het Verdrag van de Europese Unie schrijft voor dat niet alleen het Europees Parlement zich hierover moet uitspreken, maar ook de Raad. Dat betekent dat een eventueel akkoord ook langs de hoofdsteden moet. Wat gebeurt er als het Parlement het akkoord niet goedkeurt of als de Raad een uittredingsakkoord niet sluit, omdat niet aan de vereiste stemverhoudingen wordt voldaan? En in de wetenschap dat er in het VK volop gespeculeerd wordt over dan wel een tweede referendum, dan wel — meer waarschijnlijk — nieuwe verkiezingen, dringt zich de vraag op wat de juridische gevolgen zijn van een eventuele intrekking van het voornemen om uit de Unie te treden, conform artikel 50. Kan de premier daar een toelichting op geven?

Voorzitter. In artikel 50 wordt beschreven dat bij het sluiten van een akkoord over de voorwaarden voor terugtrekking uit de Unie, rekening moet worden gehouden met de toekomstige relatie tussen de lidstaat, in dit geval het VK, en de Europese Unie. Maar hoe hard moeten wij die voorwaarden begrijpen? Kan er nu een akkoord worden gesloten zonder dat de toekomstige relatie met het Verenigd Koninkrijk gedefinieerd is?

Voorzitter. Op het gebied van interne en externe veiligheid steunen wij de opvatting van het kabinet dat bescherming tegen de dreiging van aanslagen allereerst een verantwoordelijkheid is van de lidstaten zelf. Dat geldt inderdaad ook voor de rampen- en crisisbeheersing. Ik sluit aan bij de vragen van de heer Asscher over de uitspraken van minister Bijleveld dat wij in een cyberoorlog verkeren. Ziet de premier dat ook zo?

Dan even een vraag buiten de agenda van de komende dagen. We hebben in de krant Politico gelezen dat het liberale dreamteam, Macron en Rutte, zich heeft verenigd: een samenwerking tussen de Europese liberalen en Macrons En Marche. Dat maakt benieuwd. Ik vraag mij af of de premier en de Franse president elkaar ook genaderd zijn op het terrein van de hervormingen van de Europese Monetaire Unie. Heeft premier Rutte president Macron er al van overtuigd dat hij zijn ideeën over een eigen begroting voor de eurozone en een Europese minister van Financiën beter kan laten rusten, omdat we daar geen ruimte voor zien in Nederland? Graag een reactie.

Voorzitter. Op de Europese top zal verder worden gesproken over migratie. Het zal dan ook gaan over de zogenoemde ontschepingsarrangementen in Noord-Afrika en de gecontroleerde centra in de Europese Unie. De ChristenUnie kan de inzet van het kabinet daarbij steunen, want samenwerking tussen de UNHCR en het IOM lijkt ons verstandig en kan eraan bijdragen dat er aan de normen uit internationale kaders wordt voldaan. Tegelijkertijd zit daar voor ons ook een zorg, want als we kijken naar de voortdurende ellendige situatie op de Griekse eilanden, vraag ik mij af of Europa wel in staat is om bij deze plannen aan de normen van het internationaal recht te voldoen. Als we er op Europees grondgebied al niet in slagen, hoe zou dat dan daarbuiten wel kunnen lukken? Dat vraag ik de premier. Kan hij daarop ingaan?

Mijn laatste vraag betreft de situatie in Italië. Ik sluit me aan bij de zorgen die hierover zijn geuit door de collega's en de vragen die daarover zijn gesteld. Italië heeft een begroting ingediend die niet voldoet aan de regels van het Stabiliteits- en Groeipact. Tegelijkertijd zien we dat Jean-Claude Juncker nu stelt dat de Europese Unie niet zonder Italië kan. Hij wekt daarmee de indruk dat hij daar wat ruimte zou willen bieden. Is de premier het met ons eens dat de huidige Italiaanse begroting gevaarlijk is voor het vertrouwen in de afspraken die zijn gemaakt in het sixpack bij de hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact? Graag een reactie daarop van de premier.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Graaf. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Verhoeven namens D66.

De heer Verhoeven (D66):
Dank u wel, voorzitter. De spanning in Brussel loopt op: deal or no deal? Zal het Verenigd Koninkrijk op een gecontroleerde manier de Unie verlaten of wordt het een grote chaos? In het Verenigd Koninkrijk daalt nu wel het besef in dat het veel gaat kosten, dat het mensenlevens hard raakt en dat het pijnlijk is, zowel economisch als politiek. Het is tenenkrommend, treurig en triest. Ik heb altijd gezegd dat wij het Verenigd Koninkrijk graag bij de Unie willen houden; daar hoort het ook bij, om meerdere redenen, economisch, sociaal, geografisch, cultureel. Maar de Britten hebben deze keuze gemaakt en we zullen dat moeten accepteren. Het blijft natuurlijk zo dat we een oplossing moeten vinden waarbij we niet meegaan in de wens van het Verenigd Koninkrijk om tot cherrypicking te komen. Lusten zonder lasten, geen contributie betalen maar wel lekker blijven meedoen: dat kan niet. Ik heb het vorige week aan de minister van Buitenlandse Zaken gevraagd en vraag het nu ook aan de premier: kan hij toezeggen dat de inzet blijft dat we niet gaan tornen aan de Europese basisbeginselen bij het sluiten van een deal? Kan de premier een update geven van de stand van zaken, ook gezien de speech van premier May in de vergadering van de Raad Algemene Zaken van gisteren?

Het zal hoe dan ook spannend blijven. Het Britse parlement is ook uitermate verdeeld en staat in een soort directe verbinding met de onderhandelaars, die tot een bepaalde stap willen komen en vervolgens gelijk teruggekoppeld krijgen: dit gaat het hier niet redden. Dan krijgen ze het terug en moet het weer op tafel. Barnier heeft al laten doorschemeren: we zullen vast wel meer tijd nodig hebben; vanavond gaan we daar nog niet uitkomen. Hoe is de voorbereiding op een no deal, als op het laatste moment een deal eventueel nog geblokkeerd zou worden door het Britse parlement, vraag ik de premier. Want als er in Brussel overeenstemming is, kan het nog weer klappen in het parlement.

Een ander punt waar ik even op in wil gaan, ook omdat het vorige week tot nogal wat beroering bij de collega's leidde, is het MFK, de meerjarenbegroting. Ik heb altijd gezegd dat D66 de lijn van het kabinet steunt om te vergroenen, te moderniseren, te schrappen in de fondsen en met gesloten beurs de gevolgen van de brexit op te vangen, maar er is een advies van de AIV. Die zegt: Nederland moet wel een beetje oppassen dat het niet te eenzijdig een bepaalde positie inneemt die door geen enkel ander land gesteund wordt. Dat staat gewoon in een openbaar rapport, zo zeg ik tegen de heer Van Rooijen, die vorige week nogal deed alsof ik allemaal geheime bronnen citeerde. Duitsland, Frankrijk, maar ook de zuidelijke en oostelijke lidstaten willen niet de lijn die Nederland wil, en ook nettobetalers zoals Zweden, Denemarken en Oostenrijk zitten op een andere lijn. Zij zeggen dat de begroting gelijk moet blijven, maar dan moet het brexitgat nog wel gevuld worden. Nederland zegt: dat brexitgat moet je vullen binnen de bestaande begroting, inclusief de hervormingen. Punt is dus: prima dat Nederland de rol, de nieuwe leidersrol misschien wel kan pakken die het Verenigd Koninkrijk altijd had als de zuinige lidstaat die de verantwoordelijkheid neemt voor een budget wat niet al te ruim is. Maar je moet die kaart niet te eenzijdig spelen, want dan zet je jezelf buitenspel en bereik je op andere belangrijke dossiers weer niet wat je wilt bereiken. En daar wil ik de premier wel naar vragen. Hoe ver gaat Nederland nou als het gaat om het eenzijdig inzetten als een van de weinige landen die blijven zeggen: wij willen geen enkele verandering als het betekent dat er meer geld naar bepaalde belangrijke taken moet? Dat is eigenlijk de vraag die ik hem zou willen stellen, voorzitter.

Dan nog ... Ik maak het even af.

De voorzitter:
Ja, als dat bijna ...

De heer Verhoeven (D66):
Althans, u wilt dat ik het even afmaak, dus doe ik dat.

De voorzitter:
Hoe weet u dat?

De heer Verhoeven (D66):
De rechtsstaat, ook een belangrijk punt. Polen blokkeerde onlangs conclusies, nota bene op Coming Out Day, over homorechten. Er stond bijvoorbeeld in die conclusies dat lhbti'ers vaak slachtoffer zijn van discriminatie en geweld. Polen wilde daar de handtekening ineens niet meer onder zetten en de tekst moest worden afgezwakt. Ongehoord. De EU hoort een baken te zijn van mensenrechten voor iedereen. Dus graag verduidelijking, want Politico berichtte dat de conclusies al in de raadswerkgroep op verzoek van Polen zijn afgezwakt. Heeft Nederland ingestemd, vraag ik de premier, met het afzwakken van die passages, die conclusies, over homorechten?

Daarnaast vraag ik naar de langetermijnstrategie van onze premier. Hoe gaat hij in Brussel waarborgen dat lidstaten als Hongarije en Polen zich daadwerkelijk aan de Europese afspraken over grondrechten committeren?

Tot slot sluit ik aan bij het punt van de heer Asscher over cyber, om het maar even zo te noemen. Nederland heeft het voortouw genomen om gemeenschappelijk beleid te maken om strenger te straffen na een cyberaanval. Dat is natuurlijk een heel goed initiatief, maar er zijn geluiden dat Italië daar dwars zou liggen. Nou hebben we natuurlijk wel eens vaker gezien dat Italië dwarsligt als het gaat om de relatie met Rusland die in Italië vaak belangrijk wordt gevonden om andere redenen. Maar hoe gaan wij ervoor zorgen dat we dit erdoorheen krijgen? Want volgens mij heeft de brutale aanval op het OPCW laten zien dat het echt van belang is dat we hier eensgezind optrekken om dit soort digitale aanvallen niet meer over ons heen te laten komen zonder repercussies.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Verhoeven. Een korte interruptie, de heer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter, vorige week heb ik in het debat met de minister van Buitenlandse Zaken gereageerd op een opmerking van collega Verhoeven, die zei — hij zegt het nu overigens ook, dus prima — wordt het niet hoog tijd naarmate Nederland bijna alleen komt te staan dat je knopen moet tellen? Toen vroeg ik hem of dat niet eigenlijk ...

De voorzitter:
Niet het hele gesprek reconstrueren.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, maar er werd gezegd dat ik iets uit geheime stukken of zo ... Ik ken het AIV-verhaal ook. Toen heb ik hem gevraagd of hij daarmee niet de onderhandelingspositie van Nederland ondergraaft. Het bizarre was dat hij even later in zijn bijdrage zei dat hij wel het beleid van het kabinet steunt. Toen zei ik: dat is een beetje D66, met de D van dubbelzinnig. Eerst ondergraaft u het standpunt en even later zegt u "ik steun het kabinet". Dat is wat er vorige week gebeurde. Dan moet u niet over de AIV beginnen. Die ken ik ook, of geheime dingen. Ik ken mijn zaken ook.

De voorzitter:
Dan heeft u uw punt gemaakt.

De heer Verhoeven (D66):
Ik ben blij dat de heer Van Rooijen zijn zaken kent en zo ken ik hem ook.

De voorzitter:
Zo is dat!

De heer Verhoeven (D66):
Dat is absoluut zo en als ik hem niet beter zou kennen, dan zou ik haast denken dat hij me uitlokte, maar dat doet hij natuurlijk niet. Hij stelt gewoon een vraag.

De voorzitter:
Nee, en u lokt hem ook niet uit.

De heer Verhoeven (D66):
Ik kan hem bevestigen dat het AIV-rapport ... Ik heb dat met veel interesse gelezen. Het is een openbaar rapport. Iedereen kent dat. Dus dan heeft de AIV ook de onderhandelingspositie van Nederland zogenaamd verzwakt. Ik vind niet dat we steeds op die manier moeten blijven redeneren. Het gaat ons erom dat we ook niet de kiezer voor de gek houden met een standpunt dat door heel Europa anders wordt gezien. Dus je kunt een inzet hebben maar je moet ook duidelijk zijn over het Europese krachtenveld.

De voorzitter:
Goed. De heer Van Ojik.

De heer Verhoeven (D66):
Want het is nou juist zo belangrijk voor mensen om dat te begrijpen, waarom er soms bepaalde uitkomsten uitkomen. En daar ging het mij om, meneer Van Rooijen.

De voorzitter:
De heer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Op hetzelfde punt. Want ik vind het toch nog wel moeilijk om te begrijpen waar D66 nou precies staat. Als je dus zegt: "oké, wij steunen de inzet van het kabinet", dan zeg je: "ik ben voor een kleinere begroting bij een kleinere EU". Dat is het standpunt van het kabinet. Daar is D66 dus voor. Maar aan de andere kant, en hij citeert niet voor niks dat AIV-rapport, zegt hij: "ja, maar je moet die kaart niet te eenzijdig spelen". Kijk, als ik ergens voor ben, dan wil ik die kaart juist wél eenzijdig spelen.

De voorzitter:
En de vraag is?

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Mijn vraag is: hoe verhouden die twee zaken zich tot elkaar, voorzitter.

De voorzitter:
Ja, de heer Verhoeven, hoe zit het?

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dat zou ik wel eens willen weten.

De heer Verhoeven (D66):
Dat is een heel terechte vraag en ik merk dat de voorzitter u zeer aanmoedigt om deze vraag te stellen. De heer Asscher en ik hebben hier een paar maanden geleden ook al een heel stevig debat over gehad.

De voorzitter:
Zo is dat.

De heer Verhoeven (D66):
De heer Rutte heeft toen ook meegeluisterd en ik ben daar volgens mij steeds best heel duidelijk over geweest. Ik zal proberen dat nog een keer te zijn.

De voorzitter:
Heel kort.

De heer Verhoeven (D66):
Als je gaat onderhandelen, heb je een bepaald standpunt als inzet. Dat heeft de heer Rutte in de onderhandelingen. De inzet is: zorg dat het MFK-budget niet omhoog moet, zorg dat je de brexit opvangt en zorg dat je hervormt op een manier die aansluit bij de wensen van Nederland. Als je vervolgens gaat onderhandelen, moet je ook kijken naar de partners met wie je onderhandelt. Dat zijn er 27. Al die landen hebben stuk voor stuk een ander standpunt dan Nederland. Eigenlijk staat Nederland zo goed als alleen met het standpunt dat wij hebben. Het enige wat ik doe — en dat is op basis van de afgelopen decennia nodig — is ervoor zorgen dat mensen begrijpen dat je een standpunt kunt hebben, maar dat je in Europese context niet altijd helemaal krijgt wat je wilt. Daar moet je ook helder over zijn, want als je dat niet bent, hou je de kiezer voor de gek en dan worden mensen weer boos en zeggen ze: jullie hebben beloofd dat het budget niet omhoog gaat! Dan zeggen ze: het is toch omhooggegaan, hoe komt dat nou? Nou, dat komt omdat andere landen er anders in zitten. Daarom waarschuw ik daarvoor, om de afstand tussen de bevolking en de Europese politiek niet onnodig groot te laten worden.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik denk eerlijk gezegd dat dat wel meevalt. Ik denk dat iedereen best begrijpt dat je, als je met 27 landen in dit geval tot een compromis moet komen, niet helemaal je zin kunt krijgen. Maar belangrijk om te weten is waarmee je die discussie ingaat. In de visie van D66 moeten we dus proberen uit te komen op een kleinere begroting voor de Europese Unie voor de nieuwe periode van zeven jaar? Ik vraag het toch nog maar een keer heel duidelijk. Dat is dus het standpunt van D66?

De heer Verhoeven (D66):
Het standpunt van D66 luidt als volgt, en dat is toevallig ook het standpunt van de regering: als er een land uitgaat, het Verenigd Koninkrijk met de brexit, dan kan de begroting in zijn totaliteit omlaag. Binnen het budget dat je overhoudt, moet je nieuwe prioriteiten stellen. Dat noemen wij het hervormen van de begroting, richting een gezamenlijke klimaataanpak, grensbewaking en klimaat. Mooie punten, waar D66 voor gestreden heeft, ook tijdens de onderhandelingen. Vervolgens moet je andere dingen minder doen. Dat zijn die cohesiefondsen. Dan kom je uit met een gesloten beurs op een betere begroting.

De voorzitter:
Mevrouw Leijten gaat de heer Verhoeven interrumperen. Zij heeft een rode trui aan, dus ik zou zeggen, meneer Verhoeven ...

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter, ik heb één verhelderende vraag. In de allerlaatste zin heeft de heer Verhoeven het over een gesloten beurs. Dat betekent volgens mij gelijk blijven en niet naar beneden gaan. Hij bedoelt toch: naar beneden gaan?

De heer Verhoeven (D66):
Met "gesloten beurs" bedoel ik dat Nederland niet meer hoeft te gaan betalen omdat de totale begroting relatief even groot blijft. Omdat er een land minder is, kan die omlaag. Het is dus allemaal hetzelfde verhaal.

De voorzitter:
Mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Op het moment dat D66 zegt dat we niets moeten toegeven aan het Verenigd Koninkrijk, koersen we wel af op een harde brexit. Dat is wel het gevolg. Maar ik wil graag een vraag stellen over iets anders. Wij hebben het op deze top ook over een heel nieuw voorstel, namelijk de E-evidenceverordening. Dat betekent dat een lidstaat, neem Hongarije of Polen, waarbij wij bijvoorbeeld zorgen hebben over de rechtsstaat, mag zeggen tegen KPN: mag ik even de belgegevens en de datagegevens van de heer Verhoeven hebben? Wat vindt de heer Verhoeven daar nou van?

De heer Verhoeven (D66):
Ik heb net van de heer Omtzigt geleerd dat je, als je een antwoord niet direct paraat hebt, beter kan zeggen dat je dat in de tweede termijn behandelt. Ik snap de vraag van mevrouw Leijten. U weet dat ik altijd een slecht gevoel heb bij allerlei grote organisaties die data van burgers verzamelen. Ik moet eens even kijken hoe het in dit verband met die e-evidence zit. Daar zal ik in de tweede termijn graag op terugkomen. Als mevrouw Leijten daarmee genoegen neemt, kom ik er nu in ieder geval mee weg.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik vind dat goed ...

De heer Verhoeven (D66):
De vorige keer heeft u ook een vraag gesteld, toen er een soort sociale top was. Toen deed u alsof Europa allerlei beslissingen ging nemen over Nederland. Toen bleek het later te gaan om aanpassing van een paar regels die allang in gang was gezet. Toen maakte u het wat groter dan het was en dat zou ik wel lastig vinden.

De voorzitter:
Nee, nee, niet doen. Tot nu toe ging het goed. Dit is precies waar ik een beetje voor had gewaarschuwd. U begon heel goed, heel vriendelijk. Hou het zo. Mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Juist dat arbeidsagentschap wordt nu alweer uitgebreid, terwijl het nog niet eens bestaat. Dat zien wij ook bij het Europees Openbaar Ministerie. Het wordt alweer uitgebreid voordat het bestaat. U gaat het nalezen, maar deze verordening wordt ook alweer uitgebreid nog voordat erover is besloten. Straks mogen Hongarije of Polen zelfs tappen. Dan kunnen ze dus alle telefoontjes van de heer Verhoeven live meeluisteren, zonder dat de Nederlandse regering dat weet. Volgens mij moeten we die kant niet op.

De heer Verhoeven (D66):
Absoluut. We moesten even lachen omdat de voorzitter had gewaarschuwd voor een confrontatie, die er kwam. Dat was grappig. Maar dit onderwerp dat u aansnijdt, is een zeer serieus onderwerp. Daar lachen we absoluut niet om, want het gaat hier over het tappen van mensen, over privacy, over burgerrechten. Ik duik er zo even in. Als mevrouw Leijten gelijk heeft dat allerlei landen mijn telefoon kunnen gaan aftappen, dan ben ik er sowieso tegen. Dat zal niet het geval zijn. Maar als het in iets mindere mate zo is, kan het ook niet goed zijn. Dan kom ik er in de tweede termijn op terug.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Baudet namens Forum voor Democratie.

De heer Baudet (FvD):
Mevrouw de voorzitter. Allereerst spreek ik mijn teleurstelling uit over het feit dat Sybrand Buma er weer niet is vandaag, terwijl ik toch zo had gehoopt om hem hier weer te kunnen treffen.

We zitten aan de vooravond van een nieuwe Europese bespreking, een Europese top. Wat er op de agenda staat, baart mij grote zorgen. Er staat namelijk een discussie op de agenda over het migratiepact dat in Marrakesh gesloten zal worden. Er staan onder andere de volgende zinnen in. "Tevens zullen regeringsleiders van gedachten wisselen over de ontwikkeling van ontschepingsarrangementen in Noord-Afrika en gecontroleerde centra in de EU, waartoe de Europese Raad in juni heeft opgeroepen. Het kabinet pleit voor een duurzame regeling met betrekking tot de ontscheping van migranten." Ik ben blij dat het woord "duurzaam" eindelijk een keer gebruikt wordt in de context van immigratie, en niet alleen maar gaat over megalomane klimaatreligieuze ideeën. Nu gaat het woord over immigratiebeleid.

Wat is eigenlijk een duurzaam immigratiebeleid? Daar willen we de premier wel eens over horen. Hoe ziet hij een duurzaam immigratiebeleid op langere termijn voor Europa en voor Nederland voor zich? Dat is een. En betekent deze zin over ontschepingarrangementen en centra in de EU dat de Dublinafspraken over het land waar je asiel moet aanvragen, op de schop gaan? Dat is vraag twee. Vraag drie is: dat hele woord "ontschepingsarrangementen", waar komt dat eigenlijk vandaan? Ik heb het nog niet eerder gezien in EU-documenten. Ik ken wel een heel mooi boek van Jean Raspail. Het heet in het Nederlands De ontscheping, en het gaat over de demografische transformatie van Europa doordat er miljoenen uit de derde wereld hiernaartoe komen, en over de totale ineenstorting van de westerse beschaving. Wordt daarnaar verwezen met deze term? Zo nee, dan nogmaals de vraag hoe de premier dan een duurzame immigratiepolitiek voor zich ziet voor onze landen. En wat wordt de inzet van Nederland straks in de onderhandelingen richting die Marrakeshverklaring, die volgens mij als een zwaard van Damocles boven onze hoofden hangt? Ik hoor graag zijn reacties.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Baudet. We zijn aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De premier heeft behoefte aan een schorsing van ongeveer 20 minuten.

De vergadering wordt van 11.27 uur tot 11.50 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en geef de minister-president het woord.

Minister Rutte:
Voorzitter. Er zijn veel vragen gesteld over drie onderwerpen plus een heel reeksje, laten we zeggen, losse vragen. De drie grote onderwerpen die ik heb samengebundeld zijn brexit, migratie en de euro. Daarna kom ik bij een groepje restonderwerpen, waar natuurlijk ook belangrijke onderwerpen bijzitten, maar waar niet iedereen over gesproken heeft.

Ik begin met de brexit en daar geldt dat het moeizaam loopt, zoals gezien. Er is wel voortgang. Vorige week bij een bezoek van Angela Merkel aan Den Haag zeiden zij en ik allebei dat we gematigd optimistisch zijn dat we eruit gaan komen. Ik denk niet zozeer deze dagen, moet ik inmiddels zeggen, maar wel dat we er überhaupt uit gaan komen. Alle ontwikkelingen, ook van dit weekend, brachten mij ertoe om, toen de Oostenrijkse kanselier maandag een bezoek bracht, te zeggen: dat ben ik nog steeds. Dat optimisme is niet toegenomen, maar het is in ieder geval ook niet afgenomen.

Waar staan we? Het zijn natuurlijk allemaal bewegende beelden. We weten dat de situatie van de Ierse grens op dit moment wel het laatste grote vraagstuk is dat voorligt, want heel veel andere dingen lijken in de onderhandelingen wel te gaan landen, bijvoorbeeld om hoeveel geld het gaat en hoe we omgaan met de rechten van burgers. Maar die Ierse grenskwestie is inderdaad buitengewoon gevoelig vanwege de Goede Vrijdagakkoorden van eind jaren negentig. We willen niet terug naar de problemen die er daarvoor waren en de doden die daar vielen. Het voorkomen van een harde grens is natuurlijk een absolute prioriteit, maar dat brengt tegelijkertijd heel veel vraagstukken met zich mee. Want als het VK — u kent de situatie uiteraard — op enigerlei wijze geassocieerd blijft met de interne markt en de customs union, dan is het allemaal geregeld maar dat betekent weer dat ze geen vrijhandelsverdragen met andere delen van de wereld kunnen afsluiten en dat ze ook op lange termijn regels van Europa moeten blijven implementeren. Dat ligt dus weer gevoelig aan de VK-kant.

Je probeert elkaar te naderen naar een beeld waarbij je zegt: is er misschien in de toekomst iets te bedenken waarmee je de handel over die grens zo kan regelen dat je als VK niet lid hoeft te zijn van een vorm van een douane-unie met Europa en kunnen we dan intussen kijken of we kunnen onderhandelen over zo'n vorm voor een douane-unie? Mevrouw Leijten of iemand anders zei: of het nou precies douane-unie heet of anders, je moet daar in ieder geval wel een arrangement krijgen. Dat is allemaal nog niet rond. Dan is er ook weer de vraag van de lengte daarvan. Je kunt zo'n arrangement niet uitonderhandelen voor 29 maart volgend jaar. Dat zal dan moeten gebeuren in die fase tot eind 2020, die overgangsfase, waarin ze nog volledig lid zijn van de markt en de douane-unie, zonder dat ze iets te zeggen hebben. Kun je die fase dan weer verlengen? Dat zijn allemaal variabelen die nu in het spel zitten, waarbij er aan de Europese kant uiteraard gevoeligheden zitten over de integriteit van de interne markt en aan de VK-kant over dat er geen grens komt in de Ierse Zee.

Mevrouw Leijten vroeg daarbij: wat is er dan misgegaan in Salzburg? Dat was een ongeluk. Nog geen schitterend ongeluk, maar het was wel een ongeluk. Van beide kanten, denk ik. Ik vond dat Theresa May in de media en ook in haar persuitingen te veel de verwachting oppompte dat daar iets groots ging gebeuren, terwijl het enige wat voorzien was in Salzburg, haar toelichting op woensdagavond was — daar was ik niet bij vanwege de Algemene Beschouwingen; de Belg verving mij — en op donderdag, toen ik er wel bij was, zouden we tijdens de lunch onderling worden geüpdatet door Barnier, de onderhandelaar, over waar de zaken staan. Er was nooit voorzien dat daar een grote doorbraak zou komen. Er lag natuurlijk wel het Chequersplan. Het was altijd al duidelijk dat het Chequersplan een basis zou zijn om verder op voort te bouwen, maar dat het dat nooit kon worden. Formuleer je dat dan als "het is een basis om op verder te bouwen" of zeg je "het kan het nooit worden"? Sommigen kozen voor het laatste. Dat is natuurlijk inflammatory. Theresa May reageerde daar vervolgens ook weer op en stond vrijdag, terwijl wij hier de tweede dag van de Algemene Beschouwingen hadden, voor de Britse vlaggen in Downing Street te zeggen: Europa moet ons wel serieus nemen. Dat hielp dus allemaal niet, to and from, van beide kanten.

Het is nu allemaal weer een stuk rustiger, gelukkig. Mijn rol is formeel niet anders dan mij volledig achter Barnier opstellen. Wij zullen altijd voorkomen dat er een aparte onderhandelingslijn geopend wordt tussen het VK en Nederland. Dat kan simpelweg niet. Dat moet Barnier doen. Maar natuurlijk zijn er contacten, niet om daarmee een eigen onderhandelingslijn te hebben maar om de boodschappen vanuit Europa zo veel mogelijk ook langs andere kanalen te kunnen versterken. Er zijn dus goede contacten met Downing Street en met Theresa May, maar dat is niet een apart onderhandelingsspoor. Ook anderen in Europa hebben die contacten, maar allemaal in functie van het volledig steun geven aan wat Barnier aan het doen is.

Dat is ongeveer waar het nu staat. Wat kan er dan vandaag gebeuren? Omdat het zondag niet gelukt is tot een doorbraak te komen op dat Ierse grensprobleem, zou mijn verwachting op dit moment niet zijn dat dat nu gebeurt met de 28. Je krijgt dan toch een beetje wat ik grappend tegen iemand zei; laat ik dat grapje niet herhalen. Maar je krijgt dan toch het risico dat je met 28 mensen probeert de worst te vervolmaken. Dat gaat niet lukken, denk ik. Maar er moet uiteindelijk wel een goed eetbaar product uitkomen en dat zal dus iets meer tijd vragen. Ik ben daar nog steeds gematigd optimistisch over, omdat we zo ver zijn. Kun je dan iets vinden wat rekening houdt met alle gevoeligheden? Dat heeft te maken met de tijd waarin ze nog lid zijn van alle arrangementen, het heeft te maken met de vraag of je dat kunt verlengen, het heeft te maken met de vraag of er uiteindelijk iets is te verzinnen waardoor ze, in de tijd begrensd of niet, wel door kunnen gaan met het afsluiten van vrijhandelsverdragen, wat ze willen, en hoe voorkom je het beeld dat het VK, want dat willen zij natuurlijk niet, de regels van Europa tot in het eindeloze moet blijven implementeren, terwijl ze er niet over gaan? Dat zijn alle variabelen die in het spel zitten. Daar moeten we ergens uit zien te komen. Zondag leek het dat we een eind waren, maar uiteindelijk is dat toch net niet gelukt. Dat wordt geen fraai compromis, echt niet. Er wordt door een aantal leden hier gevraagd naar het Nederlandse belang. Ja, dat staat voor mij uiteraard voorop. Ik zit hier maar voor een belang, dat is het Nederlandse belang. Ik denk alleen wel dat een goede uitkomst met Engeland en een geïntegreerd blijvende Europese interne markt voor de 440 miljoen mensen die met elkaar verder gaan ook in het Nederlands belang is. Er is dus geen Nederlands belang dat anders is dan op dit punt het belang van het overeind houden van een sterke Europese interne markt en het bevorderen van een goeie relatie met het VK.

Tegen die achtergrond, voorzitter, een paar concrete vragen die ik in mijn algemene inleiding niet heb kunnen beantwoorden. Ik heb veel vragen denk ik wel kunnen beantwoorden. De heer Stoffer vroeg of de mogelijkheid bestaat van het uitstellen met een jaar van de uittredingsdatum. Ik heb niet de indruk, gezien het klimaat in het VK, dat dát op dit moment aan de orde is. Dat kan alleen als het VK dat triggert. Die moeten dan vragen of artikel 50 kan worden verlengd. Ik bedoel niet een verlenging van de overgangsperiode, maar een verlenging van de uittredingsdatum. Zo begrijp ik de vraag van de heer Stoffer.

Over de extra Europese Raad in november is nog niets te zeggen. We moeten kijken hoever we nu komen om te zien of er aanleiding voor is om die te laten doorgaan. Mevrouw Maeijer en de heer Omtzigt hebben vragen gesteld over de voorbereidingen aan Nederlandse kant. Die worden nu aan alle kanten getroffen. We zijn ons zo goed mogelijk aan het voorbereiden op alle scenario's. Ik moet een beetje oppassen om te veel in details te gaan, want dat is niet meer echt mijn portefeuille, dat zit echt bij Buitenlandse Zaken. Die debatten zullen hier ongetwijfeld ook plaatsvinden, maar toch wil ik er een paar dingen over zeggen. We brengen in kaart welke maatregelen genomen moeten worden. Bij de benodigde operationele logistieke voorbereidingen zoeken we uiteraard naar goed overleg met de uitvoeringsorganisaties en inspectiediensten. Zo is er bijvoorbeeld het ferryoverleg, dat vanuit douane met relevante overheidspartijen en partijen uit de private sector is ingericht. De departementen hebben de stakeholdersoverleggen, dus VWS met de zorgsector, IenW en JenV met partijen uit transport en logistiek, OCW met partijen uit onderwijs en wetenschappen et cetera et cetera. De douane is in het voorjaar van 2017 gestart met het in kaart brengen van de impact en zoals bekend is ze ook bezig om de capaciteit uit te breiden. De gevolgen voor de zeehavens en de luchtvaartsector zijn geïnventariseerd met alle betrokkenen. Ook daar et cetera et cetera, want er gebeurt vreselijk veel. Vandaag zag je in de kranten dat bedrijven daar nog meer zouden moeten doen. Er wordt ook vreselijk hard aan gewerkt om de bedrijven bewust te maken van de risico's die zij zouden lopen als er wel een vreselijk ongeluk zou gebeuren, namelijk een over-the-cliffsscenario volgend jaar.

In het verlengde daarvan misschien nog iets over de juridische kant, waarover verschillende vragen zijn gesteld, door mevrouw Van der Graaf, maar ook door anderen. De heer Omtzigt verwees naar die zaak van Schotland over artikel 50. Dat gaat om een prejudiciële vraag van een Schotse rechter. Het is nu aan het Hof van Justitie om een antwoord op die vraag te geven. Het Hof heeft besloten om die zaak met spoed te behandelen. Nederland heeft een duidelijk standpunt. Wij zeggen, wat overigens overeenkomt met het standpunt van de Europese Commissie, dat als het zou gaan om een intrekking van de kennisgeving van artikel 50, dat alleen kan met unanieme instemming van de 27 EU-landen. Dat geldt overigens ook, vinden wij als Nederland, voor het verlengen van artikel 50. Dan gaat het volgens mij om een unanieme raadsconclusie, dus niet dat alle parlementen hoeven in te stemmen. Ons standpunt is dat de Europese Raad of een andere raad unaniem moet instemmen. Ik maak dit heel even af, misschien helpt dat.

De voorzitter:
Ja.

Minister Rutte:
In het verlengde zijn namelijk een paar andere vragen gesteld. Wat zijn de juridische gevolgen van een eventuele intrekking? Dat zou betekenen, zeg ik tegen mevrouw Van der Graaf, dat het VK dan natuurlijk lid blijft van de Europese Unie. Maar ja, er is op dit moment geen aanleiding voor om dat aan te nemen, hoe graag we dat ook zouden willen. In het verlengde daarvan is weer de vraag: wanneer is de deadline dat er aan een harde brexit niet is te ontkomen en wat gebeurt er als het parlement het akkoord niet goedkeurt? Het terugtrekkingsakkoord, het withdrawal agreement, is een EU-only verdrag en hoeft dus niet door iedere lidstaat afzonderlijk te worden geratificeerd. Daar geldt dat het Europees Parlement moet instemmen met het terugtrekkingsakkoord, waarna de Raad Algemene Zaken het terugtrekkingsakkoord ook kan sluiten. Daarvoor geldt dat minimaal twintig lidstaten ermee moeten instemmen.

Dan de voorbereidingen voor de luchtvaart, waar in het bijzonder de heer Mulder naar vroeg. Daar is het echt cruciaal, vinden wij, dat de Commissie de contingency planning aanstuurt, omdat op het luchtvaartterrein de EU een exclusieve bevoegdheid heeft. De verwachting is dat de Commissie binnenkort met meer informatie komt over de voorbereidingen. Uiteraard zullen wij daar nauw bij betrokken zijn. We hopen dat het niet nodig is, maar het is natuurlijk een relevant punt. Net als de zeehavens is de luchtvaartsector belangrijk. We verwachten dus binnenkort informatie van de Commissie daarover.

Ik denk, voorzitter, dat ik hiermee de meeste vragen over de juridische kant heb beantwoord. Ik heb nog wel een paar vragen over de voorbereidingen op een harde brexit, onder andere waar het de visserij betreft. Daar kom ik zo nog op terug.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Nog eventjes op dit punt. Mijn vraag was erop gericht: wat als het Europees Parlement er niet mee instemt of wat als je niet de benodigde twintig stemmen in de Raad Algemene Zaken haalt? Wat dan?

Minister Rutte:
Dan is het van tafel. Twintig staten moeten instemmen én het Europees Parlement moet instemmen. Als dat niet gebeurt, is het withdrawal agreement niet gesloten. Dan is er een harde brexit.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dan is er een harde brexit?

Minister Rutte:
Denk ik. Toch? Ja. Er is ook geen uitstel meer mogelijk. Ja, misschien kun je verzinnen dat je razendsnel besluit tot uitstel van artikel 50. Maar goed, we moeten oppassen dat dit debat in het buitenland niet overkomt alsof we er rekening mee houden. Dit zijn what-ifvragen. Voor de buitenlandse pers, die dit debat nu vertaalt: dit denken we niet, dit zijn de what-ifvragen. Maar ik denk dat op die what-ifvraag dit het eerlijke antwoord is.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik denk eigenlijk dat het cliff-edge is, toch?

Minister Rutte:
Ja, wat zei ik?

Mevrouw Leijten (SP):
Dan storten we gewoon in het ravijn.

Minister Rutte:
Ja, over the cliff en cliff-edge.

Mevrouw Leijten (SP):
Een harde brexit kan natuurlijk ook de uitkomst zijn na de verlengingsperiode.

Minister Rutte:
Ja, dat is waar, dat klopt.

Mevrouw Leijten (SP):
Eventjes over de datum. Ik heb niet gehoord wat uiteindelijk de deadline is. Dat zou ik nog wel willen weten, want dat vond ik een hele goeie vraag. De minister-president zegt: het is EU-only, dus het Nederlandse parlement hoeft niet in te stemmen. Maar hoe zit het dan met die twintig lidstaten die voor moeten zijn in de RAZ? Dan moeten wij toch wel degelijk de regering met een opdracht op pad kunnen sturen? Dan gaan we er toch wel over?

Minister Rutte:
Tuurlijk. Dat wordt besproken in het parlement, maar het is geen verdrag waar het parlement mee moet instemmen. Maar de regering hier zoekt uiteraard net als normaal gesproken mandaat in de Kamer voor onze opstelling.

Mevrouw Leijten (SP):
Dus het kan zelfs zijn dat wij zeggen "sorry, dit is voor ons niet goed om mee in te stemmen"?

Minister Rutte:
Ja. Heel strikt genomen zou je dan de situatie kunnen hebben dat de regering zegt "we gaan toch instemmen", met het risico dat hier een motie van wantrouwen wordt ingediend tegen het kabinet — ook weer een what if, benadruk ik. Want het is niet een verdrag dat hier door het parlement expliciet moet worden goedgekeurd.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
De premier sprak al over het Parlement ...

Minister Rutte:
Ja, daar kom ik op. Misschien moet ik nog antwoorden, voorzitter; excuus tegen de heer Van Rooijen. Over de deadline heeft Barnier iets gezegd. Hij heeft gezegd dat de deadline voor het bereiken van een akkoord eigenlijk toch wel dit jaar is, bij voorkeur ruim voor het einde van het jaar. Dan praat je toch al over november. Dat wordt natuurlijk allemaal weer vloeibaar in een "what if" dat alles vastloopt. Dan ga je natuurlijk weer zoeken naar oplossingen en nachten doorwerken. Maar wil je het een beetje netjes doen, dan is het wel handig als dat ruim voor het einde van het jaar — dat heeft hij letterlijk gezegd — gebeurt.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
De premier sprak over het Europees Parlement, over wat ze wel en niet mogen, maar er is nog een ander parlement, het Britse parlement, dat goedkeuring moet geven. Mijn vraag is — uiteraard kan de minister-president daar niet uitvoerig op ingaan — hoe Barnier en de Raad dadelijk omgaan met de volgende situatie. Stel dat je een deal zou hebben met de onzekerheid die er dan nog enige tijd blijft over de vraag of het Britse parlement akkoord gaat. Wordt er dan terugonderhandeld?

Minister Rutte:
Idealiter sluiten Barnier en Raab ... De twee onderhandelingsteams komen tot een conclusie. Aan Europese kant gaat Barnier naar de RAZ en het Parlement. De Europese Raad zal er iets van vinden. In formeel juridische zin moeten het Europees Parlement en twintig lidstaten instemmen. Aan Britse kant zal May, neem ik aan, naar haar kabinet teruggaan. Het is op zich een eenpartijsysteem waarin haar positie natuurlijk zodanig is dat ze dingen kan doorzetten, meer dan ik dat hier kan. Maar het lijkt me ingewikkeld. Dat kabinet zal er toch iets van moeten vinden, lijkt me, en dan gaat het naar het parlement. Dan kom je toch ook in de what ifs. Als het parlement dan nee zegt, is het uittreedverdrag verworpen. Ik neem aan dat zich dan een hele nieuwe politieke dynamiek gaat ontwikkelen in het Verenigd Koninkrijk en mogelijk ook aan Europese kant, met een waaier aan mogelijkheden. Als ik daarop ga speculeren, is het risico dat de buitenlandse pers denkt: Rutte denkt blijkbaar dat het gaat gebeuren. Dat moet ik misschien niet doen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dat betekent dus dat het einde oefening is als het Britse parlement nee zou zeggen en dat er dan niet misschien nog een Engels verzoek komt om toch nog iets aan data, douane-unie of andere zaken te veranderen?

Minister Rutte:
Dat weet je niet. Daar kan je natuurlijk nooit hard nee of ja op zeggen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
U zei eigenlijk dat het dan schluss is.

Minister Rutte:
Ja, maar als het parlement het verdrag afstemt ... We hebben hier het Oekraïnereferendum gehad. Dat was ook afgestemd. Uiteindelijk is het eind 2016 met een interpretatie van de uitkomst van het referendum gelukt om toch dat verdrag te kunnen sluiten met Oekraïne. Hoewel Nederland in principe daartegen was, is het gelukt door ... Maar daar zit je dus ook weer in een what if. Het lijkt mij toch dat als ze eruit zijn en het wordt voorgelegd aan het parlement, dat dan nee zegt, het klaar zou moeten zijn. Anders blijf je bezig.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Rutte:
Maar strikt formeel juridisch is het: zolang de klok nog tikt, tikt de klok nog.

Voorzitter. Misschien nog een paar zaken op dit punt, te beginnen met de motie-Ploumen. Wij zijn het met de motie eens. Wij pleiten voor dat gelijke speelveld. Dat geldt ook voor standaarden op het terrein van mens, dier, plant, milieu. Het is belangrijk dat daar geen ondermijning plaatsvindt. Economisch gezien is dat belangrijk om oneerlijke concurrentie te vermijden. Het is belangrijk dat we in de richtsnoeren voor de toekomstige relatie ook benoemen dat dat gelijke speelveld er moet zijn, inclusief de governance en effectieve maatregelen om het af te dwingen. Het is overigens ook een Nederlands initiatief geweest om dat te bereiken en om dat zo hard in de richtsnoeren te krijgen. Daar is breed steun voor bij de EU-27. Ook Barnier heeft dat herhaaldelijk bepleit. We zullen dat blijven benoemen. Tegelijkertijd is er uiteraard een andere situatie als het VK uiteindelijk de Europese Unie verlaat, zowel binnen de EU als in de relatie met het VK, maar wat wij in de richtsnoeren hebben gekregen blijft ook een richtsnoer voor ons.

Dan de vraag: kunnen wij toezeggen dat we niet gaan tornen aan onze basisbeginselen? Ja, dat zullen we niet doen, want als je dat wel zou doen, berokken je het project dat doorgaat en daarmee 440 miljoen mensen grote schade, zo zeg ik tegen de heer Verhoeven. Europa is meer dan markt en munt, maar het is op dit punt ook wel even weer markt en munt, en vooral markt. Je richt natuurlijk enorme schade aan als je bereid zou zijn om daarop te deviëren.

Ik heb al gesproken over de Rotterdamse haven. Dan de vraag of er voorzieningen te verwachten zijn voor landen die disproportioneel worden getroffen door brexit. Dat is op zich nu niet aan de orde. Als het gaat om onze inzet in het MFK, is het natuurlijk bekend dat Nederland vindt dat een kleinere EU ook een kleinere begroting moet betekenen. Waar Nederland dreigt te worden geraakt via het MFK, is onze inzet bekend. Ik zeg ook wel tegen de heer Verhoeven op dat specifieke punt dat ik mij moet houden aan het regeerakkoord. Dat regeerakkoord laat op dit moment in de financiële doorrekening geen ruimte voor een hogere EU-afdracht. Tegelijkertijd streven we ook naar modernisering. Er is een brede coalitie in Europa die dat wil. Die kaarten zijn echt nog niet geschud. Er zijn een paar landen die pleiten voor fors extra uitgaven, maar dat aantal landen groeit op dit moment niet. Het krimpt eerder iets. Het Commissievoorstel dat er op dit moment ligt, is wel heel ruig. Wat Nederland uiteindelijk wil bereiken, is én een modernisering, én een nettoafdrachtspositie die in lijn is met onze huidige positie. Een eerlijke verdeling van de lasten zal een belangrijk element daarvan zijn.

De heer Asscher (PvdA):
Ik begrijp de positie van de premier heel goed. Ik denk alleen dat het goed is om bij die gesprekken te betrekken dat hier nou juist een disproportionele schok voor de Ierse economie kan optreden, waar zij zelf niet voor verantwoordelijk zijn en die ze ook niet zouden kunnen opvangen door hun eigen economie te hervormen. Het is denk ik goed dat, als je toch praat over voorbereidingen voor het ongewenste what-ifscenario dat er een harde brexit komt, daar een opening voor wordt geboden.

Minister Rutte:
Ja. Ik had de vraag zo begrepen dat die ging over de brexit in algemene zin. Maar zeker als de heer Asscher het heeft over een harde brexit, is het absoluut waar dat Ierland nummer 1 is op de lijst van getroffen landen. Daar hebben we ons dan toe te verhouden. Dat is een feit. In het huidige MFF zitten wel potten waarmee je wel rekening kunt houden met dit soort hele grote schokken. Maar van deze aard en omvang? Nee. Dat is een thema. Er zijn nog wel andere instrumenten rondom stabilisatie. Ja, eens. Daar moeten we ons echt van vergewissen.

Ik zie de heer Verhoeven naar voren komen, maar ik was nog niet helemaal klaar met de brexit. Nou, ik was er überhaupt niet mee klaar, ook niet in dit debat.

De voorzitter:
Maar wel bijna klaar, neem ik aan.

Minister Rutte:
Ik kijk even naar de voorbereiding op Europees niveau; daar is ook naar gevraagd. Daar gebeurt heel erg veel. Er is een heel team dat zich bezighoudt met voorbereidende maatregelen op de domeinen waar de Europese Unie bevoegd is. Daar gebeurt heel erg veel. De Commissie informeert ook de EU-lidstaten, derde landen en stakeholders over de juridische gevolgen van elk scenario en start de verhuizing van de EU-agentschappen vanuit het Verenigd Koninkrijk. Wij merken dat natuurlijk met het Europees Medicijnagentschap, maar het geldt ook voor de Europese Bankenautoriteit, die naar Parijs gaat.

Ik zei al dat het voor een aantal zaken echt cruciaal is dat de EU, waar die echt een aantal exclusieve bevoegdheden heeft, zoals op het terrein van de luchtvaart, die zaken heel actief aanstuurt. Op visserij geldt dat die echt een prioriteit is voor Nederland. Dat staat ook in het regeerakkoord. Het waarborgen van toegang tot de visgronden is voor ons van primair belang. Ik kan niet zeggen wat nu de precieze inzet van het VK is op dit punt. Ze willen een mechanisme gaan ontwikkelen om toegang tot water te bespreken, hebben ze gezegd. Wij zetten in op een koppeling tussen markttoegang en toegang tot de VK-wateren. Dat is ook vastgelegd in de richtsnoeren van maart en heeft brede steun bij de EU-27. Bij de overgangsperiode is er geen verandering te verwachten ten aanzien van de status quo. Wij zullen de belangen stevig verdedigen voor de toekomstige relatie. Onze inzet is de bestaande wederzijdse toegang tot water en bestanden te koppelen aan behoud van markttoegang voor het Verenigd Koninkrijk. Op dit specifieke punt is er overigens ook nog een uitgebreid AO voorzien over brexit en de LNV-onderwerpen. Dat AO is aanstaande donderdag, dus morgen, met minister van Landbouw Schouten.

De laatste vraag die ik hier nog heb liggen ter beantwoording op het onderwerp brexit gaat over de vraag of het mogelijk is om een akkoord te sluiten over de terugtrekking zonder dat er overeenstemming bestaat over de toekomstige relatie. We proberen die twee toch bij elkaar te brengen in de zin dat er een juridisch bindend uittreedakkoord komt en dat er daarnaast op hetzelfde moment het kader van de toekomstige betrekkingen ligt. Die toekomstige betrekkingen moeten natuurlijk landen in een ander juridisch iets. Daar hebben we de tijd voor tot eind 2020. Juridisch is het op zichzelf mogelijk om een terugtreedakkoord te hebben zonder politieke overeenstemming over de toekomstige relatie, maar het ligt niet voor de hand en is, vinden wij, niet wenselijk. Ik kan me ook niet voorstellen dat het VK dat zal willen of zal accepteren.

De voorzitter:
Bent u klaar met dit onderdeel?

Minister Rutte:
Ja, dit was wat mij betreft het brexitonderdeel.

De heer Verhoeven (D66):
Dank aan de premier voor zijn antwoorden. Hij zei aan het begin dat Salisbury een ongeluk was. Toen legde hij uit dat dit kwam omdat de manier waarop je naar het Chequersplan van het Verenigd Koninkrijk kijkt, leidde tot die explosieve sfeer. Maar aan het eind van zijn betoog zei hij op mijn vraag of we wel of niet aan de basisbeginselen gaan tornen dat we dat niet gaan doen omdat dit in het belang is van het grotere project op de langere termijn en omdat je moet laten zien dat je niet zomaar uit kunt stappen op basis van allerlei gunstige cherrypickingachtige voorwaarden. Maar het Chequersplan zegt eigenlijk: we mogen wel goederen importeren, we houden de grens open; geen douane en geen harde grens. Ook hebben we dan regels die we voor een deel op onze eigen manier kunnen invullen. Dat klinkt in mijn oren nog steeds als tornen aan de EU-beginselen, dus dan is het toch nog steeds lastig om dat Chequersplan als uitgangspunt te nemen terwijl dat eigenlijk niet haalbaar is? Dat moet May toch ook op de een of andere manier dwingen tot een stap richting de Europese Unie?

Minister Rutte:
Het lastige is de vraag hoe je het benadert. Je kunt zeggen dat het Chequersplan in strijd is met een aantal fundamentele punten die betrekking hebben op de manier waarop wij aankijken tegen de integraliteit van de interne markt, bijvoorbeeld de vier vrijheden. Daar heeft de heer Verhoeven op zich gelijk in. Zo kun je er naar kijken. Je kunt ook zeggen dat het goed is dat de Britse premier met een plan is gekomen waarin zij zegt dat zij met de EU in gesprek wil over douanearrangementen met de EU en over de vraag hoe het Verenigd Koninkrijk ook in de toekomst toegang kan houden tot vormen van de interne markt. Dan kun je zeggen: oké, het is goed dat dit erin staat en laten wij het gesprek voeren. De precieze uitwerking in het Chequersplan lijkt ons kwetsbaar ten aanzien van de punten die ik net noemde en die raken dan weer de fundamentele uitgangspunten van de Europese Unie. In mijn persuiting heb ik ervoor gekozen om het tweede te doen. Je kunt ook het eerste doen alleen kan dat ook weer worden uitgelegd als: dan kom ik met een plan en dan wordt het meteen naar de vuilnisbak verwezen. Het is dus maar net hoe je het aanvliegt.

De heer Verhoeven (D66):
Helemaal mee eens. Ik volg de premier en ik steun hem zelfs in het kiezen voor die interpretatie, de uitdrukkingslijn nummer twee. Dat wil zeggen wat meer kiezen voor het positieve, het glas is halfvol en dit is een betekenisvolle stap die uiteindelijk kan leiden tot ... Maar de premier is in dit opzicht dus een, ik zou bijna zeggen, verstandig iemand die geen hardliner is. Hij probeert de positieve kant te zien om de onderhandelingen uiteindelijk tot een succes te leiden. Ik vind dat een heel goede opstelling, maar zowel in het Verenigd Koninkrijk — het parlement — als in de EU — een aantal lidstaten en Macron is misschien wel een van de meest vergaanden — is men natuurlijk wel aan het "hardlinen". Misschien is de premier wel verstandig genoeg om die middenweg voorzichtig af te tasten om uiteindelijk onder druk en tijd van belangen door de trechter daartoe te komen, maar gaat dat ook lukken met die hardliners aan weerszijden? Dat is wat mij betreft het punt.

Minister Rutte:
Ik denk dat het kan. Er is een verschillende politieke cultuur. Als een Franse president het woord voert, dan spreekt de Franse staat en dat gaat natuurlijk altijd gepaard met iets meer volume dan de Nederlandse premier.

De voorzitter:
Daar bent u misschien soms wel eens jaloers op? Of niet?

Minister Rutte:
Ja, eigenlijk wel, maar ik ben per saldo blij met ons staatsbestel. Ik heb een paar jaar geleden een toespraak gehouden over het Nederlandse premierschap en volgens mij past wat je moet hebben precies bij Nederland. Ik wil daar helemaal niets aan veranderen. Zonder dit punt nu uit te diepen, er zijn natuurlijk cultuurverschillen. Het is mijn indruk dat uiteindelijk ook de Fransen absoluut bereid zijn mee te werken aan fatsoenlijke compromissen. Het feit dat Macron heel actief May heeft ontvangen op zijn vakantieadres en — dat weet ik — dat er ook intensief telefonisch contact is tussen die twee, laat echt zien dat Macron ook een zeer positieve bijdrage probeert te leveren. Maar nogmaals, als de Franse president praat is dat iets meer in blokletters dan als de Nederlandse premier dat doet.

Voorzitter. Migratie is het tweede thema. Misschien eerst een algemene inleiding.

De voorzitter:
Heel kort. Wij moeten hier een beetje tempo in houden, want anders hebben wij een probleem.

Minister Rutte:
Ik hou het kort en dan heb ik direct ook heel veel vragen meegenomen. Drie elementen. Wij willen afspraken zoals die met Turkije zijn gemaakt, ook gaan maken met landen in Afrika. Daarover zijn natuurlijk allerlei vragen gesteld. Klopt het dat het daar moeilijker gaat en daar beter? Daar ga ik niets over zeggen. Als je ooit tot die afspraken wilt komen, heeft het geen zin om hier allerlei landen een voor een af te gaan lopen en te zeggen: daar lijkt het te lukken en daar lijkt het niet te lukken. De kans dat het dan ooit lukt, is echt nul. Daar zullen dus allerlei geruchten over blijven komen, maar feit is dat als wij zo'n afspraak maken, de Nederlandse regering uiteraard in dit soort overleggen met de Kamer zal praten over de vraag wat de Kamer ervan vindt, voordat zij daarmee kan of gaat instemmen. Het komt dus altijd hier terug. Dat is hier ook eerder bevestigd. Betekent dit dan dat de regering altijd de meerderheid zal volgen? Nou nee, niet per definitie, maar wij weten tegelijkertijd dat als wij dat niet doen, wij het risico lopen te worden weggestuurd. Daar heeft het parlement uiteindelijk alle machtsmiddelen voor in handen. Dat is het punt van de afspraken met Afrikaanse landen plus het inzetten van alle Europese en nationale middelen voor ontwikkelingssamenwerking om de grondoorzaken van migratie weg te nemen.

Dan is het aan Europese kant vooral van belang dat landen als Italië, Spanje en andere, een goede registratie voeren van de mensen die aankomen. Die registratie is cruciaal, want als je die niet hebt, kun je ook niet bepalen wie terug moet. Als dat wel goed gebeurt, kan de rest van Europa zeggen: laten wij kijken of wij kunnen herverdelen om de druk niet alleen op Italië of Spanje te laten liggen. Maar op dit moment is de secundaire migratie die hier aankomt, groter dan de primaire migratie die aankomt in Italië, doordat er zo slecht wordt geregistreerd.

Nederland is bereid te helpen met het opzetten van die controlled centres met al onze techniek et cetera. Eigenlijk zijn dat de oude hotspots met een plusje erop. Ter Apel is geen controlled centre. Dat is een plek in Nederland waar registratie et cetera plaatsvindt. Maar de manier waarop het daar gebeurt, wordt Europees en zelfs wereldwijd gezien als een standaard die je kunt gebruiken. Ik wijs op mooie artikelen in Der Spiegel en andere bladen. Dus die techniek willen wij graag aanbieden aan landen als Italië om daarmee te zeggen: doe het nou zo, dan doe je het op een fatsoenlijke manier; het is humaan, het gaat snel en de kosten zijn ook nog beperkt.

Dat brengt mij meteen op het derde punt, en dat is die solidariteit. Op dat punt zit het natuurlijk helemaal vast. Op dat punt verwacht ik dezer dagen ook niet een doorbraak. Dat zit echt vast. Dit betreft de toekomst van het Gemeenschappelijk Europees Asielsysteem.

Voorzitter, misschien kan ik het als volgt doen, ook gezien de tijd. Dit is de algemene inleiding: wat voor afspraken maak je met Afrikaanse landen, hoe ga je om met registratie in Europa en hoe zorg je dan vervolgens voor solidariteit? Ik kijk even of ik nog een paar meer gedetailleerde vragen heb op dit punt. Wellicht kunnen we dan meteen een rondje doen. Want ik denk dat ik met de algemene inleiding al heel veel heb beantwoord.

Het woord "arrangementen": dat was vroeger iets anders. Nou, dat zal wel. Ik heb het gewoon over Turkije-achtige afspraken met landen in Afrika. Die moeten voldoen aan alle standaarden, inclusief IOM, UNHCR et cetera.

Dan was er nog een vraag van de heer Van Rooijen. Excuus. Ik kom zo bij de heer Asscher. De heer Van Rooijen had een vraag over het marshallplan voor Afrika. Komt dat van de grond? Er liggen voorstellen van de president van de Europese Commissie. Het gaat om een pakket dat de gezamenlijke vraagstukken voor economische groei en welvaartstoename aanpakt. Dit plan betreft de financiering van een breed ontwikkelingsprogramma voor Afrika. Het is dus meer dan alleen gerelateerd aan migratie. Binnenkort zal het BNC-fiche hierover naar de Kamer toe gaan.

Er was een vraag van de VVD over de situatie op de Griekse eilanden. Daar heb ik in Salzburg met mijn Griekse collega over gesproken. Mark Harbers, de staatssecretaris van Justitie, heeft dat ook gedaan tijdens de JBZ-Raad van vorige week. Wij bieden al onze hulp aan. Hier en daar wordt die ook wel geaccepteerd, maar feit is dat wij het niet kunnen afdwingen. Uiteindelijk kunnen wij de Grieken niet dwingen; wij kunnen hen niet tegen hun zin gelukkig maken. Ik ben het eens met de heer Mulder: dit leidt soms tot schrijnende situaties op die eilanden.

Op dit punt is er denk ik nog één vraag. Die pak ik even apart. Het is de vraag van de heer Asscher: wat hebben wij gedaan om de noodzakelijke aanvulling van fondsen te krijgen om opvang in de regio te bewerkstelligen? Nederland heeft ervoor gepleit om extra fondsen ter beschikking te stellen. Zo is er de 500 miljoen euro die is overgeheveld van de reserve van het Europees Ontwikkelingsfonds naar het migratiefonds van het EU Trust Fund ten behoeve van programma's in Afrikaanse partnerlanden. Dat heeft plaatsgevonden. Hiervan is nu drie kwart gecommitteerd aan programma's voor de Sahel en West-Afrika, en een kwart aan programma's voor de Hoorn van Afrika. De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft daarnaast voor opvang in de regio en grondoorzaken bilaterale fondsen ter beschikking gesteld aan landen in het Midden-Oosten en in de Hoorn van Afrika. Dat sluit ook aan bij het beleid van het vorige kabinet.

Dan de vraag van de heer Baudet over een duurzame migratieagenda. Ik zie hem al bij de interruptiemicrofoon staan. Hij kent de opvatting van het kabinet. Idealiter stappen geen mensen meer in bootjes. Heb je Turkijeachtige afspraken met voldoende landen in Afrika, dan worden de mensen daar opgevangen. Europa is vervolgens bereid om via resettlementprogramma's de oplopende druk die daar dan zal ontstaan, te lenigen door mensen op een gecontroleerde manier naar Europa te halen, in aantallen die beheersbaar zijn en op een fatsoenlijke manier.
Hun zal vervolgens ook hier opvang worden geboden. Maar het zelf, op eigen houtje naar Europa komen, stopt dan door de afspraken die we hebben met landen in Afrika waarmee dat mogelijk is.

Tot slot de vraag van mevrouw Maeijer over het migratiecompact. Dat is geen juridisch bindend instrument of document. Het benadrukt juist de soevereiniteit van de lidstaten om de eigen toelatingscriteria te kunnen handhaven. Wat het kabinet betreft, past het bij de verklaring van New York uit 2016, waarover de Kamer uitvoerig is geïnformeerd. Het is een typisch VN-compromis, zoals altijd als meer dan 200 landen iets afspreken. En ja, het roept op tot betere samenwerking bijvoorbeeld op het gebied van legale migratie en het respecteren van mensenrechten. Dat willen wij ook. Wij willen meer legale, gewenste migratie, zoals ik dat net ook schetste in antwoord op de heer Baudet, maar alleen als vervanging van de irreguliere migratiestromen. Het is overigens veel meer dan dat. Het gaat ook over de samenwerking op gedwongen terugkeer. Dat lijkt me iets waar mevrouw Maeijer aan hecht. Het gaat over het redden van levens op zee. Het gaat over de ontscheping van personen en een beter grensbeheer om illegale migratie tegen te gaan, ook PVV-prioriteiten, en over de aanpak van smokkel en mensenhandel. In die zin denk ik dat het goed is dat Nederland zich positief opstelt ten opzichte van dat migratiepact.

Voorzitter, daarmee meen ik alle vragen over migratie te hebben beantwoord.

De voorzitter:
Een interruptie van de heer Baudet.

De heer Baudet (FvD):
Zei de premier net nou werkelijk: wij willen meer migratie, wij willen meer geordende gewenste migratie?

Minister Rutte:
Nee.

De heer Baudet (FvD):
Dan zoeken we de Handelingen er even bij. Ik stel voor dat we nu even schorsen, want dat zei de premier wél.

Minister Rutte:
Nou, wat ik zei, is dat we willen stoppen met mensen die zelf naar Europa komen, daarbij soms omkomen en gebruikmaken van het cynische businessmodel van mensensmokkelaars. Dat mensen worden opgevangen op veilige locaties in Afrika, dus dat ze daar opvang hebben. En dat Europa vervolgens bereid is om, ter leniging van de druk die daar ontstaat en conform de brief van het vorige kabinet, ik dacht van — ik kijk nu de heer Asscher even aan — 9 september 2015, via resettlementprogramma's mensen naar Europa te halen. Maar in aantallen die beheersbaar zijn.

De heer Baudet (FvD):
Wat zijn "beheersbare" aantallen volgens de premier? Wat is een duurzaam migratiebeleid?

Minister Rutte:
Dat zal per land verschillen.

De heer Baudet (FvD):
Voor Nederland. Wat vindt u een duurzaam aantal mensen die wij uit Afrika en het Midden-Oosten per jaar hiernaartoe kunnen halen? Om hoeveel mensen gaat het dan?

Minister Rutte:
Daar kun je geen aantal op prikken, maar ik denk dat de heer Baudet de grote maatschappelijke spanningen herkent die ontstonden in 2015 en 2016, toen de aantallen die hiernaartoe kwamen zo'n niveau bereikten dat onze diensten die daarover gaan en onze samenleving niet meer in staat waren om daar op een fatsoenlijke manier mee om te gaan, en wij als politiek collectief niet meer het gevoel konden overbrengen dat wij in control waren.

De voorzitter:
Tot slot, meneer Baudet.

De heer Baudet (FvD):
Dus: hoeveel wél?

Minister Rutte:
Dat is nooit op een aantal te prikken.

De heer Baudet (FvD):
Maar als u wel kunt zeggen hoeveel niet ... Dus niet 200.000 per jaar? Niet 300.000 per jaar? Hoeveel dan wel?

Minister Rutte:
Als je kijkt naar de situatie van 2015 en 2016, denk ik dat je moet vaststellen dat we toen breed, hier in de Kamer en in de samenleving, voelden dat die aantallen niet hanteerbaar waren.

De voorzitter:
Nu de heer Van Ojik. Nee meneer Baudet, het spijt me.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ja, voorzitter. Toch nog even terug naar die Turkijeachtige deals en de — laten we dat woordgebruik maar volgen — "ontschepingsarrangementen" die daarvan onderdeel zouden moeten uitmaken. Dat is een zoektocht die nu al, laten we zeggen, tweeënhalf jaar bezig is. De minister-president zegt dat hij daar eigenlijk niet zo veel over kan zeggen. Maar zolang we daarop focussen, zijn we niet met andere dingen bezig. Je zou ook op een gegeven moment kunnen zeggen: het lukt kennelijk niet om partners in Noord-Afrika te vinden die met ons die Turkijeachtige deals willen sluiten. Elke drie maanden staan we hier weer ...

De voorzitter:
De vraag is?

De heer Van Ojik (GroenLinks):
... en er is nog steeds niks concreets. Wordt het niet tijd om daar een conclusie uit te trekken?

Minister Rutte:
Nou, een van de conclusies die je daar, denk ik, uit zou kunnen trekken, is dat zo openlijk praten over dat soort zaken zonder dat Afrika daarbij is, niet helpt. Dat vond ik altijd al; maar goed, je kunt niet alles helemaal naar je hand zetten. Die discussie eind juni, zo openlijk, tot diep in de nacht ... En dat beeld: ja, nu hebben we een oplossing; Afrika gaat het voor ons oplossen. Dat is natuurlijk idioot; dat moet je helemaal niet willen. Wat we natuurlijk wilden zeggen, is dat het een goed idee zou zijn om zo'n afspraak als die gemaakt met Turkije, ook met andere landen te maken in de regio waar mensen vandaan komen als ze uit Afrika komen. Dit teneinde dat businessmodel van die bootsmokkelaars te killen, zodat mensen niet meer omkomen op de Middellandse Zee. Maar ook om daarmee de chaos die soms ontstaat te voorkomen, en om op een veel meer gereguleerde manier mensen, in dit geval uit Afrika, in beheersbare aantallen naar Europa te halen. Ik wijs er vervolgens op dat er ook wel dingen lukken. Je ziet dat de Egyptische kustwacht op dit moment de onzeewaardige bootjes tegenhoudt, mensen van die bootjes redt en hen veilig aan wal brengt. Dat gaat goed. We zien ook dat Egypte veel mensen opvangt, en hun toegang tot onderwijs en zorg biedt. Nederland en de Europese Unie steunen Egypte daar ook in. Daar gebeuren dus al dingen. Daarover zijn niet heel gedetailleerde afspraken met Egypte gemaakt; die deal is niet nodig, want dat doen zij al. Maar je ziet dat de stroom vanuit Egypte op dit moment zwaar is afgenomen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Die verlegt zich dan helaas vaak weer naar elders. Dat weet de minister-president natuurlijk ook.

Minister Rutte:
Het waterbedeffect doet zich voor. Zeker.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
De minister-president zegt dat hij niks kan zeggen over die gesprekken, want dan brengt hij ze in gevaar. Hoelang ga je nog ...? Is het deze Europese top? Is het de volgende Europese top in december? Is het die van volgend voorjaar? Wanneer wordt de balans opgemaakt? We zijn nu drie jaar bezig om dit te proberen. Straks is het namelijk drie jaar. Het lukt wel op deze manier, of het lukt niet. Wanneer zeggen we dat we wat anders moeten bedenken? Dan kunnen we daar wellicht het debat over voeren. We verliezen op deze wijze heel veel tijd.

Minister Rutte:
Omdat we nu praten over dat aspect van het beleid, ontstaat het idee dat dat ook het enige aspect is, maar het beleid is en-en-en. Het beleid richt zich op fatsoenlijke registratie in Europa. Het beleid is erop gericht om in Europa te komen tot een eerlijke verdeling van het vraagstuk. Het beleid is erop gericht om überhaupt die stroom naar Europa in te dammen. Over dat laatste praten we nu. Maar het is niet zo dat, omdat we daaraan werken, dat andere niet gebeurt. Je zult op dat aspect alles tegelijk moeten doen. Binnen dat ene ennetje van die en-en-en is het dus ook weer en-en-en. Je moet zorgen dat je je ontwikkelingshulp inzet om de grondoorzaken weg te nemen. Dat doen we als Nederland al met ons gemoderniseerde ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. We moeten inzetten op helpen in militaire zin, als dat nodig is, zoals dat gebeurt in de G5 Sahel. Nederland levert een bijdrage in Mali, maar het geldt natuurlijk ook voor Burkina Faso, Tsjaad, Niger, et cetera. Het heeft te maken met afspraken die we maken met landen aan de kust. Dat is nog niet gelukt. Maar je ziet wel dat er met Egypte heel goede dingen gebeuren, zonder dat zo'n afspraak er is, die ook ondersteund worden door de Europese Unie en door Nederland. Dus ook binnen die en van het en-en-en zitten weer en-en-ens. Dat zul je dus allemaal tegelijkertijd moeten doen. Het is niet zo dat je kiest voor één oplossing, dat je die weg afloopt en dat je een andere weg gaat aflopen als het niet werkt. Nee, je loopt alle wegen tegelijk af.

Dat was migratie, voorzitter.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik begrijp dat de premier van plan is om een migratiepact te tekenen in december. De Verenigde Staten hebben gezegd dat ze daar niet aan meedoen omdat ze zorgen hebben over het verlies van soevereiniteit. Omwille van die reden tekent ook Hongarije niet mee. Polen en Oostenrijk hebben er nog grote vragen over. Het lijkt mij een heel slecht idee. Maar zegt de premier hiermee dat de zorgen van die landen totale onzin zijn?

Minister Rutte:
Om Hongarije als standaard te hanteren op het terrein van fatsoenlijk migratiebeleid vind ik nog even een zoektocht. Dit compact benadrukt nu juist de soevereiniteit van de lidstaten. Het is geen juridisch bindend document. Het benadrukt de soevereiniteit om een eigen toelatingsbeleid te voeren. Tegelijkertijd worden er wereldwijd goede afspraken gemaakt, bijvoorbeeld over hoe je omgaat met het terugnemen van migranten die niet mogen blijven, over hoe je illegale migratie voorkomt, over hoe je ervoor zorgt dat het hele vraagstuk van gedwongen terugkeer goed wordt geregeld, over het redden van levens op zee. Dat zijn allemaal zaken die wij, denk ik, belangrijk vinden.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik hoor eigenlijk niet echt een antwoord. Nogmaals, ik noemde Hongarije, maar ik noemde ook de Verenigde Staten. Ik noemde Polen en ik noemde Oostenrijk. Dit zijn allemaal landen die zorgen hebben over soevereiniteitsoverdracht en allerlei rechten die in dit pact worden toegekend aan migranten. Deelt de premier deze zorgen totaal niet?

Minister Rutte:
Ik vind niet dat mevrouw Maeijer nu helemaal recht doet aan het debat dat in deze landen plaatsvindt. Het is echt genuanceerder. Maar mijn antwoord zou zijn, en is nog steeds, dat dit pact juist de soevereiniteit benadrukt van de mensen die het ondertekenen. Het is niet juridisch bindend, maar je maakt wel wereldwijd afspraken zowel over de humaniteit als over het terugkeerbeleid en over hoe je omgaat met illegale migratie. Dat lijkt mij in het belang van Nederland. Het is onderdeel van ons en-en-enbeleid.

De voorzitter:
Mevrouw Maeijer, tot slot.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Ja, tot slot dan maar een andere vraag. Ik heb de premier een vraag gesteld over het oprichten van gecontroleerde centra in de Europese Unie. Zowel de premier als staatssecretaris Harbers zegt dat Nederland heeft toegezegd om expertise te bieden. Als ik het goed begrijp, is dat dus expertise die we gaan aanbieden in andere landen. Kan de premier hiermee dus ook uitsluiten — dat was de vraag die nog niet beantwoord was — dat zo'n gecontroleerd centrum op Nederlands grondgebied zal worden gehuisvest?

Minister Rutte:
Dat zou niet voor de hand liggen en ook raar zijn, want hoe zouden mensen, behalve via secundaire migratie, hier primair aan kunnen komen? Althans, anders dan op Schiphol, maar daar hebben we natuurlijk alle voorzieningen. En het overgrote deel komt natuurlijk niet via Schiphol, maar komt over land aanwandelen. Die zijn dan niet geregistreerd in Italië, dus dat lijkt me erg theoretisch. Daarna proberen we dat natuurlijk via Ter Apel en ons hele verdere systeem in goede banen te leiden. Maar we willen hierin juist Italië aanmoedigen om die registratie wél goed te doen en daarvoor alle expertise aan te bieden, zoals ik net ook schetste. We hebben bijvoorbeeld een paar dingen in Nederland — laten we daar nou ook even trots op zijn — die echt state of the art zijn op het gebied van migratie- en asielvraagstukken. Denk aan wat onze IND doet, wat het COA doet en wat er in Ter Apel gebeurt. Dat wordt wereldwijd gezien als een standaard en dat kun je aanbieden, omdat het kosteneffectief, humaan en snel is.

De voorzitter:
Dan ga ik naar de heer Stoffer, want hij is nog niet geweest.

De heer Baudet (FvD):
Maar ik stond hier eerder.

De voorzitter:
Ja, dat weet ik, maar de heer Stoffer is nog niet geweest.

De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter, de heer Baudet wil vast wel één minuut op mij wachten.

De voorzitter:
Nou, één minuut?

De heer Stoffer (SGP):
Ja, veel meer heb ik niet nodig, al ligt dat natuurlijk aan het antwoord van de premier.

Maar toch even over dat VN-pact. Ik had eerst de indruk dat het geen onderdeel zou worden van het debat, maar dat wordt het nu toch wel. Kijk, de premier geeft aan: dit lijkt me goed voor Nederland. Dat is natuurlijk zijn overweging en zijn insteek op dit moment, maar gisteren vroeg de heer Baudet een debat aan over dit pact, en dat verzoek werd helaas alleen gesteund door de PVV en de SGP. Maar daardoor weet ik niet of er nu compleet draagvlak in het parlement is om dit te tekenen. Een van de dingen die wij bijvoorbeeld in dat voorstel van dat pact missen, is nu juist de verantwoordelijkheid van staten om hun eigen onderdanen terug te nemen en die gezamenlijke opvang in de regio te borgen. Mijn vraag is: is dat zo? En als dat zo is, is het dan wel in het belang van Nederland om dit te ondertekenen? Daar hebben wij onze vraagtekens bij.

Minister Rutte:
Dit debat gaat over de Europese Raad. Daar staat dit niet op de agenda. Wat ik dan probeer te doen, is het volgende. Als er in die brede waaier van onderwerpen op zo'n Europese Raad aanpalende onderwerpen ter tafel komen, probeer ik te zeggen: oké, ambtelijk kan ik ondersteuning krijgen om toch de Kamer te bedienen. Het antwoord dat ik net heb gegeven is dat bedienen van de Kamer. De heer Stoffer gaat nu twee lagen dieper, en dat moet echt met de verantwoordelijke ministers gebeuren, want daarin ben ik niet deskundig genoeg.

De heer Stoffer (SGP):
Maar ik begrijp dat de premier in ieder geval dat punt dat ik zojuist aanhaalde zal bepleiten, als het aan de zijlijn aan de orde komt. Dat doet mij deugd.

Minister Rutte:
Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd: als er een vraag opkomt die niet op de agenda staat, dan probeer ik die graag te beantwoorden, in dit geval over dat VN-migratiecompact. Maar wat u nu doet, is daar een paar lagen dieper in graven, en daarvoor ontbreekt mij nu de parate kennis om daarop in te gaan. Het is beter om dat met de vakminister te doen.

De voorzitter:
Tot slot.

De heer Stoffer (SGP):
Ja, maar het lastige is: dat hebben we gisteren geprobeerd, maar dat debat met de vakminister komt er niet. Dus dan moeten we daar maar een andere weg in vinden.

De voorzitter:
En dus probeert u het hier.

De heer Stoffer (SGP):
Maar is de premier het met mij eens dat we tot december geen mogelijkheid hebben om als parlement hier überhaupt nog iets over te zeggen, behalve buiten op straat?

Minister Rutte:
Maar ik ga natuurlijk niet over het parlement.

De voorzitter:
Nee, gelukkig niet! Daar gaan wij over.

Minister Rutte:
Ik zou daar ook wel iets van willen vinden, maar ...

De voorzitter:
... u gaat er niet over.

De heer Stoffer (SGP):
Nee, dat begrijp ik. Maar dan heb ik mijn punt gemaakt: wat ons betreft zou dat pact, zoals dat er nu uitziet, niet getekend moeten worden. Laat ik dat maar even scherp stellen.

De voorzitter:
U heeft uw punt gemaakt. De heer Baudet?

De heer Baudet (FvD):
Ik ben blij dat de heer Stoffer voor mij is gegaan, want mijn punt sluit daar precies op aan.

Het is echt ongelofelijk. Ik hoor hier de premier het immigratiebeleid van Hongarije hekelen, een van de weinige landen die daadwerkelijk iets willen doen aan de structurele demografische transformatie die nu over Europa neerdaalt. Oostenrijk doet niet mee. Polen doet niet mee. Allerlei andere landen doen niet mee.

De voorzitter:
En uw vraag, meneer Baudet?

De heer Baudet (FvD):
Hoe kunt u nou verdedigen dat het goed is voor Nederland om een immigratiepact te gaan tekenen, straks in Marrakesh?

Minister Rutte:
Ik heb dat net uitvoerig gedaan. Ik heb uitgelegd dat volgens mij een heel aantal zaken die wij als politiek belangrijk vinden, daarin geregeld wordt. Het zijn intenties. Het zijn geen juridisch bindende afspraken. Er wordt ...

De heer Baudet (FvD):
We hebben met Urgenda gezien wat er dan gebeurt!

De voorzitter:
Nee, meneer Baudet! Nu ga ik u echt stoppen. De minister-president.

Minister Rutte:
Er wordt geen soevereiniteit overgedragen. En nogmaals, als de heer Baudet daar verder over wil praten en over de details daarvan, dan zou mijn voorstel echt zijn om dat met de verantwoordelijke ministers te bespreken. Dit stond namelijk niet op de agenda voor vandaag, dus ik ben niet voorbereid op that level of detail.

De voorzitter:
Meneer Baudet, uw microfoon staat nog niet aan, dus niemand hoort wat u zegt. Een laatste opmerking.

De heer Baudet (FvD):
Maar daarover gaat de Europese top de komende dagen en u weet niet eens wat er in het verdrag staat, u heeft er niet eens over nagedacht wat dat op de langere termijn betekent voor Nederland!

Minister Rutte:
Nou, de komende dagen gaat het over het Europese migratiebeleid.

De heer Baudet (FvD):
Ja, en wordt er gesproken over dit verdrag, dat in december getekend gaat worden in Marrakesh. Het staat op de agenda van de Europese top.

Minister Rutte:
Ja, maar het gaat de komende dagen over hoe we het Europese asielbeleid lostrekken, hoe we dat hele vraagstuk kunnen oplossen. We gaan niet in detail praten over een VN-verdrag de komende dagen.

De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat, minister-president. U heeft nog een tweede termijn, meneer Baudet.

Minister Rutte:
Ja. Heel kort, nog een paar punten. Er zijn geen conclusies voorzien op de euro. Er zijn heel veel opmerkingen gemaakt die vaker zijn gemaakt over de bankenunie. Volgens mij heb ik niets gehoord wat in strijd is met wat de regering op dit moment probeert te bereiken. Een Europees depositogarantiestelsel vraagt bijvoorbeeld ook om ervoor te zorgen dat er een prudentiële weging van staatsobligaties op bankbalansen is en dat er een sovereign-debt-restructuring-mechanismeachtige oplossing is voordat je kan praten over een backstop, maar dat komt nu allemaal niet aan de orde. Daar komen geen conclusies over. We hebben daar in juni over gesproken. Dat keert terug in december, op basis van voorbereidingen die nu plaatsvinden onder de ministers van Financiën in de eurogroep. Dit wordt dus alleen een algemene discussie zonder conclusies, op verzoek van de Fransen naar ik heb begrepen.

Ik zal de bekende punten maken. Een: wil je een ESM-backstop op het SRF, dan moet je een oplossing vinden voor het sovereign-debt-restructuringvraagstuk. Voor EDIS geldt: eerst risicodaling. Daarvoor is het nodig dat de NPL-vraagstukken worden opgelost en dat je een weging hebt van staatsobligaties op bankbalansen. Wij zijn tegen schokabsorptiemechanismes buiten het Multiannual Financial Framework. Het ESM willen wij graag ombouwen tot een instrument dat ook programma's runt en de macro-economische data levert, maar wij zijn er niet voor om het ESM te gebruiken voor het opvangen van schokken anders dan nu al in de ESM-afspraken is voorzien. Dat is een bekend Nederlands standpunt. Het regeerakkoord is daar duidelijk over. Er worden geen conclusies verwacht. Het is een algemeen verhaal. Het komt terug in december.

De voorzitter:
Wie stond er het eerst bij de interruptiemicrofoon? Dat is onduidelijk? Dan ga ik naar de heer Van Rooijen; dan kijk ik gewoon naar de leeftijd.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
De minister-president heeft eerder gezegd — ik heb dat net ook genoemd — dat het van groot belang is dat altijd eerst en vooral oude afspraken worden nagekomen voordat we over allerlei nieuwe modaliteiten gaan praten. Wil hij dat nogmaals bevestigen en wil hij dat ook blijven inbrengen? De Fransen willen met name ook over het depositogarantiestelsel praten. Dat wilden ze in de zomer al, maar dat is allemaal een beetje uitgesteld; het kon december worden. Kan de minister-president toezeggen dat er niet over de voortgang van het depositogarantiestelsel zal worden gesproken zolang er geen absolute duidelijkheid is dat banken gezond zijn, met name in Italië, en zolang er geen waardering van obligaties plaatsvindt, zodat staatsobligaties gewogen worden op hun waarde en niet op 100% blijven staan?

Minister Rutte:
Ik ga toch even terug, want anders wordt het allemaal heel breed. We hebben afspraken gemaakt, volgens mij ook politiek, hier, over wat we vinden van de weging van staatsobligaties op bankbalansen. Volgens mij is er überhaupt geen groot enthousiasme voor een Europees depositogarantiestelsel, maar goed, in de roadmap naar de bankenunie zijn daar politieke afspraken over gemaakt. Je moet eerst een risicodaling hebben voordat je risicodeling kunt hebben. Kijk eens naar het vraagstuk van de non-performing loans et cetera. Ik heb het net eigenlijk allemaal gezegd. De heer Van Rooijen zegt dus eigenlijk niks nieuws, maar ik ga niet letterlijk zijn woorden overnemen, want daar zit misschien voor hem weer een hele wereld achter, dus ik herhaal wat we daar eerder politiek over hebben afgesproken. Hetzelfde geldt voor de backstop op het SRF vanuit het ESM. Daarvoor zul je toch naar een vorm van sovereign debt restructuring moeten, met eerst afspraken plus zo veel andere dingen voordat je dat kan doen. Dat laatste is een punt waar mogelijk voortgang op denkbaar is richting eind van het jaar, maar dat zal echt heel erg afhangen van hoe het loopt in de eurogroep. Het risico van deze discussie nu is dat we elkaar overtuigen van besluiten die we al 30 keer genomen hebben, terwijl er de komende dagen niets nieuws te voorzien is.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
U zei wel dat er politieke afspraken gemaakt zijn. Die interpreteert ieder land kennelijk wat anders, vooral Frankrijk. Mijn punt is: de Kamer heeft unaniem een motie aangenomen, ingediend door mij een halfjaar geleden, waarin staat dat er een weging van staatsobligaties moet komen. Wij weten dat dat niet bespreekbaar is vanuit Zuid-Europa en Japan. Maar als staatsobligaties van Italië geen 100% waard zijn, dan zijn die banken kwetsbaarder en dan kunnen wij dus nooit een stap maken richting een depositogarantiestelsel, want dan worden wij aansprakelijk voor waardeloze obligaties in Italië.

Minister Rutte:
Er is in Europa breed steun voor de gedachte, niet bij iedereen inderdaad, daar heeft de heer Van Rooijen gelijk in, dat als je stappen zou willen gaan zetten ... Ik moet zeggen dat de eerste keer dat het depositogarantiestelsel op Europese leest geschoeid aan de orde kwam, was in december 2010. Toen zat ik er twee maanden, ik zit er nu acht jaar en het blijft terugkomen. We zijn geen stap verder en ik verwacht daar ook geen grote voortgang de komende maanden. Als er al voortgang is, is dat maximaal op die backstop op het Single Resolution Fund. Maar ook daar hebben wij hier volgens mij brede steun in de Kamer gevonden voor welke voorwaarden we daarbij stellen.

De voorzitter:
Tot slot, kort graag.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Wil de minister nog toezeggen dat hij — die unaniem aangenomen motie die door mij was ingediend — met de minister van Financiën blijft inbrengen dat die weging plaats moet gaan vinden ondanks manifest verzet van Zuid-Europa en Japan?

Minister Rutte:
De motie-Van Rooijen is bij iedereen bekend.

De heer Omtzigt (CDA):
Maar dan mag ik toch aannemen dat de regering zich houdt aan de road map en dat er geen stappen genomen worden voor verdere risicobeoordeling in dat Europees depositogarantiestelsel totdat er — en dat vraagt de heer Van Rooijen ook — een weging is van de staatsobligaties?

Minister Rutte:
The weighing of government bonds, prudential weighing of government bonds, on bank balance sheets.

De voorzitter:
In het Nederlands!

Minister Rutte:
Ik ken de zinnen zelfs in het Engels uit mijn hoofd. We hebben het er zo vaak over gehad. Maar ik verwacht daar echt geen voortgang, zeker nu niet, maar ook eind dit jaar, als er al voortgang is, verwacht ik de grootste kans op die afspraken dat er een midterm fiscally-neutral backstop moet komen op het Single Resolution Fund. Denkbaar is dat dat het Europees ...

De voorzitter:
Ik dacht dat wij hier Nederlands spraken, maar ...

Minister Rutte:
... het ESM is. En ook daar liggen ingewikkelde vraagstukken, want ik herinner mij dat wij zelfs ook nog telefonisch contact hadden tijdens de laatste Europese Raad, omdat de Italianen toen grote problemen maakten, überhaupt van conclusies waarin gelezen zou kunnen worden dat dat leidt tot ... Dat stond er niet eens letterlijk, maar je kon er drie lagen diep in lezen dat je daarvoor een systeem nodig had om sovereign debt te herstructureren. Daar is ook nog helemaal geen voortgang op. Maar dat zit nu bij de minister van Financiën en als je al voortgang hebt ergens, zou het daar kunnen zijn.

De heer Omtzigt (CDA):
Die tweede is wel belangrijk, want tot nu toe hadden we altijd als voorwaarde dat er een sovereign debt restructuring mechanism zal zijn. Voorzitter, in het Nederlands: een mechanisme waarbij een staat die te veel schulden heeft eerst die schulden afschrijft voordat het voor hulp in aanmerking komt. Blijft dat de Nederlandse voorwaarde?

Minister Rutte:
Ja, maar dan gaat het om de manier waarop je dat doet. Maar dat is echt iets wat ik tegen de heer Omtzigt zeg. Bespreek dat nou met Wobke Hoekstra, de minister van Financiën, want die voert die onderhandelingen — en anders ga ik daar doorheen varen — in de groep van ministers van Financiën. Maar collective action clauses, single limp, dan gaan we helemaal de techniek in. Ik stel echt voor dat de heer Omtzigt dat even bespreekt met de minister van Financiën.

De voorzitter:
Tot slot, de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter, dat bespreek ik regelmatig met de minister van Financiën, bij de meeste eurogroepen. En toch vraag ik hier ook aan de premier: is hij ervan overtuigd dat we daar dus geen verdere stappen nemen, ook niet bij het Single Resolution Fund? Want dat stond in onze eigen afspraken hier, dat wanneer er geen manier is van schuldafschrijving op staten, we die backstop niet onderbrengen. Dat vraag ik aan de premier omdat ...

Minister Rutte:
Ik heb het net al drie keer gezegd. Dus we vragen echt naar de bekende weg.

De heer Omtzigt (CDA):
Is het antwoord ja?

Minister Rutte:
Ja, maar het punt is: dan moet de heer Omtzigt specifiek zijn en dan komen we in een heel ander debat, dat hij met de minister van Financiën moet voeren. Namelijk: wat is de techniek achter sovereign debt restructuring mechanisms? Daar zit nog een hele wereld achter weg. Daar heb ik me niet op voorbereid voor vandaag, maar we hebben afgesproken: er moet een manier zijn van schuldafschrijving op sovereign debt. Die moet geherstructureerd kunnen worden, zo veel mogelijk ook automatisch, als je überhaupt toe wilt naar een SRM backstop.

De voorzitter:
Tot slot, meneer Omtzigt.

Minister Rutte:
Maar wij zitten elkaar te overtuigen van iets waar we het al duizend keer over gehad hebben, waar in Europa geen stap voortgang op is.

De voorzitter:
Tot slot, meneer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):
Nee, maar de laatste zin was wel duidelijk en die techniek gaan we aan, maar de premier zegt hier: er moet eerst een schuldafschrijvingsmechanisme zijn voordat de backstop naar het ESM gaat.

Minister Rutte:
Voordat de heer Omtzigt nu heel blij wordt: over de manier waarop je zo'n schuldafschrijvingsmechanisme inricht kun je nog uren praten. Dat is waar ik hem op wijs.

De voorzitter:
Dat gaan we niet doen. Ik ga naar mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Er is wel een hoop nodig, hè, om die euro een beetje te stutten. Ik heb een vraag gesteld over het Europees stabilisatiemechanisme. Dat moet ook programma's gaan uitvoeren. Dan wordt het een soort Europees monetair fonds, daar ziet het in ieder geval naar uit. Volgens mij is er ook wel enigszins consensus over en zijn de gesprekken daarover gaande. Dan gaat het niet om besluitvorming, dat begrijp ik hartstikke goed. Maar het gaat natuurlijk wel over gedachtewisseling. Is de minister-president het met mij eens dat, op het moment dat dat nu voorligt en je daar verder over praat, dit de kans is om nu te zeggen: dan moeten we het ook democratiseren? Dan moet het ook aan de verslagleggingseisen van accountants voor bedrijven voldoen, waar de hele Unie onder valt en dan gaan we iets doen aan die onschendbaarheid van de mensen die daar werken?

Minister Rutte:
Ook dat staat allemaal niet op de agenda, echt niet. We praten nu weer helemaal ins blaue hinein. In het regeerakkoord staat wat wij als coalitie willen met het ESM. Vanuit dat postulaat voer ik de onderhandelingen. Vooral Wobke Hoekstra, de minister van Financiën, doet dat op dit moment overigens in de eurogroep. Maar er liggen nu op dat punt helemaal geen voorstellen. Het ESM willen wij hervormen. Ik heb net uitgelegd hoe we dat willen doen. Dat willen we ook versterken. De democratische controle is geregeld, want het is intergouvernementeel en wat ons betreft blijft dat zo. Dat betekent dat de controle gewoon bij de nationale parlementen ligt. Over de informatievoorziening zijn duidelijke afspraken gemaakt. Het is overigens al een permanent noodfonds en geen tijdelijk noodfonds, als opvolger van het tijdelijke EFSF. Daar gaan we de komende dagen geen conclusies op zien. Als er iets dreigt, gaan we dat eerst hier bespreken.

De voorzitter:
Mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik weet dat er geen conclusies worden getrokken, maar ook de gedachtewisseling en een beetje keuvelen en kabbelen met de heer Draghi van de Europese Centrale Bank en met de eurogroepvoorzitter Centeno is iets waard. Daar worden ook dingen gezegd. Volgens mij is het heel er goed dat Nederland zegt: als het, inderdaad permant geworden, steunfonds, noodfonds, leningenfabriek of hoe je het wilt noemen, meer taken krijgt, is dit het moment om het wel te democratiseren. Want we hebben er nu geen zeggenschap over. En nu is het moment om bijvoorbeeld die onschendbaarheid aan te pakken. Dat is eigenlijk je reinste flauwekul.

Minister Rutte:
Het is intergouvernementeel. Feitelijk is unanimiteit nodig voor het toekennen van steunprogramma's via de board of governors, dat zijn de ministers van Financiën. Dat gaat via de nationale parlementen. Wij willen het graag intergouvernementeel houden.

Dan kom ik bij Saudi-Arabië. Dat is niet voorzien voor deze top, maar het kan voorkomen dat we het er in de marge over gaan hebben. Maar ik zie de heer Omtzigt ...

De voorzitter:
Ik ook, maar als u deze vraag nog beantwoordt ...

Minister Rutte:
Saudi-Arabië is dan het volgende onderwerp.

De heer Omtzigt (CDA):
Mijn vraag gaat over Italië.

Minister Rutte:
Eén ding over Italië, voorzitter. We hebben er heel veel dingen over gezegd, maar op dat punt is nu de Commissie aan zet. De eerste signalen uit de Commissie zijn niet zodanig dat men daar een slappe lijn op gaat kiezen. Integendeel, en dat bevalt mij en dat zal ik ook steunen. Maar meer gaan wij er morgen ook niet over zeggen in de eurogroep wat mij betreft. Ik wil nu niet door het proces heenlopen waarin de Commissie nu aan zet is.

De heer Omtzigt (CDA):
De Commissie is inderdaad nu aan zet, maar treft Nederland ook enige voorbereidingen voor het geval dat het goed misgaat in Italië?

Minister Rutte:
Ik heb dat nu hier niet paraat. Dat zou ik toch echt even met de minister van Financiën bespreken. Volgens mij is het zo dat wij altijd nadenken over systeemrisico's, waar die ook vandaan zouden kunnen komen, in het eurosysteem. Maar dat heb ik nu niet voorbereid.

De voorzitter:
Tot slot, meneer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik mag dus aannemen dat de Nederlandse regering nadenkt over een van de grootste systeemrisico's, namelijk de financiële problemen in Italië.

Minister Rutte:
Ja, daar denken we over na, maar ik heb nu niet een antwoord paraat voor als zich dat zou voordoen, en ik wil daar liever ook niet over speculeren. Dadelijk staat er in de internationale pers: Rutte verwacht dat er een systeemrisico van Italië is. En dat verwacht ik niet. Dus daar ga ik in het openbaar niet over speculeren.

De voorzitter:
Dan stel ik voor dat u naar de vragen over Saudi-Arabië gaat.

De heer Omtzigt (CDA):
Tot slot nog één vraag: de premier denkt dus niet dat er op dit moment een systeemrisico is in Italië?

Minister Rutte:
Denkt de heer Omtzigt nu dat het zin heeft dat ik in het openbaar erover ga speculeren dat een van de grootste EU-lidstaten mogelijk — en dan moeten we vijf, zes stappen doordenken — in een scenario A, B of C terecht kan komen? Wij hebben er toch geen belang bij om daarover hier in het openbaar te gaan speculeren?

De voorzitter:
Dan stel ik voor dat u verdergaat.

Minister Rutte:
Voorzitter. De berichtgeving in de media over de zaak-Khashoggi is zeer zorgelijk. Het gaat overigens ook snel. We zitten er bovenop. We willen duidelijkheid over het lot van Khashoggi en Saudi-Arabië dient daar gehoor aan te geven. Hier is een betrouwbaar en transparant onderzoek voor nodig. Wij steunen daarbij ook het initiatief van de Fransen, de Duitsers en de Britten. Minister Hoekstra heeft gezegd dat, vanwege de zorg en onzekerheden, het momenteel niet in de rede ligt dat hij gaat. Wij volgen de situatie van uur tot uur. Besluiten over zijn deelname zullen naar verwachting uiterlijk eind deze week genomen worden en mogelijk eerder. Dat geldt natuurlijk ook voor de missie van minister Kaag volgende maand. Ook daarvoor geldt dat we het stap voor stap doen. We dringen aan op een geloofwaardig onderzoek. Ik maak nog een laatste opmerkingen hierover: het kabinet zal vrijdag weer een aanvullende brief sturen aan de Kamer.

De voorzitter:
Dat is ook zo afgesproken, want dit onderwerp is tijdens het mondelinge vragenuur uitgebreid besproken met minister Kaag.

Minister Rutte:
Ja, en wat ik nu net zeg, is daarmee volgens mij in lijn.

De voorzitter:
Daar is ook toegezegd dat er deze week een brief naar de Kamer komt. Dus de discussie van afgelopen dinsdag gaan we nu niet dunnetjes overdoen, meneer Van Ojik, hoe belangrijk het onderwerp ook is.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Heel goed dat u mij op dit punt bij de les houdt, voorzitter. Mijn vraag gaat over iets wat de minister-president nu net zei over de agenda van de Europese Raad. Hij zei: het staat niet op de agenda van de Europese Raad. Als ik het goed heb, staat er altijd wel zoiets op als "actuele punten van buitenlands beleid" of zo.

Minister Rutte:
Nee, er is geen w.v.t.t.k. Voor de kijkers: wat verder ter tafel komt.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Er is geen w.v.t.t.k.

Minister Rutte:
Nee, maar het kan natuurlijk aan de orde komen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Het kan aan de orde komen. Mijn vraag aan de minister-president is: zou hij ervoor willen zorgen dat het aan de orde komt?

Minister Rutte:
Nee, dat vind ik echt nu een zaak van de Raad Algemene Zaken en de Raad Buitenlandse Zaken. Dit hoort nu op al die plekken. En als het aan de orde komt, zal ik deze positie zo daar herhalen en de Britten, de Duitsers en de Fransen steunen bij hun initiatief.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Rutte:
Ik moet nog antwoorden op een paar laatste vragen. Ook over e-evidence is een uitvoerig debat gevoerd met de Kamer, tijdens het AO JBZ-Raad. Daar heeft de minister van Justitie en Veiligheid Grapperhaus gezegd dat wij voorstander zijn van het e-evidencevoorstel omdat het huidige systeem niet meer werkt in deze digitale tijd. Maar er zijn waarborgen nodig. Daarom zet minister Grapperhaus in op een notificatieprocedure waarbij de Nederlandse overheid altijd wordt geïnformeerd als gegevens worden opgevraagd, en ook zo nodig kan interveniëren wanneer mensenrechten of nationale belangen in het geding zijn. In de JBZ-Raad van vorige week was hiervoor steun van een blokkerende minderheid. Dit komt terug in de JBZ-Raad van december. Er komt ook een algemeen overleg met de Kamer, begrijp ik, voorafgaand aan de JBZ-Raad. Ik zou ook hiervan willen zeggen: laten we dit dan daar verder afkaarten, want dit is de komende dagen niet een groot onderwerp.

De voorzitter:
Was u klaar met uw punt?

Minister Rutte:
Ik heb nog een paar andere kleine punten. Zal ik die ook meteen doen?

De voorzitter:
Ja.

Minister Rutte:
Komt de artikel 7-procedure tegen Hongarije op deze Europese Raad? Nee, die ligt nu bij de Raad Algemene Zaken. Ik ben het eens met wat de heer Van Ojik daarover zei. Dat gaat volgens mij nu op een goede manier.

Zijn er nog ontwikkelingen te melden rond het Europees Openbaar Ministerie? Nee. Het voorstel moet nog behandeld worden. De Kamer krijgt op korte termijn het BNC-fiche.

Op de vragen over het MFK heb ik net al geantwoord richting de heer Verhoeven, naar aanleiding van een aantal interrupties.

De uitspraak van mevrouw Bijleveld moet figuurlijk worden gelezen. Dat heeft ze ook zelf gezegd. Toen Rinus Michels zei: "voetbal is oorlog" bedoelde hij dat ook niet letterlijk.

Tot slot vroeg de heer Verhoeven: Polen blokkeerde de lhbti-Raadsconclusies en wat deed Nederland? Inderdaad blokkeerde Polen vorige week in de JBZ-Raadsconclusies over het Handvest van de Grondrechten van de EU vanwege bezwaren tegen die paragraaf. Dat was voor Nederland en veel andere lidstaten onaanvaardbaar. Daarom is op Nederlands aandringen gekozen voor de vorm van voorzitterschapsconclusies. Deze worden onder eigen verantwoordelijkheid van het voorzitterschap uitgebracht, maar werden door eigenlijk vrijwel alle lidstaten ondersteund. Op deze manier zijn we erin geslaagd de belangrijke boodschap over de rechten van lhbti's overeind te houden en zijn we niet gezwicht voor de Poolse druk.

Daarmee heb ik alle vragen beantwoord, voorzitter.

Mevrouw Leijten (SP):
Dat de justitiële Raad verder spreekt over die verordening inzake data die worden opgevraagd en dat we allemaal vinden dat, als het al gebeurt, dit onder voorwaarden moet gaan, is prima, maar er ligt een compromisvoorstel van de Oostenrijkers op tafel waarin dat niet geborgd is. En er ligt ook een voorstel op tafel waarbij ze zeggen: we gaan deze E-evidenceverordening alvast uitbreiden met niet alleen het opvragen van data maar ook real-life-tappen. Daarvan kunnen wij toch in ieder geval zeggen: totdat die discussies in ieder geval zijn afgerond, gaan we dat niet doen?

Minister Rutte:
Maar dat ligt nu niet voor op de Europese Raad. Het komt allemaal terug bij de JBZ-raad. Op dit moment is Nederland er in ieder geval in geslaagd om een blokkerende minderheid te helpen opbouwen langs de lijnen die ik net geschetst heb. Dus dat lijkt mij in ieder geval een goeie eerste stap.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik heb nog even de antwoorden gemist op mijn vragen over de visserij en de brexit.

Minister Rutte:
Die heb ik gegeven.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
O, dan moet ik ze even teruglezen. Mijn excuses. Maar de premier ging heel snel heen over de opmerking die ik had gemaakt over zijn samenwerking met Macron. Ik zou toch willen vragen of hij daar nog op in wil gaan. We volgen de premier met grote belangstelling ...

Minister Rutte:
Ik merk het!

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
...maar we zouden willen weten of hij bij Macron aangeeft dat Nederland geen ruimte ziet voor een Europese begroting voor de eurozone en voor een Europese minister van Financiën.

Minister Rutte:
Op de vragen over visserij ben ik uitvoerig ingegaan. Gezien de tijd verwijs ik daarnaar. Maar ik denk dat mevrouw Van der Graaf tevreden zal zijn met het antwoord, want wij trekken daar aan dezelfde kant van het touw. Macron? Ik beschouw dat toch een beetje als een partijpolitieke vraag, omdat dat niet gaat over mijn rol waar ik hier sta, maar als laatstgekozen lijsttrekker van de VVD. Wij zijn als partij aan het kijken hoe wij omgaan in het hele Europese partijpolitieke landschap. Daarover kan ik nu niet te veel zeggen vanuit deze rol, want dan zou de rest van het kabinet denken: waar heeft hij het nou over? Dat Nederland en Frankrijk het niet over alles eens zijn klopt, maar wel over heel veel. Ik heb weinig collega's in de Europese Raad met wie ik over zo veel onderwerpen zo uitgebreid overeenstemming heb, of het nou gaat om internationale handel, om de interne markt, de balans tussen vrij en eerlijk en open, migratie, buitengrenzen en klimaat. Daar staan we heel dicht bij de Fransen. Op de euro delen we ook heel veel posities, maar er zijn ook nog wel een paar kleine terreinen van discussie. Maar goed, dat is even iets over de positie Nederland-Frankrijk. Ik kan natuurlijk niet zo heel veel zeggen over de positie VVD-Macron.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dat begrijp ik. Maar dan begrijp ik de woorden van de premier zo dat hij zich als premier houdt aan de afspraken die wij hier hebben: geen begroting voor de eurozone en geen Europese minister van financiën. Ik begrijp zijn woorden zo dat hij die lijnen stevig bewaakt als premier van Nederland.

Minister Rutte:
Als ik mij dan één partijpolitieke opmerking mag permitteren, meen ik dat op deze onderwerpen ChristenUnie en VVD heel dicht bij elkaar staan.

De voorzitter:
U mag even iets terugzeggen, mevrouw Van der Graaf.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dat VVD en ChristenUnie op dat punt dicht bij elkaar staan is prima, maar ik zou toch graag een bevestiging willen hebben ...

Minister Rutte:
Het regeerakkoord is leidend.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Helder.

De voorzitter:
Oké. Ik zie u staan, meneer Van Rooijen. Alleen als het een vraag is die niet is beantwoord door de premier. Anders gaan we nu naar de tweede termijn.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
De minister-president ...

De voorzitter:
Alleen als een vraag niet is beantwoord.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik had een aantal voorbeelden genoemd, waaronder het depositogarantiestelsel. Ik heb met name de minister van Financiën en de eurobegroting genoemd, maar die vraag is niet beantwoord. Via mevrouw Van der Graaf is dat alsnog gebeurd.

Minister Rutte:
Het regeerakkoord is leidend. Absoluut.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu naar de tweede termijn van de kant van de Kamer en ik geef de heer Van Ojik het woord.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. Dank aan de minister-president voor de beantwoording. Ik snap heel goed dat dit debat over zoiets als brexit, waar bij wijze van spreken elk uur situatie en politieke actualiteit veranderen, geen finale helderheid oplevert. Bij migratie heb ik het gevoel dat we misschien toch weer eens goed zullen moeten kijken wat eigenlijk de Nederlandse inzet is en wat de inzet is van andere lidstaten in de Europese Unie. We moeten onszelf de vraag stellen of datgene wat we willen, dus die ontschepingsarrangementen en die gecontroleerde centra, aansluit op het doel waarover we het met z'n allen eens zijn, namelijk geen mensen die verdrinken op de Middellandse Zee, geen ongecontroleerde en ongeorganiseerde migratie. De vraag of middel en doel op elkaar aansluiten, zou echt weer wat fundamenteler bediscussieerd mogen worden. Daar zal ik graag het initiatief toe nemen.

Wat betreft Saudi-Arabië, mijn laatste punt, voorzitter: ik denk dat het goed zou zijn als ook de regeringsleiders hierover zouden spreken, gezien de ernst van de situatie. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de journalist Jamal Khashoggi tijdens zijn ondervraging in het Saudische consulaat te Istanbul lijkt te zijn vermoord;

overwegende dat mensenrechten in Saudi-Arabië op grote schaal geschonden worden;

overwegende dat de wapenleveranties van diverse Europese landen aan Saudi-Arabië onverminderd doorgaan;

overwegende dat deze wapens een cruciale rol spelen in de oorlog in Jemen, waar de bevolking door Saudische bombardementen ernstig lijdt en waar grote hongersnood dreigt;

verzoekt de regering zich er bij de Europese top voor in te zetten dat de lidstaten stoppen met het leveren van wapens aan Saudi-Arabië,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Karabulut, Ploumen, Van Rooijen, Verhoeven en Van der Graaf.

Zij krijgt nr. 1368 (21501-20).

Dank u wel. Mevrouw Leijten namens de SP.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik wil twee opmerkingen maken en ik heb twee moties. Ik begin met de opmerkingen. Salzburg was een ongeluk. Ik had de minister-president gevraagd: we krijgen toch niet weer ongelukken? Kunnen we afspreken dat haantjesgedrag of egogedrag niet boven de belangen van burgers gaat, of die nou wonen op het Ierse eiland, in het Verenigd Koninkrijk of in de lidstaten van de Unie?

Dan nog een vraag. We hebben net gezien dat de Spaanse regering de diplomatieke banden met Vlaanderen heeft opgezegd. Nou is een conflict tussen Catalonië en Spanje al niet fraai binnen de Unie, zeker niet omdat de gekozen volksvertegenwoordigers worden vastgezet, maar nu het een Uniedimensie krijgt, zou ik toch graag van de regering willen weten wat dit precies betekent.

Dan de moties, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er grote zorgen zijn, ook in EU-verband, over het verdwijnen van en de mogelijke moord op journalist Jamal Khashoggi in het consulaat van Saudi-Arabië in Istanbul, Turkije;

constaterende dat de minister van Financiën overweegt volgende week deel te nemen aan de conferentie Future Investment Initiative in de Saudische hoofdstad Riyad;

roept de minister op niet deel te nemen aan deze conferentie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten, Karabulut, Ploumen en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1369 (21501-20).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voorliggende Europese verordening over het verzamelen van opgeslagen online data, de E-evidenceverordening, een lidstaat in staat stelt zonder justitiële tussenkomst data te verzamelen van gewone mensen uit een andere lidstaat;

van mening dat het verstrekken van data altijd onderhavig moet zijn aan het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

constaterende dat serviceproviders niet voldoende in staat zijn deze afweging tussen grondrechten en een gerechtelijk bevel uit een andere lidstaat te maken;

verzoekt de regering niet akkoord te gaan met een onderhandelingscompromis dat geen informatie- en interventierecht geeft aan de bevoegde autoriteit in de lidstaat waar de serviceprovider of persoon in kwestie zich bevindt;

verzoekt de regering voorts zich te verzetten tegen de uitbreiding van het voorstel naar het rechtstreeks tappen van mensen in andere lidstaten, de real time interception,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1370 (21501-20).

Mevrouw Maeijer namens de PVV.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Voorzitter. In mei van dit jaar tekende staatssecretaris Harbers namens Nederland al de Verklaring van Marrakesh, die migratie bevordert vanuit Afrika naar Europa. In december van dit jaar ligt het VN-migratiepact klaar voor ondertekening. Meerdere landen hebben al besloten om niet te tekenen, onder andere vanwege de inbreuk op de soevereiniteit. Nederland is uiteraard van plan om weer te tekenen bij het kruisje, zo horen we net. Dat is een ontzettend slecht idee. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op 10 en 11 december 2018 een Intergouvernementele Conferentie in Marokko bijeenkomt om het mondiale pact inzake veilige, ordelijke en reguliere migratie goed te keuren;

overwegende dat ondertekening van dit pact niet in het Nederlands belang is;

verzoekt de regering dit pact niet te tekenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Maeijer en Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1371 (21501-20).

Dank u wel. De heer Van Rooijen namens 50PLUS.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter. Ik dank de premier voor de beantwoording. Allereerst wil ik hem nog met klem vragen om er bij zijn collega's op aan te dringen dat er een concrete datum komt waarop er sprake is van een point of no return als het om de brexit gaat. Voor iedereen die daarmee te maken heeft, is de omschrijving "voor het einde van dit jaar" echt onvoldoende. Zij en wij moeten weten waar zij en wij aan toe zijn.

Het is goed om te horen dat er wordt gewerkt aan een breed Europees marshallplan voor Afrika. Mijn fractie wacht met belangstelling op de BNC-fiche van het kabinet.

50PLUS maakt zich met andere fracties in deze Kamer grote zorgen over de wijze waarop Saudi-Arabië opereert. Mede daarom heb ik de motie van de heer Van Ojik meeondertekend. We hebben ook zorgen over het onvermogen binnen de Europese Unie om tot concrete werkbare afspraken te komen over het migratiebeleid. Wat de premier daarover heeft gezegd, maakt die zorgen eerder groter dan kleiner. Mijn fractie betreurt het dat de premier de opmerkingen over financiële zaken eigenlijk doorschuift naar december, omdat er deze week geen besluiten worden genomen. We weten immers dat elk gesprek dat je hierover voert, onderdeel is van de besluitvorming. Het is een geleidelijk sluipend proces, zou je kunnen zeggen, zeker als het gaat om de risico's die het sinterklaasbeleid in Italië nu met zich meebrengt voor de hele euro. Dan vind ik de antwoorden van de minister-president teleurstellend.

Tot slot, voorzitter. Wat gaat de premier zeggen tegen zijn Italiaanse collega? De Italiaanse begroting gaat immers tegen de EMU-afspraken in dezen in. Gaarne een duidelijk antwoord.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ploumen, die de heer Asscher even vervangt, namens de PvdA. Dat zeg ik even voor degenen die het niet weten.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik dien twee moties in, te beginnen met een motie tegen de race naar de bodem voor bedrijven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat een race naar de bodem in de belastingtarieven voor bedrijven moet worden voorkomen;

verzoekt de regering om in Brussel te pleiten voor een Europees minimumtarief voor de vennootschapsbelasting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1372 (21501-20).

En de motie is ondertekend door ...?

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Door mijzelf.

De voorzitter:
Oké, dan mag het.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Iedereen is van harte uitgenodigd om voor de motie te stemmen.

Voorzitter. Mijn tweede motie gaat over de verdwijning van en vermoedelijke moord op de Saudische journalist Khashoggi. Net heeft The Wall Street Journal nog gruwelijkere details gepubliceerd dan we tot nu toe hebben gehoord. Mede daarom dien ik deze motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de verdwijning van en vermoedelijke moord op de Saudische journalist Khashoggi niet zonder gevolgen kan blijven;

constaterende dat er een handelsmissie van minister Kaag naar Saudi-Arabië gaat van 18 tot en met 21 november;

verzoekt de regering alle bezoeken en handelsmissies uit te stellen totdat er duidelijkheid is over de betrokkenheid van Saudi-Arabië bij de verdwijning van en de vermoedelijke moord op Khashoggi,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ploumen, Karabulut en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1373 (21501-20).

Dank u wel. De heer Omtzigt namens het CDA.

Meneer Stoffer, heb ik u overgeslagen?

De heer Stoffer (SGP):
Ja, ik sta op de lijst vóór de heer Omtzigt.

De voorzitter:
Even kijken, hoor. U heeft helemaal gelijk, maar op de lijst stond de heer Bisschop. Dit was een oude sprekerslijst. U heeft in de eerste termijn ook gesproken. Mijn fout. Gaat uw gang, meneer Stoffer.

De heer Stoffer (SGP):
Ik dacht al: misschien heb ik zo lelijk gedaan in de interruptiemicrofoon dat ik niet meer mag.

De voorzitter:
Nee, nee, zo ben ik niet.

De heer Stoffer (SGP):
Dat had ik ook niet gedacht eigenlijk.

Voorzitter. Ik dank de premier voor de beantwoording. Ik heb uiteraard geprobeerd om hem wat woorden in de mond te leggen over het VN-migratiepact. Ik begreep ook wel dat dit niet hier aan de orde kwam, dus we gaan de parlementaire weg volgen om te kijken of we daar toch nog een keer over kunnen spreken. Dat is onze uitdaging.

Voor de rest wens ik de premier veel succes bij het verdedigen van de Nederlandse belangen, ook in het kader van brexit. Ik heb daar alle vertrouwen in. Ik als ingenieur zou willen vragen aan de historicus Rutte — dit is een compliment — om als bruggenbouwer op te treden. Zorg vooral dat de brug tussen ons het Verenigd Koninkrijk overend blijft. Daar wens ik hem veel succes bij.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Stoffer. Dan ga wel naar de heer Omtzigt namens het CDA.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Ik sluit me bij de voorgaande woorden aan. Ik hoop dat die brug overeind blijft, maar ook dat Nederland goed voorbereid is voor het geval die brug even een beetje shaky gaat worden, want dan gaat dat buitengewone gevolgen hebben voor Nederland.

Voorzitter. Een tweede onderwerp was de verdwijning van de heer Khashoggi. Ik heb daar de volgende motie voor. Ik prijs de regering dat zij samen met de andere grote landen in de Europese Unie die verklaring ondertekend heeft, maar ik zou het zeer te prijzen vinden als de Europese Unie, hetzij op deze Europese top, hetzij op een volgende RBZ, dit ook gezamenlijk met 27 landen gaat doen en op een onafhankelijk onderzoek aandringt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor de internationale verhoudingen van groot belang is dat complete helderheid wordt verschaft over de gebeurtenissen, aanleidingen en verantwoordelijken rondom de verdwijning van en mogelijke moord op de Saudische journalist Jamal Khashoggi in het consulaat van Saudi-Arabië in Turkije;

roept de regering op om bij de komende Europese top een voorstel tot een gezamenlijke EU-verklaring op tafel te leggen om te komen tot een onafhankelijk en diepgaand onderzoek naar de verdwijning van de heer Jamal Khashoggi,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Van der Graaf en Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1374 (21501-20).

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Ik begrijp de terughoudendheid van de premier om over bepaalde problemen in Italië te praten. Dat siert hem ook. Echter, wij hebben als Tweede Kamer wel een verantwoordelijkheid. Die is om ervoor te zorgen dat het Nederlandse budget niet belast wordt met reddingsacties wanneer dat niet nodig is. Daarom een aanmoediging in de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Italië alle financiële spelregels aan zijn laars lapt;

overwegende dat er zeker in Italië momenteel sprake is van een toename van de financiële risico's, onder andere door een onverantwoorde begroting van de Italiaanse regering, het grotere tekort en sterk oplopende rentes;

spreekt uit dat er geen sprake kan zijn van verdere risicodeling in de bankenunie, zoals risicodeling via een depositogarantiestelsel, zonder strenge eisen aan verdere risicoreductie, die natuurlijk ook voor Italië gelden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt en Aukje de Vries. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1375 (21501-20).

Dank u wel, meneer Omtzigt. Dan geef ik nu het woord aan de heer Anne Mulder namens de VVD.

De heer Anne Mulder (VVD):
Voorzitter, dank. Nog een aantal korte opmerkingen. Te beginnen met de brexit. Het is goed als het kabinet bedrijven nog eens aanspoort om zich voor te bereiden op de brexit nu dat nog niet in voldoende mate gebeurt. Het is misschien ook een zaak die we eens moeten delen met de betrokken staatssecretaris in het kabinet.

Goed dat de minister-president bij zijn Griekse collega blijft aandringen op humanitaire kampen.

Dan het VN-migratiepact, waar mevrouw Maeijer nog naar vroeg. Het is al gezegd dat dit niet juridisch verplichtend is. Het is wel goed om samen te werken om immigratie aan te pakken. Dus mijn fractie heeft daar geen bezwaar tegen. Ik heb gisteren uit de regeling begrepen dat er allerlei momenten zijn om dat nog met de betrokken staatssecretaris te wisselen.

Net als collega Stoffer wens ik de premier succes in Brussel bij het behartigen van onze belangen.

Dank.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Anne Mulder. Mevrouw Van der Graaf namens de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel voor het woord. Dank aan de premier voor de antwoorden op al onze vragen, ook de heel specifieke juridische vragen die wij hebben gesteld over de brexit. Het is niet zomaar iets waar wij mee bezig zijn. Soms is het dan ook nodig om te spreken over what-ifscenario's. Dat hebben wij gedaan. Ik geef hierbij nogmaals aan dat de ChristenUnie het van belang acht dat de relaties met het Verenigd Koninkrijk zo goed mogelijk worden gehouden en dat een soft brexit onze voorkeur geniet, ook om de relatie met het Verenigd Koninkrijk op de lange termijn goed te houden. Dat is in het belang van Nederland. Wij moeten goed zijn voorbereid op alle scenario's, want de gevolgen zijn groot. Wij moeten daar niet lichtvaardig over denken.

Het Europees Parlement moet instemmen met de goedkeuring van het verdrag, maar ook 20 van de 27 lidstaten van de Europese Unie. Dat zien wij dan ook terug, want ik begrijp de boodschap van de premier in eerste termijn heel goed. De hoofdsteden moeten zich daar ook over uitspreken en daar moeten wij ons als parlement dus ook een opvatting over vormen.

Ik wens de premier een goed overleg en heel veel succes bij het behartigen van ook het Nederlandse belang.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Gaag. De heer Verhoeven namens D66.

De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. Dank u wel. Ik heb geen moties. Ik zal er wel een aantal steunen. Er zijn goede moties ingediend.

Dank voor de uitleg van de minister-president over het krachtenveld met betrekking tot het Chequersplan, de EU-basisbeginselen, het wel of niet tot een oplossing komen, de manier waarop dat dan gaat, tijd en tijdsdruk, en zijn voorzichtige hoop. Ik zal die niet zodanig interpreteren dat ik in de Nederlandse pers terug moet lezen dat de premier allerlei dingen heeft gezegd, maar hij durft toch nog de verwachting te hebben dat wij eruit kunnen komen.

Ik ben blij dat ik nog een keer de kans heb gekregen om wat duidelijker het standpunt van D66 over het MFK uiteen te zetten en ook ons standpunt over het innemen van standpunten. Het is goed dat je ook als je een standpunt hebt, weet dat je daar op een bepaalde manier mee kan omgaan.

Dan over e-evidence. Mevrouw Leijten, u zakt wel een beetje onderuit in uw stoel, maar u had nog wel een lastige vraag aan mij gesteld. Dat is een Europees bewarings- en verstrekkingsbevel waarbij een justitiële autoriteit in een lidstaat een serviceprovider kan opdragen om data van een bepaalde persoon in een andere lidstaat te gaan verzamelen. Kort gezegd: D66 is kritisch over dit voorstel. Daar zitten natuurlijk een aantal gevaarlijke situaties in. Een opsporingsdienst in Polen zou kunnen zeggen: wij gaan de serviceprovider in Polen opdragen om bepaalde data van Nederlandse burgers te verzamelen. Misschien kan zelfs als extra mogelijkheid nog worden overgegaan tot real time interception, aldus mevrouw Leijten. Wij zijn daar kritisch over. Ik heb op inhoudelijke gronden een positieve grondhouding bij uw motie. Wij moeten wel even bekijken of wij de onderhandelingspositie van het kabinet niet op een bepaalde manier blokkeren waardoor wij hier niet iets goeds uit kunnen halen. Voor dit punt heeft mevrouw Leijten altijd iets minder aandacht. Inhoudelijk zit ik een heel eind op de dezelfde lijn als mevrouw Leijten.

De voorzitter:
Laat mevrouw Leijten met rust.

De heer Verhoeven (D66):
Maar het proces is ook belangrijk. Dan zal ik proberen mevrouw Leijten, voor de rest van deze week althans, met rust te laten.

De voorzitter:
Te laat. Mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik denk dat het heel goed is dat wij het een keer eens zijn omdat dit echt heel ver gaat. Het zou mij dan ook een lief ding waard zijn als meneer Verhoeven mede wil ondertekenen. Het is niet mijn bedoeling om onze onderhandelingspositie te ondermijnen, maar het is wel mijn bedoeling om een grens aan te geven. Zo gaan wij niet om met de privacy van Nederlandse ingezetenen, maar wat mij betreft ook niet met die van Hongarije of Portugal. Dit horen wij niet op deze manier te regelen.

De heer Verhoeven (D66):
Met dat medeondertekenen zet ik mezelf dan weer vast. Dan kan ik niet tegen de fractie zeggen: jongens laten wij het hier eens over hebben. Wij gaan het er echt heel serieus over hebben en wij gaan er dinsdag over stemmen.

De voorzitter:
Oké. Dank u.

De heer Verhoeven (D66):
Maar mevrouw Leijten heeft gelijk. Er is een grens waar de privacy en de veiligheid op een gegeven moment tegen elkaar aan wringen. Dan moet je een afweging maken. Het is niet wenselijk dat allerlei grote databergen via allerlei vragen uit bepaalde landen over onze burgers worden uitgestort.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Verhoeven (D66):
Maar een rechter moet toestemming geven en het kan dus niet allemaal zomaar. Zo wordt het een beetje voorgesteld, maar dat is natuurlijk niet aan de orde. Dat zou D66 nooit toestaan.

Dank u wel.

De voorzitter:
Tot slot: de heer Baudet.

De heer Baudet (FvD):
Mevrouw de voorzitter. Ik wil graag twee moties indienen en ter stemming voorleggen aan het parlement. De eerste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet voornemens is het Global Compact for Migration in Marakkech te ondertekenen;

overwegende dat dit ingrijpende gevolgen kan hebben voor onze controle op immigratie en een nieuwe golf van massale immigratie uit Afrika en het Midden-Oosten op gang zal kunnen brengen;

overwegende dat Hongarije en de Verenigde Staten aangegeven hebben dit migratiepact om die reden niet te zullen ondertekenen;

overwegende dat ook Polen, Oostenrijk en Denemarken hun ernstige zorgen hebben geuit en waarschijnlijk het pact ook niet zullen tekenen;

roept de regering op het Global Compact for Migration niet te ondertekenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Baudet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1376 (21501-20).

De heer Baudet (FvD):
Mijn tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister-president aangaf dat het aantal immigranten dat in 2015 naar Nederland kwam "niet houdbaar" was;

overwegende dat Nederland een duurzaam immigratiebeleid moet voeren;

roept de regering op te concretiseren hoeveel immigranten per jaar zij dan wél "houdbaar" acht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Baudet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1377 (21501-20).

De heer Baudet (FvD):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Baudet. Ik schors de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 13.21 uur tot 13.26 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de minister-president het woord.

Minister Rutte:
Door de motiebehandeling kom ik ook nog op een paar vragen die gesteld zijn. De eerste motie, op stuk nr. 1368, ontraad ik. Nederland is al zeer restrictief ten aanzien van Saudi-Arabië. Wij zijn het meest restrictief binnen de Europese Unie. Dat doen we ook conform de motie-Servaes uit 2016. Het is staand beleid dat we andere EU-lidstaten oproepen om ook zeer kritisch te toetsen, conform het gemeenschappelijke standpunt wapenexport. Dat moeten we case-by-case benaderen. Dus ik ontraad de motie op stuk nr. 1368. Overigens, mocht deze motie worden aangenomen, dan is het niet zo dat ik kan zeggen dat ik iets aan de agenda van de Europese Raad toevoeg. Dat geldt zo ook voor een andere motie. Zo werkt het niet. Alleen de voorzitter van de Europese Raad gaat over die agenda, dus dat kan niet. Maar als zij wordt aangenomen, zullen we dus andere manieren moeten vinden om daar al dan niet invulling aan te geven.

Dan de motie op stuk nr. 1369. Ik stel voor om die motie aan te houden. Wij voeren op dit moment overleg met de partners. Aanstaande vrijdag komt de brief. Dus ik wil u vragen om die motie aan te houden. Als zij in stemming wordt gebracht, moet ik haar ontraden, want het is nu ontijdig.

Mevrouw Leijten (SP):
De minister van Financiën heeft ons nog een brief toegezegd. Ik ben best bereid om de motie aan te houden tot we die brief hebben gekregen, maar dat betekent dat die brief wel morgen voor de stemmingen moet komen. Want wij zijn natuurlijk volgende week met reces en anders kunnen wij geen uitspraak doen. Kan ik die afspraak maken?

Minister Rutte:
Dat kan ik niet toezeggen. Ik kan altijd dit deel van het stenografisch verslag doorgeleiden naar mijn collega van Financiën.

Mevrouw Leijten (SP):
Weet u wat ik doe, voorzitter? Ik houd de motie aan tot de stemmingen van morgen. Dan geven we de minister van Financiën de gelegenheid om nog voor die tijd te reageren.

Minister Rutte:
Ik geef daar even geen commentaar op, want dat kan ik gewoon niet inschatten.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Leijten stel ik voor haar motie (21501-20, nr. 1369) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rutte:
De motie op stuk nr. 1370 is echt ontijdig. Er is sprake van lopende onderhandelingen. De Kamer is daar uitvoerig over in gesprek, ook in het desbetreffende algemeen overleg met de regering. Volgens mij is Nederland echt bezig om goede resultaten te boeken. Ik heb al verteld over de blokkerende minderheid die Grapperhaus, de minister van Justitie en Veiligheid, voor elkaar heeft gekregen. Het staat ook niet op de agenda van deze Europese Raad. Dus ik ontraad de motie op stuk nr. 1370.

De motie op stuk nr. 1371 ontraad ik met verwijzing naar het debat.

Dan de motie op stuk nr. 1372, over een minimumtarief voor de vennootschapsbelasting. Die staat niet op de agenda van deze Europese Raad. Er zijn complexe onderhandelingen gaande in het kader van de Ecofin. Ik geef de indiener in overweging om dit te bespreken met de minister van Financiën in het betreffende algemeen overleg. Dus thans ontraad ik de motie op stuk nr. 1372.

De motie op stuk nr. 1373 gaat eigenlijk terug naar de eerdere motie van mevrouw ... Even kijken.

De voorzitter:
Mevrouw Leijten.

Minister Rutte:
Ja, mevrouw Leijten, excuus. De SP-motie. Ik zocht ook even welke partij het was. Uiteraard weet ik dat het, als het de SP is, altijd mevrouw Leijten is. De motie op stuk nr. 1373 ontraad ik dus. Ook hiervoor geldt dat we eerst de brief afwachten. Dan komt er ongetwijfeld een debat over. Hier is ook meer tijd voor, want dit is niet voorzien vlak voor het reces.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dan zal ik de motie aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ploumen stel ik voor haar motie (21501-20, nr. 1373) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rutte:
Ook voor de motie op stuk nr. 1374 geldt weer dat ik geen dingen op de agenda van de Europese Raad kan zetten. Zou de motie worden aangenomen, dan zal de Nederlandse regering dit bepleiten in Europees verband. Maar ik kan hier niet toezeggen dat we dit de komende dagen doen, want ik ga er niet over. Maar als het aan de orde komt de komende dagen, dan zal ik het daar natuurlijk bepleiten. Als het de komende dagen niet aan de orde komt, zullen we andere wegen zoeken.

De voorzitter:
Wat is het oordeel?

Minister Rutte:
Dan is het oordeel Kamer. Bij de motie op stuk nr. 1375 wil ik vragen om Italië eruit te slopen. Als Italië uit de motie is, kan ik met de motie leven, want dit is ook het standpunt van de regering. Maar ik vind het niet chic om een motie oordeel Kamer te geven waarin één regering wordt aangesproken, temeer daar op dit moment een gesprek gaande is tussen de Italiaanse regering en de Commissie. Ik ben de heer Van Rooijen nog een antwoord schuldig op zijn tweedetermijnvraag: natuurlijk zal Nederland tegen Italië zeggen dat wij ervan uitgaan dat het de dialoog met de Commissie goed zal voeren en dat wij de Commissie steunen in haar scherpe oordeel. Maar ik vind het ingewikkeld om als regeringsleider een motie oordeel Kamer te geven waarin de Italiaanse regering wordt aangesproken. Ik stel dus voor om die twee verwijzingen naar Italië eruit te halen. De motie wordt daar niet slechter van. Dan is het oordeel Kamer.

De voorzitter:
En als dat erin blijft?

Minister Rutte:
Dan moet ik die ontraden, want ik wil niet te boek staan als degene die een motie aanbeveelt waarin een andere regering wordt behandeld.

Dan wil ik de moties op stukken nrs. 1376 en 1377 ontraden onder verwijzing naar het debat.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we vanmiddag stemmen. Ik dank de minister-president.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Toezicht op bedrijfspensioenvoorziening

Toezicht op bedrijfspensioenvoorziening

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

    - het wetsvoorstel Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PbEU 2016, L 354) (34934).

(Zie vergadering van 11 oktober 2018.)

De voorzitter:
Aan de orde is een hele korte heropening van de wetsbehandeling Wijziging van de Pensioenwet (34934).

De algemene beraadslaging wordt heropend.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Van Rooijen, want hij was degene die om deze heropening heeft gevraagd. En hij is de enige spreker. U heeft een soort status aparte, meneer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter. Na het lange debat van gisteravond met de premier en vanochtend weer, nu een debat met de minister van Sociale Zaken. Ik vraag me weleens af of ik hier in de Kamer mijn tenten moet opslaan, maar dat terzijde. Ik ben de enige spreker. Dat is ook apart. Eenzaam, maar niet alleen.

Diverse deskundigen hebben zich op het standpunt gesteld dat er wel degelijk strijdigheid is ... O, pardon, voorzitter! Ik pakte het verkeerde blaadje.

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van mijn vragen. Ik ben blij met zijn duidelijke antwoorden op vraag 3, waarin hij onmiddellijk erkend dat de VwEU, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, behoort tot het primaire recht van de Europese Unie, en dat de richtlijnen behoren tot het secundaire recht van de Europese Unie. De minister schrijft: "Het is dan ook juist dat de richtlijn niet in strijd mag zijn met dat Europees Verdrag, omdat dat van een hogere orde is". Maar vervolgens geeft de minister geen duimbreed toe, want hij stelt eveneens: "Ik heb geen reden om aan te nemen dat de richtlijn in strijd is met het Europees Verdrag". De rest van de brief met antwoorden moet ik dan ook beschouwen als een uiterste poging om recht te praten wat krom is.

Bij vraag 1 zegt hij het volgende: "Zogeheten interne situaties, oftewel situaties waarin alle aspecten zich in één lidstaat afspelen, worden niet door de vrijheden geraakt". Dat is juist, maar hier gaat het helemaal niet om. Het punt is dat grensoverschrijdende overdrachten zich niet binnen één lidstaat afspelen, en derhalve de verdragsvrijheid of de vrijheid van dienstverrichting, wel wordt geraakt. Daar hebben we het over. De voorgestelde regels bevatten een beperking van de mogelijkheid om overdrachten te doen aan buitenlandse pensioenaanbieders. Daarom is er voor die buitenlandse aanbieders een belemmering van hun mogelijkheid pensioendiensten aan te bieden, een belemmering die niet geldt voor binnenlandse aanbieders. Dit kan, zoals de minister erkent, niet recht gepraat worden met alleen het argument dat de richtlijn dit toelaat, met dien verstande dat het voorstel uit de tweede nota van wijziging wel veel verder gaat dan hetgeen de richtlijn voorschrijft. Immers, de minister erkent dat een richtlijn niet strijdig mag zijn met een Europees verdrag als zijnde regelgeving van hogere orde. De principiële vraag die ik de Kamer en de minister nu voorleg, is of de richtlijn waar we over spreken, die we met een wet implementeren, niet strijdig is met het verdrag. De minister antwoordt dat de Afdeling advisering van de Raad van State zich daar al over gebogen heeft, maar, minister, in het advies van de Raad van State staat daar geen enkele opmerkingen over. Mijn vraag is eigenlijk wat we daaruit af moeten leiden.

Diverse deskundigen hebben zich op het standpunt gesteld dat er wel degelijk strijdigheid is met het verdrag: professor Lutjens, professor Van Meerten en meester De Greef. Dat zijn niet de mindere goden op het gebied van EU- en pensioenrecht; dat weten we in dit gezelschap allemaal. Er is dus minstens reden om de Raad van State hier alsnog expliciet over te laten adviseren. Voor grensoverschrijdende waardeoverdrachten gelden strengere eisen dan voor binnenlandse. Dat is volgens professor Van Meerten in strijd met Europese regels. In Pensioen Pro stelde hij recent dat er maar een conclusie mogelijk is, ik citeer: "Voor waardeoverdrachten binnen en buiten Nederland moeten dezelfde regels gelden". Als het kabinet vasthoudt aan dit onderscheid, dan zou een deelnemer zich op strengere Europese regels kunnen beroepen bij een collectieve waardeoverdracht binnen Nederland. Meester De Greef verwoordde het als volgt. "Door aan de binnenlandse collectieve waardeoverdracht minder voorwaarden te verbinden dan aan de grensoverschrijdende, wordt een verkeerd signaal afgegeven naar de andere lidstaten. Het komt mij nogal krampachtig voor en dat is onterecht. Binnen de EU zijn alle lidstaten immers aan dezelfde minimumeisen gebonden op grond van IORP en Solvency."

"Krampachtig" is inderdaad het juiste woord voor de opstelling van de minister. Als zo'n zwaar juridisch gezelschap het tegenovergestelde beweert van de minister, dan heeft hij redelijkerwijs toch geen andere keus dan letterlijk en figuurlijk de koninklijke weg te bewandelen? Ten eerste: wil hij dus alsnog de Raad van State expliciet om advies vragen over de vraag of de richtlijn strijdig is met het EU-verdrag? Ten tweede: wil de minister de tweede nota van wijziging alsnog voorleggen aan de Raad van State, zoals vorige week in een door mij ingediende motie al is gevraagd? Gelet op het uitermate grote belang van de zaak, had ik de Kamer voorgesteld om nog met spoed een hoorzitting te houden met de professoren Van Meerten en Lutjens, alsmede de heer De Greef. Daar is vanochtend helaas geen meerderheid voor gebleken, maar dat er voldoende juridische haken zijn voor advies van de Raad van State is toch wel het minste. Ik ga er overigens van uit dat de senaat volgende maand in dezen haar taak serieus zal vervullen.

Voorzitter, dank u wel. Ik heb nog wel een motie, ten slotte.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister er bij de gewijzigde pensioenfondsenrichtlijn (IORP II) van uitgaat dat er geen sprake is van strijdigheid met het EU-verdrag (VWEU);

overwegende dat diverse vooraanstaande deskundigen op het gebied van pensioenen en EU-recht stellen dat er wel degelijk sprake is van strijdigheid met het EU verdrag;

verzoekt de regering alsnog de Raad van State advies te vragen of deze richtlijn strijdig is met EU-recht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Rooijen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (34934).

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan geef ik nu het woord aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die ik ook van harte welkom heet.

Minister Koolmees:
Dank u wel, mevrouw de voorzitter en dank u wel, meneer Van Rooijen voor de gestelde vragen. In mijn beleving zijn dit onderwerp en mijn antwoorden ook in de tweede termijn uitgebreid aan de orde geweest, dus ik ga wel vervallen in een herhaling van zetten. In de eerste plaats vraagt de heer Van Rooijen expliciet: wat betekent het nou dat de Raad van State geen enkele opmerking maakt bij de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel? Ik ga even terug, voor de volledigheid. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel staat expliciet dat in de richtlijn IORP II een onderscheid wordt gemaakt tussen binnenlandse en grensoverschrijdende waardeoverdrachten. Dat staat in artikel 12 en 13 van de IORP-richtlijn, waar we het over gehad hebben in de tweede termijn. Dit hebben wij expliciet in de memorie van toelichting opgenomen. Dat is expliciet getoetst door de Raad van State. De Raad van State heeft op dit punt geen opmerkingen gemaakt, ook niet over de strijdigheid van de richtlijn met het EU-verdrag. Dat betekent dat de Raad van State die strijdigheid niet ziet. Het is helaas zo dat de Raad van State geen opmerkingen maakt over zaken waar hij geen opmerkingen over maakt. Dit is dus expliciet voorgelegd en de Raad van State heeft er geen opmerking over gemaakt, terwijl het wel een integraal onderdeel is van de richtlijn zelf, omdat daarin wel degelijk een onderscheid wordt gemaakt tussen binnenlandse en grensoverschrijdende waardeoverdrachten. Dat was vraag één van de heer Van Rooijen.

Ik heb de afgelopen tijd ook de commentaren van de deskundigen over dit onderwerp gezien. De eerste opmerking is al gemaakt voordat het wetsvoorstel naar de Raad van State werd gezonden. Daarom hebben we dit principiële punt juist expliciet opgenomen in de memorie van toelichting. Dan herhaal ik mijn eerste antwoord: dat is getoetst door de Raad van State. Er is niet geconstateerd dat er sprake is van strijdigheid met het EU-recht. Anders hadden we dat wel geweten op basis van het advies van de Raad van State.

De derde vraag van de heer Van Rooijen gaat over de andere binnenlandse eisen. Het klopt dat IORP landen aan minimumeisen bindt qua prudentieel recht, prudentieel kader. Maar de prudentiële kaders verschillen natuurlijk nog wel tussen lidstaten. Dat is in de afgelopen tijd ook een van de kritiekpunten geweest bij de grensoverschrijdende waardeoverdracht naar bijvoorbeeld België.

Voorzitter, zal ik het kort houden?

De voorzitter:
Ja.

Minister Koolmees:
Dus al met al, de twee vragen die de heer Van Rooijen nu in deze derde termijn heeft gesteld, heeft hij ook al gesteld in tweede termijn. Ik heb toen op beide vragen geantwoord dat ik dat niet noodzakelijk vind, omdat het door de Raad van State bij de implementatie van de richtlijn expliciet getoetst is.

Ik vind de motie dus ook overbodig. Daarmee ontraad ik de motie.

De voorzitter:
Ik wil de minister bedanken.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de motie en het wetsvoorstel gaan we morgen stemmen. Ik schors de vergadering tot kwart over twee. Dan gaan we eerst stemmen. Daarna komt de regeling van werkzaamheden en vervolgens gaan we verder conform de planning voor vandaag. Tot later.

De vergadering wordt van 13.42 uur tot 14.16 uur geschorst.

Stemmingen

Stemmingen

Stemmingen moties Europese top van 17 en 18 oktober 2018

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de Europese top van 17 en 18 oktober 2018,

te weten:

    - de motie-Van Ojik c.s. over stoppen met leveren van wapens aan Saudi-Arabië (21501-20, nr. 1368);
    - de motie-Leijten/Van Nispen over niet akkoord gaan met een onderhandelingscompromis inzake informatie- en interventierecht (21501-20, nr. 1370);
    - de motie-Maeijer/Fritsma over niet tekenen van het mondiale migratiepact (21501-20, nr. 1371);
    - de motie-Ploumen over een Europees minimumtarief voor de vennootschapsbelasting (21501-20, nr. 1372);
    - de motie-Omtzigt c.s. over een onafhankelijk en diepgaand onderzoek naar de verdwijning van Jamal Khashoggi (21501-20, nr. 1374);
    - de motie-Omtzigt/Aukje de Vries over geen verdere risicodeling in de bankenunie zonder strenge eisen aan verdere risicoreductie (21501-20, nr. 1375);
    - de motie-Baudet over niet ondertekenen van het migratiepact (21501-20, nr. 1376);
    - de motie-Baudet over concretiseren hoeveel immigranten per jaar men "houdbaar" acht (21501-20, nr. 1377).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Van Ojik c.s. (21501-20, nr. 1368).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Leijten/Van Nispen (21501-20, nr. 1370).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Maeijer/Fritsma (21501-20, nr. 1371).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ploumen (21501-20, nr. 1372).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Omtzigt c.s. (21501-20, nr. 1374).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Omtzigt/Aukje de Vries (21501-20, nr. 1375).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Baudet (21501-20, nr. 1376).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Baudet (21501-20, nr. 1377).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemmingen Wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten vanwege enkele wijzigingen met betrekking tot pensioen (Verzamelwet pensioenen 2019)

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten vanwege enkele wijzigingen met betrekking tot pensioen (Verzamelwet pensioenen 2019) (35015).

(Zie vergadering van 16 oktober 2018.)

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Omtzigt (stuk nr. 10, I) tot het invoegen van een onderdeel BA.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 10 voorkomende nader gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Slootweg (stuk nr. 9, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 9 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de nader gewijzigde amendementen-Omtzigt (stuk nrs. 10, I en II) en de gewijzigde amendementen-Slootweg (stuk nrs. 9, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

En daarmee zijn we aan het eind gekomen van de stemmingen.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Op verzoek van de PvdA-fractie benoem ik in de Bouwbegeleidingscommissie het lid Kuiken tot lid in plaats van het lid Kerstens.

Op verzoek van de fractie van D66 benoem ik in de Kunstcommissie het lid Belhaj tot lid en in de tijdelijke commissie Evaluatie Wet parlementaire enquête het lid Sneller tot lid in de bestaande vacatures.

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor de volgende door hen ingediende motie opnieuw aan te houden: 34526-6.

Ik stel voor de volgende stukken van de stand van werkzaamheden af te voeren: 29282-311; 17050-545; 17050-546; 22112-2693; 21501-02-1902; 32849-136; 32849-135; 32849-134; 33529-522; 32849-133; 32849-132; 33529-462; 33529-459; 32849-131; 33529-451; 33529-456; 29023-167; 27923-317; 27923-319; 27923-318; 2018Z17816; 33763-144; 32678-38; 2018Z17430; 30139-204; 2018Z17450; 23987-261; 22112-2690; 23987-259; 23987-258; 23987-262; 23987-264; 32647-73; 25295-46; 31765-322; 33149-53; 34797-9; 24170-159; 33149-51; 33149-50; 33149-49; 33835-52; 33149-48; 34111-21; 33149-47; 33149-46; 32647-54; 33149-45; 29984-790; 29984-791; 22026-505; 32404-88; 22589-324; 29984-789; 29984-787; 29984-785; 32404-87; 29984-782.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
De heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb andere ideeën dan het kabinet over de 1,9 miljard, ook om het vestigingsklimaat te verbeteren. Ik zou daarover graag debatteren bij een heropening van de Algemene Financiële Beschouwingen.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Uit bewondering voor dit uithoudingsvermogen steun ik dit verzoek.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ook wij kunnen dat zeer waarderen en ook wij hebben andere ideeën over de besteding van de 1,9 miljard euro per jaar. Dus steun.

De heer Azarkan (DENK):
Wat een doorzettingsvermogen! Wat een aanhoudend vermogen om zo op te blijven komen voor de goede zaak. Steun voor de heer Nijboer.

De heer Edgar Mulder (PVV):
Steun.

De heer Van Nispen (SP):
De aanhouder wint. Steun van de SP.

Mevrouw Sazias (50PLUS):
Ook steun namens 50PLUS.

De voorzitter:
Ik zie verder geen mensen bij de microfoon staan, dus u hebt geen meerderheid, meneer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):
Morgen doen we een volgende poging, voorzitter.

De voorzitter:
Nou, dan zie ik u morgen weer. Dank u wel.

Ik geef het woord aan de heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Eergisteren verscheen er een studie die laat zien dat de klimaatverandering een zeer grote afname van het aantal insecten in het tropisch regenwoud veroorzaakt. En dat heeft weer hele grote gevolgen voor dieren en planten. Ik wil daar graag een debat over voeren met de minister van LNV en de minister van EZK. En voorafgaand aan dat debat wil ik graag een brief met een reactie op die studie. Ik weet dat er een debat op de lijst staat over insectensterfte in Nederland, maar het is niet logisch om dat onderwerp hiermee te combineren, want insectensterfte in Nederland door landbouwgif is echt iets anders dan insectensterfte in het tropisch regenwoud door klimaatverandering.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter, de berichten over de insectensterfte blijven zich week na week opstapelen. GroenLinks heeft hier een redelijke tijd geleden al een debat over aangevraagd, dat ook toegekend is. In tegenstelling tot wat de Partij voor de Dieren hier voorstelt, zou ik willen voorstellen om het wél allemaal in samenhang te behandelen. Want wat de oorzaak ook is, we moeten het onderste uit de kan halen.

De voorzitter:
Dus geen steun. Begrijp ik dat goed?

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
O, en een nieuw voorstel om dit onderwerp samen te voegen met het bestaande debat dat al staat over insectensterfte.

De voorzitter:
Maar geen steun voor een apart debat. Oké, dan ga ik naar de heer Geurts namens het CDA.

De heer Geurts (CDA):
Geen steun. Mevrouw Bromet van GroenLinks heeft het net goed toegelicht. Er staat al een debat op de plenaire agenda. Daar nog een aan toevoegen, lijkt mij niet zo zinvol. Dus daaraan koppelen is prima, maar geen apart debat.

De heer Sienot (D66):
Geen steun voor dit voorstel. Wel voor het zeer zinnige voorstel van mevrouw Bromet.

De heer Futselaar (SP):
Steun voor een brief, maar verder volg ik ook de lijn van mevrouw Bromet.

Mevrouw Lodders (VVD):
Die lijn die zojuist door de collega's naar voren is gebracht, steun ik ook. Geen steun.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ook ik steun mevrouw Bromet.

De heer Öztürk (DENK):
Steun.

De heer Madlener (PVV):
Geen steun.

De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter, ik heb geteld. Ik kom net niet aan de 30, dus dat is jammer. Maar nogmaals, insectensterfte door klimaatverandering is echt iets anders dan sterfte door landbouwgif, dus het combineren is volstrekt onlogisch.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik naar de heer Van der Lee namens Groenlinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Namens mijn collega Van Ojik, die op dit moment een commissie voorzit, doe ik graag het verzoek om een debat te mogen voeren met de minister van Buitenlandse Zaken, en de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de uitkomsten van het bezoek van de Chinese delegatie onder leiding van de Chinese premier de afgelopen dagen. En in een brief voorafgaand aan het debat zou ik ook graag inzage willen hebben in de aard en inhoud van de contracten die zijn gesloten.

De voorzitter:
De heer Kuzu namens DENK.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Vanuit DENK van harte steun voor dit debat. In de brief zou ik de minister willen vragen in te gaan op wat tijdens de Raad Buitenlandse Zaken is afgesproken, namelijk dat hij de situatie van de Oeigoeren aan de kaak zal stellen bij de Chinese premier.

De heer Nijboer (PvdA):
Het voorstel van GroenLinks steunen we.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Volgens mij heb ik al een debat aangevraagd over de kalfsvleesdeal met China. Ik heb even niet scherp of dat er daadwerkelijk doorkwam en er een dertigledendebat op de lijst staat. Anders zou mijn voorstel zijn: laten we dat debat promoveren en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking daaraan toevoegen. Als dat niet zo was, was het vast omdat GroenLinks het niet gesteund had en dan ...

De voorzitter:
Maar dat weet ikzelf ook niet meer! Er staan zo'n 170 debatten op de lijst.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik dacht wel dat u gebruik zou maken van de gelegenheid die ik u hier gaf om te zeggen: het zijn er zo veel dat we het niet meer weten.

De voorzitter:
Maar ...

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Maar ik heb voorafgaande aan de regeling even niet kunnen checken hoe het ervoor stond en of ik een dertigledendebat daarover had. Als dat zo is, zou ik zeggen: laten we dat upgraden naar een volwaardig debat en dit samenvoegen. Als dat niet zo is, natuurlijk van harte steun voor dit verzoek.

De voorzitter:
Oké. Dan tellen we dit gewoon als steun. De heer Amhaouch namens het CDA.

De heer Amhaouch (CDA):
Het thema is heel interessant, wij zijn daar zeer nieuwsgierig naar, maar moet dit via het instrument van een debat? U zegt zelf dat er veel debatten zijn. Mijn voorstel zou zijn om dat te betrekken bij een AO over de handelsbrief, wat we nog dit jaar kunnen organiseren. Ik zou hier het liefst nog dit jaar over willen praten, in plaats van volgend jaar.

De voorzitter:
Ik hoor nu dat het op nummer 43 staat, mevrouw Ouwehand. Kan dat? Het is het dertigledendebat over het besluit van de Chinese regering om de markt te openen voor Nederlands kalfsvlees, en dat is van mevrouw Ouwehand.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil dan wel gezegd hebben dat het ons gaat om alle uitkomsten van het bezoek, en niet over dit ene specifieke onderwerp. Dat mag, denk ik, duidelijk zijn.

De voorzitter:
Ik was bij de heer Bouali namens D66.

De heer Bouali (D66):
Dank u wel. Zoals mijn collega van GroenLinks zegt, is dit een heel belangrijk onderwerp. Mevrouw Ouwehand heeft al om een dertigledendebat gevraagd. Laten we dat nou samen groeperen en een debat voeren, zoals mijn collega van het CDA al zei, in de vorm van een AO over de handelsbrief. Daarin kunnen we al deze onderwerpen meenemen. Op dit moment dus geen steun, maar ik wil wel een groter debat over de onderwerpen van mijn collega's van de Partij voor de Dieren en van GroenLinks.

De heer Van Haga (VVD):
Daar sluit ik me in principe bij aan. De handelsbrief is uit, maar nog niet geagendeerd voor een AO. Dat moet nog gebeuren. Als we daarin alles bundelen, zou dat een goede oplossing kunnen zijn.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik sluit me aan ook bij het algemeen overleg.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik ben even in dubio. We hebben net nog een debat gehad over de Europese top. Dat doen we heel regelmatig. Het komt niet vaak voor dat de Chinese premier naar Nederland komt. Daarom lijkt me dat alleszins een plenair debat waard. Ik zie geen steun, maar ik hoop wel dat die brief snel komt. Dan gaan we even kijken of dat in het dertigledendebat van de Partij voor de Dieren aan de orde komt of in het AO.

De voorzitter:
Oké. Dank u wel, meneer Van der Lee. Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Ik ga kijken of het me lukt om u vandaag gelukkig te maken. Ik heb namelijk een voorstel om twee dertigledendebatten af te voeren en dan een staand debat iets uit te breiden. Het gaat over het debat over stalbranden. Daar zou ik graag aan willen toevoegen de punten van het dertigledendebat over pluimveebedrijven die de regels voor dierenwelzijn en voedselveiligheid overtreden. Ik zou het dertigledendebat willen intrekken over de beleidsbrief dierenwelzijn, en dan met name het deel dat gaat over dieren in de veehouderij. Ik stel voor dat we er dan een groot gezamenlijk debat van maken over de dieren in de veehouderij, waaronder de stalbranden en er bij de spreektijden twee minuutjes bij te doen. Dan trek ik twee dertigledendebatten in. Ik heb het vanochtend in de procedurevergadering al even getoetst bij het CDA en die waren zowaar ook enthousiast. Nou, dat gebeurt nooit!

De voorzitter:
Is dat waar, meneer Geurts?

De heer Geurts (CDA):
Ik sta hier om te bevestigen dat ik enthousiast ben. Ik had mevrouw Ouwehand beloofd om u aan te kijken en te vragen of u dit wilde honoreren. Het debat staat vrij hoog op de lijst van meerderheidsdebatten, dus ik wil u vragen om te kijken of dat ook dit jaar nog ergens gepland kan worden.

De voorzitter:
Wie is het hier niet mee eens?

Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter, ik denk dat het helemaal tegemoetkomt aan uw wens dat we hier als commissie over gesproken hebben. U gaat uiteraard over de verdeling van de spreektijden.

De voorzitter:
Dat is fijn om te horen. Dan gaan we daar rekening mee houden, mevrouw Ouwehand. Dank u wel. Maar van het uitbreiden van spreektijden word ik nooit gelukkig, zeg ik er even bij. Maar goed, dat is een ander probleem. Dank jullie wel. Hiermee zijn we gekomen aan het einde van deze regeling. Ik schors even en daarna gaan we verder met een aantal korte VAO's.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Orgaandonatie

Orgaandonatie

Aan de orde is het VAO Orgaandonatie (AO d.d. 26/09).

De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Orgaandonatie. Ik heet de minister voor Medische Zorg van harte welkom en ik geef mevrouw Agema namens de PVV het woord.

Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat "(Niet) kiezen is ook een keuze", de voorlopige kernboodschap is in het communicatieplan voor het Actief Donor Registratiesysteem;

van mening dat deze kernboodschap onvoldoende duidelijkheid geeft over de consequentie van het niet maken van een keuze inzake het ADR;

verzoekt de regering in het communicatieplan voor het ADR een kernboodschap te formuleren die volledig en neutraal is en duidelijk maakt dat niet kiezen of geen keuze maken ertoe leidt dat iemand met "geen bezwaar" geregistreerd zal worden in het donorregister,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Agema, Ellemeet en Tellegen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 102 (28140).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mensen die tijdens hun leven een orgaan afstaan te maken krijgen met jaarlijkse controles en medische kosten;

van oordeel dat mensen die zo genereus zijn geweest om een orgaan af te staan hierdoor niet op kosten gejaagd dienen te worden;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat mensen die bij leven organen dan wel weefsels doneren schadeloos gesteld worden voor uit deze donatie voortvloeiende medische kosten, als ook dat deze kosten niet meegerekend worden in het eigen risico,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 103 (28140).

Dank u wel. Mevrouw Ellemeet namens GroenLinks.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Actief Donorregistratiesysteem (ADR) een wezenlijke verandering teweegbrengt voor mensen die geen keuze hebben vastgelegd;

overwegende dat specifieke groepen, zoals laaggeletterden en licht verstandelijk beperkten, moeilijker te informeren zijn over de aankomende wetswijziging;

van mening dat het huidige communicatieplan donorwet nog weinig geruststelling biedt ten aanzien van het bereiken en goed informeren van deze mensen;

verzoekt de regering bij de uitwerking en uitvoering van het communicatieplan hoge prioriteit te geven aan het informeren van moeilijk bereikbare groepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet en Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 104 (28140).

Dank u wel. Mevrouw Tellegen namens de VVD.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Voorzitter, dank. We moeten onverminderd werk blijven maken van flankerende maatregelen die leiden tot meer organen, zoals de perfusietechniek of de succesvolle pilots in Rotterdam waarbij huis-aan-huisteams bezoeken brengen aan families van nierpatiënten. Maar ook orgaandonatie na euthanasie vergt onverminderd aandacht. Het is de wens van vele patiënten die lijden aan spierziekten zoals ALS en MS om na euthanasie hun organen ter beschikking te stellen. Hoewel het op dit moment wel gebeurt, blijkt het in praktijk lastig om de twee complexe werelden van euthanasie en orgaandonatie bij elkaar te brengen. De herziene richtlijn kan hierbij zowel voor patiënten als voor artsen meer houvast bieden. Ik ben ook blij dat we deze richtlijn in het eerste kwartaal van 2019 tegemoet kunnen zien. Maar veel mensen die de wens hebben te doneren na euthanasie willen ook beter geïnformeerd worden. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog steeds een grote wachtlijst is voor mensen die wachten op een orgaan en we alles in het werk moeten stellen om ervoor te zorgen dat deze wachtlijst verkleind wordt;

overwegende dat een grote groep potentiële donoren niet op de hoogte is van de richtlijn orgaandonatie na euthanasie en zij op deze manier moeilijker gefaciliteerd kunnen worden in hun wensen om orgaandonor te worden;

verzoekt de regering ten aanzien van de richtlijn rondom orgaandonatie na euthanasie na te gaan bij de relevante patiëntengroepen in hoeverre zij behoefte hebben aan meer informatie vanuit de overheid over de mogelijkheid om na euthanasie organen en/of weefsels te doneren, en ook te inventariseren in welke vorm deze informatie het beste toegankelijk kan worden gemaakt per patiëntengroep,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tellegen en Pia Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 105 (28140).

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik heb een verduidelijkende vraag. Mevrouw Tellegen zegt dat er behoefte is aan meer informatie door de overheid. Bedoelt ze dan ook dat de overheid die informatie moet verstrekken, of doet bijvoorbeeld de Nederlandse Transplantatie Stichting dat dan? Dat is een moeilijk woord, voorzitter, maar ik bedoel de NTS daarmee.

De voorzitter:
Dat geeft niet. Ik weet er alles van, mevrouw Bruins Slot.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik krijg graag een verduidelijking op dat punt.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Ik weet dat er bijvoorbeeld via de Nederlandse Transplantatie Stichting op dit moment wel al via via heel indirect informatie beschikbaar is, maar ik zou graag willen dat die actiever wordt ingezet, omdat een hoop mensen met de wens rondlopen om hun organen te donoren na euthanasie. Dat is al complex genoeg. Ik zou graag willen weten welke mogelijkheden er zijn om die patiëntengroeperingen actiever te benaderen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
In het dictum van de motie staat "door de overheid informeren", maar als ik mevrouw Tellegen goed beluister, gaat het om effectieve informatie en kan bijvoorbeeld ook de NTS dat doen als het op haar weg ligt.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Ja.

Tot slot kom ik op de motie van collega Agema waar ook mijn naam onder staat. Een van de grote discussiepunten tijdens de wetsbehandeling over de ADR ging nu juist over de vrijheid om niet te kiezen. De kernboodschap "niet kiezen is ook een keuze" zet mensen op het verkeerde been. Het wekt de indruk dat niet kiezen een optie is zonder consequenties, maar dat is niet langer het geval. De VVD hecht er dan ook aan dat de consequentie van niet kiezen moet doorklinken in de uitingen van de campagne voor de nieuwe wet.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Tellegen. Ik geef tot slot het woord aan mevrouw Pia Dijkstra namens D66.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Dank u wel, voorzitter. In het algemeen overleg over orgaandonatie hebben we uitgebreid gesproken over het communicatieplan en de slogan voor de nieuwe donorwet. Het was een mooi overleg, want we wisselden argumenten uit, snapten elkaar en begrepen allemaal dat de gekozen slogan, "Niet kiezen is een keuze", een moeilijk te snappen slogan is. Hoewel, ik had er eerlijk gezegd niet zo heel veel moeite mee, maar ik heb dan ook een kleine voorsprong op dit onderwerp.

Ik ben het met de rest van de Kamer eens dat de slogan duidelijk moet zijn. We moeten deze slogan dan ook aanpassen. Dat kunnen we natuurlijk niet als Kamer doen; daarover moeten communicatiedeskundigen nadenken. Maar voor mij is wel duidelijk dat alle informatie over die wet niet in één slogan kan. Die moet vooral uitnodigen om meer informatie tot je te nemen. Het moet dus duidelijk worden wat voor jou de gevolgen van de nieuwe wet zijn. Daarom denk ik eerder aan iets — ik heb al gezegd dat we als Kamer het niet moeten zeggen, maar toch — in de trant van: "De nieuwe donorwet: wat verandert er voor mij?". Dat geeft aanleiding om erover na te denken en de informatie tot je te nemen. En dan kan de uitleg volgen. Maar goed, voor mijn fractie staat in elk geval voorop dat in de communicatie duidelijk wordt hoe de nieuwe donorwet werkt en dus ook wat de gevolgen zijn van niet reageren.

Voorzitter, ten slotte. Omdat het van belang is, zoals mevrouw Tellegen ook al zei, dat we het flankerend beleid rond orgaandonatie volop doorzetten, heb ik ook haar motie over betere informatie over orgaandonatie na euthanasie medeondertekend.

Ik dank u.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Pia Dijkstra. Ik zie dat de minister gelijk kan reageren op de ingediende moties. Het woord is nu aan de minister.

Minister Bruins:
Voorzitter, dank u wel. De eerste motie, op stuk nr. 102, kwam van mevrouw Agema. Het dictum luidt: "verzoekt de regering in het communicatieplan voor de ADR een kernboodschap te formuleren die volledig en neutraal is en duidelijk maakt dat niet kiezen (of geen keuze maken) ertoe leidt dat iemand ais "geen bezwaar" geregistreerd zal worden in het donorregister". Ik ben het volledig eens met iedereen voor mij die heeft gezegd dat wij spatzuiver moeten communiceren over de komst van de ADR. Ik zie deze motie dus als ondersteuning van het beleid. Ik laat het oordeel over deze motie graag aan de Kamer.

Voorzitter. Ik kom op de motie over schadeloosstelling. Het dictum luidt: "verzoekt de regering te bewerkstelligen dat mensen die bij leven organen dan wel weefsels doneren schadeloos gesteld worden voor uit de donatie voortvloeiende medische kosten, alsook dat deze kosten niet meegerekend worden in het eigen risico". Ik had wel enige sympathie voor het debat dat op dit punt werd gevoerd tijdens het AO, maar het is ongelooflijk lastig, vooral de passage in het dictum "uit de donatie voortvloeiende medische kosten". Ik heb begrepen dat het heel lastig is om dat te bepalen. Welke schadeloosstelling is er al wel georganiseerd? Er is een subsidieregeling voor donatie bij leven. Deze regeling dekt de onkosten van donoren tot aan drie maanden na de donatie. Daarnaast heeft iemand die bij leven een orgaan doneert, periodieke nacontroles. De zorgkosten die worden gemaakt door de periodieke nacontroles, worden niet meegerekend in het eigen risico. En specifiek voor levende nierdonoren met blijvende complicaties, geldt dat zij hun kosten kunnen declareren bij het transplantatiecentrum waar zij hun nier hebben afgestaan. Dat zijn een aantal maatregelen die invulling geven aan de schadeloosstelling. Maar het staat zo algemeen in het net voorgelezen dictum dat ik de motie moet ontraden.

De voorzitter:
Kort, mevrouw Agema.

Mevrouw Agema (PVV):
Dat vind ik heel erg spijtig, omdat deze mensen nou juist zo genereus zijn geweest om iemand anders in leven te houden. De maatregelen die de minister noemt, zijn dus onvoldoende, omdat we voorbeelden tegenkomen van donoren die uiteindelijk toch met kosten voortvloeiend uit hun donatie te maken krijgen. Minister, wat heb ik nou in dat dictum misdaan, waardoor u niet oordeel Kamer kunt geven?

De voorzitter:
Misdaan ...

Minister Bruins:
Het is best moeilijk om te zeggen dat een Kamerlid niks misdaan heeft en het is nog veel erger om te zeggen dat hij wel iets misdaan heeft, maar geen van tweeën is het geval. Het gaat mij om de passage "uit de donatie voortvloeiende medische kosten". Het is heel ingewikkeld om de grens daarvan te bepalen. Daarom heb ik aangegeven welke maatregelen wel al kunnen. Dus bij deze motie blijf ik bij het oordeel ontraden. Ik ben best bereid om met de Nederlandse Transplantatie Stichting die uitvoering geeft aan de bestaande subsidieregeling donatie bij leven, nog eens eventjes te kijken welke klachten bij haar bekend zijn en of we die kunnen verwerken in een aanpassing van de bestaande subsidieregeling. Tot zover.

Dan heb ik de motie op stuk nr. 104 over het met prioriteit informeren van moeilijk bereikbare groepen.

De voorzitter:
Mevrouw Agema, over welke motie gaat het?

Mevrouw Agema (PVV):
Het gaat over de toezegging.

De voorzitter:
Want volgens mij is hier voldoende over gesproken.

Mevrouw Agema (PVV):
De minister heeft net een toezegging gedaan. Die heeft hij niet in het debat gedaan. Daarom sta ik hier nu en niet om gewoon maar een vraag te stellen. Mijn vraag aan de minister is om een brief naar de Kamer te sturen. Dan kan ik de motie tot die tijd aanhouden.

Minister Bruins:
Dat lijkt me prima, voorzitter. Dan ga ik dus eerst het gesprek voeren met de Nederlandse Transplantatie Stichting en laat ik u de uitkomsten daarvan weten. Tot die tijd wordt de motie dan aangehouden.

De voorzitter:
Mevrouw Agema, wilt u uw motie dan aanhouden? Dat is het geval.

Op verzoek van mevrouw Agema stel ik voor haar motie (28140, nr. 103) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Bruins:
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 104 die is ingediend door mevrouw Ellemeet. Zij verzoekt de regering bij de uitwerking en uitvoering van het communicatieplan hoge prioriteit te geven aan het informeren van moeilijk bereikbare groepen. Deze motie heeft wat mij betreft oordeel Kamer. Ik geloof dat wij tijdens het debat eigenlijk alom vinden dat het aan de ene kant goed informeren van alle Nederlanders een hoge prioriteit moet hebben, maar dat dit voor sommige doelgroepen enorm moeilijk zal zijn en dat 100% niet haalbaar is. In het AO hebben we besproken dat men in Wales met het informeren over de komst van de ADR aldaar tot ongeveer 84% van de Welshe bevolking is gekomen. Ik ben het helemaal met mevrouw Ellemeet eens dat we daar veel energie in moeten steken. Dat zullen wij doen, dus oordeel Kamer op die motie.

Tot slot de motie van mevrouw Tellegen op stuk nr. 105, die ik heel eventjes kwijt ben. Ja, ik heb de motie. Het dictum daarvan luidt: verzoekt de regering ten aanzien van de richtlijn rondom orgaandonatie na euthanasie na te gaan bij de relevante patiëntengroepen in hoeverre zij behoefte hebben aan (meer) informatie vanuit de overheid over de mogelijkheid om na euthanasie organen en/of weefsels te doneren en ook te inventariseren in welke vorm deze informatie het beste toegankelijk kan worden gemaakt. Ik zal een beetje uitleunen op dat "nagaan bij de relevante patiëntengroepen" over welke informatie nodig is. Ik zal bekijken hoe die informatie het beste kan worden aangereikt. Wat mij betreft zou ook bij deze motie oordeel Kamer passen.

Voorzitter. Tot zover.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we dus aan het eind gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we na het herfstreces stemmen. Het kan ook donderdag, hoor.

Mevrouw Agema (PVV):
Als er donderdag stemmingen zijn, dan graag op donderdag, want er wordt natuurlijk gewerkt aan de campagne voor ADR. Het is wel oordeel Kamer, maar voor de formaliteit ...

De voorzitter:
Ik zei het en zat al meteen na te denken of het misschien toch eerder kan. Dat gaan we zien. Dank u wel.

We gaan nu naar het volgende VAO over het financiële en sociaal domein. Ik zie dat de woordvoerders er nog niet zijn. Dan wachten we heel even.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Financiën sociaal domein

Financiën sociaal domein

Aan de orde is het VAO Financiën sociaal domein (AO d.d. 03/10).

De voorzitter:
Wij gaan verder met het VAO Financiën sociaal domein. Ik heet de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom. Ik geef de heer Raemakers namens D66 het woord.

De heer Raemakers (D66):
Voorzitter, dank u wel. Wij hebben een heel goed algemeen overleg gehad over de financiën in het sociaal domein. Ik heb nog een motie over de jeugdhulp.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor de grootste tekorten in de jeugdzorg in 2016 en 2017 een Tekortfonds in het leven is geroepen van 200 miljoen euro en er ook een Transformatiefonds is van 100 miljoen euro;

constaterende dat voor de komende jaren ruim 5 miljard euro beschikbaar komt via het accres, een bedrag dat voor gemeenten niet geoormerkt is, maar waar jeugdhulp ook een logische besteding is;

overwegende dat veel gemeenten nu de begroting voor 2019 en verder vaststellen en ondanks deze extra geldstromen, opnieuw tekorten verwachten inzake jeugdzorg en dat dit leidt tot discussies over het nemen van op korte termijn "kostenbesparende" maatregelen (budgetplafond, wachtlijst, extra toegangseis et cetera);

constaterende dat gemeenten een wettelijke jeugdhulpplicht hebben;

constaterende dat de minister heeft toegezegd samen met de VNG nader onderzoek te doen naar de omvang en achtergronden van de tekorten;

verzoekt de regering als stelselverantwoordelijke te borgen dat jongeren kwalitatief goede en tijdige jeugdhulp krijgen;

verzoekt de regering tevens om haast te maken met het toegezegde onderzoek en de Kamer voor 1 juni daarover te informeren;

verzoekt de regering voorts waar nodig ook voor die tijd in te grijpen wanneer blijkt dat de jeugdhulpplicht niet ingevuld wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Raemakers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (34477).

Mevrouw Tielen (VVD):
Ik hoor meneer Raemakers een oproep doen aan de minister om in te grijpen. Heeft meneer Raemakers ook een idee wat dat dan ongeveer moet zijn?

De heer Raemakers (D66):
Wij hebben de laatste tijd in het nieuws gezien dat er gemeenten zijn die bijvoorbeeld een budgetplafond willen instellen of op een systeem willen overgaan waarbij zij ook een beetje sturen op wachtlijsten. Als ik dat soort berichten lees, schrik ik daar wel van. Dan denk ik: wat zou hier aan de hand zijn? Soms is een bericht niet altijd juist, maar ik vind wel dat de minister daarnaar moet kijken. Als het zo is dat jongeren geen tijdige en passende hulp krijgen in een bepaalde gemeente, dan vind ik dat de minister tegen zo'n gemeente moet zeggen: dit staat in de wet, gemeente zorg dat je je aan de wet houdt.

De voorzitter:
Is dit punt niet in het algemeen overleg gewisseld?

De heer Raemakers (D66):
Ik denk het wel.

De voorzitter:
Dit is een VAO en ik wil niet dat wij het algemeen overleg hier nog een keer herhalen. Ik zou het willen beperken tot de ingediende moties. Maar goed, tot slot.

Mevrouw Tielen (VVD):
Dus meneer Raemakers wil vooral dat de minister op basis van de al in de wet vastgelegde jeugdhulpplicht gemeenten opbelt en een standje geeft. Is dat het?

De heer Raemakers (D66):
Het ligt eraan wat er aan de hand is. Ik denk wel dat het belangrijk is dat de minister als stelselverantwoordelijke een oogje in het zeil blijft houden, want de minister blijft stelselverantwoordelijke. Ik denk dat dat heel belangrijk is.

De heer Kerstens (PvdA):
Kort even, omdat ik ook zelf een motie in mijn zak heb over dit onderdeel. Begrijp ik de heer Raemakers nu goed dat hij, net als wij allemaal, niet wil dat gemeenten jongeren die daarvoor in aanmerking komen, jeugdhulp onthouden, maar dat hij het wel prima zou vinden als gemeenten elders in het sociaal domein gaan snijden en bezuinigen waardoor hun zwakste inwoners daarvan de dupe worden? Of vraagt hij de minister gewoon om geld?

De heer Raemakers (D66):
Ik heb in de motie genoemd dat er op een heel aantal terreinen al extra geld komt voor de jeugdzorg, maar niet alleen voor de jeugdzorg. Het is breder, want voor het sociaal domein komt ook meer geld beschikbaar. Ik denk dat het belangrijk is dat gemeenten ook een eigen afweging maken. Gemeenten moeten zelf kunnen bepalen aan welk onderwerp zij meer geld uitgeven en aan welk onderwerp minder geld. Maar ze moeten zich daarbij wel aan de jeugdhulpplicht houden en aan de plichten die in andere wetten staan.

De voorzitter:
Tot slot.

De heer Kerstens (PvdA):
Dat is helder, maar ik begrijp dus dat zij wel bijvoorbeeld mogen bepalen om regelingen voor sociale minima te schrappen als er ergens geld moet worden gevonden. Dan hoeft dat niet bij de minister vandaan te komen?

De heer Raemakers (D66):
De wet geeft hier de grenzen aan. Dus als het volgens de wet mogelijk is om op zo'n regeling te korten, dan zou een gemeente dat mogen doen. Dat laat onverlet dat dat ook vanuit D66-perspectief geen wenselijke optie is. Maar als daar een hele gemeenteraad zit die dat wil en als dat wettelijk mogelijk is, dan kan dat.

De voorzitter:
Ik zie dat u nog een motie heeft?

De heer Raemakers (D66):
Nee, dit is dezelfde.

De voorzitter:
U bent klaar. Dank u wel. Mevrouw Ellemeet wenst niet het woord te voeren.

Dan ga ik naar de heer Slootweg namens het CDA.

De heer Slootweg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Mede namens mijn collega René Peters, die dit AO heeft bijgewoond, wil ik de minister bedanken voor zijn antwoorden en toezeggingen.

Na het debat bleef bij ons nog een vraag over. Eind april heeft een collega van minister De Jonge, Ollongren, een rapport van het bureau AEF naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarin wordt aangegeven dat in mei met de VNG een overleg zal plaatsvinden over de vraag of er geen nieuwe verdeelsystematiek nodig is inzake Wmo, jeugd en participatie. Zou de minister een tijdpad kunnen schetsen waaruit blijkt hoe de weg naar het ontwikkelen van zo'n nieuw model eruit zal zien?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel.

Dan geef ik nu het woord aan de heer Kerstens namens de PvdA.

De heer Kerstens (PvdA):
Voorzitter. De discussie over de vraag of gemeentes voldoende geld krijgen om hun taken goed uit te oefenen, mag niet leiden tot een keuze uit twee kwaden: gemeenten kunnen uit geldgebrek niet de nodige zorg leveren, waarvan kwetsbare mensen de dupe worden, of gemeenten leveren die zorg wel, maar komen daardoor fors geld tekort waardoor zij elders in het sociaal domein moeten bezuinigen, waarvan ook weer de meest kwetsbare mensen het slachtoffer worden.

Die keuze doet zich voor rondom de invoering van het abonnementstarief in de Wmo, maar ook bij het drama dat zich rondom de jeugdhulp aan het ontvouwen is. Over het eerste heb ik elders een paar moties ingediend. Nu beperk ik mij tot één motie over de jeugdhulp.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sommige gemeenten als gevolg van de forse volumegroei in de jeugdzorg in de jaren 2015-2017 met fikse financiële tekorten kampen, waardoor zij zich mogelijk genoodzaakt zien te bezuinigen op jeugdhulp of elders binnen het sociaal domein waarvan met name mensen met lage inkomens de dupe zullen worden;

overwegende dat onderzoek naar de oorzaken en effecten van de volumegroei in de jeugdhulp noodzakelijk is;

constaterende dat mogelijke aanpassingen in verdeelmodellen naar verluidt op zijn vroegst in 2021 hun beslag zullen krijgen;

van mening dat iedereen zeker moet zijn van de beschikbaarheid en betaalbaarheid van jeugdhulpvoorzieningen;

verzoekt de regering onderzoek te doen naar de financiële positie van gemeenten met betrekking tot de budgetten voor jeugdzorg, inclusief de effecten van volumegroei;

verzoekt de regering voorts inzichtelijk te maken op welke wijze en in hoeverre er een tijdelijke voorziening (of een voortzetting daarvan) getroffen kan worden voor tekorten voor de overbruggingsjaren tot aan eventueel nieuwe verdeelmodellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (34477).

De laatste motie, van de heer Kerstens, wordt gekopieerd. Ik denk dat de minister alvast kan beginnen met het beoordelen van de eerder ingediende motie.

Minister De Jonge:
Ik heb nog graag even een antwoord op één vraag. Een minuutje?

De voorzitter:
Ja, hoor. Dan wachten we een minuut.

Minister De Jonge:
Voorzitter, dank u wel. We hebben een uitvoerig AO gehad over de financiën sociaal domein, dus laten we inderdaad niet de discussies weer helemaal opnieuw doen, hoe verleidelijk dat ook is. Ik wil me daarom beperken tot de moties en de enkele vragen die nog zijn gesteld.

De motie op stuk nr. 41 van de heer Raemakers verzoekt de regering een aantal dingen: "als stelselverantwoordelijke te borgen dat jongeren kwalitatief goede en tijdige jeugdhulp krijgen", "om haast te maken met het toegezegde onderzoek" en om in te grijpen daar waar de jeugdhulpplicht in het gedrang komt. Ik wil daar een aantal dingen over zeggen.

Allereerst zeg ik dat we natuurlijk heel bewust hebben gekozen voor een decentralisatie, waarbij we de beslissingsbevoegdheid over de inrichting van de jeugdhulp, met een aantal waarborgen die in de wet zitten, ook heel nadrukkelijk op gemeentelijk niveau hebben belegd. Dat was niet voor niets, want we zijn ervan overtuigd dat men dicht bij huis en dicht bij de wijk als eerste overheid ook het beste zicht heeft op hoe dat moet worden ingericht. Dat is ook een belangrijke verbetering ten opzichte van het stelsel dat we hadden: van al die overheidslagen en al die financieringsstromen, naar één financier en één overheidslaag die aanspreekbaar is. Dat maakt ook dat al te ver ingrijpen in die gemeentelijke ruimte niet iets is waartoe we licht moeten besluiten, volgens mij. Dat is één.

Twee. Het onderzoek dat we hebben aangekondigd, is natuurlijk gebaseerd op de verschillende signalen. Dat onderzoek kent een aantal deelaspecten. Eén. De kwantitatieve analyse naar de jeugdhulpvolumegroei. Twee. Het benchmarkonderzoek bij een dertigtal gemeenten: wat zijn eigenlijk de beleidsachtergronden van die tekorten? Drie. Een analyse van de goedgekeurde aanvragen van dat Fonds tekortgemeenten. En vier. een analyse van de Iv3-cijfers. Met de optelsom daarvan komen wij tot dat onderzoek. Dat is best heel veel werk, maar je wilt in het voorjaar kunnen wegen hoe je daarmee om moet gaan. En ik zal dat natuurlijk wegen in het licht van het stijgende accres, en in het licht van de beleidsmogelijkheden die gemeenten hebben om aan die tekorten tegemoet te komen. Met andere woorden: op een financieel tekort is niet onmiddellijk een financieel antwoord nodig. Dat kan ook een beleidsinhoudelijk antwoord zijn.

Kijkend naar de motie, denk ik dat ik ermee kan leven. Ik heb nog één punt over de laatste zin. Daar staat: "de regering heeft in te grijpen op het moment dat de jeugdhulpplicht onvoldoende wordt nageleefd". De enige mogelijkheid daartoe is de bestuurlijke escalatie. Bellen kan altijd natuurlijk, maar de enige mogelijkheid is de bestuurlijke escalatie. Die bestaat eruit dat je eerst factfinding doet, vervolgens constateert wat er wel of niet klopt, een indeplaatsstelling aankondigt en dan daadwerkelijk die indeplaatsstelling effectueert op het moment dat men niet aan de slag gaat met het advies op grond van de factfinding. Dat is de manier om iets te doen. Iets daarbovenop kan ik niet doen. Dus als ik die motie zo mag begrijpen en zo mag uitleggen, dan ben ik bereid hierbij het oordeel aan de Kamer te laten.

De voorzitter:
Ik zie dat zowel de heer Raemakers als mevrouw Ellemeet iets willen opmerken. Dan ga ik naar de heer Raemakers, want hij is de ondertekenaar van de motie.

De heer Raemakers (D66):
Voorzitter, dat mag wat mij betreft. En dan maak ik ook van de gelegenheid gebruik om één A te schrappen bij het woord "daarover". Er stonden in eerste instantie drie A's in mijn motie.

Minister De Jonge:
Dat maakt mijn oordeel helemaal anders natuurlijk!

De voorzitter:
Goed. Mevrouw Ellemeet, korte vraag.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ja, een korte vraag aan de minister. Wat voegt deze motie toe aan wat hij al van plan was en aan wat de strekking van het debat was?

Minister De Jonge:
Ik lees hier twee dingen in. Het ene is: ik moet het onderzoek hebben afgerond voor 1 juni. Ik kan me zomaar voorstellen dat dat ook betrekking heeft op de datum van de Voorjaarsnota. Het tweede is: hiermee wordt een oproep gedaan om ook het bestuurlijke instrumentarium, de escalatieladder, te benutten op het moment dat de jeugdhulpplicht in de tussentijd in het gevaar komt. Zo lees ik de motie en in die zin is het een aanscherping van het dispuut dat we hebben gehad, want bij de bestuurlijke escalatie hebben we in het AO eigenlijk niet zo heel erg stilgestaan. Maar zo lees ik deze motie en in zoverre zie ik de motie als een aanvulling.

Dan kom ik bij de vraag van de CDA-fractie over het onderzoek van AEF. Dat was een kwalitatief onderzoek naar de verschillende indicatoren in het verdeelmodel. Het moeilijkste deel van dit onderzoek is het kwantitatieve deel. Er wordt nu samen met de VNG vooronderzoek gedaan om te kijken op welke manier we dat vorm kunnen geven. Dan zal dat onderzoek worden uitgevoerd. Wij verwachten het resultaat daarvan eind volgend jaar, dus eind 2019, opdat er begin 2020 besluitvorming over kan plaatsvinden, die dan in 2021 kan worden geëffectueerd en effect kan hebben op het verdeelmodel.

De voorzitter:
Een korte vraag van de heer Slootweg.

De heer Slootweg (CDA):
Zitten er in dat kwantitatieve onderzoek ook al nieuwe indicatoren voor een ander verdeelmodel, of is het eigenlijk toch echt meer onderzoek, op basis waarvan men eventueel kan komen tot een ander verdeelmodel? Hoe moet ik het begrijpen?

Minister De Jonge:
Dat laatste. Zo zou ik het willen zien. Dus het is eerst het kwalitatieve deel: onderzoek naar hoe de verschillende indicatoren uitwerken. Maar om dat echt goed te kunnen weten, moet je er een kwantitatief deel aan toevoegen. Juist dat is het meest ingewikkelde deel, dus hoe je dat precies moet doen, wordt op dit moment uitgezocht. Het heeft in ieder geval pas effect — daarom kijken gemeenten hier inderdaad reikhalzend naar uit — op het moment dat op basis van de uitkomsten van dat onderzoek besluitvorming heeft plaatsgevonden en die vervolgens verwerkt is in de verdeelsystematiek van het Gemeentefonds. Dat is dus pas in 2021.

De voorzitter:
Dank u wel.

Minister De Jonge:
Dat is een aardig bruggetje naar de motie op stuk nr. 42 van de heer Kerstens, want die heeft het met name over een tijdelijke financiële oplossing, onderweg naar dat nieuwe verdeelmodel — zo begreep ik uw motie — op grond van weer een fors hoger accres. Zo kijken gemeenten daar ook naar, al wordt er overigens weleens wat door elkaar gehaald. Ik begrijp de motie als volgt. U zou willen kijken of er een tijdelijke voorziening of een voortzetting daarvan te vormen is, en zo ja, hoe, voor de overbruggingsjaren. Dat zijn eigenlijk deze jaren. Dat is lastig; dat heb ik ook toegelicht in het algemeen overleg. Ik begrijp best dat deze vraag komt. Deze vraag komt namelijk ook van gemeenten. Alleen, de moeilijkheid is er voor mij in gelegen dat ik op dit moment vooral signalen heb en van die signalen feiten moeten maken. Daarvoor is nou juist dat onderzoek bedoeld. Op basis van die feiten kun je vervolgens kijken welk antwoord daar het best op te geven zou zijn. Dat kan inderdaad een financieel antwoord zijn. Ik sluit dat niet uit — dat heb ik ook in uw richting gezegd — maar ik loop er ook niet op vooruit; dat heb ik ook aangegeven. Deze motie loopt er eigenlijk wel op vooruit. Daarom zou ik haar willen ontraden.

De voorzitter:
Heel kort, meneer Kerstens.

De heer Kerstens (PvdA):
Ik haak een beetje aan bij de argumentatie van de minister om de motie uiteindelijk te ontraden. Als nu uit die onderzoeken feitelijk blijkt dat er oorzaken zijn die met zich brengen dat de minister in de toekomst mogelijk extra geld beschikbaar stelt en als dat nou dezelfde feiten zijn die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan, is de minister dan bereid om op dat moment te kijken hoe je mogelijkerwijs omgaat met de tekorten die in de afgelopen jaren zijn ontstaan?

Minister De Jonge:
Ik snap wat u zegt. Een deel van dat gesprek hebben we natuurlijk gehad bij het vaststellen van het IBP. Juist omdat op dat moment de tekorten niet goed onderbouwd konden worden, maar die signalen er wel waren, hebben we toen samen met de gemeenten een tekortfonds ingesteld, dat we beiden vulden, allebei met 100 miljoen, over de jaren 2016 en 2017. Daar is dus reeds een afspraak over geweest in het IBP. Maar de jaren 2018 en 2019 zouden zomaar onderdeel kunnen zijn van een vergelijkbare constatering, al hoop ik dat die dan wel beter onderbouwd is dan destijds. Het punt is alleen: al die keren dat u "als" in de zin gebruikt, wordt het voor mij ingewikkelder om erop te acteren. Ik denk dus echt dat het strakker, netter en preciezer is ...

De voorzitter:
Ook dit is uitgebreid besproken.

Minister De Jonge:
... om gewoon in het voorjaar te besluiten, op het moment dat we de feiten kennen.

De voorzitter:
Heel kort.

De heer Kerstens (PvdA):
Het ging niet over de motietekst, maar het was gewoon een simpele vraag. De minister zegt dat hij niet op de zaken vooruit wil lopen. Dat is een ding. Mijn vraag was of hij ook met terugwerkende kracht iets wil doen als op dat moment blijkt dat zich in die afgelopen jaren dezelfde euvels voordeden als uit dat onderzoek blijkt.

De voorzitter:
Een korte reactie.

Minister De Jonge:
Ik wil echt op dat moment, dus als die feiten op tafel liggen, het besluit nemen dat daarbij past.

De voorzitter:
Volgens mij heeft u alle vragen beantwoord en de moties beoordeeld. Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we of na het reces of morgen stemmen. Dat weet ik niet precies, maar dat krijgt u nog te horen.

We schorsen heel even totdat alle bewindslieden zijn gearriveerd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Aan de orde is de behandeling van:

    - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2019 (35000-XVI).

De voorzitter:
Aan de orde is de behandeling van de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik heet de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de minister voor Medische Zorg en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:
Ik geef mevrouw Agema als eerste spreker namens de PVV-fractie het woord.

Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter. Zoals u weet, overleden afgelopen jaar mijn beide ouders. Op een geheel andere wijze dan normaal kwamen de onderwerpen die wij hier wekelijks bespreken tot leven. De zorg kende ik als patiënt en als woordvoerder, maar nog niet als kind van. Meer nog dan voorheen ben ik onder de indruk van de integriteit, vakkundigheid en betrokkenheid van de tientallen zorgverleners met wie zij te maken kregen. Mijn ouders hebben in een relatief korte tijd zeven levensreddende en ook innovatieve operaties gekregen, maar zijn beide overleden aan een bacterie. Ze waren zestigers. Dat wat qua gezondheid slechts een rotjaar voor hen had moeten zijn, liep anders af. We kunnen als kinderen nog steeds nauwelijks bevatten dat kleine beestjes hiervoor hebben gezorgd. De minister voor Medische Zorg gaat een wereldwijde conferentie organiseren over de strijd tegen antibioticaresistentie. Het is inderdaad een groot probleem. Je kunt de beste dokters hebben die de meest ingenieuze operaties kunnen uitvoeren, maar als mensen vervolgens overlijden aan een bacterie, staan we met lege handen.

Laat ik dit persoonlijke moment ook benutten om vanaf hier mijn dank uit te spreken aan al die betrokken medewerkers. De medewerkers van de intensive care unit van het Zaans Medisch Centrum. Rowèn, die haar werk met zo veel compassie deed. De mevrouw van de dialyseafdeling die na mijn vaders overlijden nog een lief briefje stuurde. Huisarts Elands die altijd betrokken en bereikbaar was. En ook Cecilia, Melcha en Bertha die kwamen waken bij mijn moeder. En de twee mannen die op zondagavond tegen middernacht nog een spiksplinternieuw hoog-laagbed kwamen brengen, zodat ze er de laatste uren van haar leven verzorgd bij lag. Voor hen sta ik hier en voor al die andere kanjers. Het maakt mij trots volksvertegenwoordiger te zijn op zo'n mooi terrein als de zorg. Het brengt mij de passie er vol in te gaan en ministers erop aan te spreken als zij ons beduvelen met mooie praatjes.

Het kabinet zit er al een poosje. We hebben vandaag daarom een mooie gelegenheid om de balans op te maken en het ziet er niet best uit. Beloofde het vorige kabinet dat alles er ondanks de bezuinigingen beter op werd, dit kabinet is nóg erger. De bewindspersonen vormen samen een reclamebureau. Ik heb zojuist hun foto nog even gecrash. Te pas en te onpas worden flitsende actieplannen exclusief naar de media gestuurd, plannen die later niet meer dan een façade blijken te zijn, waar de zorg een loer mee wordt gedraaid, maar dan hoor je er niks meer over.

We worden gefopt waar we bij staan. Zogenaamd worden de personeelstekorten opgelost. Zogenaamd worden de regels merkbaar aangepakt. Zogenaamd wordt het gat dat het sluiten van de verzorgingshuizen sloeg gedicht. Schaamteloos is het.

Ze zijn ook arrogant. Debatten in de Tweede Kamer der Staten-Generaal degraderen ze tot een simpel overlegje van vraag en antwoord. Geen vraag is geen antwoord. Ze zouden eigenlijk het fatsoen moeten hebben inhoudelijk te reageren als je met wat eenvoudige parate kennis hun zoveelste actieplan aan flarden schiet. Maar vooruit, ik zal u vandaag trakteren op een hele hoop onwelgevallige vragen.

Dat brengt me bij het grootste probleem van de zorg, het tekort aan medewerkers. De tekorten lopen nu al zo hoog op dat het nu al zo vaak spaak loopt. Waar leiden die tekorten toe? Dat iemand die bijna blind is en nog thuis woont nu al tijdens de zomerstop geen boodschappen krijgt. Dat familie een stervende in de laatste dagen thuis nu al moeten verzorgen. Dat verdrietige toestanden in verpleeghuizen zoals geen tijd voor het helpen met eten, een praatje te maken of iemand te douchen, gemeengoed worden.

Tekorten leiden ertoe dat de veiligheid van medewerkers in de ggz nu al op het spel staat. Dat nu al afdelingen voor acute opname sluiten, dat een kliniek voor psychiatrie moest sluiten. Dat door overbelaste huisartsen nu al de sluiting van huisartsenposten dreigt. Dat nu al afdelingen en operatiekamers in ziekenhuizen moeten sluiten, dat operaties nu al niet doorgaan.

Ook het ambulancepersoneel voert actie en nu al moeten mensen uren wachten op de spoedeisende hulp. De belofte van minister De Jonge dat het personeelstekort voor 2022 teruggebracht is tot nul. Het actieplan dat hij daarvoor opstelde, blijkt volkomen irreëel. Zelfs het Centraal Planbureau kon er helemaal niets mee. Hij veranderde zijn verhaal. Ineens waren het rekenvoorbeelden.

Maar dat was nog niet alles. "Bemoedigend" stuurde reclameminister De Jonge eruit als reactie op de eerste resultaten van zijn actieplan. Maar hij vergat erbij te vertellen dat die resultaten waren geboekt in de periode van vóór zijn actieplan.

Plannen van de oppositie worden afgewezen. Met ons overheadplan kunnen bijna 30.000 managers vrijwillig en met behoud van salaris weer een uitvoerende taak vervullen. Bijna 2 miljard euro wordt hiermee verplaatst van top naar werkvloer. Vraag: is de minister bereid ons overheadplan uit te voeren?

Dan het begrip "extra". Het reclamebureau heeft ook iets met het woord "extra". "Extra" klinkt altijd lekker. Gisteren nog stuurde minister De Jonge het reclamepraatje de wereld in dat er 13.000 extra medewerkers bijgekomen zijn in de verpleeghuizen. Maar dit is geen extra. Het vorige kabinet ontsloeg 37.000 mensen de verzorgings- en verpleeghuizen uit. Nu is er een heel groot tekort. De werkdruk is daardoor veel en veel te hoog. Pas als er ergens in 2022 weer 37.000 mensen terug zijn, zit hij weer op een acceptabel niveau. "Extra" is daarom misplaatst.

Tekorten worden ingelopen en dat is goed, maar dat is iets heel anders dan extra. 5 miljoen euro voor de dagbesteding is niet extra als je net 1 miljard op de dagbesteding hebt bezuinigd. 5 miljoen euro voor iets tussen thuis en verpleeghuis is niet extra als je er net structureel 3 miljard euro op hebt bezuinigd. Er is geen extra geld voor de wijkverpleging als je voorganger er honderden miljoenen op bezuinigde. Er is geen extra geld voor de huishoudelijke hulp als je voorganger het macrobudget halveerde. Je hebt geen extra medewerkers als er net 77.000 zijn ontslagen. Het zijn reclames, en als we een Reclame Code Commissie in de zorg zouden hebben, dan liep het er storm.

Een deel van de personeelstekorten zullen worden ingelopen omdat de groeiende economie de bewindspersonen een steuntje in de rug geeft. Maar als het gaat over de economie, dan is onze zorg heel erg afhankelijk van een heel raar verhaal. Tot 2010 werd er altijd te krap geraamd op zorg. Opeenvolgende bewindspersonen kwamen dan onder vuur te liggen omdat zij moesten bezuinigen. Sinds 2012 gaat het anders. Sinds de verkiezingszomer van 2012 besloot VWS hysterisch te gaan ramen. "In 2040 betalen we de helft van ons inkomen aan zorg" was de mantra waarmee ons angst werd aangejaagd door toenmalig minister Schippers. Het was de leugen waar we de hele verkiezingsperiode niet meer van afkwamen. Kwalijk was het, want het Centraal Planbureau had een doemscenario uitgerekend waarin alle tot dan toe reeds genomen maatregelen niet waren meegenomen. Ze hadden een leuk sommetje verzonnen waarin 26 jaren achter elkaar de zorgkosten met 4,4% per jaar zouden groeien en de economie met slechts 1,6% per jaar. Wiskundig is dit zo geniepig. Iets wat 5% per jaar groeit, verdubbelt in veertien jaar, maar iets wat 1% per jaar groeit, verdubbelt in 72 jaar. De ene voorstelling van zaken is dus een ramp, de andere stelt niks voor. Als de economie evenredig groeit, dan is er dus helemaal niks aan de hand. Het was een compleet irreëel doemscenario dat het Centraal Planbureau overigens introk, maar dat altijd tussen de oren is blijven zitten.

Belogen en bedrogen werden we. Hysterisch werd ons wijsgemaakt dat de zorgkosten tijdens de vorige kabinetsperiode met maar liefst 18 miljard euro zouden stijgen. Het werden er 4,5. De geesten werden rijp gemaakt voor draconische bezuinigingen, maar in werkelijkheid bleef er zomaar ruim 8 miljard euro over aan meevallers. Bleef dat geld in de zorg? Kregen we een lagere premie? Werd het eigen risico afgeschaft? Nee. Die miljarden gingen terug naar de schatkist. Vorig jaar zei ik dit ook al en toen beweerde minister Bruins nog dat het niet zo was. Inmiddels weet u beter. De meevallers op zorg gaan naar de schatkist en worden gebruikt om elders op de begroting gaten te dichten, zoals dat van de massa-immigratie in 2015 en 2016. Er wordt dus eerst hysterisch begroot op VWS, dan wordt gedaan alsof de zorgkosten de spuigaten uitlopen, maar uiteindelijk is van zorggeld de massa-immigratie betaald. De zorg is daarmee een spaarpot geworden om impopulaire uitgaven elders mee te betalen. Je moet het maar durven: over de rug van hoogbejaarden en zieke mensen.

En daar zitten ze, de durfals die het doen, want ze gaan er gewoon mee door. Ze gaan door met hysterisch begroten. Ze doen alsof er heel veel meer geld naar de zorg gaat. Ze doen alsof alle problemen in de zorg betaald worden, maar straks betaalt het kabinet gewoon iets anders van het geld dat nu nog op de rol van VWS staat. Nog meer massa-immigratie, of het gasverbod misschien. De zorguitgaven zouden onder het vorige kabinet met 18 miljard euro groeien — ik zei het al — maar het werd 4,5. En deze heren beweren dat deze kabinetsperiode de zorguitgaven met bijna 17 miljard euro groeien, maar de eerste meevallers worden al gemeld. Vraag: wilt u alstublieft stoppen met het verschrikkelijke, manipulatieve spel over de rug van hoogbejaarden en ernstig zieke Nederlanders? Gaat u alstublieft weer normaal begroten, zoals de situatie was van voor 2010? Vraag: gaat u — het kabinet spreekt met één mond — op eerlijke wijze aan de Nederlandse bevolking duidelijk maken hoe u de massa-immigratie en het gasverbod gaat betalen?

Dat brengt mij bij het trap-op-trap-afprincipe en de wet die minister De Jonge naar de Kamer gaat sturen omdat zogenaamd ons budgetrecht in het geding is. Als het economisch slechter gaat, dan delen de gemeenten mee in de bezuinigingen volgens het principe van trap af. Gaat het, zoals nu, economisch beter, dan krijgen ze er middels trap op geld bij. Dit wordt het trap-op-trap-afprincipe genoemd, maar dat deugt niet. Het kan toch niet zo zijn dat de economische toestand van ons land bepaalt of gemeenten meer of minder geld krijgen voor hun zorgtaken? Dat het van economische voorspoed afhangt of de ramen van iemand in een rolstoel helemaal worden gelapt of nog tot op ooghoogte? Of een gehandicapte wel een kat kan hebben waarvan de kattenbak wordt verschoond, of dat de kat de deur uit moet omdat het economisch slechter gaat? Of een oude mevrouw een verzameling oude cameraatjes uit haar vroegere fotowinkel kan houden of dat zij bij economisch slechter tij opgeruimd moeten worden omdat ze teveel stof vangen?

Vraag. Bent u bereid het trap-op-trap-trap-afprincipe te beëindigen en budgetten voor wettelijke taken te becijferen op basis van kwaliteit, groei, demografie, loon en prijsbijstellingen?

Datzelfde geldt voor de vraag of er genoeg mensen aan het bed staan in de verpleeghuizen. De Agemagelden moesten tijdens Rutte I het tekort van 12.000 medewerkers aanvullen. Rutte II ontsloeg er 37.000 en Rutte III wil ze weer terughalen. Die schommelingen worden veroorzaakt door economische schommelingen en hoe de politieke pet staat. Dat doe je toch niet in een beschaafd land? Zo ga je toch niet om met de allerkwetsbaarste mensen? Hou op zorgmedewerkers zo verschrikkelijk te behandelen door ze er de ene keer uit te gooien en de andere keer weer van ze te verlangen dat ze terugkomen. Hou op met dit soort politieke spelletjes en geef mensen in hun laatste maanden fatsoenlijke verpleeghuiszorg met voldoende mensen om hen te verzorgen. Wij willen toch in Nederland dat zorg van goede kwaliteit is, ongeacht de economische staat van ons land? Daarop kun je sturen. Daarop kun je mensen opleiden en daarop kun je als organisatie vertrouwen. Daarom is het juist goed dat het Kwaliteitsinstituut onafhankelijk de kwaliteitsnormen stelt en berekent hoeveel geld daarvoor nodig is. Dan ga je als minister toch geen wet naar de Kamer sturen om hier een stokje voor te steken? Dan kom je toch niet met zo'n vals reclameargument als "het budgetrecht van de Kamer"? De Kamer houdt toch haar budgetrecht? De Kamer was toch in staat om verzorgingshuizen te sluiten? De minister heeft toch de tarieven voor de verpleeghuizen recentelijk niet herijkt? De zorgkantoren passen toch nog altijd de malusregeling toe? De minister heeft toch "onderhandelingsruimte om vanuit doelmatigheidsoverwegingen afspraken te maken over de prijs"?. Ik citeer zijn brief van 1 oktober jongstleden. Vraag: bent u bereid om te komen met één kostendekkend tarief voor de verpleeghuizen, en om alle administratieve speeltjes eromheen af te schaffen?

De groei van het aantal medewerkers in de verpleeghuizen moet de resultante zijn van demografische groei en de kwaliteit die we wensen. Daarnaast moeten we ervoor zorgen dat de miljarden die omgaan in de zorg goed besteed worden, bijvoorbeeld aan betere salarissen. Het kan een mooi reclamepraatje zijn dat de vvt-sector, dus de sector voor verpleging, verzorging en thuiszorg, er 4% bijkrijgen, maar ze komen hiermee uit op het niveau van voor de crisis, terwijl de marginale belastingdruk alleen maar toegenomen is. Vraag: is de minister bereid zich hard te maken voor salarisverhoging in de zorg?

Er lekken miljarden weg uit de zorg. Je weet nooit hoeveel het is, maar schattingen gaan ervan uit dat jaarlijks zo'n 3 miljard euro tot 5 miljard euro weglekt door fraude. Vraag: hoeveel miljard heeft het actieplan Rechtmatige zorg inmiddels opgeleverd? En bent u bereid om het geld in te zetten voor betere salarissen?

Verspilling van materialen en voedsel, te hoge inkoopkosten; vele miljarden gaan er door verloren. Peuter deze miljarden uit de zorg en zet ze in voor betere salarissen. Stel normen. Iedereen die die normen haalt, mag het geld houden voor extra salaris voor de mensen die op de werkvloer werken. Vraag: is de minister bereid dat te doen?

Maar er wordt nog veel meer geld verspild, voorzitter. Doe iets aan die overreserves van de zorgverzekeraars. Ze hebben nog steeds zo'n 3 miljard euro op de plank liggen. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de winsten van instellingen die weglekken. Daarbij gaat het om gemiddeld 1,2 miljard euro per jaar, want de rendementen in de zorg stijgen en de solvabiliteit komt boven de 30% uit. Ondanks het verbod op winstuitkering wordt dat verbod toch op grote schaal ontdoken via bv's of onderaannemersconstructies. Gehaaide zorgbestuurders potten miljoenen op in hun holdings en keren tot wel 60% van de omzet aan zichzelf uit. Dit zijn constructies die tot op heden niet verboden zijn, maar wel in strijd zijn met de geest van de wet, namelijk het voorkomen van zelfverrijking met publiek geld, met zorggeld. De bestuurder rijdt in een dikke Bentley, de medewerker moet blij zijn met 4% loonsverhoging.

Het moet andersom, voorzitter. Het geld moet in de zorg blijven, voor de zorg, voor de mensen. Al begin dit jaar hebben wij een amendement opgesteld om deze winstuitkeringen te stoppen, maar de betreffende Wet toetreding zorgaanbieders heeft de minister in de ijskast gelegd. Vraag: bent u bereid deze walgelijke platte zelfverrijking te stoppen en het geld te geven aan betere salarissen? Wat overigens wel in de ijskast mag, is het onzalige wetsvoorstel Winstuitkeringen in de zorg, omgedoopt naar het vergroten van investeringsmogelijkheden in medisch-specialistische zorg. Want hiermee krijgt het weglekken van zorggeld juist een extra duwtje in de rug. En wat de investeringsmogelijkheden betreft: daarmee zijn instellingen zelf al heel creatief bezig. Het Prinses Maxima Centrum haalde met obligaties 6 miljoen op voor nieuwbouw. Het Adrz financierde met crowdfunding een renovatie van 11 miljoen. Het Bernhovenziekenhuis heeft met obligaties aan personeel een kwart miljoen opgehaald. Daar is dus helemaal geen nieuwe wet voor nodig. Vraag: wat vindt de minister van het idee dat het personeel een stukje ziekenhuis kan kopen?

De vraag naar zorg groeit. We worden ouder, we mankeren meer. Medische ontwikkelingen maken meer mogelijk en er komen nieuwe medicijnen op de markt. Tegelijkertijd mogen de kosten volgens de hoofdlijnenakkoorden niet groeien. Vraag: is dit haalbaar? Het Centraal Planbureau vindt immers van niet. Het is toch eigenlijk van de gekke: zo'n 300 spectaculaire, levensveranderende en levensreddende medicijnen komen eraan. De vlag zou bijna elke dag op het ministerie uitkunnen voor al die levens van mensen en van gezinnen die zo spectaculair gaan veranderen. Wat doet de minister? Die zet er een rem op. De absurde gang van zaken rondom middelen als Spinraza, Orkambi en Nivolumab staat ons helder voor de geest. Vraag: zou het niet juist geweldig zijn om bijna dagelijks van die mooie reclame-items op tv te hebben door deze 300 medicijnen wel direct op te nemen in het basispakket?

Minister Bruins wil geld besparen door zorg te verplaatsen van het ziekenhuis naar de huisarts. Maar niet alleen wilden zijn voorgangers dit ook al en is het hen niet gelukt, het aantal huisartsen is vorig jaar gedaald en het aantal ingeschreven patiënten per huisarts gestegen. Vraag: hoe maakt de minister dit waar? Overigens hoeven besparingen helemaal niet naar de schatkist te vloeien, lees ik. In de begroting lees ik dat de minister voornemens is, een beetje geld achter de hand te houden: 50 miljoen euro van de besparing op de huisartsen, ggz en wijkverpleging die blijft binnen het eigen kader. Vraag: waarom niet alles?

Dan kom ik op het gemis van de verzorgingshuizen en de zeven treden van de ouderenzorg. We hadden het eens zo mooi geregeld in ons land, we hadden natuurlijke overgangen van huishoudelijke hulp, wijkziekenverzorging, wijkverpleging en begeleiding thuis, de opstap naar de verzorgingshuizen en daarna de verpleeghuizen en op het einde de palliatief-terminale zorg. We hadden dit verdomd goed geregeld. Nu door het sluiten van de verzorgingshuizen die natuurlijke overgangen niet meer bestaan, melden hoogbejaarden zich bijna dood, bijna blind, het stadium van beginnend dementerend allang voorbij, in rolstoel maar ook vaak al bedlegerig aan de deur van een verpleeghuis, terwijl het al heel, heel, heel lang niet meer ging. De huidige bewoners hebben veel complexere klachten dan hun voorgangers en hun verblijfsduur wordt steeds korter. Instellingen melden ons gemiddelden van zes tot tien maanden. Onze verpleeghuizen zijn daardoor sterfhuizen geworden, met als gevolg een zeer hoge werkdruk. Zo goed als alle kwaliteitsindicatoren, zoals ondervoeding, uitdroging, doorligwonden, vallen, medicatieveiligheid, mishandeling, agressie en drogeren zijn terug te herleiden naar te weinig medewerkers. Los je het personeelstekort op, dan los je ook de werkdruk op en het kwaliteitsprobleem. Daarom is dit zo belangrijk. Ergens oplopend tot 2022 komt het geld om voldoende mensen aan te nemen beschikbaar. Dan pas kan er voldoende kwaliteit in de verpleeghuizen geleverd worden. Tot nu toe is een derde ingelopen. Daarom zijn die reclame-items op tv zo gemeen. Poseren met de mensen die het niet meer mee gaan maken. Ook in de nacht loopt het personeelsprobleem en daarmee de kwaliteit van zorg gierend uit de hand. Vraag: gaat u met de investering van 2,1 miljard in de verpleeghuizen ook de inzet van nachtverpleging verhogen? Zo ja, hoeveel nachtverplegers komen er dan tot 2022 bij?

Het vorige kabinet bezuinigde ook op de thuiszorg, terwijl ze het gat dat het sluiten van de verzorgingshuizen sloeg maar op moesten vangen. De huishoudelijke hulp werd ook gehalveerd. De gevolgen van deze bezuinigingsdrift zijn wezenlijk voelbaar. Hoogbejaarden wilden dit allemaal zelf, was de leugen. Maar thuis loopt het te vaak spaak. Wekelijks lezen we de krantenberichten over dementerende ouderen die in de problemen komen, soms verdwalen en soms zelfs dood teruggevonden worden, alsof ze dat hadden gewild! Mantelzorgers moesten het gat dat het sluiten van de verzorgingshuizen sloeg maar opvullen, maar uit recent onderzoek blijkt dat dat niet is gebeurd. Dat is niet hun schuld. Ze kunnen er simpelweg niet nog meer bij doen. Iedereen droeg al zijn steentje bij. Kinderen hielpen hun ouders al. En als het thuis niet meer ging, dan pas gingen ze naar een verzorgingshuis. Ze gingen niet voor de lol naar het verzorgingshuis. Niet alleen ouderen zijn de dupe, kinderen vanaf 5 jaar worden verplicht ingezet. Doe niet alsof dit niet verplicht is. Als een gehandicapte of chronisch zieke ouder een minderjarig inwonend kind heeft, volgt er urenaftrek, terwijl deze kinderen al zo veel extra klussen in het huishouden doen. Deze gezinnen zouden juist extra uren moeten krijgen in plaats van minder. Vraag. Bent u bereid inwonende minderjarige kinderen uit te zonderen van de urenaftrek?

Schoorvoetend komt de politiek erachter dat ze een blunder van jewelste hebben begaan met het sluiten van de verzorgingshuizen. Draaien ze de blunder terug? Nee. Ze zijn op zoek naar "iets tussen thuis en verpleeghuis". Het eerlijke verhaal is dat de 80.000 verzorgingshuisplekken nooit meer terugkomen omdat het kabinet er geen stuiver voor heeft. En houd geen reclamepraatje over 5 miljoen extra. Voor 5 miljoen heb je hooguit 125 plekken terug. Natuurlijk kennen we allemaal de mooie voorbeelden zoals de Knarrenhof, maar één zwaluw maakt nog geen zomer. De woonmarkt en de zorgmarkt sluiten niet op elkaar aan. De initiatieven voor "iets tussen thuis en het verpleeghuis" vormen geen samenhangend geheel. De plannen worden lukraak door het land opgezet en overal komt men erachter dat het duur is, te duur. Een pand waarin verzorging en verpleging geleverd kan worden is heel erg duur. We horen huurprijzen van €800 en ook €2.800 in hetzelfde gebouw om het betaalbaar te maken, of een gemiddelde van €1.750 of €1.500. Dan is het alleen nog voor de happy few. Hadden we de verzorgingshuizen nog maar! Maar ook hier heb ik een idee. Vraag. Bent u bereid de lege of halflege oude verzorgingshuizen die we overal nog zien, opnieuw te financieren voordat de sloopkogels erin vliegen en ze om te bouwen tot zelfstandige woonunits waarvoor een lage huur kan worden gevraagd, zodat ook mensen met alleen AOW in het "iets tussen thuis en verpleeghuis" kunnen wonen?

Het verzorgingshuis wordt ook gemist omdat ouderen vanuit het ziekenhuis niet meer naar het verzorgingshuis kunnen om te herstellen. En doe niet alsof die paar eerstelijns bedden genoeg zijn. Er zijn er veel te weinig. Naar huis kunnen ze vaak ook niet vanwege een tekort aan wijkverpleegkundigen. Veel mensen kunnen daarom niet thuis sterven. Vraag. Hoeveel eerstelijns bedden zijn er nu? Waarop baseert de minister dat dit voldoende is? Vraag. Hoe groot is het personeelstekort in de wijkziekenverzorging en de wijkverpleging nu en per wanneer is dit tekort teruggebracht tot nul?

Tot slot, voorzitter. De zorg is mensenwerk. Zonder mensen geen zorg. Daarom zeg ik ook tegen de bewindspersonen: als u uw belofte om de personeelstekorten tot nul terug te brengen niet nakomt, bent u straks verantwoordelijk voor de ramp die zich voltrekt. Dan is het uw schuld dat thuiswonende slechtzienden in de zomer zonder boodschappen zitten, mensen niet thuis kunnen sterven, operatiekamers worden gesloten, huisartsenposten dichtgaan, acute-opnameafdelingen sluiten en ambulances niet meer uitrukken. Slotvraag. Met al uw gevoel voor reclame maken wilt u toch niet de bewindspersonen zijn die straks de geschiedenisboeken ingaan als de mannen die er verantwoordelijk voor waren dat de zorg implodeerde en dat alles maskeerden achter een façade van flitsende actieplannen en mooie praatjes op tv? Begrijp me niet verkeerd, ik wil dat u slaagt. Maar dat betekent wel dat u met betere plannen moet komen en uw reclamefolders bij het oud papier moet zetten. Zorg is een serieuze zaak, met serieuze problemen. Dat past geen reclameboys. Daar hebben wij drie integere, vakbekwame en betrokken bewindspersonen voor nodig, net zo integer als al die mensen die in het veld het werk doen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Agema. Mevrouw Ellemeet heeft een vraag voor u.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Mevrouw Agema had het even kort over het eerstelijnsverblijf. Zij wil weten hoeveel eerstelijnsverblijfbedden er zijn. We hebben ook coördinatiepunten opgezet om het eerstelijnsverblijf beter te organiseren. Ik krijg daar ook zorgelijke signalen over. Op een aantal plekken zou de financiering daarvan niet rondkomen. Deelt mevrouw Agema deze zorg met mij?

Mevrouw Agema (PVV):
Ja. Vroeger gebeurde het vaak dat iemand na een operatie in het ziekenhuis, even tijdelijk naar het verzorgingshuis kon om op adem te komen en daarna weer naar huis ging. Er waren toen veel meer plekken dan de eerstelijnsbedden die er nu zijn. Als ik rondbel en als ik mijn inbox bekijk, krijg ik de indruk dat er hier gewoon een groot gat ligt, ook omdat mensen vervolgens te maken krijgen met een opstopping omdat ze niet naar huis kunnen omdat er onvoldoende wijkverpleging is. Ik denk dat er op beide vlakken een tekort is en dat is dus veroorzaakt door het sluiten van de verzorgingshuizen.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Een van de oplossingen die gezocht worden is dat eerstelijnsverblijf, het zorgen voor voldoende bedden. We krijgen nu signalen dat die coördinatie nog onvoldoende op gang komt in een aantal regio's. Is mevrouw Agema het met mij eens dat we aan deze bewindspersonen zouden moeten vragen hoe dat precies zit? Is mevrouw Agema het met mij eens dat zij uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor de financiering van het elv en dat wij dus willen weten wat de feiten daarover zijn?

Mevrouw Agema (PVV):
Volgens mij heb ik die vraag net gesteld.

De voorzitter:
Oké. Ik vond het verhaal over uw ouders heel aangrijpend. Gecondoleerd.

Dank u wel.

Dan ga ik naar de heer Arno Rutte namens de VVD.

De heer Arno Rutte (VVD):
Voorzitter. Als je zorg nodig hebt, wil je zeker weten dat je snel toegang hebt tot de juiste zorg van een goede kwaliteit en dichtbij. Laten we eerlijk zijn, de meeste mensen komen liever helemaal niet in aanraking met zorg. Zij willen gewoon een leven leiden zoals het kan en willen graag gezond zijn. Maar niemand ontkomt eraan om in contact te komen met de zorg, voor jezelf, voor je naaste. Sommige mensen worden zelfs geboren met een handicap en ontkomen hun hele leven niet aan zorg en zullen daar altijd van afhankelijk zijn. Maar nogmaals, hoe lang en hoe intensief je zorgvraag ook is, er moet snel zorg beschikbaar zijn die van goede kwaliteit is en die bij voorkeur bij jou in de buurt kan worden verleend.

Als we dat goed willen doen, zullen we ook heel goed moeten kijken naar de ontwikkelingen in de maatschappij. We ontkomen dan niet aan een blikje op wat met een chic woord heet de "demografie", de bevolkingssamenstelling in Nederland. Ik heb het dan niet over de culturele samenstelling, maar puur over de samenstelling op leeftijd. Als je nou eens bij het Centraal Bureau voor de Statistiek naar de demografieplaatjes gaat kijken, zie je pas wat voor enorme revolutie zich voltrekt.

In 1950 was de bevolkingsopbouw nog in de vorm van een driehoek, met allemaal jongeren. Er was daarin een enorme brede basis van jongeren — dat is logisch, want het was een naoorlogse periode — en die liep langzaam omhoog in een punt. Er waren weinig ouderen. In 1990 zie je een vorm van een ui, met een enorme hoeveelheid mensen in de arbeidzame periode van hun leven, tussen 25 jaar en 45 jaar, en dat loopt dan in een puntje omlaag. Als we nu kijken, zien we al een bevolkingssamenstelling die steeds meer een soort rechte kolom wordt. Steeds meer mensen worden oud, gelukkig. Dat is gelukkig ook steeds vaker in een redelijke gezondheid, maar toch. Maar die hele grote bulk aan arbeidzame bevolking is er niet en die hele grote bulk aan jongeren ook niet.

Als we verder kijken naar de toekomst, zien we dat dat plaatje steeds extremere vormen aanneemt. Je zou daar een heel somber verhaal over kunnen houden. Die keuze kun je maken. Je zou een heel somber verhaal kunnen houden over een steeds groter tekort aan handen aan het bed, waardoor het onmogelijk zal zijn om goede zorg te leveren voor iedereen die dat nodig heeft. Dat kan. Als we niks zouden doen, zou zich dat ook kunnen voltrekken. Maar ik kies er vandaag voor om dat niet te doen. Ik geloof heel sterk dat het mogelijk is om steeds betere zorg op maat te leveren, dicht bij huis, bij voorkeur thuis. Ik heb het dan over slimme zorg thuis, niet met allerhande revolutionaire nieuwe ingrepen, hightech en meer van dat alles, maar met simpele ingrepen die op dit moment al bestaan. Dat is van heel groot belang, omdat steeds meer mensen mede door de bevolkingssamenstelling langdurig, het grootste deel van hun leven, te maken hebben met zorg. Ze hebben die zorg nodig. Mensen worden chronisch ziek als ze ouder worden, vaak met een stapeling van klachten. Maar, zoals ik al eerder zei, ontkomen ook mensen met een handicap nooit aan zorg. Als je niet oppast, dan domineert de inrichting van de zorg je leven, dan moet je je leven gaan leiden en laten inrichten door datgene wat de zorgverlener van jou nodig heeft, van jou vraagt. Maar wat je eigenlijk wilt, is dat mensen, of ze nou chronisch ziek zijn of gezond, hun leven kunnen blijven leven, dat de zorg ten dienste staat van dat leven en dat ze daar zelf de regie over blijven voeren.

Laten we kijken naar de inrichting van wat we de curatieve zorg noemen, met name de specialistische zorg, de ziekenhuiszorg. Die zit in een model dat ons heel erg lang heel veel heeft gebracht. Het is een model dat ervan uitgaat dat je gezond bent, totdat dat niet meer het geval is, totdat je bijvoorbeeld wordt geconfronteerd met een ernstige ziekte of een ongeluk krijgt. Dan wil je worden geholpen door een heel goede specialist, die heel erg veel weet van heel weinig. Bij voorkeur genees je dan weer en kun je weer door met je leven. Dat is de basis, de primaire inrichting van dat model.

Maar in een wereld waarin enorme hoeveelheden mensen juist chronisch ziek zijn, moet je je afvragen of dat altijd past. Ik durf hier wel te zeggen: dat past steeds slechter. Voor chronisch zieke patiënten is dat ziekenhuissysteem vaak buitengewoon ongemakkelijk. Het grijpt enorm in op hun leven en helpt hen ook niet of nauwelijks.

Ik zal een voorbeeld noemen. Hennie, uit Zwolle, lijdt aan de chronische longaandoening COPD. Als ze zelfstandig naar het ziekenhuis moet komen, heeft dat een enorme impact op haar leven. Ze is daar dagen vermoeid van. Ze kan dagenlang niet meer vooruit als ze die tocht heeft moeten maken. Toch moest dat regelmatig, simpelweg omdat je voor de behandeling en begeleiding van COPD-patiënten regelmatig, één keer in de zoveel maanden, op de poli van de longarts moet verschijnen. Het trieste is dat die chronische aandoening COPD zo'n grillig karakter heeft dat de kans dat jij op de poli bent net op het moment dat je zorg nodig hebt, buitengewoon klein is, en dan zeg ik het nog voorzichtig. Maar sinds kort krijgt Hennie andere zorg: slimme zorg thuis. Daarbij vult ze één keer in de week een eenvoudige vragenlijst in via haar iPad. Die vragenlijst wordt bekeken door een gespecialiseerde verpleegkundige in het ziekenhuis in Zwolle. Die verpleegkundige legt dan contact met haar op het moment dat het echt nodig is, als de waarden afwijken. Die verpleegkundige kan meteen met haar in de thuissituatie kijken hoe het met haar gaat, kan haar begeleiden bij gebruik van andere medicatie, kan in dezelfde verbinding de longarts bijschakelen als dat nodig is en kan, als het nog ernstiger is en het dus het moment is dat het nodig is, Hennie oproepen om direct naar het ziekenhuis te komen. Wat is daarvan het effect? Hennie kan haar leven weer leiden. Ze voelt zich gezekerd. Ze weet dat er zorg voor haar is als het nodig is, maar ze weet ook dat ze zich niet door die zorg hoeft te laten leven. Dat is een enorme verbetering van de kwaliteit van leven.

Wij weten hier allemaal, zoals we hier zitten, dat dit geen experimentele zorg is. Dit is al reguliere zorg. Het mag gegeven worden, het kan vergoed worden en vaak is het beter dan de reguliere zorg. En toch gebeurt dat nauwelijks. Ik zeg het heel eerlijk: dat vind ik verbijsterend.

Ik geef nog een voorbeeld. Corine lijdt aan hartfalen. Ze woont in Emmen. Mensen met chronisch hartfalen leven een leven in angst. Er kan altijd iets gebeuren en je weet nooit wanneer. Je kunt altijd een hartaanval of iets dergelijks krijgen en dan moet je met loeiende sirenes naar het ziekenhuis. Bij chronisch hartfalen zie je weer hetzelfde patroon. Er zijn weer de regelmatig geplande polibezoeken in het ziekenhuis. Dat is vast allemaal met goede bedoelingen, maar voor Corine heeft dat een enorme impact. Door haar angst voor hartfalen durft ze niet in haar eentje naar het ziekenhuis te gaan; er moet altijd iemand mee. Ze moet het plannen. Ze moet reizen. Ze moet parkeren. Ze maakt kosten. En opnieuw geldt: de kans dat zij net op het moment dat het slecht met haar gaat in de poli bij de cardioloog staat, is buitengewoon klein. Vervolgens gaat ze met dezelfde onrust weer naar huis. De angst dat het misgaat, blijft. En de kans dat ze met loeiende sirenes alsnog naar het ziekenhuis moet, blijft torenhoog. Ook voor haar is er nu slimme zorg thuis. En, werkelijk waar, ze kan daardoor haar leven weer leiden. Haar angst wordt weggenomen. Ze voelt zich weer bevrijd. Ze voelt zich gezekerd. In haar geval gaat het om één keer per dag waarden doorgeven: gewicht en bloeddruk, eenvoudige waarden. Een gespecialiseerde verpleegkundige leest de waarden uit en schakelt direct met haar op het moment dat het niet goed is. Zij kan dan ook direct actie ondernemen. In alle andere gevallen weet zij: vandaag gaat het goed. En als ze zich zorgen maakt, kan ze alsnog contact leggen met de verpleegkundige en de cardioloog. Dat geldt ook voor Hennie uit het eerste voorbeeld.

Dit is uitstekende zorg voor chronisch zieke patiënten die ervoor zorgt dat ze hun leven kunnen leiden. Die zorg is er op het moment dat ze die nodig hebben. Dat is goed voor hun kwaliteit van leven en goed voor de professionals die ingezet worden op het moment dat zij meerwaarde kunnen leveren. En ja, het scheelt soms ook nog geld.

Voorzitter. Dit waren twee voorbeelden: Hennie en Corine. Ik zou willen dat het normaal is dat mensen zich zo gezekerd voelen, zo veilig voelen en zulke goede zorg krijgen als in die twee voorbeelden. Dat is ook noodzakelijk als we doorkijken naar de toekomst. Ik deed dat net. Kijk naar 2040. Dat lijkt ver weg. Het is ongeveer het moment dat ik de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken. Het ziet ernaar uit dat het aantal mensen dat te maken heeft met meerdere chronische aandoeningen — dus niet één maar meer — dan op 30% zit. Dan hebben 5,5 miljoen mensen diabetes gecombineerd met COPD of diabetes gecombineerd met hartfalen. 5,5 miljoen! Dat is bijna één op de drie. Dat zijn de inwoners van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Almere, Leeuwarden, Zwolle en Haarlemmermeer samen. Daar hebben wij het over: geen kleine ontwikkeling.

Voorzitter. Het mag duidelijk zijn dat het van groot belang is dat al deze mensen minstens even goede zorg kunnen krijgen als Hennie en Corine, niet als uitzondering, maar als norm, zodat ze een fijn leven kunnen leiden tot op hoge leeftijd en wij dat met elkaar goed kunnen organiseren. In het belang van chronisch zieke ouderen zeg ik: bespaar ze het ziekenhuis en geef ze slimme zorg thuis. Dat voorkomt verlies aan levensgeluk. Dat voorkomt verspilling aan professioneel talent. En ja, het zorgt er ook voor dat we de zorg beter kunnen betalen. Als we alles op zijn beloop laten, komen we in een onhoudbare situatie terecht die je bijna kunt schetsen. Ik vind altijd dat wij met elkaar de verantwoordelijkheid hebben om dat te voorkomen.

Voorzitter. Zoals ik al zei, schets ik hier geen oplossingen die nog in de verre toekomst liggen, heel ingewikkeld zijn of niet al voor het oprapen liggen. Ze zijn er al! Het kan al! Een van de grootste problemen waarom het niet lukt, is dat we in de zorg een enorm opruimprobleem hebben. Een opruimprobleem: er kan iets nieuws, het is waarschijnlijk beter dan het oude, maar we vinden het ingewikkeld. We hebben het zelfs al een plek gegeven in de medische richtlijn — ook dat, dus het is goede zorg, want het is overal doorheen — maar toch vinden we het o zo ingewikkeld om het oude los te laten. Er zullen ongetwijfeld grote belangen zijn om het oude te leveren, maar zekere in deze gevallen is dat niet in het belang van de patiënt.

Voorzitter. Laten we er daarom mee stoppen. Laten we ervoor zorgen dat dit soort slimme zorg thuis niet langer een uitzondering is, maar beschikbaar voor iedere patiënt die daarvan kan profiteren. Laten we het dan ook maar heel concreet maken en gewoon beginnen met de zorg voor mensen met COPD en hartfalen. We moeten ervoor zorgen dat die zorg binnen drie jaar voor alle patiënten die daarvan kunnen profiteren, beschikbaar is.

Voorzitter. Ik wil het concreet maken en een aantal stappen aanreiken waarmee dat zou kunnen. Realiseer in de eerste plaats structureel medisch evaluatieonderzoek, met name over slimme zorg thuis in vergelijking met de reguliere zorg. Doe dat nou eens! Met medisch evaluatieonderzoek vergelijk je alle therapieën in de richtlijn met elkaar en zeg je op basis van de gegevens: deze therapie is de beste! Ik durf hier de verwachting uit te spreken dat bij chronisch zieke patiënten de slimme zorg thuis absoluut de beste is. Maar je moet er wel op duwen. Je moet het gaan doen. Dus ten eerste medisch evaluatieonderzoek.

Als dan blijkt dat die slimme zorg thuis effectiever en betaalbaarder is dan de bestaande werkwijze, zorg dan ten tweede samen met het Zorginstituut ervoor dat die zorg in de richtlijn blijft en dat de oude werkwijze verdwijnt, zodat daarmee ook de betaaltitel verdwijnt.

Ten derde. Kijk wel naar slimme financiële constructies, want dat is nodig. Dat klinkt meteen heel eng, maar als zorg geleverd wordt en mensen in de gaten worden gehouden, is het wel logisch dat ook daarvoor betaald moet worden. Want voor niks gaat de zon op. Schrap dan ook de oude financiële werkwijze.

Mevrouw Sazias (50PLUS):
Ik hoor de heer Rutte zeggen dat hij graag behandelwijzen wil evalueren om daaruit de beste te halen. Dat lijkt mij iets wat iedereen wil. Dan komt bij mij bijvoorbeeld de situatie van de MammaPrint op: een test maakt van tevoren duidelijk of iemand al of geen chemo nodig heeft. Die test gaat waarschijnlijk uit de basisverzekering waardoor veel vrouwen mogelijk onnodig chemo moeten ondergaan. U wilt graag evalueren en u wilt het beste voor de patiënten, dat snap ik. Bent u het dan ook met ons eens dat ook die preventieve testen moeten meehelpen om te zorgen voor de juiste behandeling?

De heer Arno Rutte (VVD):
Ik ben altijd heel enthousiast over genetische paspoorten en testen die inzicht kunnen geven of een geneesmiddel werkt of niet werkt. De MammaPrint is daar een voorbeeld van, maar er zijn er meer, er zijn er meer in ontwikkeling. Bij de MammaPrint vind ik het ingewikkelder, omdat die door het Zorginstituut Nederland is beoordeeld. Die zijn daarvoor, het is heel lastig om dat in de Kamer te beoordelen. Zij hebben dat beoordeeld en zij hebben hun bezorgdheid uitgesproken: als we deze test zouden toepassen, kunnen wij niet uitsluiten dat veel vrouwen onderbehandeld blijven en dat zij misschien wel ten onrechte afzien van een behandeling met chemokuur. Ik had heel graag een andere uitkomst gezien, juist omdat ik zo sterk geloof in de werkwijze, maar ik kan ook niet zomaar voorbijgaan aan het risico dat hier wordt geschetst door het Zorginstituut. Dus in de basis voel ik mee met mevrouw Sazias, maar ik vind het te kwetsbaar om hier in de Kamer te zeggen: deze test deugt en die andere niet. Daarvoor mis ik dan de basis.

Mevrouw Sazias (50PLUS):
Ik kan me dat voorstellen; ik heb datzelfde. Ik ben ook geen deskundige daaromtrent, maar er zijn heel veel deskundigen die hier toch voor waarschuwen. Daar wil ik ook graag naar luisteren, want ik wil ook niet dat er vrouwen worden overbehandeld, met de enorme belasting van een chemokuur en de vele malen hogere kosten van die kuur. Vindt u ook niet dat wij eerst maar aan de zekere kant moeten blijven en die test wel moeten doen, omdat er nog zo veel onzekerheid is?

De heer Arno Rutte (VVD):
Ik blijf bij mijn punt dat ik in de basis heel enthousiast ben over de werkwijze van de MammaPrint, maar met de zekerheid dat er een kans is dat je mensen onderbehandelt en ten onrechte een behandeling aanbiedt, vind ik dat kwetsbaar. Terwijl ik tegelijkertijd heel graag wil dat juist mensen die zo'n behandeling moeten ondergaan, samen met de specialist een beargumenteerde keuze kunnen maken om het wel of niet te doen. Ik hoop dat het mogelijk is om richting het Zorginstituut nieuwe informatie aan te dragen zodat het daarover een nieuwe beoordeling kan geven. Als er echt nieuwe inzichten zijn en het kan alsnog worden toegelaten, dan is dat de weg om te gaan. Ik vind het oprecht kwetsbaar als wij dat via de Kamer doen. Het voelt wel goed, maar tegelijkertijd vind ik het risico dat je neemt te groot. Die stap zou ik niet willen zetten.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Arno Rutte (VVD):
Voorzitter. Ik noemde drie stappen die je zou kunnen zetten om de slimme zorg thuis structureel een plek te kunnen geven. Neem die mee in medisch evaluatieonderzoek, geef hem daarin voorrang, zorg ervoor dat de zorg die het beste werkt een plek krijgt in de richtlijn en een financieringstitel, en durf afscheid te nemen van de minder goede zorg. Ten derde: denk wel na over de vraag hoe je dat op een goede en houdbare manier kunt financieren.

Voorzitter. Ik hoor graag van de minister voor Medische Zorg hoe hij over de voorgestelde werkwijze denkt. Ik hoor ook graag hoe hij denkt over de ambitie om deze slimme zorg thuis voor alle chronische patiënten die daarvan zouden kunnen profiteren, in drie jaar tijd beschikbaar te krijgen, bij voorkeur ook voor andere aandoeningen, denk bijvoorbeeld aan diabetes. Als daarvoor andere dingen moeten gebeuren of stappen moeten worden gezet, kan hij op de steun van de VVD rekenen, maar dat wij stappen moeten zetten, staat vast. Stappen om ervoor te zorgen dat goede zorg voor mensen als Hennie en Corine geen uitzondering is, maar de norm. Ik zal ervoor knokken, knokken voor slimme zorg thuis, bij voorkeur met zo veel mogelijk mensen samen hier in de Tweede Kamer. Want alleen als we die stappen zetten, blijft dit geen uitzondering. Dan wordt dit soort goede zorg de norm en dan kunnen we voor de chronisch zieke patiënt nu en in de toekomst iedere keer opnieuw de zorg goed organiseren zodat hij of zij goed in de gaten wordt gehouden en als het nodig is de juiste zorg ontvangt.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van den Berg heeft een vraag.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Het idee dat meneer Rutte naar voren brengt vind ik zeer interessant. Hij noemt ook de opruimactie, waarbij je constant evalueert. Maar wij gaan uit van de bestaande situaties. Ik zou graag willen horen of er ook ideeën zijn over de manier waarop je de transitie kunt maken van A naar B, dus van de mensen die er werken, van de gebouwen die er nu zijn. Want dat heeft daar toch ook een impact op.

De heer Arno Rutte (VVD):
Ik vind primair dat zorg er is voor de mensen die de zorg nodig hebben en dat we die zo goed en zo slim mogelijk moeten organiseren. Zeker voor chronisch zieke patiënten geloof ik heel sterk dat we die zorg anders kunnen en moeten organiseren. Volgens mij duidt mevrouw Van den Berg hierop: als je door anders organiseren de overgang maakt van heel veel zorg in een ziekenhuis naar steeds vaker zorg thuis, dan laat je ziekenhuizen wellicht achter met problemen rondom vastgoed en de manier waarop men dingen altijd heeft gedaan. Dat is wel een van de dingen waar ik de minister gericht naar wil vragen. Want hoe zit dat dan? Waar loop je dan tegen aan? En als er grote blokkades zijn, dan zullen we met elkaar moeten nadenken over de vraag hoe we dat kunnen doen. Maar het begint wel bij het uitgangspunt: we vinden dat die zorg anders georganiseerd moet worden. We moeten niet vasthouden aan een verkeerde financiering van zorg omdat we daarmee een gebouw of een deel van dat gebouw in stand zouden houden. Ik kan mij ook niet voorstellen dat mevrouw Van den Berg dat zou willen, maar in die balans zoek ik het.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Nee. Ik had gedacht dat meneer Rutte daar misschien zelf al een idee over had. Maar wij gaan ook op verzoek van de heer Rutte van de minister horen hoe dat gaat lopen.

De heer Arno Rutte (VVD):
Dat klopt. De minister voor Medische Zorg heeft gericht hoofdlijnenakkoorden afgesloten. Daarin zijn natuurlijk afspraken gemaakt, bijvoorbeeld over transitiegelden. Dat klinkt allemaal heel abstract, maar als het nodig is om op sommige plekken in de zorg te krimpen omdat je het anders organiseert ... Krimp kost ook geld. Je zult daar dus ook in moeten investeren om dat te kunnen doen. Het is maar een idee waarmee dat kan. Het is ingewikkeld om vanuit deze Kamer te zeggen hoe we dat moeten doen, maar ik vind het wel van belang dat je in gesprekken met de desbetreffende organisatie tot goede afspraken kunt komen, waardoor de zorg inderdaad zo kan worden georganiseerd als wij dat willen.

De heer Hijink (SP):
Ik heb eigenlijk een vraag over iets waarover ik de heer Rutte helemaal niet heb gehoord. De meeste Nederlanders vinden het heel belangrijk dat de zorgkosten op een eerlijke en rechtvaardige manier worden betaald. Uit de cijfers, ook uit de cijfers die we van de regering zelf hebben gekregen, blijkt dat iemand die in Nederland modaal verdient 25% van zijn inkomen, een kwart, kwijt is aan zorgkosten en dat iemand die ruim boven een ton verdient nog maar 14% daaraan kwijt is. Mijn vraag aan de heer Rutte is: hoe rechtvaardig vindt hij dat?

De heer Arno Rutte (VVD):
Ik ben er wel trots op dat we leven in een land waarin goede zorg voor iedereen beschikbaar is en dat we geen uitzondering maken bij wie welke zorg krijgt. Als ik een bijstandsuitkering heb, naar een privékliniek wil gaan en mijn verzekeraar die kliniek heeft gecontracteerd, dan mag ik daar gewoon naartoe. Ik ben er ook heel trots op dat mensen met de allerkleinste inkomens al sinds jaar en dag via de zorgtoeslag dusdanig tegemoet worden gekomen dat zij op dit moment minder betalen dan in de tijd van het ziekenfonds en dat het verzekerde pakket enorm is uitgebreid. Dat is solidariteit. Daar sta ik voor en daar knok ik iedere dag voor. Dat het in het algemeen zo is dat iemand die meer verdient zijn kosten anders kan verdelen dan iemand die minder verdient, vind ik normaal. Maar ik vind dat we daar in Nederland een buitengewoon nette balans in vinden.

De heer Hijink (SP):
De manier waarop het op dit moment gaat, is natuurlijk níet normaal. De heer Rutte begint over de laagste inkomens. Voor hen is er nog een zorgtoeslag. Ik heb het over de modale inkomens, die een kwart van hun inkomen kwijt zijn aan zorgkosten. Dat staat tegenover 14% voor de mensen die een inkomen hebben van meer dan een ton. En hoe komt dat? In het systeem dat de VVD graag wil, zit ingebakken dat de inkomensafhankelijke premie feitelijk maar heel beperkt inkomensafhankelijk is. Het maakt in dit land niet uit of je een half miljoen verdient of dat je €54.000 verdient: in beide gevallen betaal je evenveel mee aan de zorg. En dat is natuurlijk compleet onrechtvaardig. Mijn vraag aan de heer Rutte is of hij dat nou eerlijk vindt en of hij dat te verdedigen vindt.

De voorzitter:
Dat is dezelfde vraag als de vraag die u net stelde.

De heer Hijink (SP):
Maar voorzitter, als ik geen antwoord krijg, dan vraag ik gewoon nog een keer hetzelfde. De heer Rutte begint over de lage inkomens. Ik heb het over de modale inkomens. Die zijn een kwart van hun salaris kwijt aan zorgkosten. Dat is heel veel meer dan mensen die een ton of meer verdienen, die maar 14% bijdragen. Dat is onrechtvaardig en ik wil van de heer Rutte weten hoe hij dat gaat aanpakken.

De heer Arno Rutte (VVD):
Zoals ik net al zei: voor de allerlaagste inkomens, en dat is een heel brede groep, hebben we de zorgtoeslag. Daarbij compenseren we automatisch voor iedere verhoging van de premie. Dat houdt in dat die zorgtoeslag op een bepaald moment inderdaad afbouwt. De heer Hijink heeft gelijk: dat gebeurt ongeveer rond het modale niveau. Daar betalen mensen de volle premie. Het is juist om die reden dat ik het zo ontzettend belangrijk vind dat we ieder jaar opnieuw blijven knokken om die zorg betaalbaar te maken. Die premie is namelijk niks anders dan een weerslag van de zorg die we met elkaar leveren. Als we willen blijven knokken voor een solidair systeem, dat we volgens mij hebben, dan moet je ook zorgen dat die kosten betaalbaar zijn, juist omdat mensen met een modaal inkomen daar naar verhouding meer voor betalen. Dat klopt.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Hermans namens de VVD.

Mevrouw Hermans (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Na het verhaal van mijn collega Arno Rutte over iPads, monitoren en op afstand meekijken, kan ik me voorstellen dat er misschien een gevoel ontstaat dat techniek alles in de zorg over gaat nemen, dat apparaten de zorg door mensen kunnen vervangen, en dat slimme technologische foefjes een oplossing zijn voor alle vragen en alle problemen in de zorg.

Maar dat is niet het geval, en dat is ook geenszins wat de VVD bepleit. Want de zorg is en blijft altijd mensenwerk. Goede en liefdevolle zorg is meer dan een medische handeling en meer dan de allerbeste verpleegkundige verrichting. Goede en liefdevolle zorg, waar dan ook, ontstaat in het contact tussen de mensen: tussen de huisarts en zijn patiënt, tussen de verpleegkundige en de bewoner in het verpleeghuis, en tussen de begeleider en de cliënt in een gehandicaptenzorgorganisatie. Door dat contact wordt zorg persoonlijke zorg, afgestemd op jouw persoonlijke wensen en behoeften. En slimme zorg, zoals mijn collega Arno Rutte noemde, is zorg die helpt, juist om die zorg die we nooit zullen kunnen vervangen door een apparaat nog veel persoonlijker te maken. Dat draagt bij aan kwaliteit van leven.

Laat me daar een voorbeeld van noemen, een voorbeeld van een robot die Marieke helpt om haar dag door te komen. Marieke is verstandelijk beperkt en heeft heel veel moeite om structuur aan te brengen in haar dag. De robot geeft haar nu op gezette tijden een seintje: Marieke, je moet nu medicijnen innemen, je moet nu gaan koken, je moet je jas aantrekken, je moet naar je werk. Dat zijn allemaal momenten waarop bij haar, voordat zij gebruik kon maken van die robot, een begeleider haar huis binnen kwam lopen. Dat zijn allemaal momenten waarop eigenlijk inbreuk werd gemaakt op haar privacy. Dat gaf haar ook nog eens het gevoel niet zelf de regie te hebben over haar leven. En dat gevoel heeft ze nu door die robot teruggekregen. Bovendien zijn de momenten waarop zij contact heeft met haar begeleider veel waardevoller geworden, omdat de gesprekken die zij nu voeren echt gaan over de dingen waar Marieke mee zit: over de problemen waar ze tegenaan loopt op haar werk en wat ze lastig vindt. Dus zowel voor de zorgverlener, de begeleider van Marieke, als voor haarzelf, heeft dit een enorme impact op de kwaliteit van leven.

Voorzitter. Marieke is nog best zelfstandig en kan heel veel zelf ondernemen, maar er zijn ook mensen die volledig afhankelijk zijn van zorg en ondersteuning, en die elke dag voor alles zorg en ondersteuning nodig hebben. Daphne is daar een voorbeeld van. Ze is ernstig meervoudig beperkt en kan niets aangeven. Hoe de begeleiding, haar ouders en haar familie haar lezen, is hoe de zorgvraag en haar behoefte worden ingevuld. Maar ook voor haar kan slimme zorg een enorme toegevoegde waarde hebben. Dan denk ik aan het voorbeeld van het slimme incontentiemateriaal. Daarin zit een sensor, die via een app aan haar begeleiding of familie aangeeft wanneer het tijd is om verschoond te worden. Dit klinkt misschien heel simpel en eenvoudig, maar dit maakt dat zij nu verschoond wordt op een moment dat het voor haar nodig is, en niet op een moment dat het ingepland is in het rooster van haar begeleiders. Dus ook dit geeft weer aan hoe waardevol slimme zorg kan zijn, ook in de langdurige zorg, ook voor mensen met zo'n intensieve, continue zorgvraag.

Voorzitter. Dat neemt niet weg dat ik me ongelofelijk goed kan voorstellen hoe spannend het is om met techniek te gaan werken: voor ouders en familieleden, maar ook voor de mensen die werken in de zorg en natuurlijk voor de mensen die er gebruik van maken. Want je moet erop kunnen en durven vertrouwen dat zo'n apparaat de zorg levert en de ondersteuning biedt die jij nodig hebt. We weten allemaal dat techniek en apparaten nog weleens kunnen haperen, maar we moeten ervoor openstaan en we moeten het willen, juist om wat het ons kan opleveren. Ik weet ook dat het tijd kost. Je moet je werkwijze ervoor veranderen, het moet ingepast worden in de organisatie en nogmaals, er is altijd wel wat gedoe en er zijn altijd wel wat opstartproblemen. Kortom, het vraagt van iedereen wat. Het vraagt openstaan voor verandering en vooral doorzetten, want er is best een lange weg te gaan.

Doorzetten is volgens mij de crux; dat is waar het 'm in zit. Het wemelt in de zorg van de pilots, de proeftuinen, de werkomgevingen, de werkplaatsen, de leerexperimenten en ga zo maar door. De ideeën die daar ontstaan, vinden eigenlijk nog maar veel te beperkt hun weg naar de mensen die er zo veel baat bij kunnen hebben. Ik weet: innoveren is proberen. Je probeert tien keer iets; negen keer mislukt het, maar de tiende keer is het raak. Maar ook die tiende keer wordt eigenlijk nog veel te weinig structureel gemaakt, ingebed in de zorg als onderdeel van het reguliere zorg- en ondersteuningsproces.

Ik vraag me af wat er dan gebeurt. Als ik me daarin verdiep en er vragen over stel, komen er eigenlijk altijd argumenten die gaan over organisatiebelangen en financiële belangen die die inbedding, die borging, in de weg staan. Dat zijn belangen die helemaal niets bijdragen aan goede zorg, belangen waarvan we niet mogen accepteren dat ze hieraan in de weg staan. Dat vind ik belangrijk. Daarom dienen we samen met D66 een amendement in om de innovatie in de gehandicaptenzorg een impuls te geven, om organisaties te helpen om die stap te zetten, maar wel onder voorwaarden, om precies de redenen die ik noemde. Want die organisatiebelangen, die financiële belangen, moeten we wel overwinnen om die grote toegevoegde waarde te kunnen realiseren.

Deuren moeten open, er moet kennis gedeeld worden en er moet onderzoek gedaan worden. Op het moment dat bewezen is dat een idee goed is, werkt en waardevol is voor de mensen voor wie we het doen, moet dat idee zo snel mogelijk de zorg in en kan een eigen organisatiebelang nooit een excuus zijn. Ik vraag de minister welke stappen hij nog meer kan zetten om dit soort initiatieven en ideeën echt in te bedden in de langdurige zorg, de gehandicaptenzorg en ook in de ouderenzorg, want het beeld dat ik net schetste van die eindeloze hoeveelheid proeftuinen vinden we ook in de ouderenzorg terug.

Voorzitter. Ook in de ouderenzorg verandert er veel en wordt er veel vernieuwd. Er is ook veel geld beschikbaar voor de ouderenzorg, voor het aannemen van extra mensen, wat ook heel hard nodig is, want de werkdruk is hoog, zoals mevrouw Agema al zei. Maar met alleen maar meer mensen zijn we er niet. Als meer mensen hetzelfde blijven doen, verandert er niks, verbetert het niet en veranderen we de zorgvraag van ouderen niet in de zorgvraag, de ondersteuningsvraag, van de toekomst, terwijl dat ook in de verpleeghuizen wel moet gebeuren. Dus ook daar moeten we nadenken over slimme zorg. Slimme zorg is niet alleen techniek, maar ook het slim combineren van kennis: van kennis uit het verpleeghuis met kennis uit de wijk. Gelukkig wonen mensen steeds langer in hun eigen omgeving thuis voordat ze in een verpleeghuis gaan wonen. Juist in hun thuisomgeving kunnen we leren hoe mensen in het leven staan en wat ze belangrijk vinden. Als we die kennis combineren met wat we weten uit het verpleeghuis, kunnen we enerzijds de zorg thuis een impuls geven en anderzijds de overgang, de verhuizing van mensen die op het punt staan om naar een verpleeghuis te gaan, vergemakkelijken. Ik vraag de minister of hij ook een meerwaarde ziet in het uitwisselen van die kennis tussen verpleeghuis en de wijk.

Voorzitter. Slimme zorg is binnen handbereik. We moeten er niet over filosoferen, we moeten het gewoon doen. Maar intussen moeten wij ook de problemen van alledag aanpakken en oplossen. Ik noem een voorbeeld. Vorige week stond er een artikel in Trouw over Marjon Nieuwenhuizen en haar pleegzoon Aeron. Aeron heeft een ernstige meervoudige beperking en krijgt daarvoor zorg uit de Jeugdwet. Maar zijn pleegmoeder Marjon moet hier wel jaar op jaar een indicatie voor aanvragen. Zij moet jaar op jaar aantonen dat Aeron een intensieve zorgvraag heeft, terwijl je echt van heinde en verre kunt zien dat hij die zorgvraag heeft en dat hij die zorg en ondersteuning ook volgend jaar weer nodig heeft. Dus ik vraag de minister: waarom al die bureaucratie? Waarom al die formulieren jaar op jaar, al die frustratie en al die tijd die Marjon moet stoppen in dit soort zaken in plaats van in de aandacht voor haar zoon?

De oplossing lijkt zo simpel: een indicatie voor meerdere jaren. En ja, ik weet dat dit een verantwoordelijkheid is van gemeenten. Maar laten we deze aardappel niet steeds doorschuiven. Dus ik vraag de minister indringend om hierover met gemeenten het gesprek aan te gaan, om met hen te kijken hoe we mensen als Marjon ruimte en tijd kunnen geven, maar vooral hoe we de frustratie kunnen wegnemen over het elk jaar weer moeten doorwerken van die stapels papier.

Voorzitter. Er is een groep mensen in onze samenleving voor wie het zelfstandig meedoen aan onze samenleving ingewikkeld is, die zonder de juiste zorg en ondersteuning kopje-onder gaan in de hectiek van het dagelijks leven. Deze mensen hebben een lichtverstandelijke beperking. Maar met de juiste zorg en ondersteuning kunnen wij deze mensen een eigen leven laten leiden, kunnen wij ervoor zorgen dat zij gewoon meedoen in onze samenleving. Maar dan moeten wij wel zorgen dat die zorg en ondersteuning structureel voor hen beschikbaar zijn. Het is niet alleen zorg uit de Wet maatschappelijke ondersteuning of passend onderwijs, het gaat om heel veel gebieden. Het is ook schuldhulpverlening, mensen hebben ook met criminaliteit te maken, ik noem wonen. Kortom, er is sprake van een heel palet. Je zou eigenlijk kunnen zeggen dat deze mensen levensbreed zorg en ondersteuning nodig hebben. Er gebeurt veel voor deze groep, maar er kan volgens mij nog wel wat meer. En het kan vooral beter op elkaar worden afgestemd. We hebben daarover ook afspraken gemaakt in het regeerakkoord, maar als ik nu kijk naar de waslijst van programma's die de minister in de afgelopen periode heeft gepresenteerd, dan vind ik dat deze groep er echt bekaaid vanaf komt. Dus ik vraag hem: wat gaat hij doen voor deze specifieke groep?

Voorzitter. Ik ga afronden. Slimme zorg is geen ver toekomstbeeld. Het kan al en het gebeurt al. We hebben het kortom binnen handbereik. Nu moeten we vastpakken en doorpakken, zodat Henny en Corien uit het verhaal van Arno Rutten, maar ook Marieke en Daphne geen mooie voorbeelden blijven maar de regel worden. We moeten ervoor zorgen dat mensen die hun hele verdere leven zorg en ondersteuning nodig hebben, de veiligheid van die zorg en ondersteuning hebben en voelen, maar we moeten ze ook in staat stellen om zo veel mogelijk hun eigen leven te blijven leiden. En intussen lossen we de problemen van alledag op.

De VVD zal alles op alles zetten om beide dingen voor elkaar te krijgen, voor al die mensen in Nederland die vandaag en morgen, nu en in de toekomst, zorg en ondersteuning nodig hebben. Zorg en ondersteuning die goed en liefdevol is, die beschikbaar is en die betaalbaar is en die zich aanpast aan jouw leven, in plaats van andersom. Laten we daar samen werk van gaan maken!

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Hermans. Dan ga ik nu naar mevrouw Ellemeet namens GroenLinks.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Ik geef het meteen toe: ik ben niet helemaal objectief maar ik durf toch wel te beweren dat dit van alle begrotingen die we hebben, misschien wel de meest interessante begroting is die wij bespreken. Ik zal heel kort toelichten waarom dat volgens mij zo is. Het raakt eigenlijk aan alle vraagstukken die ons en de mensen bezighouden. Mensen vinden hun gezondheid belangrijk, we hebben met kosten te maken die we ook moeten beheersen, we hebben met heel veel mensen te maken die in de zorg werken. Daarom vind ik het fantastisch dat ik hier mag staan. In de eerste plaats natuurlijk namens al die mensen die werken in de zorg. Ik wil graag beginnen bij de mensen. Ik bespeur al een trend bij deze begrotingsbehandeling, want er worden ook heel veel mensen naar voren gebracht. Ik ga graag verder in die trend.

Ik wil beginnen bij Anja. Anja is een van de vrouwen, zorgverleners die wij in de kantinetour met GroenLinks hebben gesproken. Zij is huishoudelijke hulp in Leerdam en zij vertelde dat haar werkgever de nieuwe aanbesteding niet had gewonnen. Zij mocht van de zorgaanbieder die de aanbesteding in haar plaats wel had binnengesleept in dienst komen. En dat is op zich goed nieuws, zou je zeggen, want dat is lang niet altijd het geval. Zij zou alleen hetzelfde werk blijven doen, maar dan zou haar inkomen er met een derde op achteruitgaan. Zij zou van €15 teruggaan naar iets meer dan een tientje per uur. Een tientje per uur. En toch heeft Anja het gedaan, want ze had geen keus.

Voorzitter. Zoals Anja zijn er heel veel mensen. Veelal vrouwen maar natuurlijk ook mannen die ternauwernood kunnen rondkomen van hun inkomen en die het dan nog met minder moeten doen vanwege die aanbestedingen.

Als we niet oppassen, dan creëren we een groep, een nieuwe groep werkenden in de zorg, namelijk de werkende armen, the working poor, in dit land. Dat mogen we niet laten gebeuren.

Ook dreigen we een tweede groep te creëren in de zorg, de werkende gestresten, noem ik ze maar even, want ook die verhalen kwamen langs de afgelopen maanden. Bijvoorbeeld van fysiotherapeuten die we spraken, zoals een fysiotherapeut uit Hoofddorp, die vertelde gek te worden van alle verschillende eisen die de zorgverzekeraars aan hem stelden. Met de verschillende verantwoordingsformulieren en de verschillende vergoedingen. En daar komt nog bovenop dat hij door de behandelindex wordt gedwongen om het aantal behandelingen voor zijn patiënten steeds verder terug te schroeven, ook al ziet hij dat de mensen die hij behandelt méér behandelingen nodig hebben. Maar die kan hij simpelweg niet geven.

Voorzitter, dit zijn slechts twee voorbeelden. Maar wat zij blootleggen is een hele zorgelijke trend. De mensen die werken in de zorg betalen letterlijk de prijs voor de concurrentie in de zorg, met aanbestedingen en verschillende contracteringen.

Laat ik glashelder zijn. Wat GroenLinks betreft is het onaanvaardbaar dat we de rekening voor het willen beheersen van de stijgende zorgkosten neerleggen bij de mensen die werken in de zorg. Daar hoort die rekening niet te liggen. Maar het is ook de harde realiteit dat dat wel zo is.

Voorzitter, daar mogen deze bewindspersonen niet van wegkijken. Ik verwacht van hen dat zij deze ongewenste uitkomst van ons zorgstelsel onder ogen zien en met oplossingen komen. De grote financiële besparing is niet te halen in de eerste lijn waar we deze voorbeelden heel vaak zien. De grote besparingen in de zorg zijn te halen bij de ziekenhuizen. Maar daar zien we dat de verzekeraars veel moeilijker kunnen ingrijpen. Dus zij gebruiken de ruimte die ze wel zien en ervaren in de eerste lijn om daar de schroeven verder aan te draaien en het leven van al deze belangrijke zorgverleners steeds moeilijker te maken.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik wil graag nog even terugkomen op het punt dat mevrouw Ellemeet net naar voren bracht over de fysiotherapeuten. Volgens mij heeft GroenLinks maar ook het CDA in eerdere debatten aangegeven dat wij voor een gelijk speelveld zijn, ook in onderhandelingen tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Maar ik heb mevrouw Ellemeet niet horen zeggen wat ze daar voor oplossingen in gedachten heeft, dus dat zou ik graag van haar willen weten.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Een heel terechte vraag van mevrouw Van den Berg. We hebben natuurlijk gezien onder de huisartsen dat zij hebben nagedacht over hoe zij hun onderhandelingspositie kunnen versterken ten opzichte van de zorgverzekeraars en dat zij vaker collectief kunnen onderhandelen, samen het gesprek kunnen aangaan met zorgverzekeraars over hun contracten. Dat zien we nog niet gebeuren bij de fysiotherapeuten. We zien dat zij vaak in hun eentje of met een kleine praktijk moeten onderhandelen met zorgverzekeraars, en onderhandelen is eigenlijk een eufemisme voor "tekenen bij het kruisje". Dus die fysiotherapeuten voelen zich onder druk gezet. Wat mij betreft moeten we kijken welke mogelijkheden er zijn voor fysiotherapeuten om samen het gesprek aan te gaan over de contracten. Als die ruimte er is, dan moeten we ze die ruimte bieden. Als die ruimte er nog niet is, dan zullen we die moeten creëren.

De voorzitter:
Mevrouw Van den Berg, u wilt interrumperen, maar dit is uw vierde vraag. Dat zeg ik maar vast. De heer Slootweg zie ik een beetje boos kijken. Die moet ook nog. Mevrouw Ellemeet.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik was gebleven bij mijn opmerking dat juist bij de ziekenhuizen besparingen te maken zijn, maar niet in de eerste lijn. Daar worden echter wel de besparingen gerealiseerd door de zorgverzekeraars, door te lage tarieven en door onaantrekkelijke contracten. En laten we eerlijk zijn, het idee van dit zorgstelsel was dat patiënten via hun poliskeuze dit ongewenste contracteergedrag zouden kunnen corrigeren. Maar we moeten toegeven dat dat dat niet gebeurt. Het gebeurt niet in de praktijk. Op die manier werkt het stelsel niet zoals we het voor ogen hadden.

Wat betreft de Wmo en de Jeugdwet moeten we vaststellen dat aanbestedingen niet bijdragen aan het verbeteren van de zorg. Ik vraag deze bewindspersonen om de problemen op te lossen die nu op het bordje terechtkomen van de zorgverleners. Ik krijg ook graag een reactie op dit verzoek van de bewindspersonen. Natuurlijk wil mijn eigen fractie ook meewerken aan oplossingen. Daarom kom ik dit jaar nog met een initiatiefwet om de verplichte aanbestedingen in de Wmo en de Jeugdwet af te schaffen. Ook wil mijn fractie dat de Zorgautoriteit actiever en inhoudelijker toezicht houdt en ingrijpt bij de contractering en de inzet van de behandelindex bij de fysiotherapeuten. Daarnaast moet wat mijn fractie betreft het Zorginstituut goed controleren of er geen sprake is van uitholling van de kwaliteit van de fysiotherapie door de harde en strakke contractering.

Voorzitter. Dan een andere grote frustratie van veel zorgverleners: de gebrekkige ICT-verbindingen tussen veel instellingen, bijvoorbeeld tussen een huisartsenpraktijk en een ziekenhuis, of tussen het verpleeghuis en het ziekenhuis. De huidige ICT-systemen leiden tot heel veel onnodige administratie. Vaak moeten artsen en verpleegkundigen informatie opnieuw invoeren in het systeem omdat deze niet digitaal kon worden overgedragen, ondanks dat de patiënt dit wel graag wilde. Een groot deel van de administratieve lasten waar ook deze bewindspersonen vanaf willen, wordt daardoor veroorzaakt. Ik zie de bewindspersonen heel actief werken met schrapsessies en ik denk dat wij schrapsessies kunnen blijven organiseren tot wij een ons wegen, maar als wij de ICT-problemen niet aanpakken, dan zullen we de oorzaak van veel van die administratie ook niet aanpakken. Het wordt wat mijn fractie betreft dan ook de hoogste tijd dat VWS de regie pakt op het digitaal verbinden van de zorgeilanden die wij hebben gecreëerd. Vanzelfsprekend moet de patiënt en zijn of haar toestemming voor het delen van informatie vertrekpunt zijn van deze verbindingen. In de hoofdlijnenakkoorden die er zijn gesloten, wordt wel al aandacht besteed aan ICT, maar wordt er nog onvoldoende doorgepakt. Ook zie je dat er geen verbinding wordt gelegd tussen de akkoorden, dus tussen de huisartsen, de wijkverpleging en de ziekenhuizen. De voorwaarden voor digitale overdracht moeten gewoon op orde zijn. We moeten af van de overdracht per fax, post, cd-rom of zelfs soms WhatsApp. Wat GroenLinks betreft werkt het zorgveld onder regie van VWS toe naar het wettelijk verankeren van ICT-standaarden voor 2021. Ik hoor heel graag van de minister voor Medische Zorg of hij deze ambitie deelt.

De voorzitter:
Mevrouw Van den Berg? Mag het?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Het CDA heeft eerder in verschillende debatten het belang bepleit van goede ICT-verbindingen, eenduidige taal en dat computersystemen met elkaar kunnen spreken. Een paar maanden geleden heb ik samen met collega's Aukje de Vries en Pia Dijkstra daar nog een motie over ingediend. Enkele jaren geleden heeft GroenLinks nog de motie-Tan ondertekend. Mag ik concluderen dat daar definitief afscheid van is genomen door GroenLinks?

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Waar wij geen definitief afscheid van hebben genomen en ook nooit zullen nemen, is het vooropstellen van de privacy van patiënten. De wens van de patiënt om informatie te delen, moet altijd het vertrekpunt zijn van het delen van die informatie. Het gaat GroenLinks erom dat het vervolgens wel mogelijk moet zijn. We zien nu dat die ICT-systemen niet op elkaar aansluiten en dat die digitale verbinding niet gemaakt kan worden. Dat is een voorwaarde en daar wil ik wat aan doen. Sterker nog, ik vraag de minister om daar het voortouw in te nemen en dat voor 2021 wettelijk verankerd te hebben.

De voorzitter:
Mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik krijg iedere keer toestemming, voorzitter. Dus we overleggen dat goed samen.

De voorzitter:
Heel goed.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
De motie-Tan ging ook over het Landelijk Schakelpunt, waarvan het CDA al eerder heeft gezegd dat men zich gewoon verplicht moet aansluiten, en dat het niet zo kan zijn dat meewerken vrijwillig is. Maar dit betekent dus dat GroenLinks daarin mee wil gaan?

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Wij vinden het belangrijk dat informatie gedeeld kan worden. Daar heb je standaarden voor nodig. We moeten met elkaar afspraken maken, zodat systemen op elkaar aangesloten kunnen worden. We zien nu dat het feit dat die systemen niet op elkaar aangesloten zijn, voor de grote ICT-leveranciers een verdienmodel vormt. Iedere keer moet zo'n ICT-leverancier weer ingehuurd worden, tegen een hoog tarief, om systemen aan te passen. Wij vinden dat het voor ICT-leveranciers verplicht moet worden gesteld om die systemen op elkaar aan te laten sluiten, zodat de patiënt, als hij dat wil, via de zorgverleners de informatie kan delen tussen bijvoorbeeld de huisarts en het ziekenhuis.

Voorzitter. Als we het hebben over mens en zorg, dan gaat het om de zorgmedewerkers, maar natuurlijk ook om de patiënt. Een grote groep mensen die zorg nodig hebben, worstelen met hun zorgkosten. Het is belangrijk om precies te weten hoe groot deze groep is en hoe groot het probleem is. De laatste cijfers die we hebben over mensen die vanwege kosten van de zorg die zorg ook mijden, dateren alweer van een tijd terug. Tijdens een vorig debat vroeg ik de minister naar onderzoeken hierover. De minister verwees toen naar een lopend onderzoek, maar dit blijkt helemaal geen inzicht te geven in dit vraagstuk. Het onderzoek waar de minister naar verwees, gaat namelijk niet over het mijden van vervolgzorg, maar over het kennisniveau van verzekerden over het eigen risico.

Een goed debat over zorgmijding begint met de feiten. Anders blijft het bij ideeën en suggesties die we daarbij doen. Ik wil die feiten op tafel hebben. Ik vraag de minister dus nogmaals om een onafhankelijk onderzoek naar zorg mijden. Ik krijg daar heel graag een reactie op.

Wat we al wel weten is dat het verhogen van de btw op medicijnen en hulpmiddelen en op groente en fruit tot gezondheidsproblemen leidt. De btw-verhoging heeft een averechtse uitwerking en zal op de langere termijn een kostenstijging, ook in de zorg, tot gevolg hebben. Kunnen deze bewindspersonen mij uitleggen, zo vraag ik hen, hoe deze maatregel van btw-verhoging niet tot een ongewenst effect zou leiden? Heel graag een reactie daarop.

Voorzitter. We zouden er in de gezondheidszorg alles aan moeten doen om gezondheid en niet ziekte centraal te stellen. Een heel geslaagd voorbeeld van het centraal stellen van gezondheid is het leefstijlprogramma Keer Diabetes2 Om. Met dit leefstijlprogramma passen diabetespatiënten onder professionele leiding hun leefstijl aan. Hierdoor zijn zij in staat om hun medicatie te verminderen en in veel gevallen ook te stoppen.

Dit is een belangrijke doorbraak. Niet alleen vervult het aanpassen van de leefstijl een rol op het gebied van preventie, maar deze mensen met een chronische ziekte genezen daadwerkelijk.

Voorzitter. Omdat er op leefstijl geen patent is aan te vragen, is er geen investeringsprikkel vanuit de farmaceutische industrie om dit te ontwikkelen. Het is belangrijk dat de financiering van de vroege onderzoeksfases voor leefstijlgeneeskunde wel wordt opgepakt. Als de eerste positieve resultaten er zijn, zullen er partijen zijn die het vervolgonderzoek wél willen financieren.

Er zijn namelijk nog veel andere chronische ziekten waar dit ook interessant voor is. Denk bijvoorbeeld aan hart- en vaatziekten maar ook aan reuma of darmklachten, waarvoor de inzet van leefstijlgeneeskunde heel kansrijk is. Daarom pleit ik, samen met de ChristenUnie, voor de oprichting van een onderzoeksfonds dat bedoeld is voor de vroege onderzoeksfases van leefstijlprogramma's. Ook heeft GroenLinks samen met de ChristenUnie een amendement ingediend voor een onderzoeksbudget voor leefstijlgeneeskunde voor het komende jaar. Ik hoor heel graag van de minister of hij ook positief tegenover deze ontwikkelingen staat.

Voorzitter. Willen we patiënten echt het vertrekpunt maken van de zorg — en dat zeggen we heel vaak — dan moeten we wel af van de verkeerde prikkels die bijvoorbeeld zo veel mogelijk behandelingen belonen, in plaats van de goede behandeling bieden. Die goede behandeling kan soms ook minder behandelen zijn, maar we weten allemaal dat het nu aantrekkelijk is voor ziekenhuizen om zo veel mogelijk patiënten te behandelen. Dat is ook vaak nog de grondslag voor een contract: prijs maal volume. Vanuit de patiënt bezien is het echter in veel gevallen beter om niet naar het ziekenhuis te gaan, en dicht bij huis of zelfs in huis behandeld te worden. Collega Rutte had daar ook een aantal mooie voorbeelden van.

Dat zou uitgangspunt moeten zijn voor de medisch-specialistische zorg. Maar zolang medisch specialisten nog verdienen aan zo veel mogelijk behandelen, blijft het vechten tegen de bierkaai om niet die behandeling, maar het welzijn van de patiënt voorop te stellen. Daarom blijft GroenLinks pleiten voor: alle artsen in loondienst. Erkent de minister dat dit een voorwaarde is voor het vergroten van het draagvlak om de zorg echt anders te organiseren, vaak buiten het ziekenhuis?

Voorzitter. Als het gaat om de ...

De heer Arno Rutte (VVD):
Het gaat vandaag wel heel veel over geld bij GroenLinks. Er komt een heleboel economisme langs, maar zorg gaat deels ook over geld. Laten we daar eerlijk over zijn. Mevrouw Ellemeet zegt: in de medisch-specialistische zorg staan soms de prikkels verkeerd — ik herken dat ook wel — en dus moet iedereen in loondienst. Dat zou een oplossing kunnen zijn. Maar aan de andere kant houdt ze een heel pleidooi voor fysiotherapeuten. Erkent ze ook niet dat als we niks doen richting fysiotherapeuten, waar natuurlijk wel degelijk ook gekeken moet worden naar kwaliteit et cetera, er ook daar overproductie zou kunnen zijn? Fysiotherapeuten zijn vaak ook ondernemingen.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Een hele interessante vraag die blootlegt hoe de VVD nadenkt over hoe we de kosten moeten beheersen in de zorg. Die rekening, stelt meneer Rutte voor, moeten we neerleggen bij de zorgverleners, bij de fysiotherapeuten. Als we kijken naar de kosten, dan weten we dat de grote uitgaven juist liggen bij de ziekenhuizen en niet in de eerste lijn en niet bij de zorgverleners. Ik zou mij er verre van willen houden dat we de rekening van die kostenbeheersing neerleggen bij die zorgverleners. Sterker nog, we hebben die zorgverleners hartstikke hard nodig. We hebben al een tekort en we moeten zorgen dat het beroep, ook in de eerste lijn, ook van fysiotherapeuten, aantrekkelijk blijft in de toekomst, zodat we mensen de zorg kunnen bieden die ze nodig hebben. We moeten inderdaad kijken naar hoe we die kosten kunnen beheersen, maar dat heb ik net geprobeerd te betogen. Dan zullen we het moeten zoeken in de ziekenhuiszorg, waar tientallen miljarden naartoe gaan terwijl we weten dat dat niet altijd leidt tot zinnige zorg. Wat GroenLinks betreft moeten we kijken hoe we de ziekenhuiszorg anders kunnen organiseren. Dat kan leiden tot enorme kostenbesparingen. Tegelijkertijd zullen we er alles aan moeten doen om al die zorgverleners, die hard voor ons werken, voor al die mensen in het land hun werk te laten doen.

De heer Arno Rutte (VVD):
Misschien ben ik niet duidelijk en ontstaan er allerhande misverstanden. Dat moet niet. Ik ben heel enthousiast over fysiotherapie en ik zie grote kansen voor het verschuiven van behandelingen uit de ziekenhuiszorg naar fysiotherapeuten. Dat gebeurt steeds vaker en dat is ook hartstikke goed. Waar ik op aansla, is dat gedaan wordt alsof ziekenhuiszorg geld kost — dat is ook zo — maar dat fysiotherapie gratis is. Bij ziekenhuizen moet iedereen in loondienst, maar fysiotherapieorganisaties zijn bedrijfjes. Dat zijn ondernemers. Waarom zou daar niet op de een of andere manier ook de kans aanwezig kunnen zijn — laat ik het heel voorzichtig zeggen — dat er overbehandeld wordt, als niet op de een of andere manier ook daar goed naar de kosten in verhouding tot de kwaliteit gekeken wordt?

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Het uitgangspunt voor GroenLinks is dat alle mensen die werken in de zorg daar eerlijk voor beloond worden. We zien nu in de praktijk dat die eerlijke beloning er niet is op heel veel plekken in de eerste lijn. Dat geldt ook voor de fysiotherapeuten door de behandelindex die gebruikt wordt door de zorgverzekeraars om die tarieven naar beneden bij te stellen, om de kosten daarmee te beheersen. Het gevolg daarvan is dat fysiotherapeuten daaronder lijden en dat het vak steeds minder aantrekkelijk wordt. Natuurlijk moeten we kijken naar wat zinnige zorg is. Dat geldt voor de tweede lijn en voor de eerste lijn. Daar moeten we het gesprek over voeren. Maar het mag nooit zo zijn dat wij zorgverleners afknijpen omdat we die kosten willen beheersen. Dat principe deugt niet. Dat wordt nu in de praktijk toegepast, zeker in de eerste lijn. Daar moeten we van af.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Ik wilde net beginnen met de ouderenzorg. In de ouderenzorg hebben we een harde knip gemaakt tussen de zorg voor de ouderen thuis aan de ene kant en de zorg voor ouderen in het verpleeghuis aan de andere kant. Die knip, zou je kunnen zeggen, hebben we in het systeem ingebracht terwijl die er natuurlijk niet zou moeten zijn in de zorg. Sterker nog, het zou heel wenselijk zijn als we de verpleeghuiszorg en de thuiszorg meer met elkaar verbinden. Er is nog zo veel winst te behalen bij het delen van kennis tussen de wijkverpleging en het verpleeghuis. Echte vernieuwing — daar hebben we het toch vaak over — zit wat mijn fractie betreft juist in die kruisbestuiving. Dat betekent dat we ook zouden moeten kijken naar de mogelijkheden om het innovatiebudget van het verpleeghuis zo in te zetten dat ook thuiswonende ouderen kunnen meeprofiteren van een goede inzet van dat budget, zodat we de kennis kunnen delen tussen de mensen die in een verpleeghuis werken en de mensen die bijvoorbeeld in de wijkverpleging werken, zodat we de overgang voor veel ouderen van thuis wonen naar wonen in een verpleeghuis soepeler kunnen maken en zodat de kwaliteit zal verbeteren, zowel voor de zorgverleners als voor de mensen om wie het gaat. Heel graag daar ook een reactie op van de minister.

Voorzitter. Dan nog een heel ander onderwerp: baas in eigen buik. Het lijkt een verworvenheid die niet meer ter discussie staat, maar ook zwaarbevochten rechten kunnen op losse schroeven komen te staan. In dat licht heeft mijn fractie zorgen over de keuzehulpverlening door antiabortusorganisaties. Siriz, een organisatie die verbonden is aan de Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind, krijgt nu het overgrote deel van de subsidie om vrouwen van advies te voorzien. Nu mag een organisatie in dit land natuurlijk campagne voeren tegen abortus, maar niet als je gefinancierd wordt door de overheid. In het gezamenlijke jaarplan van Siriz en de VBOK staat geschreven dat beide organisaties actief willen bijdragen aan het terugdringen van het aantal abortussen. Ook staat in het jaarplan beschreven hoe de fondsenwerving, marketing en de communicatieafdelingen van Siriz en de VBOK zijn samengevoegd en er een partnership wordt ontwikkeld met de Schreeuw om Leven, de prolife-organisatie die de Mars voor het Leven organiseert.

Nu blijft de staatssecretaris stug achter Siriz staan. Hij zegt dat deze organisatie onafhankelijk genoeg is om keuzehulp te bieden. Ik begrijp niet hoe het kabinet kan volhouden dat een organisatie die haar medewerkers bewust selecteert op een prolifevisie, gefinancierd en deels bestuurd wordt door de VBOK en medisch onjuiste informatie verspreidt, onafhankelijk genoeg is om subsidie te ontvangen. Op deze manier zet de overheid abortus indirect weg als een onwenselijke keuze. Dat is een waardeoordeel dat, wat GroenLinks betreft, bij de vrouw zelf moet liggen. De staatssecretaris onderstreept in zijn laatste brief dat keuzehulp onafhankelijk moet zijn. Ik wil de staatssecretaris vragen wat nu precies zijn definitie is van onafhankelijke keuzehulp. Past een organisatie die bestuurlijk en financieel afhankelijk is van een antiabortusorganisatie binnen deze definitie? Waarom zou u geen eisen willen stellen aan alle organisaties om de onafhankelijkheid te borgen?

De heer Van der Staaij (SGP):
Een vraag aan mevrouw Ellemeet is waarom de GroenLinksfractie een aantal jaren geleden nog steun gaf aan een amendement dat geld voor Siriz regelde, maar daarbij zei dat er dan wel ook geld naar Fiom moest gaan. Nu een paar jaar later zegt zij, een beetje geradicaliseerd, dat er helemaal geen ruimte moet zijn voor dit soort organisaties.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik baseer mij op feiten. Die feiten baren mij grote zorgen. Siriz deelt via de website bijvoorbeeld medisch onjuiste informatie met vrouwen. Vrouwen die zich soms in een kwetsbare positie bevinden en onafhankelijke hulp zoeken, kunnen op de website van Siriz lezen dat het aantal weken waarbinnen je een abortus mag ondergaan, beperkt is. Of ze lezen er dat je niet anoniem een abortus kan ondergaan. Dat is feitelijk onjuiste informatie. Deze informatie hebben wij nu als fractie. We weten ook dat vrouwen die hulp zoeken in chatgesprekken gestuurd worden richting het kiezen voor geen abortus. Deze informatie hebben wij nu en die baart mij grote zorgen. Sterker nog, die informatie is voor mij reden om te zeggen dat wij vanuit de overheid dit niet zouden moeten financieren.

De heer Van der Staaij (SGP):
Ik stel vast dat het Humanistisch Verbond een actie opzette: stop de subsidie voor Siriz. Daarna zijn er wat krantenartikelen en programma's verschenen. Siriz gaf aan zich daarin helemaal niet te herkennen: er is een grote mate van klanttevredenheid en als er foutjes in de website zitten, willen wij die herstellen. Maar daar is volgens Siriz geen sprake van. Als het idee is dat een organisatie met deze kleur er helemaal niet mag zijn, zeg dat dan gewoon, maar ga niet onder een vergrootglas proberen allerlei puntjes te zoeken om een goed functionerende organisatie in een kwaad daglicht te stellen. Vindt mevrouw Ellemeet dat een organisatie die het van belang vindt om én de zelfstandige keuze van vrouwen te beklemtonen én de waarde van het ongeboren leven naar voren te brengen, voor financiering in aanmerking komt: ja of nee?

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik schrik er wel van dat de heer Van der Staaij het feit bagatelliseert dat er medisch, feitelijk, onjuiste informatie wordt verstrekt aan vrouwen via deze organisatie. Dat zijn feiten. Het maakt mij niet uit wie die feiten deelt, maar we hebben die zelf kunnen lezen op de website. Inmiddels zijn ze ervan afgehaald — dat geeft ook wel te denken — maar ze stonden er wel op. Het gaat mij erom dat deze feiten niet deugen en dat deze vrouwen in een kwetsbare positie recht hebben op onafhankelijke keuzehulp. Het mag nooit zo zijn dat je in chatgesprekken te horen krijgt dat de kans op onvruchtbaarheid is vergroot nadat je een abortus hebt ondergaan, of dat je informatie krijgt dat je psychische schade zou kunnen overhouden aan een abortus. Dit zijn gegevens die mij grote zorgen baren. Daarop baseer ik mij: feiten. Daaruit concludeer ik dat dit niet door de overheid gefinancierd zou kunnen worden.

De heer Van der Staaij (SGP):
Ik concludeer dat mevrouw Ellemeet klakkeloos achter een lastercampagne van een organisatie als het Humanistisch Verbond aan loopt. Het stelt mij teleur dat er niet meer bereidheid is om te kijken hoe een organisatie functioneert. Wij accepteren ook dat men probeert op een eerlijke manier vanuit een andere kleur dan bijvoorbeeld een Fiom heeft, keuzebegeleiding te geven. Dat is mijns inziens de kernvraag. Daar gaat mevrouw Ellemeet helaas aan voorbij.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik baseer mij op feiten die boven tafel zijn gekomen. Ik zou willen dat al die vrouwen die in deze positie zitten zich ook kunnen baseren op feiten en gesteund worden en geadviseerd worden vanuit feiten die gebaseerd zijn op de medische wetenschap. Daar gaat het om. Daar hebben al die vrouwen recht op. Ik maak mij daar grote zorgen om en ik vind dat we hier wat aan moeten doen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik denk dat abortus voor vrouwen een ingrijpende gebeurtenis is. Mevrouw Ellemeet gaf aan dat het terugdringen van het aantal abortussen hun doel is. Juist omdat het een ingrijpende gebeurtenis is, denk ik dat daar niets mis mee is. Ook iemand als minister Schippers, de voorganger van de heren die hier in vak-K zitten, had als belangrijk doel om het aantal abortussen terug te dringen. Nu heeft mevrouw Ellemeet zorgen over de begeleiding door Siriz. Mijn vraag aan haar is: heeft zij hier weleens met Siriz over gesproken?

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ja, dat heb ik. Ik heb de directeur van Siriz al een tijd geleden uitgenodigd. Ik heb dat gesprek gevoerd, natuurlijk. Ik vind het belangrijk om iedereen te spreken en om niet alleen over mensen te spreken. Ik vind het ook heel belangrijk dat we vrouwen de ruimte geven om hun eigen afweging te kunnen maken, en dat de wensen en de afwegingen van de vrouw centraal staan en niet een agenda van een organisatie die haaks staat op die onafhankelijke keuzeafweging, namelijk het terugdringen van het aantal abortussen. Ik heb er grote moeite mee dat medewerkers geselecteerd worden op een prolife-overtuiging. Ik heb daar grote moeite mee. Organisaties hebben altijd waarden, maar het mag niet zo zijn dat waarden haaks staan op het belangrijke principe dat alle vrouwen in staat gesteld worden om hun eigen afweging te maken en daarbij goed en onafhankelijk geholpen worden.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Er wordt op dit moment gewerkt aan kwaliteitscriteria voor keuzehulpverlening voor vrouwen. Is mevrouw Ellemeet het met mij eens dat organisaties die voldoen aan alle kwaliteitscriteria, waar non-directieve informatie voor vrouwen dus ook een onderdeel van zal zijn, gewoon een plek mogen hebben in het brede palet van keuzehulp voor onbedoeld zwangere vrouwen?

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dat ben ik met mevrouw Dik eens. Ik vind het belangrijk dat we het kader vaststellen. Ik vind dat een verantwoordelijkheid voor de overheid. Ik vind niet dat we het aan organisaties die een eigen belang hebben, kunnen overlaten om die criteria te formuleren. Ik vind dat dat een taak is voor de overheid. Een heel belangrijk criterium is dat het niet zo mag zijn dat je missie haaks staat op het bieden van onafhankelijke keuzehulp, net zo min als ik het acceptabel vind dat een organisatie die die onafhankelijke keuzehulp zou bieden, gefinancierd en mee bestuurd wordt door een andere organisatie die openlijk een anti-abortuslobby voert. Die twee werelden zijn voor mij niet te verenigen. Dat zijn harde eisen die ik zal stellen aan een subsidiekader voor organisaties die graag onafhankelijke keuzehulp willen bieden.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Mijn laatste vraag. De heer Van der Staaij refereerde er ook al aan: een aantal jaren geleden hebben we samengewerkt met GroenLinks. Mevrouw Voortman heeft destijds een amendement ingediend over Fiom. De hulp voor Fiom is gedecentraliseerd naar de GGD's. Siriz is nog een landelijk werkende organisatie. Die twee bestaan naast elkaar. Ik herinner mij dat er voor de verkiezingen een plan is gepresenteerd door een breed palet aan organisaties — Fiom en Siriz waren daar onderdeel van, maar ook de GGD en Rutgers — om onbedoeld zwangere vrouwen beter te kunnen begeleiden en uiteindelijk het aantal onbedoelde zwangerschappen terug te dringen. Herinnert mevrouw Ellemeet zich die agenda? En zijn dat ook agenda's waarvan zij zegt: ja, ik vind dat met die breedte van de organisaties zo belangrijk dat dat een plek verdient om uitgevoerd te worden en vanuit de rijksoverheid gesteund moet worden.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik vind het belangrijk dat we met zo veel mogelijk organisaties inzetten op het voorkomen van ongewenste zwangerschappen. Je wenst geen vrouw een ongewenste zwangerschap toe. Dat hebben we liever niet. Als het wel gebeurt, zullen we die vrouwen goed moeten helpen. Die missie deel ik dus zeker. Daarnaast vind ik dat we, als vrouwen ongewenst zwanger zijn, ook moeten kijken hoe we zo goed mogelijk kunnen helpen. Daar heb ik samen met mevrouw Ploumen een voorstel voor gedaan. Wat wij nu nog missen in Nederland is één plek waar vrouwen 's nachts of overdag, ook in het weekend, terecht kunnen met de eerste vragen die zij hebben over hun ongewenste zwangerschap. Die plek ontbreekt nog. Dat zou ik graag willen toevoegen aan wat we al hebben, naast de harde criteria die we moeten stellen aan subsidies voor verschillende organisaties.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik steun GroenLinks wel in haar geuite zorgen. Ik heb natuurlijk ook De Groene Amsterdammer en de reactie van de staatssecretaris gelezen. Mijn hoop is erop gevestigd dat de Kamer die kwaliteitscriteria inderdaad vrij snel krijgt, voor 1 december, en dat we daar nog invloed op kunnen uitoefenen. Is GroenLinks het met mij eens dat het belangrijk is dat er in die kwaliteitscriteria heel helder geformuleerd staat dat de voorlichting neutraal moet zijn en dat vrouwen niet gestuurd mogen worden? Is GroenLinks net als D66 gerustgesteld als we dat pakket van deze staatssecretaris krijgen?

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Voorzitter. Ik zou nog net een stapje verder willen gaan. Ik gaf net aan in mijn betoog dat ik het een taak en een verantwoordelijkheid voor de overheid vind om dit kader vast te stellen. Je kan niet van organisaties, die hun eigen belang hebben, vragen om die criteria uit te werken. Als mevrouw Bergkamp het zo bedoelt, dan deel ik dat. Daarnaast vind ik het inderdaad van belang dat de informatie niet sturend is en dat er een onafhankelijke keuzehulp is. "Neutraal" is een moeilijk begrip, maar onafhankelijk moet het zeker zijn. Zoals ik net al zei, vind ik het ook belangrijk dat organisaties die deze keuzehulp bieden niet meegefinancierd worden door andere organisaties die openlijk anti-abortus zijn en daar ook voor lobbyen.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik denk dat het waar is dat die onafhankelijke voorlichting van belang is. Ik schrok ook van de berichtgeving in De Groene Amsterdammer. De waarde daarvan is dat in ieder geval zichtbaar is geworden dat die kwaliteitscriteria er nog niet zijn. Ik hoop dus ook dat we samen met een aantal partijen kunnen optrekken om ervoor te zorgen dat we die kwaliteitscriteria tijdig krijgen. Ik deel de opmerking van GroenLinks dat de verantwoordelijkheid hiervoor bij de overheid ligt. Als we het tijdig hebben, kunnen we als Kamer sturen op heldere, duidelijke criteria, zodat we dit soort discussies volgend jaar hopelijk niet meer hoeven te voeren.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Volgens mij zijn we het ermee eens dat de verantwoordelijkheid bij de overheid ligt en dat we heel scherpe criteria moeten benoemen, zodat we voorkomen dat er sturende informatie gegeven wordt. Daarnaast vind ik het belangrijk dat we kijken wat we nog missen in het aanbod. Mevrouw Ploumen en ik doen daarom een voorstel waarin staat wat er nu nog ontbreekt in Nederland, en wat je bijvoorbeeld wel in Duitsland hebt, namelijk één centraal informatiepunt waar je dag en nacht als vrouw terechtkan, waar je de informatie krijgt die je nodig hebt en waar je ook doorverwezen kan worden naar een organisatie die vrouwen intensiever kan begeleiden bij het maken van die afweging.

Voorzitter, ik zou bijna vergeten dat ik nog een laatste punt heb, twee zelfs. Ik had nog een vraag over de toegang tot anticonceptie en abortus voor ongedocumenteerde vrouwen. Er bestaat op dit moment geen enkele regeling voor ongedocumenteerde vrouwen die de pil of een abortus niet kunnen bekostigen. Nu is juist deze groep kwetsbaar voor ongewenste zwangerschap. Is de minister het met GroenLinks eens dat deze situatie onwenselijk is? Is hij bereid om expliciet aandacht te besteden aan deze groep vrouwen in het programma Kansrijke Start?

Voorzitter, ten slotte. GroenLinks wil nog een andere zorgelijke ontwikkeling aan de kaak stellen, namelijk de dalende kennis over seksualiteit en voortplanting, en het niet afnemen van het aantal soa-infecties onder jongeren. Sterker nog, onder bepaalde doelgroepen neemt het aantal soa-infecties zelfs toe. Uit het rapport Seks onder je 25e blijkt ook dat het condoomgebruik onder jongeren bij latere en losse seksuele contacten afneemt, waardoor overdracht van soa's en hiv en onbedoelde zwangerschappen mogelijk zijn. Wat GroenLinks betreft ligt er een taak bij de overheid om jongeren bewust te maken van de risico's van niet veilig vrijen. Daarbij is het belangrijk om niet alleen maar over de risico's te communiceren. Dat gebeurt nu terecht wel als het gaat om sexting en misbruik, maar het is natuurlijk ook belangrijk dat jongeren leren over prettige en veilige seks met wederzijdse instemming, zodat het niet alleen maar heel erg zwaar wordt. Een aantal jaar geleden hadden we hier nog de positieve "vrij veilig"-campagne voor, maar nu verwijst de staatssecretaris enkel naar scholen en ouders om voorlichting te geven. GroenLinks wil dat we jongeren er weer aan gaan herinneren dat veilig vrijen belangrijk is en dat seks leuk moet en kan zijn. We vragen het kabinet om uit te zoeken hoe dit het beste vormgegeven kan worden. Wat kunnen we leren van de "vrij veilig"-campagne? Wat kan de rol zijn van social media? En is de staatssecretaris bereid om hiermee aan de slag te gaan? Graag een reactie.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ellemeet. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Berg namens het CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. In de zorg draait alles om vertrouwen, vertrouwen dat mensen die door ziekte of ouderdom in een kwetsbare fase verkeren in goede handen zijn van toegewijde verpleegkundigen en artsen, die bij alles wat ze doen de zorg voor de patiënt vooropstellen. Juist de zorg voor elkaar is van belang, omdat die meer dan alleen functioneel is. De kern van goede zorg is geen product of handeling, maar juist een betekenisvolle relatie. De mens is een zorgend wezen. We leven van zorg voor anderen en van de zorg die anderen aan ons geven. Het CDA vindt dat er vanuit dat perspectief naar de zorg gekeken moet worden.

Voorzitter. Ik herhaal wat ik eerder heb benoemd. Het CDA vindt dat de zorg beschikbaar, betaalbaar en bereikbaar moet zijn. Nederland staat internationaal hoog aangeschreven en ik ken vele persoonlijke verhalen van goede en mooie ervaringen met zorgende handen. Toch zijn er veel zorgen over de zorg, met name in de regio. Want voor de toekomst van ons land is niet alleen van belang óf er zorg is, maar ook waar die zorg is. Buiten de Randstad volgen de negatieve berichten elkaar steeds sneller op: een tekort aan huisartsen in Leeuwarden, geen nacht- en weekenddiensten van apothekers in de Hoeksche Waard, een tekort aan mantelzorgers in de regio, en afdelingen van ziekenhuizen die worden gesloten in Drenthe. Het wordt tijd dat het kabinet duidelijk maakt hoe het de regionale zorg in de toekomst wil behouden. Hoe ziet de zorgkaart van Nederland er over twintig jaar uit?

De bereikbaarheid van regionale zorg is voor ons een groot zorgpunt, want of zorg dichtbij is, is zeer bepalend voor de leefbaarheid van een regio. Het CDA is daarom blij met de toezegging van de minister dat hij wettelijk wil vastleggen dat er een consultatie moet zijn met alle betrokkenen wanneer een wijziging wordt voorgesteld in de acute zorg. Vindt de minister ook niet dat in het Regionaal Overleg Acute Zorgketen naast zorgverzekeraars en zorgaanbieders ook patiëntvertegenwoordigers en regionale bestuurders moeten participeren? En hoe monitort de minister de opdrachten die aan het ROAZ worden gegeven? Het CDA maakt zich zorgen over de consequenties die de nieuwe kwaliteitskaders kunnen hebben voor de regionale zorg. Klopt het dat er bij de ontwikkelingen van het Kwaliteitskader Spoedzorgketen poortspecialisten worden gevraagd, waardoor regionale ziekenhuizen per direct op achterstand komen? En wie waakt er bij het opstellen van een dergelijk kader over het belang van de juiste zorg op de juiste plek? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Bij regio's moeten we ook denken aan de bijzondere gemeenten de BES-eilanden. Dank voor de brief van de staatssecretaris. Wij zien uit naar de volksgezondheidsnota die wordt opgesteld. Hoe staat het met het onderzoek van het RIVM om te komen tot een volwaardig aanbod van bevolkingsonderzoek naar borst-, baarmoederhals- en darmkanker, ook op de eilanden in het Caribisch gebied?

Voorzitter. Tot slot op het punt van bereikbaarheid. Het kan niet zo zijn dat de zorg in de Randstad beter is dan de zorg in de regio. Ook in de regio moet goede zorg geborgd zijn. Dat is van groot belang voor de leefbaarheid van de regio. Wil de minister per regio in kaart laten brengen waar er nu tekorten zijn?

Voorzitter. Dan kom ik bij beschikbaarheid.

De voorzitter:
Meneer Van Gerven, over het vorige punt?

De heer Van Gerven (SP):
Ik wil even weten of mevrouw Van den Berg in haar betoog klaar is met haar verhaal over de leefbaarheid.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ja.

De heer Van Gerven (SP):
Op dat aspect wil ik namelijk doorgaan. Mevrouw Van den Berg pleit ervoor dat er overleg is met regionale bestuurders en patiënten. Maar dan kom ik toch met een vraag. Stel dat er een uitkomst is die heel erg onbevredigend is. Laten we de kwestie nemen van het sluiten van de afdeling klinische verloskunde van het Bethesdaziekenhuis in Hoogeveen afgelopen maandag. Een compleet drama. Daarover is overleg geweest, maar er wordt iets besloten wat eigenlijk niemand wil die daar woont, leeft en zorg nodig heeft. Luister maar eens naar de verloskundigen daar. Ik heb een voorstel — ik kom daar dadelijk mee — om de leefbaarheid te garanderen door een vijftienminutennorm in te voeren, waarbij het uitgangspunt is: er mag geen ziekenhuis of verloskundige afdeling dicht als dat tot gevolg heeft dat men niet binnen vijftien minuten een ziekenhuis kan bereiken. Wat vindt het CDA van dat voorstel, van dat idee?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
We hebben op 13 juni ook met elkaar daarover gesproken. Wij zijn er zeker voor dat daar eerst naar wordt gekeken. We vonden het namelijk een van de grote gebreken van de discussie in Drenthe dat er eigenlijk al een besluit was genomen voordat met alle betrokkenen in de regio daarover was overlegd. Maar ik wil meneer Van Gerven ook meegeven: wij zeggen niet dat de wereld niet kan veranderen, maar een vijftienminutennorm lijkt ons in ieder geval niet haalbaar. We hebben nu met elkaar een norm van 45 minuten afgesproken. Dat is voor ons ook het uitgangspunt voor toekomstige discussies.

De heer Van Gerven (SP):
Hier kopen we natuurlijk niks voor, voor dit standpunt van het CDA. Hoezo kan die vijftienminutennorm niet? Natuurlijk kan dat! Dat is gewoon een politiek besluit, net zoals de 45 minuten die we nu hebben een politiek besluit is. Ik vraag het nogmaals. Als het het CDA menens is — ik ga daarvan uit — dat het de leefbaarheid in de regio's wil borgen en in stand wil houden, dan zul je toch als overheid moeten reguleren en optreden als dingen niet tot stand komen op een manier die wij met z'n allen wenselijk achten? Want iedereen vond het vreselijk: ...

De voorzitter:
Wat is de vraag?

De heer Van Gerven (SP):
... de zorgverzekeraars, ...

De voorzitter:
Meneer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter, ik maak bezwaar tegen uw handelen.

De voorzitter:
Nou, dan gaan we het daarover hebben, meneer Van Gerven. Een interruptie hoort echt kort te zijn. Ik ga daar heel erg streng op toezien, want iedereen begint allerlei manieren van elkaar over te nemen en tegelijkertijd wordt erover geklaagd dat het schema voortdurend verandert, wat vooral hiermee te maken heeft. Ik stel u dus voor om gewoon uw vraag te stellen en geen ellenlange inleidingen te houden, want daar hebt u ook de nodige tijd voor gereserveerd in uw eigen inbreng. Dit geldt niet alleen voor u, maar voor iedereen.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter, ik wil opgemerkt hebben dat u het aantal interrupties fors heeft beperkt, waardoor het voeren van een fatsoenlijk, levendig debat ernstig beperkt wordt. We hebben het over de begroting van Volksgezondheid. Daarom neem ik ook de tijd om duidelijk te maken waar het hier om gaat. Daar hoort een fatsoenlijke inleiding bij. Ik had mij ...

De voorzitter:
Mag ik heel even? Ik wil het toch heel kort met u daarover hebben. Het gaat niet van uw spreektijd af. Ik ken u langer dan vandaag. U bent nooit tevreden over het aantal interrupties. Dat is iets wat ik in elk geval van u weet. Natuurlijk willen jullie alle ruimte. Die wil ik jullie ook geven. Dat is geen enkel probleem. Maar van die ruimte moet u echt gebruikmaken door korte vragen te stellen en niet een heel lang verhaal te houden. Ik blijf dus gewoon heel irritant doen. Het is heel vervelend.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter, u meet met twee maten. Dat moet u niet doen. Echt, dat moet u niet doen.

De voorzitter:
Nu gaat u echt te ver.

De heer Van Gerven (SP):
Nee, ik ga niet te ver.

De voorzitter:
Ja, u gaat echt te ver.

De heer Van Gerven (SP):
Ik kan dat ook aantonen. U moet dat dus niet doen.

De voorzitter:
Weet u wat u gaat doen? Toon dat eerst maar aan en breng dat dan in het Presidium. Nu gaat u uw vraag stellen. En verwijt mij niet dat ik met twee maten meet, want dat is echt onzin.

De heer Van Gerven (SP):
Ik heb dat al gedaan en ik zal het u laten zien.

Om mijn vraag af te maken ...

De voorzitter:
Het spijt me: ik ga u onderbreken, want ik vind dit gewoon respectloos. Op deze manier wil ik niet aangesproken worden. Ik wil niet dat u mij op deze manier aanspreekt. Ik geef mevrouw Van den Berg het woord.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Wij hebben in de discussie over de regionale ziekenhuizen gezegd: geef meer ruimte in hoe zorg in de regio wordt ingericht. Een goed voorbeeld vind ik wat er uiteindelijk met het kwaliteitskader voor de intensive care is gebeurd. De intensivist in de regio mag nu ook ingezet worden op de acute as. Wij willen dus veel meer ruimte hebben voor hoe de zorg wordt ingericht, ook in samenwerking en met andere modellen. In Zeeuws-Vlaanderen heb ik daar ook een mooi voorbeeld van gezien. Men heeft de operaties geregeld met Gent, maar de uroloog uit Gent komt in Terneuzen naar het ziekenhuis toe voor de voorzorg en de nazorg. Als je op die manier zo veel mogelijk van de basiszorg bij de streekziekenhuizen legt, heeft een streekziekenhuis ook veel meer mogelijkheden om te blijven voortbestaan.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
De beschikbaarheid van zorg staat onder druk. Het aantal medicijntekorten stijgt. Wachttijden in de ggz worden maar niet opgelost. Er zijn steeds meer mensen met verward gedrag zonder adequate opvang. Ik krijg e-mails van radeloze familieleden die zich terecht zorgen maken over hun dierbaren omdat die geen goede geestelijke gezondheidszorg krijgen. De zelfmoordzaak bij GGZ Altrecht is daarvan een zeer triest voorbeeld. Wij zien hardnekkige problemen in de ggz, waardoor mensen onverantwoord lang moeten wachten op de behandeling die zij nodig hebben. Het CDA is van mening dat de staatssecretaris hierin echt meer regie moet nemen. Ook de ggz moet leren uitkomsten van behandelingen en gegevens te delen. Meten is weten en gissen is missen. Men houdt nu vaak de kaarten tegen de borst. Alleen door openheid kan een lerende cultuur ontstaan. En die is nodig om tot een betere zorg te komen. De patiënt en de cliënt zijn uiteindelijk de dupe van de patstelling die hier lijkt te ontstaan. Daarom heb ik de volgende vragen aan de staatssecretaris.

Hoe staat het met de uitvoering van onze motie over de regionale doorzettingsmacht om de wachtlijsten te kunnen oplossen? Wij horen nu dat er 8 tot 24 regionale taskforces opgericht worden. Dat is geen doorzettingsmacht creëren; wij zien dat als afschuiven. En we krijgen ook weer een nieuwe regio-indeling. Is de staatssecretaris bereid om toe te zeggen dat er uiterlijk medio 2020 uitkomstindicatoren voor de ggz zijn opgenomen in het kwaliteitsregister conform de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord, en dat deze ook wettelijk verplicht worden?

Hetzelfde zien we gebeuren met de aanpak van mensen met verward gedrag. Na meer dan twee jaar praten is de conclusie dat de regio aan zet is, terwijl één op de drie gemeenten de boel gewoon nog niet op orde heeft. Vervolgens wordt wel het afbouwen van bedden voortgezet, terwijl er nog geen zekerheid is dat de ambulante zorg op tijd op orde is. Dit is wachten op nog grotere problemen. Wanneer neemt de staatssecretaris hier nu echt de regie? Recentelijk heb ik aandacht gevraagd voor de veiligheid van medewerkers in de ggz. Heeft de staatssecretaris intussen gesproken met GGZ Nederland over een landelijke registratie van incidenten en gebruik van de isoleercel?

Ook in de medische zorg zien we dat beschikbaarheid van zorg niet altijd vanzelfsprekend is. Om met de medicijnen te beginnen: soms moet je het geluk hebben om toevallig in het juiste ziekenhuis te liggen als je gebruik wilt maken van experimentele medicijnen, die voor soms uitbehandelde patiënten het laatste redmiddel kunnen zijn. Deze groep is gemakkelijk te vergroten door een matchingmodule te gebruiken, zodat er veel meer ziekenhuizen kunnen participeren. Is de minister bereid om met behulp van al bestaande oplossingen de beschikbaarheid van experimentele medicijnen in heel Nederland te vergroten?

Dan, voorzitter, nog een specifieke groep. Ik doel op het jarenlange tekort aan tandartsen. In mijn provincie, Zeeland, werken inmiddels noodgedwongen tandartsen uit Portugal, terwijl onze eigen opleiding voor mondzorg de meest overtekende numerusfixusopleiding van heel Nederland is geworden. Dat klopt simpelweg niet. Kan de minister voor de Voorjaarsnota laten onderzoeken wat de kosten zijn om de capaciteit bij de tandartsopleidingen uit te breiden?

Dan, voorzitter, de betaalbaarheid. Ook dat is een punt van zorg. Betaalbaarheid is van belang om de solidariteit tussen mensen te behouden. Ons inziens kan die betaalbaarheid beter en kan gelijktijdig de kwaliteit van de zorg nog beter. Het eerste wat daarvoor nodig is, is transparantie over prijs en kwaliteit, te beginnen met de ziektekostenpolissen. Wij zijn blij met de nulmeting die de minister heeft laten doen als uitwerking van de CDA-motie. Hier zijn echter nog stappen te maken. Op het gebied van transparantie lijkt de praktijk wezenlijk af te wijken van het door de minister geschetste beeld. Websites van zorgverzekeraars geven wel duidelijk aan wat de opbouw van de kosten is, maar laten niet zien dat dezelfde verzekering ook goedkoper kan. Daarvoor moet men nog steeds naar een vergelijkingssite zoals Independer. Is de minister bereid om hierop strenger te laten handhaven, want wetten zonder werking zijn waardeloos?

De minister stelt een evaluatietijdpad voor waardoor het aannemelijk is dat pas in 2022 een wezenlijke verandering van de markt wordt bewerkstelligd. Kan de minister meer haast hiermee maken en de evaluatie vervroegen naar 2019? Zorgverzekeraars worden immers gevraagd om al in 2019 te beargumenteren waarom een collectiviteitskorting gerechtvaardigd is.

Voorzitter. Betaalbaarheid heeft ook te maken met een gelijk speelveld bij onderhandelingen, zoals voor fysiotherapeuten. Het blijkt dat er in beperkte mate wel degelijk samengewerkt kan worden door zorgaanbieders. Is de minister bereid om daarover breed te communiceren?

En dan ICT.

De voorzitter:
Voordat u verdergaat, mevrouw Van den Berg, en voordat ik u het woord geef, mevrouw Ploumen, en voordat ik het ook met u aan de stok krijg, lees ik even artikel 57 van het Reglement van Orde voor. "Interrupties. De Voorzitter kan interrupties toelaten." Dit is echt een bevoegdheid van de Voorzitter. Waar is de heer Van Gerven? Daar komt hij. Ik doe het opnieuw. Artikel 57 van het Reglement van Orde: "De Voorzitter kan interrupties toelaten." Dit is echt een bevoegdheid van de Voorzitter. "Deze dienen te bestaan uit korte opmerkingen of vragen zonder inleiding."

Mevrouw Ploumen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:
Nee, meneer Van Gerven, mevrouw Ploumen heeft het woord.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Mevrouw Van den Berg en de PvdA-fractie gaan elkaar geloof ik vinden als het gaat over de te grote hoeveelheid polissen die niet van elkaar verschillen. Ik ben tegen kloonpolissen. Ik hou het heel kort. Mijn concrete vraag aan mevrouw Van den Berg is of zij dat ook is. Wil zij met mij samen de minister oproepen om die kloonpolissen te verbieden?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik geloof dat wij vorig jaar aangegeven hebben dat wij kloonpolissen in ieder geval niet transparant vinden voor de consumenten. Wij hebben toen ook aangegeven dat we de markt de kans willen geven om zelf tot inzicht te komen en daarin stappen te nemen. We zien dat wel het aantal variaties in polissen aan het afnemen is. Wat ook uit onze opmerking mag blijken, is dat wij vinden dat daar nog stappen in genomen kunnen worden.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Kan zo'n stap dan gewoonweg het verbieden van kloonpolissen zijn? Dan weet de markt waar die aan toe is. Maar nog veel belangrijker is dat al die burgers dan weten waar ze aan toe zijn. Het zou echt heel tof zijn als we dat samen zouden kunnen doen, zeg ik via u, voorzitter, tegen mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Vorig jaar heb ik aan de voorganger van mevrouw Ploumen uitgelegd dat wij in het regeerakkoord wel afspraken hebben gemaakt waaraan het CDA zich gecommitteerd voelt. Dat is de reden waarom wij vragen om de evaluatie te vervroegen. Ook moeten de afspraken die er nu al zijn, beter gehandhaafd worden.

De voorzitter:
Gaat u verder, mevrouw Van den Berg.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter, ik heb een punt van orde.

De voorzitter:
Nee, dat laat ik niet toe. Geen punt van orde! Ik geef het woord aan mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dan ga ik verder. Ik heb het net gehad over de fysiotherapeuten. Is de minister bereid om breder te communiceren over de mogelijkheden die er wel zijn?

ICT kan in relatie met e-health bijdragen aan een betere kwaliteit van zorg. Echter, bij ICT met betrekking tot uitwisseling van informatie is dat tot nu toe wat anders. Deze is nu buitengewoon inefficiënt. Veel medewerkers raken zo gefrustreerd door de niet-werkende systemen en de grote hoeveelheid administratie dat ze de zorg verlaten, terwijl er juist extra mensen nodig zijn. De aanpak van ICT heeft dus een dubbel positief effect.

Ik heb ook nog een ander voorbeeld. Ziekenhuizen hebben nu apothekersassistenten in dienst om te checken welke medicijnen mensen gebruiken die binnen worden gebracht. Als daar adequate informatie over zou zijn, zou dat niet nodig zijn. Dan kunnen we die zorg ook aan de mensen besteden in plaats van aan de systemen. Eigenlijk is dat een vierde B: naast beschikbaar, betaalbaar en bereikbaar de B van de basis moet op orde. Wij willen dat de vrijwilligheid om te participeren verdwijnt. Graag een reactie daarop van de minister.

Voorzitter. Het mag duidelijk zijn dat het CDA zich grote zorgen maakt om de toekomst van de regionale zorg. We kunnen niet langer achteroverleunen en met lede ogen aanzien hoe de zorg in grote delen van Nederland verschraalt. Wat het CDA betreft heeft iedereen in Nederland recht op goede zorg. We zullen ons daarvoor blijven hard maken en zullen daartoe binnenkort met een initiatiefnota komen.

Dank u wel.

De heer Arno Rutte (VVD):
Ik herken de zorg van mevrouw Van den Berg als het gaat om de eventuele verschraling in regio's. Ik woon zelf in zo'n regio. Ik woon in Groningen; mevrouw Van den Berg woont in Zeeland. Maar nou was ik anderhalve week geleden in het allermodernste ziekenhuis van Nederland. Dat staat in Scheemda. Het is een fusieproduct dat ontstaan is na het sluiten van de ziekenhuizen in Delfzijl en Winschoten. Het is het allermodernste ziekenhuis van Nederland. Het kent geen personeelsgebrek en het werkt intensief samen met het UMCG in Groningen, waardoor hele goede hoogwaardige zorg in Noordoost-Groningen geborgd blijft. Hoe beoordeelt mevrouw Van den Berg zo'n ontwikkeling?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik denk dat dit een heel mooi voorbeeld is. Wij zouden namelijk willen pleiten voor twee dingen. Het eerste is dat er veel meer in netwerken wordt samengewerkt. Samenwerken is gewoon de kern van oplossingen om goede zorg te kunnen houden. Het tweede is dat ook veel duidelijker wordt gekeken naar wat de complexe zorg is. Wij horen van verschillende brancheorganisaties dat 80% — sommigen zeggen zelfs 90% — van de acute zorg wel acuut is, maar niet complex. Die zou dus echt heel goed in een regionaal ziekenhuis verricht kunnen worden. Iedereen heeft er begrip voor dat iemand voor de complexe zorg verder weg moet. Het is alleen maar een hele mooie ontwikkeling als dat dan ook goed geconcentreerd wordt en als er ook een duidelijke taakverdeling is tussen het topklinische ziekenhuis, zoals ik het noem, dat alleen de complexe zorg doet, en de streekziekenhuizen die de basiszorg kunnen verlenen.

De heer Arno Rutte (VVD):
Dat deel ik geheel met mevrouw Van den Berg. Dat is mooi. Maar ik vraag het hierom: er is iets aan voorafgegaan voordat dat ziekenhuis er was. Er was namelijk de situatie waarin er in Delfzijl een ziekenhuis was, waarvan mensen zeiden dat het open moest blijven, en er in Winschoten een ziekenhuis was waarvan ook mensen zeiden: hou dat open; dat is heel belangrijk voor de leefbaarheid et cetera. Maar zou mevrouw Van den Berg het in zo'n situatie kunnen steunen dat ervoor wordt gekozen om twee ziekenhuizen te sluiten en er centraal één neer te zetten, om op die manier de zorg te behouden? Of zegt zij: nee, dan toch liever de situatie zoals die was, die weliswaar heel kwetsbaar was, maar wellicht voor de leefbaarheid in de verschillende plaatsen heel erg goed? Met dat soort dilemma's hebben we wel te maken.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Er zullen altijd dilemma's zijn, laten we dat vooropstellen. Als CDA hebben we ook gezegd: het is niet zo dat de wereld niet kan veranderen. Wel vinden we dat er veel meer naar het volgende gekeken zou moeten worden op het moment dat een ziekenhuis wordt gesloten. Er wordt nu ook heel veel basiszorg in topklinische ziekenhuizen gedaan. Daarvan moet je je afvragen of het altijd nodig is. Als daar een herprioritering plaatsvindt, kan je ook veel makkelijker een regionaal ziekenhuis openhouden.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Slootweg namens het CDA.

De heer Slootweg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Om echt mens te zijn, is het belangrijk dat je iets kunt betekenen voor een ander. Dat bleek mij weer onlangs tijdens een bezoek aan Boogh, een centrum in De Bilt waar ze ondersteuning bieden aan mensen met niet aangeboren hersenletsel. Ik sprak met een cliënt die een heel aantal functies had verloren door een hersenvliesontsteking. Pas toen hij in een groep met lotgenoten een ander kon helpen, besefte hij weer zijn waarde. Hij voelde zich weer mens in plaats van patiënt. Vandaag zullen we het vooral hebben over de groep die zorg nodig heeft. Veel gaat goed in de zorg, maar een aantal zaken kunnen echt beter.

Voorzitter. Zorgen voor elkaar betekent: met elkaar willen samenleven. Het CDA wil jongeren actief betrekken bij de samenleving. We zijn dan ook blij met de voorstellen voor een maatschappelijke diensttijd. Is er hierbij ook de mogelijkheid om een maatschappelijke diensttijd te voldoen bij Defensie, en ook in het onderwijs, waar men ervaring heeft met de maatschappelijke stage? Zo niet, kan de staatssecretaris hiervoor dan zorg dragen? Frankrijk kent al een soort maatschappelijke diensttijd met als doel bruggen te slaan tussen jongeren met verschillende sociale achtergronden. Wordt dit ook gerealiseerd tijdens de Nederlandse maatschappelijke diensttijd? Kan de staatssecretaris aangeven hoe het staat met de uitwerking dat jongeren die kiezen voor maatschappelijke diensttijd een plus krijgen wanneer ze solliciteren bij de overheid?

Voorzitter. Mensen die zich inzetten voor de ander moeten niet gaan afhaken, maar soms zakt je de moed wel in de schoenen, bijvoorbeeld een zorgcoöperatie die in de problemen komt doordat men niet meer met een pannetje soep de straat over mag voor een van de leden. Of wanneer men een filmavond wil organiseren voor eenzame ouderen en blijkt dat dit wordt gedwarsboomd vanwege Buma/Stemra-rechten. Kan de minister niet met gemeenten en bijvoorbeeld Nederland Zorgt Voor Elkaar, de koepel van lokale bewonersinitiatieven, bespreken hoe regels vóór mensen werken in plaats van tegen mensen?

Voorzitter. Sommige subsidieregelingen van het Rijk zijn overgedragen aan de lokale overheid. Ik ontvang echter signalen dat de zorginfrastructuurregeling, een regeling die technische voorzieningen biedt waardoor mensen met een beperking langer veilig thuis kunnen wonen, door veel gemeenten is geschrapt. Slechts 20% van de gemeenten heeft een dergelijke regeling. Gevolg: meer meldingen bij de politie en een beroep op huisartsen. Kan de minister ervoor zorgen dat deze regeling weer door gemeenten wordt uitgevoerd?

Voorzitter. Een prachtig initiatief uit de samenleving is De Boeg in Groesbeek. In dit logeerhuis verblijven kinderen samen met hun ouders na een opname in het ziekenhuis. Een schakel tussen ziekenhuis en thuis, waar ouders leren hoe ze zelf hun kind thuis goed kunnen verzorgen. Echter, zorgverzekeraars, gemeenten en ziekenhuizen voelen geen prikkel om te investeren in dit soort logeerhuizen. Daarmee blijft de financiering afhankelijk van giften. Wat kan de minister betekenen om dit initiatief een structurele financiële basis te geven?

Voorzitter. Een groep die al leeft vanuit het principe van de eigen regie is die van de bewoners van de Fokuswoningen. Dit zijn mensen die 24 uur per dag afhankelijk zijn van zorg en ondersteuning voor algemene dagelijkse levensverrichtingen. Zij lijken tussen alle wetten in te vallen en leven nu in onzekerheid omdat de subsidieregeling voor deze groep afloopt. De minister zou voor oktober een brief sturen waarin hij een toekomstschets zou geven van wat hij wil doen met de regeling. De huidige regeling is dichtgeschroeid, maar is dit wenselijk? Hierdoor kunnen grote verschillen ontstaan in de mogelijkheid van ondersteuning. Sommigen krijgen dit vanuit de Wlz, andere bewoners weer vanuit de Wmo en de Zorgverzekeringswet. Kan de minister deze bewoners zekerheid bieden?

Voorzitter. Soms gaat het thuis niet meer. Zo kreeg ik begin deze maand een brief van een wanhopige moeder uit Zuid-Limburg. Haar zoon, een jongen met meervoudige beperkingen, kon niet worden opgevangen in een instelling, ondanks een indicatie die hij had. Thuis kreeg ze ondersteuning, maar ze was overbelast. De zorg die ze kregen, was te weinig. Uit mijn contact met het zorgkantoor bleek dat er enkele tientallen van dit soort jongeren in Nederland zijn. Er is geen plek in de huidige instellingen voor deze groep. Er zijn twee problemen: een gebrek aan locaties die deze groep met veel begeleiding willen opnemen en een gebrek aan deskundig personeel dat deze groep kan begeleiden. Geld is op zich niet het probleem, begreep ik van het zorgkantoor. Wat gaat de minister doen om de opvang voor meervoudig beperkten uit te breiden, zodat zij niet langer dan noodzakelijk thuis hoeven te worden opgevangen?

Voorzitter. Actieve regie is vereist in het dossier van doelgroepenvervoer. Tijdens een werkbezoek aan een instelling met mensen met een beperking zag ik in een halfuurtje vier verschillende busjes en taxi's mensen halen en brengen. De een moest naar school, bij de ander kwam een hulpbehoevende ouder op bezoek en een derde ging naar zijn dagbesteding. Vervoer op basis van Wmo, Wet langdurige zorg, Valys- en leerlingenregelingen, alle met verschillende geldstromen en regels. De minister had voor de zomer een brief beloofd waarin gekeken werd naar meer integratie in deze vervoersvormen. Ondanks het mooie weer nu is de zomer toch echt voorbij. Wanneer kunnen wij een brief verwachten?

Voorzitter. De situatie van overbelaste mantelzorgers is geen nieuw fenomeen. De minister heeft er plannen voor ontwikkeld. Helaas hebben nog te weinig gemeenten een plek ingeruimd voor respijtzorg of logeerhuizen. Kan de minister per regio in kaart brengen hoeveel respijthuizen er zijn voor ouderen en ook voor kinderen met beperkingen, zodat mantelzorgers het volhouden? Aanvullend daarop wil het CDA graag voor de begrotingsbehandeling van 2020 een plan om de vraag te laten aansluiten bij het aanbod. Het CDA begrijpt dat niet in elke gemeente een respijthuis kan of hoeft te staan, maar hoe gaat de minister de samenwerking tussen de gemeenten bevorderen?

Voorzitter. Vorig jaar spraken wij over een dubbele zorgval: minder zorg maar wel hogere eigen betalingen wanneer je van de Wmo naar de Wlz gaat. De minister heeft dit voortvarend opgepakt. Echter, er blijven merkwaardige situaties bestaan. Ik geef een voorbeeld. De moeder van een briefschrijver krijgt in november een positieve indicatie voor het verpleeghuis. In het verpleeghuis is pas plek in februari. De verhoging van de eigen bijdrage Wet langdurige zorg gaat echter al in per november, terwijl de moeder van de briefschrijver nog drie maanden thuiszorg ontvangt. Ik ga toch ook niet nu mijn boodschappen betalen die ik pas vanaf februari ga ontvangen? Waarom verhogen we, waarom innen we de eigen bijdrage niet pas op het moment dat de zorg daadwerkelijk verleend wordt?

Voorzitter. Het CDA vindt dat we de zorg het best lokaal en dichtbij moeten organiseren. Soms zijn er instellingen die zo groot zijn geworden en die zich met zo veel zorgvormen bezighouden, dat de menselijke maat uit het oog raakt. In Utrecht besluit Careyn om mensen van 100 jaar gedwongen te verhuizen naar een kleinere woonruimte in verband met afspraken met de projectontwikkelaar. Ik kan me goed voorstellen dat de familie van bewoners denkt: hadden wij het hier maar voor het zeggen. Kan er niet net als in de Wmo binnen de Wet langdurige zorg een mogelijkheid ontstaan voor een right to challenge bij dit soort instellingen?

Voorzitter. Voor de verpleeghuiszorg is een bedrag van 2,1 miljard beschikbaar gekomen. In het programma Thuis in het Verpleeghuis geeft het ministerie van VWS aan dat met ingang van de zorginkoop 2019 op landelijk niveau 85% van deze extra middelen gaat naar extra personeel. Kan de minister aangeven wanneer de bewoners van verpleeghuizen hiervan iets gaan merken? 15% van het extra geld kunnen zorgorganisaties inzetten voor andere investeringen, bijvoorbeeld voor innovaties, maar wat is een innovatie? Veel zorginstellingen zijn bezig met domotica en robotica, maar hebben geen idee dat een huis op twee kilometer afstand bezig is met hetzelfde probleem, maar net met een ander product of systeem. Het CDA vindt het van belang dat huizen hun informatie en resultaten gaan delen. Kan de minister stimuleren dat verpleeghuizen hun kennis gaan delen?

In het kort nog een aantal onderwerpen. Dank voor de brief over geestelijke verzorging, maar klopt het dat er 10 miljoen voor 2018 niet wordt uitgegeven en zelfs uit het budget verdwijnt?

Forensisch-medische expertise is belangrijk om te kunnen onderscheiden of iemand een ongeluk heeft gehad of dat er sprake is van mishandeling. De GGD in Amsterdam heeft deze expertise. Wil de minister bevorderen dat deze kennis niet alleen in de hoofdstad beschikbaar is, maar ook in de rest van het land?

De betaalbaarheid van goede zorg is niet alleen een vraag voor vandaag, maar ook voor morgen en overmorgen. Vorig jaar hebben wij het verzoek gedaan om de langetermijnbetaalbaarheid te onderzoeken. Hoe staat het hiermee? Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen heeft mijn fractievoorzitter ook de demografische ontwikkeling ingebracht. Kan dit worden meegenomen?

Voorzitter. Zorgen voor is ook herdenken. In 2019 is het 75 jaar geleden dat delen van ons land bevrijd zijn van de Duitse overheersing. Het CDA ziet graag een extra impuls, zodat herdenkingsmonumenten op orde kunnen worden gebracht en ook scholen hier aandacht aan kunnen besteden. Is er bereidheid om te kijken of hier extra middelen voor beschikbaar kunnen komen?

Voorzitter, ik rond af. We leven in een prachtig land. De tomeloze inzet van veel mensen in de zorg, die zich met hart en ziel elke dag inspannen, kan niet voldoende benadrukt worden. Om de basis op orde te krijgen verwachten wij dat de bewindslieden actief de regie gaan pakken. Dat gaat vaak niet om meer geld, maar wel om het benutten van de kracht die aanwezig is in de samenleving.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat was héél kort over de 10 miljoen voor de geestelijke zorg. Wat vindt de CDA-fractie er zelf van? Ik ben verder heel benieuwd naar de visie van het CDA op hoe we uiteindelijk de geestelijke zorg goed kunnen implementeren in ons zorgstelsel, zodat iedereen daar een beroep op kan doen.

De heer Slootweg (CDA):
Ik denk dat wij ergens nog een keer bijvoorbeeld een debat echt over die brief moeten doen. Ik was zelf wat verbaasd dat die 10 miljoen niet meer beschikbaar was en ik wil eigenlijk graag het antwoord van de minister horen. Heb ik nou iets gemist? Dat ten eerste. Ten tweede de vraag: wat is eigenlijk uw weging, uw beoordeling van die brief? Ik denk dat het een heel sterk punt is dat er heel goed wordt ingezet op de laatste levensfase en palliatieve netwerken. Ik vind dat een sterk punt in de brief, maar ik heb zelf ook het idee dat mensen ook op andere momenten in hun leven behoefte kunnen hebben aan die geestelijke verzorging. Volgens mij stond er afgelopen vrijdag of in het weekend een column in de Volkskrant met een huisarts uit Leiden. Hij gaf daarin aan: wij merken als artsen dat wij bij burn-outklachten medisch niet zo heel veel kunnen en dat het ook niet helpt om iemand psychische hulp te geven, maar dat bijvoorbeeld zingeving daarin wel een rol kan spelen. Ik zou het mooi vinden als dat ook binnen dat plan kan worden opgepakt.

De heer Hijink (SP):
Ik heb nog een vraag over de Wmo. We krijgen straks een lagere eigen bijdrage in de Wmo. Nu krijgen wij van heel veel bestuurders, waaronder ook heel veel CDA-bestuurders, te horen dat ze het eigenlijk niet zo zien zitten, omdat zij straks lagere inkomsten hebben en zij onvoldoende worden gecompenseerd door de regering. Nu vraag ik mij af of u die signalen van uw collega's van het CDA ook krijgt en, zo ja, wat u dan tegen hen zegt.

De heer Slootweg (CDA):
Een hele terechte vraag. Ik ben bang dat ik nog eerder dan de heer Hijink deze berichten en signalen van onze bezorgde wethouders heb gekregen. Ik begrijp die zorgen ook best wel, maar ik ben zelf op zich ontzettend blij dat er iets gedaan wordt aan die stapeling van eigen bijdragen. En dat is voor mij wel even het kernbegin.

Het tweede punt is dat er zeker compensatie wordt geboden en dat er handelingsperspectief voor gemeenten wordt geboden. Ik wil eerst zien hoe dat handelingsperspectief benut wordt en of die angst die er is bij gemeenten en bestuurders, wel terecht is. Men is heel erg bang dat er veel meer mensen een beroep op gaan doen. Ik krijg voornamelijk signalen binnen als: iemand heeft al een ondersteuning en die gaat dan in het vervolg gefinancierd worden door de Wmo. Ik ben daar zelf niet zo bang voor. Op het moment dat je gehecht bent aan en een goede relatie hebt met je huishoudelijke hulp en er ook echt mogelijkheden zijn als dat nodig is, ben ik minder bang voor die aanzuigende werking. Het derde punt is dat we het ook nog echt gaan evalueren, want dat staat er ook in.

De voorzitter:
Tot slot de heer Hijink.

De heer Hijink (SP):
De echte kwestie is wat principiëler. De vraag is of je als regering hier kunt bepalen dat er voor alle gemeenten een lagere eigen bijdrage moet gaan gelden. Kun je dat bepalen zonder daar de noodzakelijke compensatie bij te leveren? Kun je dus wel zeggen: u gaat het nu op deze manier doen en als u daardoor heel veel extra geld moet betalen, dan lost u dat maar op door elders binnen de thuiszorg te gaan bezuinigen. Want dat is natuurlijk het risico dat we hierdoor lopen en ook uw bestuurders zijn heel erg bang dat dat gaat gebeuren. Het is dus de principiële vraag: kun je het hier besluiten, zonder die compensatie te leveren?

De heer Slootweg (CDA):
Ik wil toch wel even aangeven dat u er meteen van uitgaat dat er onvoldoende compensatie is. Ik wil echt eerst zien dat die compensatie er niet is. Er is compensatie voor en ik denk dat het heel erg mee kan vallen, gezien het perspectief dat deze zorg dichterbij georganiseerd kan worden. Het is ook niet zo dat er geen gemeenten zijn die al eerder hebben gewerkt met een dergelijk systeem. De gemeenten die dat al wel hebben gedaan, hebben aangegeven dat zij geen grote aanzuigende werking hebben gezien. Ik ben verder eigenlijk wel blij dat er meer mensen een beroep op gaan doen, want daarvoor is het ook bedoeld. U gaat net als een heel aantal van die wethouders nu al uit van overshooting en daar ben ik zelf niet zo bezorgd over.

De heer Kerstens (PvdA):
Ik had een vraag over de personeelstekorten waar de heer Slootweg op het eind even aan refereert. Als we niet uitkijken, komen we straks 125.000 mensen tekort in de zorg. De heer Slootweg vroeg namens het CDA of de minister daar meer regie in kan nemen. We hebben vorige week een debat daarover gehad en de minister legt heel veel weg bij sociale partners, bij de werkgevers in de regio.

De voorzitter:
En de vraag is?

De heer Kerstens (PvdA):
Mijn vraag is: wat zou volgens het CDA die regie moeten voorstellen? Wat moet die behelzen, waar heeft u het dan over?

De heer Slootweg (CDA):
Ik denk in allereerste instantie dat wij weer een beeld moeten gaan scheppen, met name bij jongeren, dat het ontzettend leuk is om in de zorg te gaan werken, dat je daar veel voldoening van kan krijgen. De laatste jaren zijn er heel veel verhalen over wat er allemaal misgaat, en ik kan me dan ook goed voorstellen dat jongeren die best wel zouden willen kiezen voor de zorg denken: pfff, wat krijg ik allemaal over me heen? Het eerste punt dat ik echt heel belangrijk vind, is of we dat perspectief van werken in de zorg voor de mensen kunnen verbeteren. Daarom vind ik de plannen die gepresenteerd zijn, en waarbij mijn collega Joba van den Berg de nodige kanttekeningen heeft geplaatst, veelbelovend en ik wil ze wel alle kansen geven.

De heer Kerstens (PvdA):
Toch nog even doorvragen over wat die regie dan precies behelst. Het gaat erom een perspectief te geven aan mensen in de sector, mensen die er al werken en van wie we niet willen dat zij opstappen, of aan jonge mensen die nadenken over waar zij hun carrière willen gaan hebben. Dan hoor je vaak dat het salaris te laag is en de werkdruk te hoog. Vindt het CDA nu ook dat de minister op zulke heel belangrijke punten meer regie zou moeten pakken dan tot nu toe?

De heer Slootweg (CDA):
Ik denk dat je dat gesprek zou moeten hebben met sociale partners over hoe je dat kan doen. We zien ook nog dat bijvoorbeeld het ziekteverzuim heel hoog is, wat ook nog veel oplevert. Ik geloof dat de basis voor die regie eigenlijk al is neergezet. Ik hoop dat daarin wordt doorgepakt en dat het niet wat obsolete gesprekken blijken te zijn.

De voorzitter:
Dank u wel mijnheer Slootweg. Dan geef ik nu het woord aan de heer Hijink namens de SP.

De heer Hijink (SP):
Voorzitter.

De voorzitter:
Mag ik weten wat u van plan bent met dat doek? Een demonstratie?

De heer Hijink (SP):
Ik ga geen actie voeren.

De voorzitter:
Dat wilde ik even weten. Dat doen we buiten dit huis.

De heer Hijink (SP):
Zeker, voorzitter. Er is altijd genoeg reden om acties te voeren, zeker tegen sommige van de maatregelen die dit kabinet neemt, maar dat ben ik vooralsnog niet van plan.

Voorzitter. Als wij ons afvragen hoe rechtvaardig de zorg in ons land is georganiseerd, dan kun je dat aan een aantal zaken afmeten. Een van die dingen is bijvoorbeeld: worden de kosten van de zorg eerlijk verdeeld? Een andere vraag is: wie heeft nu eigenlijk de macht in het huidige stelsel en hoe gaan wij om met de meest kwetsbare mensen in onze samenleving?

Ik wil graag bij die eerste vraag beginnen, de vraag of de kosten van de zorg eigenlijk wel eerlijk worden verdeeld. Het snelle antwoord daarop — we hebben die discussie net ook met de heer Rutte gehad — is: nee, dat is natuurlijk niet zo. Hoe komt dat? Dat komt omdat de zorgpremie op dit moment onvoldoende inkomensafhankelijk is. Daar komt bovenop dat wij nog steeds een eigen risico van €385 hebben, een eigen risico dat wat de SP betreft een ongewenste financiële drempel is, een drempel die wij niet willen. De inhoud van de portemonnee mag namelijk nooit bepalend zijn voor de vraag of je wel of niet de zorg krijgt die je nodig hebt.

Er zijn gelukkig veel manieren om de zorg in ons land een stuk eerlijker en rechtvaardiger te maken. Zo betaalt iemand die een miljoen verdient nu net zoveel zorgpremie als iemand die €54.000 verdient. De vraag is natuurlijk: waarom is dat op dit moment zo geregeld? Waarom moeten wij allemaal bijdragen aan de kosten van de zorg, maar geldt dat procentueel veel minder voor de hoogste inkomensgroepen? We hebben de getallen net uitgewisseld. Iemand met een modaal inkomen is 25%, een kwart van het inkomen kwijt aan zorgkosten. Iemand die een ton verdient, is maar 14% van het inkomen kwijt aan zorgkosten. Mijn vraag aan de regering is: wat is daar precies rechtvaardig aan?

De SP wil wat aan die onrechtvaardigheid doen. Als we de rekening van de zorg eerlijker verdelen door over het hele inkomen een inkomensafhankelijke bijdrage via de werkgever te vragen, dan kunnen we daarmee 2,5 miljard euro ophalen. Dat geld kunnen we heel goed gebruiken om het eigen risico waar alle Nederlanders last van hebben flink te verlagen. Natuurlijk — iedereen weet waar de SP staat — wij willen uiteindelijk helemaal van dat eigen risico af. Het zou toch heel goed zijn als we op deze manier een eerste stap kunnen zetten. Ik vraag de regering of ze dat met de SP eens is en of ze dat voorstel zo snel mogelijk wil gaan uitvoeren.

De heer Raemakers (D66):
Daar heb ik wel een vraag over. Ik heb hier geen amendement over gezien. Ik heb wel een tegenbegroting gezien, van PvdA, GroenLinks en SP. Daarin wordt voorgesteld om het eigen risico niet af te schaffen, maar om het te halveren. Zou de heer Hijink kunnen aangeven waarom hij geen tegenbegroting heeft ingediend waarin het eigen risico helemaal wordt afgeschaft? En hoe wil hij dat halveren precies gaan betalen?

De heer Hijink (SP):
Het punt is dat we voor nu hebben gezegd dat we het gaan halveren. U weet allemaal waar wij staan: wij willen dat hele eigen risico niet. Alleen zeggen we voor nu: laten we beginnen met een eerste stap, namelijk halveren, dus €195 eraf. Hoe financieren we dat? Precies op de manier die ik zojuist zei. Bij de hoge inkomens — het gaat gelden vanaf €54.000 — zit nu een top op het percentage aan premie dat je betaalt via je werkgever voor de Zorgverzekeringswet. Dat percentage laten wij over het hele inkomen doorlopen. Dat levert zelfs meer geld op dan het halveren van het eigen risico kost.

De heer Raemakers (D66):
Dan heb ik nog een vraag. Ik heb goed geluisterd naar het betoog van de heer Hijink. Hij betoogt dat de hogere inkomens op dit moment veel minder betalen aan zorgkosten. Hij heeft het dan over de premie. Dit gaat ook over de premie. Maar we hebben natuurlijk ook de belastingopbrengsten. En die worden met deze begroting ook deels gebruikt om zorgkosten te betalen. De zorgkosten zijn per inwoner gemiddeld €5.000. Dat moet allemaal worden opgebracht. Dus in hoeverre neemt de heer Hijink in dit verhaal ook het feit mee dat hogere inkomens ook meer belasting betalen?

De heer Hijink (SP):
Zeker, we hadden een progressief stelsel. Het wordt allemaal een beetje minder progressief onder deze regering. En zeker, als het aan mij ligt, zouden wij een veel groter deel van de zorgkosten eerlijker via de belastingen betalen. Dat lijkt mij een heel goed voorstel. Maar om te beginnen zou dit een hele mooie eerste stap zijn. Want ik kan niemand uitleggen dat mensen die een miljoen verdienen vanaf €54.000 al geen 6,9% betalen via de werkgever voor de Zorgverzekeringswet. Ik kan aan niemand uitleggen waarom dat opeens afgetopt wordt voor de mensen die juist het meeste geld hebben.

De voorzitter:
Gaat u verder, meneer Hijink.

De heer Hijink (SP):
Voorzitter. Deze regering wil helemaal niks veranderen aan het zorgstelsel. We weten wat de heer Bruins altijd zegt: wij gaan in deze kabinetsperiode niet tornen aan het zorgstelsel. Het klinkt heel zelfverzekerd. Hij verdedigt de marktwerking en de concurrentie met een bijna religieuze zelfverzekerdheid. Hij gaat naar de kerk, zegt hij nu, maar daar leer je dit soort dingen niet, denk ik.

Het probleem is dat zorgverleners met hele grote problemen te maken hebben, juist omdat we marktwerking en concurrentie hebben. Het is daarstraks al genoemd: fysiotherapeuten, logopedisten, diëtisten, wijkverpleegkundigen, iedereen heeft te maken met de enorme druk, die kolossale druk die de zorgverzekeraar op het stelsel legt. En wat zegt deze minister dan? "Als je last hebt van de macht van de verzekeraar, tja, dan moet je maar beter onderhandelen. Het is toch een markt? Ga dan onderhandelen met de zorgverzekeraar." Maar dat kan dus helemaal niet, want voor heel veel zorgverleners geldt dat ze helemaal geen individuele positie hebben om op te boksen tegen de macht van de verzekeraar.

De fysiotherapeuten hebben het geprobeerd. Zij hebben gezegd: oké, als wij niet collectief mogen onderhandelen, zoeken we een-op-een het contact met de verzekeraar; dan gaan we een-op-een kijken of we kunnen praten over tarieven, prijzen en voorwaarden. En weet u wat zij terugkregen? Precies dit. Kijk, zo.

De heer Hijink rolt een rol bedrukte stof uit over de vloer van de plenaire zaal

De heer Hijink (SP):
Weet u wat dit zijn, voorzitter?

De voorzitter:
Nu moet u echt stoppen. Ik schors even de vergadering en vraag de bodes dit soort dingen ... Het is gewoon ...

De heer Hijink (SP):
Nee, maar voorzitter, dit is een alternatief voor papier.

De voorzitter:
Nee, nee. Nee, dit is gewoon een andere manier van actievoeren en dat hoort niet in deze zaal. Gaat u verder met uw betoog.

De heer Hijink (SP):
Dit is geen actievoeren. Even een puntje van orde, voorzitter. Ik had dit natuurlijk op papier kunnen doen. Maar het stond al op een doek. Het is geen actie, het stond al op papier ...

De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.

De heer Hijink (SP):
Het stond al op papier. Het stond op dit doek. Ik heb het niet op papier willen doen, anders had ik 228 A4'tjes moeten printen. U weet wat dat doet met het leefklimaat van orang-oetans en zo; dat is heel slecht voor de oerwouden. Ik heb er daarom voor gekozen om het op deze manier te doen.

Maar goed, wat staat er op deze rol? Het zijn 228 afwijzingen. 228 afwijzingen van fysiotherapeuten die besloten om een-op-een met de zorgverzekeraar te onderhandelen. En weet u wat deze fysiotherapeuten te horen kregen? Het is jammer dat ik het nu niet meer kan uitrollen, dan had u het zelf kunnen lezen, maar op dat doek staat dus: "Wij onderhandelen niet met individuele zorgaanbieders over ons contractaanbod." "Wij onderhandelen niet met individuele zorgaanbieders over het contractaanbod." En daarmee is de discussie klaar.

Ik had hier 30 meter "nee" willen uitrollen: 30 meter lang afwijzingen, 30 meter marktwerking die faalt, die mislukt. De zorgverzekeraars hebben ze in de tang. Deze fysiotherapeuten en heel veel andere beroepsgroepen in de zorg hebben helemaal geen poot om op te staan. En volgens mij was het prima om dat eens te laten zien, voorzitter.

Ik heb de afgelopen tijd veel met logopedisten gesproken, die al vele jaren geen tariefverhoging hebben gehad. Zij krijgen op dit moment €30 voor een consult van een halfuur. €30 voor een halfuur, en daar moet dus nog van alles van af: de kosten voor de huisvesting, computers, personeelskosten, verzekeringen en pensioen. Alles. Iedereen snapt natuurlijk dat dat onhaalbaar is.

Datzelfde geldt trouwens voor de jeugdzorg, waar de tarieven ook enorm onder druk staan omdat gemeenten, ondanks dat er wel berekeningen zijn gemaakt van wat een reëel tarief is, deze gewoon weigeren te betalen. Ik hoop toch dat de regering het met mij eens is dat zorgverleners fatsoenlijk betaald moeten worden voor de werkzaamheden die zij verrichten.

Geef hen reële tarieven, als het even kan binnen een nationaal zorgfonds, zodat de toegang en de kwaliteit van de zorg gewaarborgd wordt. Ik vraag de regering of ze dat met de SP eens is en of deze regering ook bereid is om voor alle zorgverleners in dit land reële tarieven af te dwingen, zodat we de uitbuiting die we bijvoorbeeld nu bij de logopedisten zien, niet meer gaan meemaken.

Voorzitter. Het kabinet wil dat ouderen zo lang mogelijk thuis blijven wonen, maar in veel gemeenten zien we dat de ondersteuning stukje bij beetje wordt teruggeschroefd. Wat vindt de minister er eigenlijk van dat ouderen naar de rechter moeten om hun zorg af te dwingen? Hoe gaat hij voorkomen dat dat in de toekomst nog veel meer gaat gebeuren, op het moment dat gemeenten onvoldoende gecompenseerd worden door beleid dat hier wordt gemaakt? Ik had het daar net al over met meneer Slootweg.

Veel ouderen willen langer thuis wonen, maar dat geldt niet voor iedereen. Kortgeleden hebben wij gedebatteerd over de Zorgbuurthuizen. Wij zijn heel blij dat de regering het initiatief van de SP voor de bouw van Zorgbuurthuizen ondersteunt. De minister maakt het onderdeel van zijn plannen en wij zijn ook heel benieuwd welke stappen er inmiddels zijn gezet. Wij willen gewoon weten wanneer de eerste schop de grond in gaat. Eén ding is zeker: de vraag naar kleinschalige Zorgbuurthuizen is heel erg groot. Zo bezocht ik vorige week het zojuist al genoemde zorgcentrum Tuindorp Oost in Utrecht, een locatie van Careyn die de afgelopen jaren veelvuldig in het nieuws is geweest.

Het is zeker geen kleinschalige locatie te noemen, maar er is daar de afgelopen jaren wel iets heel bijzonders gebeurd. Met het sluiten van het verzorgingshuis zijn tientallen jongeren komen te wonen in de leegstaande woningen. Dit uit nood geboren project is uiteindelijk voor jong en oud een hele mooie oplossing geweest. Zij gingen er samen op uit, zochten elkaar op en raakten aan elkaar gehecht.

Maar helaas, inmiddels is dit allemaal voorbij. De locatie is verkocht aan een projectontwikkelaar en met grote spoed worden jong en oud gewoon de woningen uitgeveegd. Ouderen, soms zelfs 100-jarigen, zoals mevrouw Piël die ik daar sprak, moeten tegen eerdere afspraken in de komende tijd twee keer verhuizen. Dan heb je het dus over mensen van 100-plus. Hoogbejaarde dames moeten binnen tien dagen reageren of ze naar een verpleeghuis willen, en anders zegt Careyn de zorg gewoon op. Ik hoor graag van de minister of hij dit een manier vindt om met deze 100-plussers om te gaan. Het is wat mij betreft bij de beesten af. Ik vind dit echt niet kunnen en ik hoop dat de minister dat met mij eens is.

Voorzitter. Op deze manier hoef je ook niet met oudere mensen om te gaan, want gelukkig zien wij ook de andere kant. Verpleeghuizen in de buurt, met de menselijke maat. Ik noem dat altijd de gehaktballennorm. Waarom de gehaktballennorm? Omdat zes gehaktballen nog in een normale pan passen. Als je een normale pan hebt, past het nog in een normale vaatwasser. Het is dus heel logisch: als je het behapbaar houdt, met kleine groepen, heb je al die dure extra machines en de balie bij de ingang allemaal niet nodig. De menselijke maat, de kleine schaal: dat is voor iedereen veel beter.

Het probleem is dat heel veel mensen de toegang tot zo'n mooi Zorgbuurthuis op dit moment nog niet krijgen. We hebben het debat daarover gevoerd en iedereen ziet het probleem, maar er is helaas in deze Kamer weinig bereidheid om dat probleem ook op te lossen. Ouderen krijgen nu namelijk de keuze niet. Ze hebben geen keuze bij de vraag: ga ik naar een Zorgbuurthuis of een andere kleinschalige instelling, of blijf ik thuis wonen? Ze moeten noodgedwongen zo lang mogelijk thuis blijven.

De minister heeft mij vorige maand laten weten dat hij heel enthousiast is over het voorstel, maar ik wil gewoon van hem weten hoe we ervoor gaan zorgen dat de groep mensen groeit die toegang krijgt tot dit soort kleinschalige zorginitiatieven. Ik vind het niet goed uit te leggen dat wij het hier allemaal aanmoedigen en dat iedereen ziet dat er een groot gat is — mevrouw Agema heeft dat ook gezegd — tussen verpleeghuiszorg en het langer thuisblijven. Daar moet iets tussen komen. We weten allemaal dat daar hele goede ideeën over zijn. We moeten ze nu gewoon gaan uitvoeren. Ik wil dat de minister een helder tijdspad geeft voor hoe hij dat gaat doen.

Voorzitter, dan nog een laatste punt. Ik zou tot slot graag nog even stil willen staan bij de groep die helaas nog heel vaak vergeten wordt. We hebben er wel al eerder over gesproken, maar we hebben nog heel weinig vooruitgang geboekt. Ik doel hiermee op de groep mensen met ernstige meervoudige beperkingen. Dan moet je echt denken aan de meest zware verstandelijk en lichamelijk beperkte mensen. Zorgverleners geven aan dat deze groep op dit moment alleen de meest basale zorg krijgt. Denk aan eten, drinken, slapen en wassen. Voor veel meer is er op dit moment gewoon geen tijd, omdat het tarief het niet toelaat. Onderzoekers hebben aangetoond dat met een beetje extra inzet, iets meer uren zorg, iets meer uren begeleiding, deze groep tot veel meer gebracht zou kunnen worden en dat hun kwaliteit van leven echt heel veel beter zou kunnen worden. Wij vinden, zeker gezien de structurele onderbesteding op de begroting van VWS, dat ook deze groep nu aan bod zou moeten komen voor meer zorg en meer uren begeleiding. Daarom vragen wij aan de regering om voor volgend jaar alvast 100 miljoen euro in te zetten om deze groep mensen met een ernstige meervoudige beperking tegemoet te komen. Het geld is er. Laten we het dan ook inzetten voor die mensen die dat het hardst nodig hebben. Ik hoor heel graag van de minister of hij daartoe bereid is.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Hijink. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Gerven, ook namens de SP.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. In 2006 werd ik gekozen in de Tweede Kamer en werd ik als oud-huisarts woordvoerder gezondheidszorg. De ontwikkeling en het behoud van de kleinere regionale ziekenhuizen had en heeft mijn warme belangstelling. Ik bezocht vele ziekenhuizen, zoals het mooie Hofpoort in Woerden, de Sionsberg in Dokkum, het Ruwaard van Putten in Spijkenisse, het Refaja in Stadskanaal, het Bethesda in Hoogeveen en het ziekenhuis Walcheren in Vlissingen. Wat is er gebeurd in deze twaalf jaar met deze ziekenhuizen?

Sinds 2006 hebben we de Zorgverzekeringswet met het concurrentiestelsel. Minister Hoogervorst van de VVD voerde het in. Alle ministers daarna liepen weg met het stelsel. Minister Klink van het CDA, minister Schippers van de VVD en minister Bruins, ook VVD; zij waren marktadepten gebleken. Het zou beter en goedkoper worden en meer keuzevrijheid bieden voor de patiënt. Maar wat gebeurde er werkelijk? Het werd niet goedkoper. Zo stegen de kosten van de ziekenhuiszorg fors. Gaven we in 2005 16,7 miljard uit, in 2016 was dat 27,1 miljard; een groei met 60%, 10 miljard euro extra. Een stijging, ook veel meer dan de zogenaamd onbetaalbaar wordende ouderenzorg. De ouderenzorg kende ook een groei, met 4,7 miljard tot 17,2 miljard; een groei met 38%.

Dit stelsel wakkerde de fusies en schaalvergroting aan, waardoor de keuzevrijheid afneemt. Sinds 2004 kreeg de Autoriteit Consument en Markt 34 fusieaanvragen binnen en werd er maar één afgekeurd. En wat zijn de gevolgen van die fusiegolven? Het patroon is dat het kleinere ziekenhuis wordt leeggetrokken ten gunste van het grotere ziekenhuis. Ziekenhuizen komen zo onder druk te staan, afdelingen worden gesloten en in het ergste geval houden we een polikliniek over waar om vijf uur het licht uitgaat. Zo legden het Hofpoortziekenhuis, de Sionsberg en het ziekenhuis Walcheren het loodje. Het Refaja en het Bethesda staan onder grote druk nu de klinische verloskunde en kindergeneeskunde daar zijn weggehaald door het falende bestuur van Treant en zorgverzekeraars die niets ondernemen. De bevolking is in rep en roer, de leefbaarheid staat op de tocht. Met het sluiten van de klinische verloskunde in het Bethesda in Hoogeveen is regelrecht de volksgezondheid in het geding. Vele zwangeren kunnen in spoedsituaties het ziekenhuis immers niet meer in twintig minuten bereiken, met toenemende risico's op morbiditeit en mortaliteit bij moeder en kind. Het roer moet om. Dat vind ik niet alleen; de samenleving is er klaar mee. Omdat de markt faalt, is krachtig overheidsoptreden geboden om aan de trend van schaalvergroting in de ziekenhuiszorg een einde te maken. Daarom moet er per direct een fusiestop komen op ziekenhuizen. Ook moeten we direct stoppen met het sluiten van spoedeisende eerstehulpafdelingen en klinische verloskunde.

In ons rapport Het ziekenhuis dichtbij, dat ik dadelijk aan de minister zal geven, doen wij een aantal voorstellen om te corrigeren wat de afgelopen jaren fout is gegaan. Wij stellen onder andere voor om een leefbaarheidsnorm van vijftien minuten in te voeren. Dat betekent dat iedereen met eigen vervoer binnen vijftien minuten een ziekenhuis moet kunnen bereiken. Als een ziekenhuis dichtgaat en dat leidt tot het overschrijden van die vijftien minuten, dan mag het ziekenhuis niet dicht, mag het niet fuseren en mogen er geen spoedeisende afdelingen en dergelijke gesloten worden. Dat geldt eens temeer voor verloskundige zorg. Ten tweede stellen wij voor om een toeslag in te voeren voor regionale ziekenhuizen voor kritiek zieke patiënten. Ten derde: ga over tot een verplichting tot samenwerking tussen ziekenhuizen. De academische ziekenhuizen, de topklinische ziekenhuizen, moeten gaan samenwerken met de regionale ziekenhuizen, omdat concurrentie de zaak kapotmaakt en samenwerking nodig is. De hele sector is gebaat bij een stevig netwerk van grote en kleinere ziekenhuizen die goed samenwerken. Een vierde belangrijk punt: de aansturing van het ziekenhuis moet worden gedemocratiseerd. Bij belangrijke beslissingen omtrent fusies en sluiting van afdelingen moeten mensen uit de omgeving via de gemeente instemmingsrecht krijgen. En in de raad van toezicht moet een vertegenwoordiger komen namens de gemeente van het adherentiegebied. Het personeel, zowel artsen als verpleegkundigen en patiëntenraden, moet instemmingsrecht krijgen bij fusies, verbouwingen en verhuizingen. Via de voorzitter wil ik het rapport aanbieden aan de bewindspersonen.

De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Van Gerven (SP):
Ik wacht met belangstelling de reactie van de ministers en eventueel de staatssecretaris op deze voorstellen af.

Een tweede belangrijk punt dat ik wil bespreken ...

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik ben het eens met de heer Van Gerven dat die fusies tot ongewenste situaties hebben geleid, tot grote molochs van ziekenhuizen, terwijl de waarde van kleine ziekenhuizen juist enorm groot is. Maar ik hoor de heer Van Gerven alleen maar spreken over meer samenwerking tussen die ziekenhuizen. Is de heer Van Gerven het niet met mij eens dat het juist van belang is dat ook die kleinere en algemene ziekenhuizen intensiever samenwerken met zorg in de wijk? En dat het juist gaat om de verbinding tussen het ziekenhuis en bijvoorbeeld de wijkverpleging en de huisartsen?

De heer Van Gerven (SP):
Wat u opbrengt, mevrouw Ellemeet, is ook waar. Dat is juist en dat is prima. Er moet heel goed samengewerkt worden met de huisarts, met de eerste lijn. Zeker. Maar wat ik heb aangestipt in mijn betoog en het rapport, is het feit dat ziekenhuizen nu gesloten worden of fuseren. Dat heeft alles te maken met het concurrentiestelsel en de marktwerking die de schaalvergroting opstuwen, omdat dat een manier is om het hoofd boven water te houden, terwijl de samenleving juist die kleinere ziekenhuizen dichtbij wenst en broodnodig heeft.

Voorzitter. Een tweede belangrijk punt is het recht op zorg in het basispakket. Ik ga uit van de stelling dat alle zorg die werkzaam is, waarvan het nut bewezen is, in het basispakket thuishoort. Onderschrijft de minister deze stelling? Hiervoor heb ik meerdere redenen. Allereerst een morele. Iedereen heeft recht op goede zorg. Een volledig basispakket zonder eigen risico is de beste garantie dat dit ook tot stand komt. Nu is het zo dat de mensen met ziekten en beperkingen op extra kosten worden gejaagd, terwijl ze geen keuze hebben. Ze hebben de zorg immers nodig. Toch zien grote groepen mensen af van zorg om financiële redenen. Dan kan en mag niet.

Ten tweede, als de zorg goed is en goed toegankelijk wordt de samenleving daar beter van. Meer welzijn en gezondheid leiden tot een gezondere en gelukkigere samenleving, en het is ook nog eens goed voor de arbeidsproductiviteit. Daarom pleit de SP er wederom voor om het onzalige plan om vitamines, mineralen en zware paracetamol uit het pakket te halen, niet door te laten gaan. ReumaNederland, die 2 miljoen mensen met reumatische klachten vertegenwoordigt, roept de VVD, het CDA, D66 en de ChristenUnie op om deze middelen in het pakket te houden. Juist deze groep betaalt de rekening van deze bezuiniging op het pakket. Om dezelfde reden pleiten wij er ook voor om fysiotherapie weer op te nemen in het basispakket. Miljoenen mensen met beperkingen zullen u dankbaar zijn, zeg ik richting de minister. Zij hebben het nodig.

En wat vindt de minister van de volgende hartenkreet van een medisch specialist? "Gisteren polikliniek. Verschillende mensen gezien na operaties voor botbreuken. Drie van de vier kunnen eigenlijk de noodzakelijke fysiotherapie niet betalen. Zegt de dochter tegen haar moeder: 'Kom op, ma. Geeft niks. Dan betaal ík het toch gewoon?' Moeder heeft een AOW en een klein pensioentje. De verlegenheid en zelfs de schaamte bij moeder zijn mensonterend. En het gaat zo maar door." Aldus deze specialist.

Hetzelfde geldt voor mondzorg. Het programma Radar liet zien dat veel kankerpatiënten die door behandeling met chemo gebitsproblemen hebben, de mondzorg niet vergoed krijgen. De column van huisarts Joost Zaat "Solidaire mondzorg is een basisrecht" gaat over patiënt Robbie, die helaas niet in de Miljoenennota voorkomt. Robbie is een lichamelijke pechvogel die van alles mankeert en in de uitkering zit. Maar hij blijft een verstokte optimist en participeert volop, zoals de Miljoenennota wil.

"Robbie moest het ruimen van zijn tandenruïne zelf betalen, maar zijn klappertje — het kunstgebit — kreeg hij wel vergoed. Illustratiever voor de verzekeringschaos kun je het nauwelijks krijgen. Blijkt het woord 'mondzorg' in de hele begroting nu alleen bij de paragraaf over fraudebestrijding te staan. Een gezond gebit en kunnen eten lijken me een basisvoorwaarde voor een beetje participerend leven. Kan die mondzorg niet weer gewoon in het basispakket, of gaat VWS ervan uit dat alle tandartsen frauderen en dat we voor tanden niet solidair hoeven te zijn? Gratis ideetje: al het geld voor e-health naar mondzorg." Aldus huisarts Zaat. Graag een reactie van de minister daarop.

Nu verzekeren heel veel mensen zich via de aanvullende verzekering bij voor mondzorg en fysiotherapie. Dat brengt mij bij een derde reden om een volwaardig basispakket samen te stellen, namelijk de enorme beperking van de administratieve lasten die we daarmee kunnen bereiken. In de aanvullende verzekering, waarin dus bijna iedereen zich heeft bijverzekerd voor fysiotherapie en mondzorg, zijn de administratieve lasten drie tot vier keer zo hoog. Het voorstel om het weer in het basispakket onder te brengen zou honderden miljoenen aan administratieve lasten en bureaucratie besparen. Geld voor zorg moet niet naar bureaucratie. Geld moet niet naar bureaucratie maar moet naar zorg. Als we alle noodzakelijke zorg in het aanvullend pakket, zoals mondzorg en fysiotherapie, weer in het basispakket stoppen, dan zou dat toch rechtvaardig zijn, vraag ik de minister. Een goede basisverzekering voor iedereen is een diepgekoesterde wens die breed leeft in de samenleving. Laten we dit mogelijk maken, juist in een tijd waarin het economisch voor de wind gaat.

Dan een laatste, klein punt. Dat betreft een vraag aan minister Bruins. Hij gaat over het Lareb. Wij hebben in de begroting kunnen zien dat het Lareb evenveel geld krijgt en dat het meerjarig doorloopt. Nu hebben we echter een brief ontvangen van het Lareb waarin staat dat zij toch in de orde van 10% gekort worden, een paar ton. Ik zou graag een reactie van de minister daarop willen omdat ik aanneem dat dat niet de bedoeling is.

Dank u wel.

De voorzitter:
Mevrouw Hermans heeft nog een vraag voor u.

Mevrouw Hermans (VVD):
Ik heb het verhaal even op mij laten inwerken. Laat ik beginnen te zeggen dat ook voor de VVD geldt dat we zien dat er dingen zijn die niet goed gaan of niet goed genoeg gaan, of misschien anders uitpakken dan we ooit bedacht hadden. Dus waar we problemen zien moeten we ze oplossen en aanpakken. Maar zoals ik het verhaal van de heer Van Gerven begrijp, sorteert hij eigenlijk voor op een heel nieuw stelsel. Dat gaat er dus toe leiden dat wij hier weer jarenlang ingewikkelde stelseldiscussies gaan voeren, dat we hier alleen met onszelf bezig zijn in plaats van met elke dag de zorg een beetje beter maken. Heb ik dat verhaal zo goed geïnterpreteerd?

De heer Van Gerven (SP):
Mevrouw Hermans zal er ongetwijfeld van op de hoogte zijn dat wij als SP voorstander zijn van de invoering van een nationaal zorgfonds. Dat betekent een compleet nieuw stelsel. Net zo goed als dat we destijds een Zorgverzekeringswet hebben ingevoerd — niet wij maar uw VVD, gesteund door anderen — zou je er ook voor kunnen kiezen om een ander meer solidair en eerlijker stelsel te kiezen. Het Centraal Planbureau heeft bovendien laten zien dat dat heel goed kan. Als je wilt kun je het stelsel wijzigen. De huidige voorstellen die we doen, kunnen ook uitstekend binnen het huidige stelsel. Ik heb bijvoorbeeld voorgesteld om het pakket uit te breiden. Want nu betalen we het in de aanvullende verzekering, en als we het basispakket uitbreiden en weer volwaardig maken, zou dat ook binnen het raamwerk van dit stelsel kunnen. Gelet op het idee dat ik vaak van de VVD hoor, namelijk dat we af moeten van de bureaucratie en van administratieve lasten, zeg ik tegen mevrouw Hermans: als we het collectief maken, kunnen we 300 miljoen besparen en krijgen de mensen meer zorg voor hetzelfde geld.

Mevrouw Hermans (VVD):
Duidelijk. Van een nieuw stelsel is de VVD op geen enkele manier voorstander, omdat dat ertoe leidt dat we hier ongeveer tien jaar eindeloos met onszelf bezig gaan zijn. Daar helpen we de zorg geen stap verder mee. Collega Arno Rutte en ik hebben in ons verhaal aangegeven dat mogelijkheden voor betere zorg — nogmaals, er kunnen dingen beter — voor het oprapen liggen. Daar moeten we dan wel samen de schouders onder zetten. Ik hoop op uw steun.

De voorzitter:
Dat was geen vraag, maar u mag erop reageren.

De heer Van Gerven (SP):
Even nog kort. De reden waarom wij als SP een ander stelsel willen, is omdat het huidige stelsel faalt. Ik heb ook aangegeven dat het niet goedkoper is geworden en dat de keuzevrijheid beperkt is. De zorg is niet meer van de mensen maar van de zorgverzekeraars, van anderen. De zeggenschap moet terug naar de mensen en de zorg moet voor iedereen bereikbaar en betaalbaar zijn.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Bergkamp namens D66.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter, dank u wel. Van systemen naar mensen: dat was de agenda van de vorige bewindspersonen. Vorig jaar deed ik ook een oproep aan de nieuwe bewindspersonen. De systemen zijn er nu, maar nu de stap nog naar de mensen. Wij zitten er op dit moment dan ook niet op te wachten om weer een heel nieuw systeem op poten te zetten. Maar het is belangrijk, want zoals de minister bij zijn aantreden over het verminderen van de eindeloze hoeveelheid formulieren zei: niet alleen oma moet het merken, maar ook de wijkverpleegkundige, de ouders van het gehandicapte kind, die elke keer weer de handicap moeten verantwoorden, of de vrouw met een levensbrede beperking, die niet in één zorgwet te vangen is.

De manier waarop deze bewindspersonen dat proberen te realiseren, is door programma's, veranderagenda's en pacten. De grootste uitdaging is dat de acties ook gevoeld en ervaren worden door mensen. Dat is de belangrijkste uitdaging. De kloof moet gedicht worden, van actieprogramma naar mensen.

Deze kloof werd ook goed zichtbaar in het recent verschenen rapport van de Nationale ombudsman: Zorgen voor burgers. De Ombudsman constateert dat er van de verwachting dat er vraaggerichter, efficiënter en meer integraal naar de hervormingen zou moeten worden gekeken, nog niet veel terecht is gekomen. De mensen met een hulpvraag zouden daarvan de dupe zijn.

Gezondheid, voorzitter!

De voorzitter:
Dank u wel.

Mevrouw Bergkamp (D66):
De Ombudsman benoemt ook een vijftal knelpunten. In zijn reactie op het rapport van de Ombudsman schrijft de minister dat hij de signalen herkent en ook verbeteringen ziet. Ik zag wel wat brieven daarover, maar laten we het er even op houden dat daar best wel wat van herkend werd. Mijn vraag aan de minister is dan ook of hij aan het Sociaal en Cultureel Planbureau kan vragen om in samenspraak met de Nationale ombudsman voor de begroting van 2020 te onderzoeken of deze knelpunten ook echt zijn aangepakt en of er ook echt verbeteringen zichtbaar zijn. Want deze knelpunten die de Nationale ombudsman signaleert zijn volgens mij knelpunten die voor heel veel mensen herkenbaar zijn en door heel veel mensen herkend worden.

Voorzitter. Recent bracht ik met collega Slootweg een mooi werkbezoek aan kindergasthuis De Boeg in Arnhem. Dat is een heel mooi initiatief waarbij ouders met hun kinderen die ziek zijn kunnen verblijven in een huiselijke omgeving vlakbij een ziekenhuis. Dat is natuurlijk een heel mooi initiatief. En je ziet meer van dit soort initiatieven ontstaan. Ze zijn een soort schakel tussen het ziekenhuis en thuis. Een ander mooi voorbeeld is de Transitional Care Unit van het AMC in Amsterdam. Beide dreigen er nu een beetje de dupe van te worden dat er geen structurele subsidie of financiering voor is. Er is wel veel cofinanciering, maar ze vallen eigenlijk tussen wal en schip. Mijn vraag aan de bewindspersonen is of ze bereid zijn om met een plan te komen om te kijken hoe we nu kunnen komen tot structurele financiering van dit soort mooie initiatieven, want volgens mij passen ze helemaal binnen de visie van het kabinet. Het zou zonde zijn als we de kansen en de ontwikkelingen die er nu zijn niet kunnen doorpakken, want het betekent ook dat kinderen bijvoorbeeld minder lang in het ziekenhuis hoeven te verblijven.

Voorzitter. Een ander mooi recent werkbezoek dat ik bracht, was dat aan het zogeheten Letselspreekuur Plus van de GGD Amsterdam. Daar worden kinderen, gehandicapten en ouderen onafhankelijk onderzocht op verdacht letsel. Het gaat daarbij echt over kwetsbare mensen die zelf niet kenbaar kunnen maken wat hun is overkomen. Dat vraagt dus echt om een specialist die daarnaar kijkt. Ik was daar erg van onder de indruk. Ik ben blij dat in het regeerakkoord ook geld is vrijgemaakt voor de versterking van de forensisch-medische expertise. Maar ik zou heel graag willen dat dat Letselspreekuur Plus, dat nu in Amsterdam is, volgend jaar gefinancierd wordt en dat we ook op zoek gaan naar een andere locatie, zodat niet alleen kinderen in Amsterdam hiervan gebruik kunnen maken, maar we de goede ervaringen benutten en dat gaan uitbouwen met elkaar. Graag een reactie van de minister hierop.

Voorzitter. Mijn collega van de VVD kwam ook al met het onderwerp van de licht verstandelijke beperkten of lvb. Dat is een groep die groeit, die een groter beroep doet op de zorg en ondersteuning, en die vaak ook terechtkomt in de ggz, de maatschappelijke opvang en de verslavingszorg. Maar als ik kijk naar alle programma's die er zijn, dan vind ik eigenlijk dat ze te weinig expliciete aandacht krijgen. Ik vraag dan ook aan de bewindspersonen, met name aan de staatssecretaris: hoe kunnen we er nou voor zorgen dat deze groep echt de aandacht krijgt die daar thuishoort? Dit is een groep waarvan allerlei instanties ook vandaag weer zeiden: we maken ons zorgen dat ze tussen wal en schip vallen. Bij de Ombudsman, de Algemene Rekenkamer en het Sociaal en Cultureel Planbureau was sprake van onrust en angst daarover. Zij vroegen: hebben we het wel goed georganiseerd voor deze groepen?

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik deel de zorg van mevrouw Bergkamp als het om deze groep gaat. Ze zijn nu inderdaad wat onderbelicht gebleven. Het gevaar bestaat dat we, als we nu aan de staatssecretaris vragen om daar weer apart aandacht aan te besteden of een plan voor te maken, weer een apart plannetje hebben. Is mevrouw Bergkamp het met mij eens dat het juist wenselijk zou zijn om te kijken hoe er in alle plannen die we al hebben ook aandacht kan komen voor deze groep, in plaats van dat we weer een apart plan gaan optuigen?

Mevrouw Bergkamp (D66):
Bij deze interruptie moet ik even denken aan het afscheid van onze ex-fractievoorzitter van gisteren. Hij zei in zo'n interruptie: dan slaan we een nietje door al die rapporten. Ik ben het daarmee eens. Ik denk dat het heel goed is om te zien wat we nu allemaal hebben. Er zijn ontzettend veel programma's. Mijn zorg is dat deze groep in al die rapporten en veranderprogramma's nergens expliciete aandacht krijgt. Maar ik deel de mening dat we moeten oppassen dat we niet weer bureaucratieën met elkaar organiseren. Het gaat mij om de specifieke aandacht voor deze groepen.

De voorzitter:
Gaat u verder. O, mevrouw Ellemeet heeft eerst een vraag. Prima.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Als het goed is, is dit de vijfde.

De voorzitter:
Ja, hoor. Heel goed.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ja, je moet het goed bijhouden.

Mevrouw Bergkamp (D66):
O, jammer, ik dacht zes.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dan vraag ik mevrouw Bergkamp of zij het met mij eens is dat we aan de bewindspersonen zouden moeten vragen om juist ook te kijken hoe de aandacht voor deze kwetsbare groep mogelijk geëxpliciteerd kan worden in alle plannen die we al hebben, zodat ze ook meegenomen worden in al die plannen die er al zijn.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Volgens mij zei ik daar ja op. Ik ben dus heel erg blij. Via mij nogmaals de vraag: hoe gaan we dit goed organiseren? Dus ja, ik ben het helemaal eens met mevrouw Ellemeet.

Voorzitter. Dan ga ik over naar een ander onderwerp, gehandicapten en innovatie. We hebben daar samen met de VVD een voorstel over ingediend. Er gebeuren heel veel mooie dingen als het gaat om innovatie in de gehandicaptenzorg, maar het komt niet samen; het landt nergens. Dat is gewoon zonde, want ook in de gehandicaptensector kunnen we heel veel mooie dingen met elkaar organiseren waar cliënten profijt van hebben en ook mensen die werken in de zorg. Daarom heb ik samen met de VVD een amendement ingediend om ervoor te zorgen dat we echt een impuls geven aan de innovatie in de gehandicaptensector via een innovatiefonds.

Voorzitter. Een ander belangrijk onderwerp betreft de woon-zorginitiatieven. Ik vind dat we op het gebied van de ouderenzorg heel veel doen, maar voor de gehandicaptensector vind ik dat weer tegenvallen. Mijn vraag aan de minister is dan ook of hij wil kijken hoe de gehandicaptenzorg financieel ondersteund zou kunnen worden bij het opzetten van de nieuwe woon-zorgcombinaties. Er is ook een innovatieregeling voor het programma Langer Thuis. Ik zou het heel mooi vinden als de minister erop terugkomt hoe we dat kunnen financieren.

Voorzitter. Ik kom op een ander onderwerp. Dat gaat over de ergotherapeut. Ouderen houden graag zelf regie over hun leven en blijven dus het liefst lang thuiswonen. Een persoon die daarin een grote rol kan spelen, is de ergotherapeut. De behandeling is gericht op het weer kunnen uitvoeren van activiteiten waarin de cliënt zich beperkt voelt, en op het leren omgaan met de beperking bij de uitvoering. Dat is eigenlijk: helpen om jezelf te helpen. Sinds 2005 zit ergotherapie met tien behandelingen per jaar in het basispakket. Maar we weten dat sinds 2005 de wereld veranderd is: mensen blijven langer thuis en de zorgvraag is veranderd. Mijn vraag aan beide ministers, de minister van het basispakket en de minister van Langer Thuis, is of ze bereid zijn om te kijken hoe we daar beter mee om kunnen gaan, want dat helpt mensen om langer thuis te kunnen blijven.

Voorzitter. Ik kom op mijn laatste onderwerp. Er is discussie over de subsidie voor Siriz. We hadden daar al een interruptiedebatje over. Ik deel de zorgen. De keuze voor abortus is aan de vrouw en keuzehulp moet dan ook neutraal, onafhankelijk en niet sturend zijn. Daarom wil mijn fractie van de staatssecretaris horen wat er nou eigenlijk is gebeurd. Waar is die ruis ontstaan? Ik vind het ook belangrijk, zoals ik net ook heb aangegeven, dat de kwaliteitseisen voor 1 december van dit jaar naar de Kamer worden gestuurd, zodat we daar als Kamer ook wat van kunnen vinden. Het moet daarbij echt heel helder zijn dat sturen op vrouwen in zo'n situatie niet kan en niet mag, in ieder geval niet als je subsidie van de overheid krijgt.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dat ben ik natuurlijk zeer eens met mevrouw Bergkamp. Ik zou haar willen vragen of zij het denkbaar acht dat een organisatie waarvan de waarden haaks staan op het wettelijke kader in Nederland, überhaupt in aanmerking komt voor overheidssubsidie.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik vind het heel belangrijk om te kijken wat er nou is gebeurd met Siriz. Ik snap helemaal waar de vraag vandaan komt. Ik merk dat er heel veel ruis op de lijn zit. Ik hoor hier een aantal verhalen. Ik wil heel graag van de staatssecretaris weten hoe dat komt, wat er aan de hand is. Ik ben het eens met de PvdA: als er een instelling is die stuurt op vrouwen en geen onafhankelijke voorlichting geeft aan vrouwen die vragen hebben over abortus, dan mag die wat D66 betreft geen subsidie krijgen van de overheid.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Voordat ik de heer Raemakers het woord geef, schors ik even voor vijf minuten. Vindt u dat goed? Dan doen we dat.

De vergadering wordt van 18.12 uur tot 18.17 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de heer Raemakers namens D66 het woord.

De heer Raemakers (D66):
Voorzitter, dank u wel. Vereerd ben ik dat ik vanaf dit politieke seizoen ook het woord mag voeren over de curatieve zorg, de cure. En hoe kun je een nieuwe portefeuille beter beginnen dan met de begrotingsbehandeling? Snel van start dus.

Ik wil het vandaag namens D66 hebben over vier onderwerpen: transparantie, digitalisering, de juiste zorg op de juiste plaats en psychosociale zorg na kanker. Maar voordat ik daarmee begin het volgende. De Nederlandse zorg behoort tot de beste in Europa en misschien wel van de wereld. We kunnen steeds meer mensen genezen en mensen leven mede daardoor steeds langer. Dat is natuurlijk geweldig, maar we lopen ook tegen grenzen aan. De kosten van de zorg nemen rap toe. Ook deze kabinetsperiode stijgen de kosten met maar liefst 16,7 miljard euro. Het is onze gezamenlijke opdracht om die kosten te beheersen. Daarbij vindt mijn fractie het belangrijk dat het stelsel solidair en sociaal blijft. Zo kiezen we ervoor om het eigen risico nu niet te verhogen, en voor mensen met een laag inkomen stijgt de zorgtoeslag mee met de premie.

Voorzitter, ik begin met mijn eerste thema, transparantie. Voor een patiënt moet duidelijk zijn welke zorg vergoed wordt, in welk ziekenhuis en hoeveel een behandeling dan kost. Ook bij geneesmiddelen willen we die transparantie. Ziekenhuizen onderhandelen zelf over de prijs, maar hoeveel korting zij daarbij bedingen, blijft onduidelijk. Daarom heb ik de volgende vraag. Kan de minister inzicht geven in hoeveel de ziekenhuizen nu hebben bespaard op de geneesmiddelen sinds de overheveling naar het ziekenhuisbudget?

Transparantie is belangrijk bij de kosten, maar ook als het gaat om kwaliteit. De laagste prijs is niet altijd het beste. Als een behandeling meer kost maar ook een betere uitkomst oplevert, kan dat de hogere prijs best waard zijn. De doelstelling om te komen tot 50% uitkomstindicatoren in 2022 juicht D66 dan ook van harte toe. De patiënt, jong of oud, chronisch ziek of voor het eerst ziek, moet daardoor in staat gesteld worden om een betere beslissing te nemen en ook de alternatieven te kunnen wegen. Graag hoor ik of die vragenlijsten ook direct gebruikt kunnen worden voor een individuele patiënt, zodat dit ook echt het samen beslissen kan bevorderen. En hoe gaan we dan om met die grote verschillen tussen verschillende soorten patiënten als het gaat over uitkomsten van zorg? Denk bijvoorbeeld ook aan de grote verschillen tussen man en vrouw. Ook de lange termijn is daarbij van belang. De Federatie Medisch Specialisten gaf als voorbeeld dat bij een heupoperatie de uitkomst voor de patiënt goed is als hij kort daarna weer soepel loopt. Dat is de korte termijn. Maar een niet goed geplaatste heupprothese kan in de toekomst wel weer voor problemen zorgen. Dus hoe gaan we daarmee om? Hoe gaan we ook op de lange termijn goede en slechte resultaten monitoren en meten?

Voorzitter, digitalisering. Voor het registreren van kwaliteit is goede ICT nodig, ook omdat de administratieve lasten niet verder mogen toenemen. Maar die basis is nog onvoldoende op orde. We horen het heel vaak: patiënten die in het ziekenhuis komen en voor de zoveelste keer hun verhaal moeten vertellen, of artsen die een patiënt met spoed binnenkrijgen maar niet zelf bij de achtergrondinformatie kunnen. En soms levert het gebrek aan goede ICT dubbel werk op. Er zijn ziekenhuizen die nog steeds de fax gebruiken om medische informatie te versturen. De fax? Die hoort toch in het museum thuis? De omslag gaat ons niet snel genoeg. Is de minister het met D66 eens dat de ICT nog steeds hopeloos achterloopt?

Maar wat is dan de oplossing? Een integrale aanpak ontbreekt. Rollen zijn nog onvoldoende duidelijk. We kennen uiteraard het Informatieberaad, maar de minister heeft inmiddels ook toegezegd om zelf meer regie te nemen. Het hóé blijft echter onduidelijk. Is de minister daarom bereid om ook de regie te nemen bij het opstellen van een integraler plan van aanpak, bijvoorbeeld een masterplan zoals geadviseerd door KPMG?

Ik kom bij de juiste zorg op de juiste plek. Om de kosten in de zorg te beperken zijn door zorgaanbieders, zorgverzekeraars en specialisten hoofdlijnenakkoorden gesloten voor de periode 2019-2022. Deze moeten ervoor zorgen dat de juiste zorg op de juiste plek wordt geleverd. Maar het overdragen van een patiënt kan natuurlijk ook ten koste gaan van de eigen portemonnee. Dat geldt ook voor niet-behandelen, terwijl dat soms misschien beter is, ook beter voor de kwaliteit van leven. Uit onderzoek van de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties blijkt dat zorgverleners moeite houden met de optie van niet-behandelen. Ook blijkt dat het aanbieden van zorg in een ander ziekenhuis — dat zou dan eigenlijk beter zijn voor de patiënt — nog onvoldoende gebeurt. Ik vraag de minister dan ook hoe we ervoor zorgen dat er geen verkeerde prikkels in het systeem blijven die de zorg op de juiste plek belemmeren. Ook ben ik benieuwd wat de voortgang is van het zogenaamde kijk- en luistergeld. Hoe vaak wordt dit gebruikt?

Voorzitter. De hoofdlijnenakkoorden worden breed gedeeld. Dat moet ook zo blijven. Mij bereiken echter signalen dat er momenteel heel veel tegelijk moet gebeuren. Wanneer er door het Zorginstituut programma's worden opgezet die natuurlijk volgen uit die hoofdlijnenakkoorden, lijkt het me van belang dat die eerst op de werkvloer worden afgestemd, zodat ze ook realistisch uitgevoerd kunnen worden. Kan de minister aangeven hoe die samenwerking nu verloopt? Kan de minister ook een uitgewerkt tijdpad geven waarin nog concreter staat welke elementen uit de hoofdlijnenakkoorden wanneer worden uitgevoerd?

Ik sluit af met een voor D66 voornaam punt: de psychosociale zorg na kanker. Veel patiënten die kanker hebben gehad, blijven met psychische klachten rondlopen. Zo kan er sprake zijn van angst, onzekerheid, slecht slapen, vermoeidheid en verminderde concentratie. Je ziet het niet altijd aan de buitenkant, maar het is er wel. Vanaf maart dit jaar wordt psychosociale zorg na kanker in de vorm van een pilot vergoed. De huisarts kan bij het vermoeden van een aanpassingsstoornis, zoals we dat noemen, de patiënt doorverwijzen naar specialistische hulp. Graag hoor ik van de minister hoeveel mensen er op dit moment aan die pilot deelnemen. Daar ben ik heel benieuwd naar. Ik wil ook weten of die regeling voldoende bekend is bij huisartsen. En kunnen bedrijfsartsen bijvoorbeeld ook een patiënt doorverwijzen? Gebeurt dat ook? De belangrijkste vraag is wat we straks als politiek kunnen doen met de resultaten van de pilot.

De zorg in Nederland is van hoog niveau, maar kan nog steeds transparanter, moderner en beter. Daar wil ik de komende tijd in deze Kamer werk van maken.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Raemakers. Mevrouw Dik-Faber had een vraag.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Terecht vraagt D66 aandacht voor psychosociale zorg na kanker. Dat vindt mijn fractie ook een heel belangrijk punt. Nu weet ik dat in het land op een aantal plekken inloophuizen zijn gerealiseerd voor mensen die kanker hebben en voor hun naasten en ook voor mensen die kanker gehad hebben. Hoe beoordeelt D66 de situatie dat dit eigenlijk gewoon niet past in onze zorgstructuren en dat de financiering gewoon niet deugdelijk geregeld is? Zouden we niet eens samen moeten bekijken of dit soort initiatieven beter te implementeren is in onze zorg- en welzijnsstructuren?

De heer Raemakers (D66):
Dank voor deze heel mooie vraag. Ik denk dat het inderdaad heel belangrijk is om te zien dat het zorglandschap verandert en dat er op allerlei manieren zorg geleverd wordt. Ik vind dit een heel belangrijk thema. Als het bijvoorbeeld kanker betreft, denk ik dat het niet alleen gaat om de behandeling zelf. Het gaat ook niet alleen maar over de psychosociale zorg, maar ook over een stukje verblijf en over andere elementen. Ik vind het heel belangrijk dat we daar integraal naar kijken. Als we daar in de toekomst op zouden kunnen samenwerken, dan heel graag!

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ploumen namens de PvdA.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter. Afgelopen zaterdag was ik te gast bij het Festival van de Opstand, een festival waar werd gevierd dat mensen overal ter wereld in opstand zijn gekomen: tegen politieke leiders die vrijheden willen inperken, tegen systemen die alleen maar in de weg zitten en tegen knellende conventies waar mensen zich uit willen bevrijden.

Voorzitter. Er was ook terechte waardering voor de Dolle Mina's, voor de strijd om baas in eigen buik te zijn, voor het recht van iedere vrouw om zelf keuzes te maken over lichaam en leven. We hebben veel te danken aan de vrouwen die toen in opstand kwamen. Maar ik maak me ernstig zorgen, want onze verworvenheden staan onder druk. Ik zie dat vrouwen die de moeilijke beslissing hebben genomen om naar de abortuskliniek te gaan, voor de deur worden lastiggevallen door mensen die hun keuze niet respecteren. Ik zie dat vrouwen die hun zwangerschap hebben afgebroken, het moeilijk vinden om zich daarover uit te spreken, omdat ze veroordeeld worden en omdat hun motieven in twijfel worden getrokken. Ik zie een staatssecretaris die niet ondubbelzinnig afstand neemt van een instantie die met overheidssubsidie medisch nepnieuws verspreidt en die lijkt te verdedigen dat een organisatie die niet-neutrale keuzehulp aan zwangere vrouwen geeft, gewoon gesubsidieerd mag worden.

Dit laat één ding zien: we kunnen onze verworvenheden nooit als vanzelfsprekend beschouwen. We moeten ze blijven bevechten, een hernieuwde opstand om onze rechten zeker te stellen. Daarom de volgende vragen aan het kabinet. Staan deze bewindspersonen pal voor het recht van vrouwen om hun eigen keuzes te maken bij een ongeplande of ongewenste zwangerschap en, zo ja, kan dit kabinet dan garanderen dat er geen cent subsidie gaat naar organisaties die sturende, niet-neutrale en medisch onjuiste informatie geven? Kan de minister laten zien hoe de subsidieverdeling voor 2019 er exact uitziet als het gaat om informatievoorziening en keuzehulp bij ongewenste zwangerschap? Voor welke organisatie is eigenlijk welk bedrag voorzien?

Voorzitter. Als een vrouw ongewenst zwanger is, moet ze weten waar ze terechtkan; mevrouw Ellemeet sprak daar ook al over. Ze moet kunnen doorverwezen worden naar de voor haar passende hulp. Met mevrouw Ellemeet van GroenLinks heb ik een amendement ingediend dat regelt dat dat in Nederland voortaan zo kan gaan, met één telefoonnummer en één campagne om daar bekendheid aan te geven. In Duitsland doen ze dat al jaren zo. Ik hoor graag de reactie van het kabinet.

Voorzitter, een ander punt. Waarom is eigenlijk nog steeds niet geregeld dat voor vrouwen die slachtoffer zijn geworden van genitale verminking, hersteloperaties worden vergoed? Daarmee kunnen zij immers ook weer een beetje baas over eigen lichaam worden. Vier jaar geleden is dat toegezegd door toenmalig minister Schippers, maar het is nog steeds niet geregeld. Kan de minister toezeggen dat dat voor volgend jaar alsnog gebeurt, desnoods nog niet via het pakket maar via, tijdelijk, een ander potje? Kan hij een inschatting geven van de financiële middelen die volgens hem hiervoor gereserveerd moeten worden?

Voorzitter, dat brengt mij op mijn volgende punt, de betaalbaarheid van de zorg. Voorzien is dat ook volgend jaar de zorgpremie weer gaat stijgen; begrijpelijk, want we profiteren met elkaar van almaar beter wordende zorg, van mooie innovaties, van nieuwe geneesmiddelen. Voor mijn fractie blijft echter het eigen risico een punt van zorg; collega Hijink sprak daar ook over. We zien dat het eigen risico een drempel vormt om zorg te vragen, en daar wil de PvdA vanaf. Mijn fractie heeft in de gezamenlijke tegenbegroting met GroenLinks en de SP het voorstel gedaan om het eigen risico voor volgend jaar te halveren als opmaat naar volledige afschaffing in 2020. Wat ik mij nu afvraag is dit: waarom kiest het kabinet daar eigenlijk niet ook voor? Zien zij niet dat voor veel mensen de zorg simpelweg te duur wordt door dat eigen risico?

Voorzitter, dan over de zorgpolissen. Ik sprak daarover met mevrouw Van den Berg. Het einde van het jaar nadert weer, en dat betekent dat we straks weer kunnen gaan kiezen welke verzekering we willen afsluiten. Overstappen kan meer dan €100 per jaar schelen, een enorm bedrag. Maar door de polisjungle die is ontstaan, slaat de stress voor veel mensen toe en beginnen ze niet eens aan dat keuzeproces. Daarom drie vragen aan het kabinet. Weet het kabinet of er nu inderdaad veel minder polissen worden aangeboden dan de 60.000 — u hoort het goed — van vorig jaar? Zo niet, hoe gaat de minister er dit jaar voor zorgen dat vergelijken en kiezen eenvoudiger wordt? Vraag twee: waarom kiest de minister er niet voor om per verzekeraar één basispolis te laten aanbieden? En drie: kan het kabinet garanderen dat alle zorgverzekeraars tijdig de zorg hebben ingekocht? Welke maatregelen overweegt het kabinet als dat ook dit jaar weer niet op orde blijkt te zijn?

Voorzitter. Dag in, dag uit steken heel veel mensen hun handen uit de mouwen in de zorg: verpleegkundigen, kraamverzorgers, mantelzorgers en nog heel veel meer mensen. Onze spreektijd hier is gewoon te kort om aan al die mensen goed recht te doen. Vandaag wil ik van al die stille krachten er één groep uitlichten en dat zijn de doktersassistenten. De doktersassistenten zijn onmisbaar. Ze beoordelen aan de telefoon of mensen langs moeten komen bij de arts of dat ze gewoon even kunnen uitzieken. Ze verrichten steeds meer zelfstandige handelingen en dat doen ze onder moeilijke omstandigheden. Zo lazen we vanochtend nog dat zeker 80% van de doktersassistenten te maken heeft met agressie. Ik vind het daarom onbegrijpelijk dat een verzoek van de doktersassistenten zelf om een erkende beroepsgroep te worden is afgewezen. Voor de doktersassistenten betekent dit een belangrijke blijk van waardering voor hun werk. Ik meen ook begrepen te hebben dat ze in dat hele hoofdlijnenakkoord waar het kabinet zo trots op is niet eens voorkomen.

Ik vraag het kabinet daarom om de titel doktersassistente op te nemen in artikel 34 van de Wet BIG, net zoals bijvoorbeeld apothekersassistente en verzorgende. Ik vraag het kabinet om daarmee de inschrijving in het Kwaliteitsregister te verplichten en ik vraag het kabinet om het recht op na- en bijscholing van doktersassistenten te garanderen zodat ze goed geëquipeerd zijn om de uitbreiding van hun takenpakket te kunnen vervullen. Graag een reactie van het kabinet.

Voorzitter. Mijn fractie vindt dat mensen zeker moeten kunnen zijn van goede en betaalbare zorg en van het recht om zelf te kunnen beslissen over hun lichaam, over hun leven. Het kabinet heeft op beide punten een grote opgave, maar laat het jammer genoeg tot nu toe lelijk afweten. Ik zie daarom uit naar een positieve beantwoording op mijn vragen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ploumen. O, mevrouw Bergkamp heeft nog een vraag.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter, dank u wel. Ik zeg maar even heel eerlijk: ik had er geen tijd voor en ik weet dat het een onderwerp is dat voor de PvdA ook van belang is. Vandaar dat ik het belangrijke moment noem van het legaliseren van de wiet in Canada. Ik hoop dat de PvdA ook benieuwd is om van de minister voor Medische Zorg te horen hoe het ermee staat. Hoe staat het met de wet? Wat zijn de ervaringen tot nu toe? Loopt het een beetje? Is de PvdA het met D66 eens dat het goed is om tijdens deze begrotingsbehandeling een soort update te krijgen van deze minister?

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ik steun dat verzoek van mevrouw Bergkamp zeer en ik zeg haar ook graag toe dat ik het een heel goed idee vind om te kijken of we naar aanleiding van de beantwoording van de minister ook een werkbezoek kunnen arrangeren om wellicht onbeantwoorde vragen die we nog mogen hebben op te lossen. Ik weet dat mevrouw Bergkamp daar het voortouw in wil nemen. Ik zie met haar uit naar de beantwoording door het kabinet.

De voorzitter:
Dank u wel.

Dan geef ik nu het woord aan de heer Kerstens namens de PvdA.

De heer Kerstens (PvdA):
Voorzitter. Zeker zijn van goede en betaalbare zorg dichtbij als je gezondheid je in de steek laat. In een tijd dat de economie beter draait dan ooit tevoren is het eigenlijk krankzinnig dat dat principe onder druk lijkt te staan, maar dat is wel wat er aan de hand is.

Vanochtend luidde de Nationale ombudsman, de directeur van het Sociaal Planbureau en die van de Algemene Rekenkamer gezamenlijk de noodklok. Dat zijn niet de minsten. Het is een unicum dat deze keurige mensen de media opzoeken op de dag dat wij hier de begroting bespreken, en dat doen ze niet voor niks. Ze wijzen erop dat de minister te weinig oog heeft voor kwetsbare mensen die niet de zorg krijgen die ze nodig hebben. Bijvoorbeeld psychiatrische patiënten, demente ouderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking zien door de bomen het bos niet meer, worden van het kastje naar de muur en met een kluitje in het riet gestuurd. Ze belanden in een doolhof. Zeker zijn van goede en betaalbare zorg dichtbij begint met weten waar je moet zijn als er wat is en, als dat nodig is, daarbij de weg gewezen worden.

Nou komt dit niet te negeren signaal van vanochtend niet uit de lucht vallen. De Nationale ombudsman wees er in een stevig rapport al veel eerder op en de PvdA drong er al eerder op aan mensen te helpen de juiste weg te vinden, bijvoorbeeld door het inrichten van één loket per gemeente. De minister voelde daar toen niet zo veel voor, maar met alternatieven kwam en komt hij niet. Daardoor gaat het probleem niet weg en zijn mensen niet geholpen, en dat moet wel. Wat mij betreft maakt elke gemeente zelf uit hoe, met wie en waar ze hun inwoners op weg helpen; maar dat het moet en snel ook staat voor de PvdA als een paal boven water.

Het is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de minister om te zorgen dat dat gaat gebeuren, maar het heeft bijna een halfjaar geduurd voordat de minister met een reactie kwam op het rapport van de Nationale ombudsman, een rapport met schrijnende verhalen van mensen die tussen wal en schip zijn gevallen. In die reactie lezen we dat de minister het komende halfjaar gesprekken gaat voeren om vervolgens in de lente van volgend jaar de Kamer eens te informeren over de uitkomsten van die gesprekken. Dan zitten we dus bijna een jaar — een jaar — na die eerste noodkreet van de Ombudsman en is er nog niks gebeurd, behalve dan wat gesprekjes links en rechts en een verslagje. En dat terwijl in dat jaar alleen maar meer kwetsbare mensen tussen wal en schip zijn gevallen. Dat is van de gekke natuurlijk. Aan de lopende band de blits maken met allerlei plannen en dan dit op zijn beloop laten! De meest kwetsbare mensen worden aan hun lot overgelaten. Ik wil dat de minister direct werk maakt van een en ander en dit probleem echt als de sodemieter gaat aanpakken. Ik zal in tweede termijn een motie indienen om de minister tot spoed en tot actie te manen.

Voorzitter. Dat te weinig oog hebben voor de meest kwetsbare mensen lijkt een kwaaltje waar deze minister wel vaker aan lijdt. Zo vindt hij het blijkbaar prima dat mensen met de laagste inkomens de dupe worden van een plannetje waar hij wel vaart mee wil maken: de invoering van het zogenaamde abonnementstarief in de Wet maatschappelijke ondersteuning. Vriend en vijand wijzen erop dat dit tot een groter beroep van mensen met een iets dikkere portemonnee op die Wmo gaat leiden. Die zijn namelijk goedkoper uit. Maar de minister blijft doof voor de waarschuwing dat gemeentes daardoor elders in het sociaal domein zullen moeten gaan bezuinigen. De mensen die dat het slechtst kunnen lijden, die het het meest nodig hebben, de mensen met de laagste inkomens, zijn zoals dat heet de sjaak. Zij zijn de dupe.

Hetzelfde doet zich voor nu de minister weigert iets te doen aan de grote tekorten van gemeentes in verband met het toenemende beroep op jeugdhulp. Die gemeentes moeten hun eigen problemen maar oplossen. Dat ze dat gaan doen door elders in het sociaal domein te gaan bezuinigen, waardoor opnieuw vooral mensen met een laag inkomen zullen worden getroffen, weet de minister. En ook dat vindt hij blijkbaar prima.

Rondom de jeugdhulp dreigt overigens een drama: gemeentes die met torenhoge tekorten kampen en organisaties die met wurgcontracten en te lage tarieven worden afgescheept. De minister noemt dat laatste onderdeel van onderhandelingsspelletjes. Dat is onzin, ook al omdat gewoon vaststaat dat er te weinig wordt betaald. Bovendien lijkt de minister even te vergeten dat tussen die onderhandelende partijen kwetsbare jongeren staan die gewoon hulp nodig hebben. De minister moet wat doen, hij moet zijn verantwoordelijkheid nemen, bijvoorbeeld voor het betalen van fatsoenlijke tarieven waarvoor goede zorg kan worden geleverd. Hij moet met een oplossing komen voor gemeentes die nu in de problemen zitten. In het vorige debat heb ik een motie daarover ingediend.

Het principe van goede, betaalbare zorg dichtbij staat nog om een andere reden onder druk. Als we niet uitkijken, dreigt er een gigantisch tekort van maar liefst 125.000 mensen in de zorg. 125.000! Je kunt je voorstellen wat dat voor gevolgen heeft voor cliënten, voor patiënten, voor zorgmedewerkers en eigenlijk voor ons allemaal. Dat is nu al zo. Operatiekamers worden gesloten, artsen moeten kiezen wie ze wel en wie ze niet kunnen opereren, wachttijden worden steeds langer, de werkdruk loopt steeds maar op, steeds meer zorgmedewerkers vallen uit met een burn-out, en medewerkers worden bij andere instellingen weggelokt en weggekocht.

Als je jongeren vraagt waarom ze niet voor de zorg kiezen of zorgmedewerkers waarom ze de zorg verlaten, dan krijg je steeds dezelfde antwoorden: te laag salaris, te hoge werkdruk. En laten dat nou net de twee dingen zijn waar de minister in zijn actieprogramma Werken in de Zorg geen aandacht aan besteedt. Dat is een zaak van sociale partners, zegt hij. Dat moet men maar in de regio oplossen.

Voorzitter. Dat is te gemakkelijk. De minister is verantwoordelijk. Sterker nog, veel partijen in de Kamer, zo bleek vorige week, vinden het aanpakken van die personeelstekorten in de zorg zijn grootste opgave. En de minister spreekt dat niet tegen. De Partij van de Arbeid vindt dan ook dat de minister meer verantwoordelijkheid moet nemen, niet alleen door met meer geld over de brug te komen — dat geld is er, maar wordt alleen, zo zagen we gisteren, aan het bedrijfsleven gegeven — maar ook door goed werkgeverschap te stimuleren of door ervoor te zorgen dat gemeentes fatsoenlijke tarieven betalen aan zorgaanbieders, bijvoorbeeld in de thuiszorg of de jeugdhulp.

Voorzitter. Ik rond af. Geen wonder dat mensen het gevoel hebben dat die betaalbare en goede zorg dichtbij als je hem nodig hebt onder druk komt te staan. Ik snap dat wel. Er zijn te weinig medewerkers om de zorg die nodig is te verlenen. Mensen met een minimuminkomen worden de dupe van nieuwe plannetjes. Kwetsbare mensen zien door de bomen het bos niet meer en vallen tussen wal en schip. En dan ook nog horen dat er misschien wel opnieuw op de zorg bezuinigd gaat worden, terwijl de bomen tot in de hemel groeien. Dat is wat we bij de Algemene Financiële Beschouwingen vanuit de coalitie hoorden. De minister kan daar iets aan doen, die moet daar iets aan doen. Om te beginnen wat mij betreft door hier klip-en-klaar te zeggen dat mensen niet bang hoeven te zijn voor nieuwe bezuinigingen op de zorg, maar ook door zijn verantwoordelijkheid te nemen voor de zaken die ik noemde. Dat is zijn werk namelijk.

De voorzitter:
Dank u wel mijnheer Kerstens. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Dik-Faber namens de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Het eerste jaar van dit kabinet zit er bijna op. In het afgelopen jaar hebben de drie bewindslieden op VWS zeker niet stilgezeten. Ze hebben vele actieplannen naar de Kamer gestuurd die de komende jaren hun vruchten zullen afwerpen. Er zijn verder via verschillende hoofdlijnenakkoorden concrete afspraken gemaakt over het beteugelen van de zorgkosten, en de staatssecretaris van VWS werkt keihard aan een breed gedragen nationaal preventieakkoord. Ik kijk met spanning uit naar het resultaat daarvan.

Voorzitter. Het eerste onderwerp dat ik wil benoemen zijn de donorkinderen. Donorkinderen die zijn geboren voor 2004 weten vaak niet wie hun biologische vader is, omdat tot 2004 het anoniem doneren was toegestaan. Bovendien zijn er bij de invoering van een nieuwe Donorwet in 2004 fouten gemaakt in het register van donorvaders. Soms staan vaders als anoniem te boek, terwijl ze hiervoor destijds niet expliciet gekozen hebben. Voor donorkinderen is een DNA-onderzoek de enige mogelijkheid om er toch achter te komen wie hun biologische vader is. Voor donoren wordt deze inschrijving van €250 wel vergoed, maar donorkinderen die part nog deel hebben aan hun situatie en die willen weten wie hun biologische vader is, moeten dit bedrag zelf betalen.

Voorzitter. Ieder kind heeft er recht op om te weten van wie hij of zij afstamt. Dat is belangrijk voor je eigen identiteit, maar ook voor je medisch dossier. Daar mag geen prijskaartje aanhangen. Ik heb daarom een amendement ingediend om de inschrijving in de Fiom DNA-databank ook voor kinderen te vergoeden.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Een sympathiek amendement. Ik wil alleen vragen aan mevrouw Dik-Faber om de tekst wat aan te passen. Mevrouw Dik-Faber heeft het over donorkinderen en we hebben het soms ook over ivf-kinderen. Wat onze partij betreft geldt "kinderen zijn kinderen", hoe ze ook verwekt zijn. Ik wil aan mevrouw Dik-Faber vragen of ze kan praten over kinderen die verwekt zijn door een donor in plaats van donorkinderen. Ik ben gewoon heel erg bang voor stigmatisering van deze kinderen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik begrijp de vraag van mevrouw Bergkamp. Ik wil haar er graag op wijzen dat de stichting Donorkind door de donorkinderen in het leven geroepen is. Ze noemen zichzelf zo. Maar goed, als dit kan helpen, dan ben ik graag bereid om de tekst aan te passen. Ik zal er zeker nog even naar kijken.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ook namens GroenLinks mijn complimenten voor dit initiatief, heel goed. Mevrouw Dik-Faber zegt het ook heel duidelijk: ieder kind heeft recht om te weten van wie hij of zij afstamt. Dat geldt natuurlijk ook voor adoptiekinderen, en ik vroeg mij af of mevrouw Dik-Faber deze groep ook mee zou willen nemen. Zou deze groep ook dat recht moeten hebben op deze informatie zonder ervoor te betalen?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Die vraag heb ik mijzelf ook gesteld, alleen denk ik dat hier de situatie wel iets anders is. Voor ouders die destijds hun kind hebben afgestaan en anoniem wensten te blijven zijn veel goede regelingen getroffen, zodat de kinderen bij binnenlandse adoptie kunnen achterhalen wie hun biologische ouders zijn. Bij buitenlandse adoptie wordt gebruik gemaakt van internationale DNA-databanken. Ik heb begrepen dat daarvan de effectiviteit en ook de privacy niet goed geborgd zijn. Dat vind ik best een punt. Daarbij speelt ook nog dat ik de verantwoordelijkheid van deze overheid richting kinderen voor binnenlandse adoptie en donorkinderen toch anders beoordeel dan wanneer er sprake is van interlandelijke adoptie. Mijn excuses mevrouw Bergkamp, ik noem het woord toch nog even.

Voorzitter. In Nederland is anoniem doneren sinds 2004 verboden, maar in Spanje is de anonieme eiceldonatie wel toegestaan. Er is zelfs een Spaanse commerciële kliniek die in Nederland reclame maakt voor deze vorm van ivf-behandeling. Onder meer de Stichting Donorkind en Fiom hebben al aangegeven dat deze praktijk zeer onwenselijk is. Ik snap de kinderwens van wensouders héél erg goed, maar er is ook het belang van het kind dat geborgd moet worden. Daarom vraag ik de minister welke mogelijkheden hij ziet om op te treden tegen de werving in Nederland door de Spaanse kliniek.

Voorzitter. Iets heel anders. Volgend jaar wordt de gecombineerde leefstijlinterventie, de GLI, vergoed vanuit de basisverzekering. Het is een goede stap dat preventie eindelijk zo'n duidelijke plek krijgt in het verzekerde pakket. Tegelijkertijd is er in de curatieve zorg nog veel winst te behalen met verschillende vormen van leefstijlgeneeskunde. Mijn collega Ellemeet noemde al diabetes type 2. Door goede leefstijladviezen kunnen mensen de insulinespuit aan de kant leggen. De ChristenUnie wil dat er meer wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan naar leefstijlinterventies in de curatieve zorg en dat zorgverleners de ruimte krijgen om hierin stappen te zetten. Alleen dan gaan we van ziekenzorg naar gezondheidszorg. Dat is niet alleen welzijns- en gezondheidswinst, want het kan inderdaad ook een forse kostenbesparing opleveren. Samen met collega Ellemeet van GroenLinks heb ik daarom een amendement ingediend.

Voorzitter. Helaas moeten we vaststellen dat de zorg in Nederland voor mensen met een langdurige bewustzijnsstoornis onvoldoende is. Afgelopen jaren heb ik daarover veel contact gehad met familieleden en zorgprofessionals en in 2016 mocht ik aanwezig zijn bij de oprichting van het expertisenetwerk EENnacoma. Dat vroege intensieve neurorevalidatie niet toegankelijk is voor mensen van 25 jaar en ouder is eigenlijk onverteerbaar. Gelukkig komt er nu beweging in. Onlangs heeft de NZa laten weten dat vroege intensieve neurorevalidatie medisch-specialistische zorg is die vanaf 2019 ook geleverd mag worden aan volwassenen. Dat is natuurlijk geweldig nieuws. Toch is hiermee niet alles geregeld. Er is een diagnostisch centrum nodig en een mobiel team om mensen te bezoeken. En er moet onderzoek worden gedaan, bij voorkeur gekoppeld aan de behandeling. En na behandeling in de acute fase volgt een periode van twee of drie jaar in een verpleeghuis. Dat is nu onderbelicht in de gesprekken die lopen. Mijn vragen. Wat kan de minister hierin betekenen? Gaat hij knellende structuren in de zorg wegnemen? Gaat hij onderzoek naar behandeling van comapatiënten aanjagen? En wat zijn zijn plannen om de zorg voor mensen in coma te verbeteren? Ik heb voor de minister voor Medische Zorg een boek meegenomen dat ik graag via de voorzitter aan hem wil overhandigen. Het is een boek met ervaringsverhalen van naasten van comapatiënten.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik wil graag nog even terugkomen op wat mevrouw Dik-Faber zei over leefstijlinterventies. Ten eerste wil ik opmerken dat er redelijk veel kaf onder het koren kan zijn en dat daarom de accreditatie heel belangrijk is. Maar vindt mevrouw Dik-Faber ook niet dat we nog veel eerder moeten kijken naar onderzoeken voor screening van ziektegerelateerde ondervoeding. Voordat je aan leefstijlinterventies begint, is er nog een hele grote categorie die nu dus blijft liggen. Dat is ondervoeding die eigenlijk ziekte creëert.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik moet even nadenken over deze vraag, voorzitter! Volgens mij heb ik de afgelopen jaren juist het thema "ondervoeding" op de agenda willen zetten. Ik heb een rondetafel georganiseerd en zorgprofessionals uitgenodigd om daar te komen spreken over het belang van goede voeding en dan met name voor ouderen. Ouderen eten namelijk kwantitatief wel goed, maar kwalitatief niet. Ze krijgen onvoldoende eiwitten binnen. Het is ontzettend van belang dat we mensen daarin goed begeleiden. Neem bijvoorbeeld Ziekenhuis Gelderse Vallei dat daarin koploper is geweest. Door goede voeding vooraf gingen mensen daar sterker het ziekenhuis in en kwamen ze sterker de operatie uit. Daardoor genezen ze ook nog eens sneller. Als mevrouw Van den Berg vraagt of we daar oog voor moeten hebben, zeg ik dus: jazeker. Dat vind ik ook, maar voor de leefstijlgeneeskunde uit ons amendement is ook een eigen plaats. Het gaat over mensen die ziek zijn en die met goede voeding en bewegen kunnen genezen. Nu geven we pillen en dat is eigenlijk symptoombestrijding, want we willen dat mensen kunnen genezen. En dat kan ook!

De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Weer een geliefd onderwerp van mij: borstvoeding. De goedkoopste en meest effectieve vorm van preventie, zeg ik tegen de staatssecretaris. Dat dit geen onderdeel is van het programma Kansrijke Start is echt een gemiste kans. Is de staatssecretaris van VWS bereid om borstvoeding en lactatiekundige zorg wel een plek te geven in zijn preventieakkoord?

Voorzitter. Moeders krijgen na het vertrek van de kraamzorg bezoek van een jeugdverpleegkundige, die bespreekt welke vragen er nog zijn omtrent de zorg voor het kind. Als er problemen met borstvoeding zijn, kan de moeder terecht bij deze verpleegkundige, mits geschoold volgens de richtlijn of de verpleegkundige kan verwijzen naar een lactatiedeskundige. Hier zit het knelpunt. Op papier is lactatiekundige zorg beschikbaar, maar in de praktijk komt dit niet aan de orde in dat gesprek met de jeugdverpleegkundige. Als problemen met borstvoeding zich voordoen na dit gesprek, dus als de jeugdverpleegkundige al vertrokken is, weten ouders de weg naar het consultatiebureau niet te vinden. Daarom mijn vraag aan de minister om lactatiekundige zorg beter in te bedden in het systeem van de jeugdgezondheidszorg.

Voorzitter. Eindelijk was daar de langverwachte brief van de minister over geestelijke zorg. De ChristenUnie is blij dat dit onderwerp nu wordt uitgewerkt. Het is een uitvloeisel van Waardig ouder worden, en daarom is het ook logisch dat de focus op ouderen ligt. Tegelijkertijd kunnen levensvragen zich ook op andere momenten in het leven voordoen en is het goed om daar ook oog voor te hebben. Van de oorspronkelijke 35 miljoen is nog maar 25 miljoen over, omdat 2018 een verloren jaar is. Ik baal daarvan. Er is nu nog maar twee jaar tijd voor het opbouwen van een infrastructuur, scholing, onderzoek en praktijk. Wat gaat de minister doen met de 10 miljoen die niet besteed kan worden? Blijft dit geld beschikbaar voor geestelijke zorg, vraag ik hem. Heeft de minister hierbij ook oog voor kleine groepen, zoals de joodse gemeenschap? Zij passen minder goed in de structuur die de minister voorstelt, terwijl ook hier geestelijke zorg van belang is.

Voorzitter. Uiteindelijk moet geestelijke zorg goed geborgd worden. Dat kan eigenlijk alleen als het verzekerde zorg is in de Zorgverzekeringswet en de Wlz. Ik refereerde al aan moties die deze Kamer heeft aangenomen, moties van CDA en ChristenUnie, maar ook moties van D66 en ChristenUnie. Is de minister bereid om deze route mee te nemen in het onderzoek naar een mogelijk financieringsmodel voor de toekomst?

Voorzitter. In het regeerakkoord is structureel 2 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de ondersteuning van landelijk werkende vrijwilligersorganisaties. In de begroting staan voor 2019 echter geen middelen hiervoor gereserveerd. Kan de minister aangeven op welke wijze deze middelen worden ingezet om landelijke vrijwilligersorganisaties zoals Present en Humanitas te ondersteunen?

Via vrijwilligersorganisaties kom ik vanzelf bij de maatschappelijkediensttijd. We zien dat de staatssecretaris hier voortvarend en met jongeren vorm aan geeft. We zijn benieuwd naar de uitkomsten van de 41 gestarte proeftuinen. Kan de staatssecretaris al iets melden over de aanmeldingen voor de tweede call voor 2019? Ook is mijn fractie benieuwd naar de uitvoering van de motie-Segers die vraagt bekende ambassadeurs in te zetten voor de maatschappelijkediensttijd.

Weer een heel ander onderwerp, maar ook al eerder aan bod gekomen, zijn de nieuwe woonvormen. Vorig jaar is er met brede steun een motie van mij aangenomen die opriep om nieuwe woonvormen voor ouderen een plek te geven in de Woonagenda. Mensen willen zelfstandig wonen, maar wel samen zorgen. Intussen is de vraag naar deze woonvorm nog altijd vele malen groter dan het aanbod. Dat geldt zeker voor ouderen met een laag inkomen. Wat kan de minister van VWS vanuit zijn verantwoordelijkheid doen om in deze woonbehoefte te voorzien?

Voorzitter. Deze week was in het nieuws dat het aantal mensen dat euthanasie aanvraagt, tegen de verwachte trend in daalt. Er wordt gespeculeerd over de oorzaken van deze daling. Wellicht heeft het te maken met de opmars van palliatieve zorg; we weten het niet. Is de minister bereid om deze daling mee te nemen in het onderzoek dat hij start naar aanleiding van de derde evaluatie van de Euthanasiewet?

Voorzitter. Ik kom te spreken over het onderwerp psychiatrie. Deskundigen wijzen op een witte vlek in de psychiatrie, namelijk wat te doen als mensen uitbehandeld zijn. Deze deskundigen pleiten voor een palliatieve benadering voor mensen met onbehandelbare psychiatrische aandoeningen. Eigenlijk staat dit nog in de kinderschoenen. Daarom mijn vraag of de minister bereid is een onderzoek te starten naar de mogelijkheden van een palliatieve benadering in de psychiatrie. Kan dit een plek krijgen in het vervolg van het Nationaal Programma Palliatieve Zorg, waarover vorig jaar een motie van ChristenUnie en SGP is aangenomen?

Voorzitter. Dan kom ik bij het onderwerp verspilling in de zorg. Helaas komt het woord "verspilling" nergens terug in de begroting, terwijl hier toch nog veel besparing te realiseren is. Uit gesprekken met verpleegkundigen is mij duidelijk geworden dat de leverancier van medicijnen, verbandmiddelen et cetera vaak veel te veel aflevert. Er wordt gewerkt met grootverpakkingen, maar er worden ook fouten gemaakt. Mensen hebben bijvoorbeeld drie infuuspleisters nodig, maar krijgen drie dozen à 100 stuks en de fabrikant neemt het niet terug. De rekening gaat naar de patiënt en de zorgverzekeraar heeft hier geen zicht op.

Er was enkele jaren geleden een programma Aanpak verspilling in de zorg, maar deze pilotprojecten hebben geen vervolg gekregen. Ik denk dat hier veel winst te behalen is. Daarom wil ik de minister vragen om dit probleem te bespreken met producenten, zorginstellingen en zorgverzekeraars, en een actieplan tegen verspilling in de zorg te maken en de resultaten ook te implementeren. Wie weet past dit heel goed bij de green deal die hij afgelopen week heeft afgesloten.

Dan het punt van ondervoeding bij ouderen, dat ik al even kort noemde. Vorig jaar is bij de begrotingsbehandeling een amendement aangenomen van ChristenUnie en VVD over het tegengaan van ondervoeding bij ouderen. Via het amendement zijn extra middelen beschikbaar gesteld aan de stuurgroep. Ik vind het belangrijk dat kennis en expertise van de stuurgroep structureel geborgd worden, hetzij via het preventieakkoord, hetzij op een andere wijze. Ik hoor graag hoe de bewindspersonen hiervoor gaan zorgen.

Ik heb ook een vraag over het VN-Gehandicaptenverdrag, dat ook spreekt over het tegengaan van vooroordelen en stigmatisering. In het programma Onbeperkt meedoen zijn daarvoor echter geen middelen gereserveerd. Wat gaat de minister doen om stigmatisering van mensen met een handicap of chronische ziekte tegen te gaan?

Mijn laatste punt. Onlangs was ik op bezoek bij Land van Taal in de Culturele Hoofdstad Leeuwarden, om daar de WereldDovenDag te vieren. Ik heb daar met de dovengemeenschap gesproken over het initiatiefwetsvoorstel van Partij van de Arbeid en ChristenUnie voor erkenning van de Nederlandse gebarentaal. Ik hoop dat 2019 ook het jaar wordt waarin we hierin samen een grote stap kunnen zetten.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel.

Mevrouw Ploumen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter, bij het laatste sluit ik mij natuurlijk van harte aan, en ik heb een heel eenvoudige vraag aan mevrouw Dik-Faber. Ik hoop dat de goede samenwerking die we hebben met de ChristenUnie op dat onderwerp, ook mogelijk is als het gaat over de positie van de doktersassistentes. Ik sprak daar net over. Zou zij samen met mij de oproep aan het kabinet willen doen om hun beroep officieel te laten registreren, met alles wat daarbij hoort?

De voorzitter:
Een vraag via mevrouw Dik-Faber aan het kabinet.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ja, voorzitter. Ik vind het heel erg sympathiek, maar ik kan het gewoon niet helemaal overzien. Ik wil het gewoon nog even verder doordenken. Ik ben ook heel benieuwd wat de reactie van het kabinet is. Maar het was een sympathiek pleidooi van mevrouw Ploumen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter, ik dank mevrouw Dik-Faber alvast hiervoor. Dit is toch de eerste stap die altijd gezet moet worden.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ploumen en mevrouw Dik-Faber.

Dan geef ik het woord aan mevrouw Akerboom van de Partij voor de Dieren voor haar maidenspeech. Net geïnstalleerd en meteen voor ... Nee, ik ga niks zeggen. Iets met leeuwen, dacht ik, maar bij de Partij voor de Dieren moet ik niets over dieren zeggen.

Gaat uw gang.

Mevrouw Akerboom (PvdD):
Dank u wel, voorzitter.

Voorzitter. Vorige week was de uitspraak in de klimaatzaak tegen de Staat, die in ook in hoger beroep ongelijk kreeg van de rechter. Als jongste lid van dit huis wil ik mijn maidenspeech gebruiken om de Staat tot extra actie op te roepen. In het belang van mijn generatie en volgende generaties: maak de uitvoering van het vonnis prioriteit!

Maar vandaag spreken we in een ander verband van de bescherming van de burgers door de overheid.

Voorzitter. Ik begin met de Q-koorts. De overheid is nalatig geweest door burgers geen adequate bescherming te bieden tegen Q-koorts. Sterker nog: Q-koortspatiënten worden nog steeds niet serieus genomen. De Q-koortsepidemie kostte 74 mensen het leven en maakte duizenden mensen chronisch ziek en arbeidsongeschikt. Hun leven is verwoest. De maximale vergoeding van €15.000 per slachtoffer die door de minister beschikbaar is gesteld, is een klap in het gezicht van die slachtoffers. Zeker in verhouding tot de zeker 60 miljoen die de geitensector al heeft ontvangen. Kan de minister uitleggen hoe hij hiertoe gekomen is, en mogen de slachtoffers meer verwachten? Graag een reactie.

Voorzitter. Veel gezondheidsproblemen kunnen worden voorkomen als mensen erin slagen hun leefstijl aan te passen, zo staat in de begroting. Maar we leven in een abnormale voedselomgeving. Producten zijn te zoet, te zout of te vet.

Daar ligt wat de Partij voor de Dieren betreft een taak voor de overheid: geen zelfregulering, maar maatregelen! Geen woorden, maar daden. Onderzoek toont aan dat overheidsmaatregelen werken. Al voor de Britse suikertaks werd ingevoerd, haalden de fabrikanten veel suiker uit hun frisdranken. En wat doet Nederland na het zien van dat succes? De staatssecretaris gaat aan tafel met de levensmiddelenindustrie voor een preventieakkoord en gelooft de beloften van de sector, wanneer die beweert om zonder regelgeving in zijn eigen vlees te gaan snijden. Kan de staatssecretaris uitleggen waarom de sector zo veel invloed heeft? En waarom komt hij niet met afrekenbare doelstellingen in plaats van deze vrijblijvende inspanningsafspraken?

Een ander voorbeeld. We eten al jarenlang veel meer vlees dan goed voor ons is. Steeds meer onderzoeken laten zien dat een dieet met weinig tot geen dierlijke producten veel gezondheidswinst oplevert. Volgens onderzoek van Harvard kunnen we een derde van te vroege sterfgevallen voorkomen met een plantaardig dieet. Met een slachttaks die vroeg in de keten geheven wordt, ontstaat er een interessante prikkel voor producenten om vleesgebruik terug te dringen, maar het kabinet weigert nog steeds om met prijsprikkels de vleesconsumptie te verlagen. Een gezondere bevolking, lagere ziektekosten, een schoner milieu en een stabieler klimaat. Wie of wat houdt het kabinet tegen om hier werk van te maken? Waarom wordt de echte prijs van vlees niet in rekening gebracht, maar subsidieert de overheid de vee-industrie door de negatieve effecten ervan uit publieke middelen te financieren? Graag een reactie.

Voorzitter. De Partij voor de Dieren hield vorig jaar een motie over kindermarketing aan, toen de staatssecretaris vroeg om te wachten op het preventieakkoord, waar onze fractie heel blij van zou worden. In 2016 zijn afspraken gemaakt met de branche om kindermarketing te stoppen, maar uit de Radaruitzending van afgelopen maandag bleek dat fabrikanten zich daar niets van aantrekken en via onlinekanalen volop adverteren voor kinderen. We kunnen anno 2018 concluderen dat deze afspraken nog altijd niet na worden gekomen. Waarom beschermt de staatssecretaris kinderen niet tegen deze manipulatieve marketingtechnieken?

Voorzitter. Ik maak een stap naar de senioren, die ook onze aandacht hebben. Vorig jaar werd onze motie over het meenemen van huisdieren naar verzorgingsinstellingen Kamerbreed gesteund. Wij zijn blij dat de minister met de branche gesproken heeft over de mogelijkheden. Cliënten, vrijwilligers en medewerkers zijn enthousiast over de komst van dieren, maar door sommige instellingen worden er nog steeds drempels opgeworpen. Waar de regeling is versoepeld, zijn de ouderen zichtbaar minder eenzaam. Daarom vragen wij de minister om een faciliterende rol te pakken en de sector aan te moedigen om dat ook te doen door actief voorlichting te geven en het meebrengen van een huisdier mogelijk te maken.

Voorzitter, tot slot. De jeugd van tegenwoordig laat zich niet meer wegzetten door fossiele opvattingen over zelfregulering en het sponsoren van fout gedrag van de vee-industrie, een sector die zijn laatste stuiptrekkingen beleeft. De toekomst is plantaardig en diervriendelijk. Ik wil de staatssecretaris vragen daar een actieve bijdrage aan te leveren in het belang van dieren, natuur, milieu, klimaat en niet in de laatste plaats mensen.

Dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Akerboom, en dank voor uw mooie speech. Ik wil eigenlijk na de laatste spreker — dat is de heer Kuzu; we hebben nog drie sprekers — schorsen voor felicitaties. Vindt u dat goed? U deed het heel goed. Het leek alsof u hier al jaren meeloopt. Goed gedaan, dank u wel. U krijgt toch bloemen van mevrouw Ouwehand. Dat is heel lief.

Dan ga ik nu naar mevrouw Sazias namens 50PLUS.

Mevrouw Sazias (50PLUS):
Voorzitter, dank u wel. Bij de begrotingsbehandeling voor 50PLUS wil ik vooral ingaan op het ontstane gat tussen zelfstandig thuis wonen en het verpleeghuis, het geld dat weglekt uit de zorg en een aantal specifieke maatregelen die nodig zijn voor ouderen.

50PLUS is blij met het extra geld en de aandacht die naar de verpleeghuizen gaan. Dat was nodig, maar we realiseren ons ook en vooral dat 90% van de ouderen zelfstandig thuis woont en dat er door de sluiting van de verzorgingshuizen een enorm gat is ontstaan tussen goed en veilig zelfstandig wonen en datzelfde verpleeghuis. De gevolgen van dat gat tekenen zich steeds meer af. Eenzaamheid en ondervoeding zijn een paar voorbeelden. Daar kom ik straks nog op terug, maar er zijn er meer: de extra druk op de ziekenhuiszorg, die ook veel duurder is en de spoedeisende hulpen. Daarbij komt een kwart van de gemeenten niet uit met het geld voor de jeugdzorg en de Wmo. Dus er is echt iets wat niet goed gaat. Is de minister het met ons eens dat dat gat te groot is en dat we daar iets aan moeten doen?

Vorige week stond de minister stralend op de foto met de nieuwe Raad van Ouderen. Maar gaat hij nu ook echt luisteren naar Gonny de Vries uit die raad, die zegt dat ouderen wel goed worden verzorgd, maar de dag niet doorkomen?

Als we de zorg betaalbaar willen houden, dan moeten we zorgen voor nieuwe vormen van geclusterd wonen, waarbij ouderen bij elkaar kunnen wonen en voorzieningen kunnen delen. Dat moet niet voorbehouden zijn aan mensen met een goed gevulde beurs, maar vooral voor iedereen toegankelijk zijn. Een aantal mensen hebben het daar al over gehad in hun bijdrage. Er bestaan ook al mooie initiatieven, maar die zijn nog niet toegankelijk voor mensen met weinig geld.

Natuurlijk wil ook 50PLUS dat de zorg betaalbaar en toegankelijk blijft voor iedereen. Daarom zijn we ook blij dat er een maximum wordt gesteld aan de eigen bijdrage in de Wmo. Toch zijn de zorgkosten voor veel mensen nog steeds te hoog. 50PLUS heeft in de tegenbegroting opgenomen dat het eigen risico verder omlaag moet. We laten zien dat dat ook kan, om te beginnen met €100. Verschillende organisaties, zoals de Consumentenbond en de ANBO, bieden collectieve zorgverzekeringen aan en laten zien dat er een aanzienlijke korting op de premie gegeven kan worden. Dat is dus mogelijk, maar als je geen geld hebt om lid te worden, dan val je buiten de boot. Waarom kan zo'n korting nou niet voor iedereen? Graag een reactie hierop van de minister.

De marktwerking in de basiszorgverzekering heeft ons niet veel goeds gebracht. Geld dat nu naar reclame gaat, dat mensen moet verleiden om over te stappen, overhead en mooie kantoren zijn medeoorzaak van de hoge zorgkosten, terwijl de mensen die het moeten doen, worden afgeknepen. Wat vindt de minister van de actie van de fysiotherapeuten, de logopedisten en de diëtisten die klagen over wurgcontracten waardoor ze hun werk niet kunnen doen?

Wij willen sowieso graag weten hoeveel geld er nu eigenlijk weglekt uit de zorg. Enerzijds door winsten die gemaakt worden door obscure bedrijfsconstructies en de inhuur van dure interim-managers, anderzijds door het hele aanbestedingscircus. We willen een overzicht hebben van de winsten die gemaakt worden in de zorg. In een vorig debat, over de financiën in het sociaal domein, heeft de minister toegegeven dat we ons rot zouden schrikken als we de kosten van de aanbestedingen in de zorg onder ogen zouden krijgen. Toen gaf de minister aan dat hij niet van zins was om de aanbestedingskosten van de gemeenten te inventariseren, want dat zou te moeilijk zijn. Wij denken dat die inventarisatie door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten helemaal niet moeilijk te maken is, maar dat de uitkomsten en de mogelijke vervolgstappen daarop te moeilijk worden gevonden. Ik stel hier dus nogmaals de vraag of de minister de VNG kan verzoeken om de kosten voor aanbestedingen in de zorg van de gemeenten te inventariseren. Mensen hebben het recht om te weten waar hun zorggeld naartoe gaat.

50PLUS wil een diepgaand onderzoek naar de weglekkende kosten in zorgland. De geldstromen in het sociaal domein zijn op dit moment totaal niet overzichtelijk. En wat doet dit kabinet? Dat gaat de gelden voor het sociaal domein naar de gemeenten gewoon in de algemene uitkering stoppen. Daardoor wordt het nog onoverzichtelijker en nodig je gemeenten nog meer uit om te bezuinigen op de zorg, zodat er geld overblijft voor andere plannetjes. Zolang de decentralisatie nog niet op rolletjes loopt, zolang er nog grote problemen zijn bij de jeugdzorg, bij de ouderen en bij de ggz, vinden wij dit in elk geval een heel slecht plan. De vraag die hieruit voortkomt aan de minister is: hoe krijgen en houden we zicht op de geldstromen binnen het sociaal domein?

Natuurlijk is ook 50PLUS zich ervan bewust dat de zorgkosten blijven stijgen en dat, als het eigen risico naar beneden moet, het geld ergens anders vandaan moet komen. Dan komt preventie om de hoek kijken. Op dat gebied valt er nog veel te winnen. 50PLUS is nog steeds van mening dat ondervoeding een zodanig groot probleem is dat dit in het preventieakkoord had moeten staan. Één op de drie ouderen die thuishulp krijgen, is ondervoed met de nare en kostbare gevolgen van dien. En dan weten we nog niks van de ouderen die geen thuiszorg hebben. Door het opknippen van de zorg is het af en toe onmogelijk om de juiste zorg bij elkaar te krijgen.

Door de sluiting van de buurthuizen en de buurtcentra de afgelopen jaren is er een tekort aan ontmoetingscentra in de wijken. "We gaan niet meer investeren in stenen maar in activiteiten" is een dom motto. Je hebt namelijk gewoon onderdak nodig, een fysieke plek in de wijk waar je elkaar kunt ontmoeten. Als je elkaar niet kent, dan zorg je ook niet voor elkaar. Op zo'n fysieke ontmoetingsplek kun je je sociale netwerk op peil houden, daar kun je misschien de wijkverpleegkundige vinden en daar kun je dagbesteding organiseren, bijvoorbeeld samen eten. Want samen eten helpt tegen twee dingen: tegen ondervoeding én tegen eenzaamheid.

In het programma één tegen eenzaamheid wordt er aandacht gevraagd voor de inrichting van de fysieke infrastructuur. Dat is veel meer dan een bankje in de straat. Is de minister het met ons eens dat de sluiting van de buurtcentra geen goed idee was? In datzelfde programma één tegen eenzaamheid wordt gezegd dat we voor de bestrijding van eenzaamheid goed opgeleide professionals nodig hebben. Dat strookt wat 50PLUS betreft niet met de tendens om de overgebleven buurtcentra over te dragen aan vrijwilligers. De lokale bezuinigingen van de afgelopen jaren zijn ten koste gegaan van duizenden arbeidsplaatsen, onder meer van buurtregisseurs, opbouwwerkers en buurtbeheerders. Dat zijn gewoon banen, die heel goed opgevuld zouden kunnen worden, bijvoorbeeld door oudere werklozen. Maar we hebben het systeem veel te ingewikkeld gemaakt met al die schotten. Daarbij sluiten de verschillende wetten slecht op elkaar aan, met heel veel bureaucratie tot gevolg. Zorgverleners zijn nu 35% tot zelfs 50% van hun tijd kwijt aan administratieve verplichtingen. Volgens deskundigen wijst dat op een hoge ondoelmatigheid van het stelsel. Kan de minister daarop reageren?

Dan heb ik nu, voorzitter, nog een paar concrete punten. Concreet wil 50PLUS een vaccinatieprogramma voor ouderen, onder andere tegen gordelroos en pneumokokken. Elk jaar komen er tussen de 3.000 en 6.000 ouderen in het ziekenhuis terecht met een pneumokokkeninfectie. De Gezondheidsraad heeft afgelopen februari al het advies gegeven dat ouderen tussen 60 en 75 jaar een vaccinatie tegen pneumokokken zouden moeten krijgen, maar daar is geen geld voor begroot. Met een pneumokokkenvaccinatie bij ouderen kan ernstige ziektelast worden voorkomen. De minister deelt het oordeel van de Gezondheidsraad dat deze vaccinatie voor alle ouderen die daar gebruik van willen maken, in gelijke mate beschikbaar dient te zijn, "mits dit uitvoerbaar en betaalbaar is". Wanneer weten we dat? Kan de minister nu een toezegging geven dat in elk geval de pneumokokkenvaccinatie voor ouderen in het vaccinatieprogramma wordt opgenomen?

Een aantal partijen heeft het hier ook gehad over de mondzorg. Ook een slechte gebitshygiëne heeft veel gevolgen en wordt in verband gebracht met andere ernstige ziektes, zoals hart- en vaatziekten en diabetes. Maar de basismondzorg wordt niet vergoed vanuit de basisverzekering. Het is eigenlijk onbegrijpelijk dat de basisverzekering voor de mondzorg niet wordt vergoed, maar wel de specialistische zorg bij escalatie die daaruit voorkomt. Dat kunnen hele lelijke dingen zijn. Een infectie uit de mond kan bijvoorbeeld op de hartkleppen slaan. Ik hoef u niet te zeggen hoeveel malen duurder een operatie aan het hart is. Naar schatting is de mondgezondheid bij 300.000 ouderen matig tot slecht. Een van de belangrijkste reden dat ouderen niet naar de tandarts gaan, is een financiële. Ouderen moeten meer gestimuleerd worden om naar de tandarts te gaan en bewust worden van het risico als ze niet gaan. 50PLUS vindt dat basismondzorg gewoon in het basispakket zou moeten zitten. Ik weet: die mondzorg in het basispakket kost 1,2 miljard per jaar, maar daarin is dus niet berekend al die specialistische zorg die niet nodig is doordat de gebitshygiëne goed op peil is. Dat moeten we dan ook eerst zeker weten.

Iedere vijf minuten komt er een 65-plusser bij de spoedeisende hulp terecht door een val. Een van de beste middelen om een val te voorkomen is ervoor zorgen dat ouderen blijven bewegen. Er zijn cursussen waarin ouderen leren hoe ze moeten vallen, maar daar moet veel meer op worden ingezet. En dat zou nou ook heel goed georganiseerd kunnen worden, bijvoorbeeld in dat buurtcentrum. Een andere oorzaak van vallen is medicatiegebruik. Veel ouderen gebruiken chronisch meerdere medicijnen tegelijk, die tegen elkaar in kunnen werken. Dit veroorzaakt duizeligheid, vallen en ziekenhuisopname. Ook een jaarlijkse medicatiebeoordeling zou onder preventie moeten vallen. Huisartsen, apothekers en ouderen zouden zich daar meer bewust van moeten zijn.

Voorzitter, ik ga afsluiten. Dan heb ik nog wat minuten over. Ik vind het jammer dat mevrouw Agema er niet is, want ik wil graag aandacht vragen voor bacteriofagen. Ik weet dat de minister zich sterk inzet voor het steeds groter wordende probleem van de antibioticaresistentie. Ook de Wereldgezondheidsorganisatie maakt zich hier grote zorgen over. Het Erasmusziekenhuis is nu bezig om een expertisecentrum op te zetten op het gebied van bacteriofagen, en vraagt hiervoor de steun van de Kamer maar ook van de regering. 50PLUS is blij met dit initiatief en vraagt de minister dan ook of zij op uw steun kunnen rekenen.

Dank u wel, voorzitter. Tot zover.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Sazias. Volgens mij is mevrouw Agema er nog, want ik zie haar spullen liggen. Zij komt dus zo terug.

De heer Van der Staaij namens de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Als je in de zorg werkt en nog puf hebt om het een en ander van dit debat te volgen, dan zou je kunnen denken: waarom hoor ik zo weinig over dat enorme personeelstekort dat op ons afkomt in de zorg? Waarom hoor ik zo weinig over de werkdruk die zo ontzettend groot is? Zo gaat dat soms. Het antwoord is betrekkelijk eenvoudig, maar je moet het wel even weten: omdat er vorige week een heel groot debat juist over dit hele belangrijke onderwerp is geweest. Daarin is door vrijwel alle partijen gezegd: het is wel een ongelooflijk grote prioriteit. Dat wil ik toch ook vandaag nog even genoemd hebben.

De voorzitter:
Tot 1.30 uur 's nachts.

De heer Van der Staaij (SGP):
Tot 1.30 uur 's nachts, jazeker. In dat verband wil ik op een punt terugkomen om het te onderstrepen. In dat debat had ik het over de herregistratie van verpleegkundigen, verzorgenden et cetera, wat soms ook een drempel voor herintreders is. Daarop vroeg de minister om een voorbeeld als ik dat zou tegenkomen. Vandaag kreeg ik een mail waarin iemand schrijft: opnieuw gaan studeren op oudere leeftijd, examens afleggen, een theoretisch examen afleggen terwijl het een praktisch vak betreft, de kosten van de examens; dit werkt allemaal niet mee om mij weer terug in de gezondheidszorg te krijgen; is er geen andere mogelijkheid, via een inwerktraject via de nieuwe werkgever? Ik wil die vraag nogmaals terugleggen bij het kabinet.

Voorzitter. Vandaag is ook gezegd: laten we alsjeblieft niet allerlei systeemdiscussies voeren, maar gewoon praktische knelpunten oplossen. Dat spreekt ons als SGP aan, maar dat moeten die knelpunten wel echt binnen het systeem opgelost kunnen worden. Wij beginnen wel een beetje moedeloos te worden op bepaalde punten die zo hardnekkig terugkomen. Dat zit nog weleens vast op de rol van de zorgverzekeraars. De Kamer vroeg vorig jaar bij motie geen budgetplafonds meer te hanteren bij zorginkoop voor palliatief terminale zorg, zodat mensen altijd kunnen overlijden op de plaats waar zij dat wensen. Daarover bestond grote eensgezindheid tussen de regering en de Kamer. Maar toch horen we steeds weer dat er bedden leegstaan, maar niet gevuld kunnen worden omdat een verzekeraar niet te bewegen is budget beschikbaar te stellen. Ook in de wijkverpleging, in de ggz en bij ziekenhuizen zorgen rigide budgetplafonds soms voor situaties waarin de keuzevrijheid van de burger in de knel komt. Welke effectieve maatregelen willen de bewindslieden nemen om ervoor te zorgen dat ook die zorgverzekeraars zich wel richten naar die politieke keuzes, die hier soms heel duidelijk eensgezind en consequent gemaakt worden? Of anders moet dat systeem misschien toch maar een klein beetje aangepast worden, als het allemaal niet helpt.

Voorzitter. De afgelopen maanden hebben we als fractie contact gehad met diverse wanhopige ouders van jongeren met autisme die zeer intensieve begeleiding nodig hebben, maar daarvoor in geen enkele "normale" zorginstelling terechtkunnen. Een van die jongens zit nu zelfs al bijna een jaar in een gesloten jeugdzorginstelling, omdat ook de laatste zorgaanbieder waar de jongen heel, heel misschien terecht zou kunnen hem uiteindelijk toch niet zag zitten. Van instellingen hoor ik dat de vergoeding niet toereikend is, dat de gevraagde expertise niet beschikbaar is en dat de wettelijke kaders soms in de weg staan. Dat zijn problemen in de gehandicaptenzorg en de ggz, maar ook in de jeugdzorg. Mijn vraag aan de bewindslieden is daarom of ze willen onderzoeken hoe de zorg voor deze kinderen, die in geen enkel hokje lijken te passen, nu het beste georganiseerd en bekostigd kan worden, hoe ervoor gezorgd kan worden dat zorgaanbieders deze jongeren een kans gaan bieden. Daarop graag een concrete reactie.

Voorzitter. Vorige week verscheen een indringend opinieartikel van Berna van Baarsen, jarenlang lid van een toetsingscommissie in het kader van euthanasie, waarin ze scherp de vinger legt bij de toetsingspraktijk van euthanasie. Ik citeer: "Juridische argumenten zijn steeds zwaarder gaan wegen, terwijl de morele vraag of goed is gedaan door dood te maken steeds meer ondergesneeuwd raakt. Dat is des te zorgwekkender omdat discussies en besluitvorming onvoldoende transparant zijn, waardoor verschuivingen in de oordeelsvorming en interpretaties van de wet onherleidbaar zijn." Kortom, dit was ook weer een noodkreet van iemand die tien jaar lang als ethicus in een toetsingscommissie heeft gezeten en weet waar ze over spreekt. Zij zegt uit eigen ervaring: het is echt ondoorzichtig en ongrijpbaar. Vindt de minister dit met de SGP een zorgelijke situatie? En is hij bereid om ook maatregelen te nemen om de toetsingspraktijk inzichtelijker te maken, bijvoorbeeld door bij commissievergaderingen te laten notuleren, externe controle op oordelen mogelijk te maken en alle oordelen van de regionale toetsingscommissie euthanasie te laten publiceren? Dat waren in ieder geval concrete suggesties die deze ethicus deed.

Voorzitter. In het kader van de wat meer ethisch getinte onderwerpen wil ik het ook hebben over het onderwerp Siriz, waar in interruptiedebatjes ook al het een en ander over naar voren gekomen is. Ik heb al aangegeven dat wij het echt beschouwen als een hetze die aan de gang is tegen Siriz, een organisatie die zich met hart en ziel inzet om ongewenst zwangere vrouwen in nood te helpen. Uit onderzoek blijkt ook dat de tevredenheid van de vrouwen die hulp hebben gekregen hoog is, maar dat abortusactivisten, soms vermomd in doktersjas, Siriz op alle mogelijke manieren in een kwaad daglicht proberen te stellen. Ik roep de staatssecretaris dan ook op om zijn rug recht te houden. Ik heb twee concrete vragen. Garandeert hij dat het verplicht informeren over alternatieven voor abortus, zoals vastgelegd is in artikel 5 van de Wet afbreking zwangerschap, onderdeel gaat uitmaken van de kwaliteitseisen die hij gaat opstellen voor keuzegesprekken, en dat alleen organisaties die zich daaraan houden in aanmerking komen voor financiering? Want het verrast ons dat dat ondanks het duidelijke wettelijke kader in de praktijk lang niet altijd gebeurt. En gaat hij ervoor zorgen dat de inspectie op deze wettelijke eis toezicht gaat houden bij iedere organisatie die keuzegesprekken voert, zowel bij abortusklinieken als bij gespecialiseerde keuzehulpverleners?

Voorzitter. Het zal je maar gebeuren. Iemand kijkt in de kinderwagen en vraagt geschrokken aan de vader of moeder: zo'n kind, dat hoef je toch niet meer geboren te laten worden? Dat is helaas geen fictief voorbeeld, want dergelijke negatieve beeldvorming over mensen met een beperking komt vaak voor. Internetfora staan er vol mee. Opiniemakers in de krant nemen geen blad voor de mond. Wij horen regelmatig van ouders van kinderen met een beperking dat ze hier regelmatig mee geconfronteerd worden. Ik heb ook steeds gemerkt dat daar in de discussies in de Kamer, ook door bewindslieden van welke kleur dan ook, altijd afstand van wordt genomen. Men zegt: nee, dat willen we niet; dat is ook absoluut niet de bedoeling van prenatale screening en dergelijke. Ondertussen is dit wel waar die ouders in de samenleving tegen aanlopen. Dat heeft soms ook te maken met de beeldvorming over het leven met een beperking, die vaak helemaal niet spoort met de praktijk. Mijn vraag aan de minister is dus ook hoe kan worden bijgedragen aan een positieve campagne over het leven met beperkingen, waarmee onterechte negatieve beeldvorming een halt toegeroepen wordt.

Voorzitter. Ik kom op een laatste punt: het preventiebeleid, ook voor een gezonde levensstijl. Ik hoor heel veel over een strijd tegen roken en tabak. Prima, een goede zaak. Maar waarom hoor ik de staatssecretaris en andere bewindslieden veel minder over de schadelijke gevolgen van drugs? Neem alleen al partydrugs. Die zijn in onze samenleving steeds populairder geworden, zonder dat er overtuigend tegen opgetreden wordt. Intussen nemen overlast en criminaliteit enorm toe. Is het kabinet bereid om steviger de strijd aan te binden tegen partydrugs als ecstasy, amfetamine en cocaïne, zowel als het gaat om voorlichting als om daadwerkelijk optreden tegen die partydrugs? En erkent de staatssecretaris dat de plannen die nu in de maak zijn rond de gelegaliseerde toevoer van drugs naar coffeeshops, kunnen bijdragen aan normalisering van drugsgebruik? Wat wordt gedaan om juist dat beeld van "het is allemaal wel normaal" te voorkomen?

Voorzitter, met die vraag wilde ik afsluiten.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Staaij. Ik geef tot slot het woord aan de heer Kuzu namens DENK.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter, ik dank u vriendelijk. Het moet mij van het hart: ook al gebeurt het elk jaar weer en raken we eraan gewend, toch blijft het een schande dat de kosten voor de zorg voor de mensen ook dit jaar stijgen. De zorgverzekeringspremie stijgt dit jaar met €124 en gaat in 2019 naar €1.432 per jaar. En het vervloekte eigen risico blijft bij het torenhoge bedrag van €385. Voor een gezin tellen deze bedragen dubbel. Dan vragen wij ons het volgende af. Dit kabinet heeft mooie praatjes over de betaalbaarheid van de zorg voor iedereen en pronkt ermee dat we de beste zorg in Europa hebben. Maar wordt dat ook zo ervaren door de mensen die maandelijks een envelop in de brievenbus krijgen met de factuur van de zorgverzekeraar?

Voorzitter. Er is te veel marktdenken in de zorg. De zorg is geen markt waarin een perfect evenwicht bestaat tussen vraag en aanbod. Toch zit het in de genen van deze bewindspersonen om de zorg te benaderen als een markt, waarin met name de zorgverzekeraars vrij spel hebben om torenhoge winsten te maken. Hoe rechtvaardig is het als mensen maandelijks de zorgverzekeringspremie moeten ophoesten en vervolgens in het nieuws zien dat de zorgverzekeraars opeens flinke winsten, miljoenenwinsten, miljardenwinsten hebben gemaakt? Voelt dit niet wrang, vraag ik aan de minister. Hoeveel moet de samenleving nog bijdragen aan de winsten van de zorgverzekeraars? En hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat het extra geld dat dit kabinet vrijmaakt, ook echt wordt gebruikt voor de zorg en niet terechtkomt op de jaarrekening van de zorgverzekeraars als winst uit resultaat?

Voorzitter. In de vorige regeerperiode is er een debat geweest over het verbod op het uitkeren van winst door zorgverzekeraars. Ook al wilde de VVD dit heel graag, gelukkig hield een meerderheid in de Kamer dit bizarre idee tegen. De vraag is echter wel gerechtvaardigd wat er dan gebeurt met de winsten van zorgverzekeraars. Vindt de minister niet dat we dit geld gewoon moeten teruggeven aan de mensen die dat geld zuur verdienen?

Voorzitter. Ik werp een blik terug in de tijd. Bij de invoering van de Zorgverzekeringswet in 2006 was er het ijdele geloof dat meer marktwerking in de zorg leidt tot meer concurrentie en een daling van prijzen. En de kwaliteit zou ook verbeteren. Marktwerking zou de zorg goedkoper en beter maken. Maar die belofte is nooit waargemaakt. Wat gebeurde er wel in de tussentijd? In werkelijkheid werd heel zorgaanbiedend Nederland gecontracteerd en in een keurslijf gedrukt. Er zou worden gekeken naar de prijs-kwaliteitverhouding, maar de zorgverzekeraars hebben dat niet of onvoldoende gedaan. Zij hebben onvoldoende geïnvesteerd in kennis en kunde om zorgaanbieders goed te kunnen beoordelen. Zorgverzekeraars hebben ook geen enkel belang om dat goed in de gaten te houden. Waarom heeft deze situatie met niet-functionerende zorgverzekeraars al zolang kunnen voortwoekeren? Dat komt omdat de premiebetaler toch wel betaalt. De zorgverzekering is namelijk verplicht en de keuze is beperkt. En elke keer wanneer er een discussie moet worden gevoerd over het systeem, wordt die platgeslagen doordat we geen systeemdiscussie hebben. Twaalf jaar na de Zorgverzekeringswet zijn we echt wel toe aan het vernieuwen van het zorgsysteem. Het platslaan van een discussie helpt daar niet bij.

Voorzitter. In de afgelopen jaren is het ook erger geworden. Hoewel er vele labels zijn, zijn er eigenlijk nog maar vier grote zorgverzekeraars over. Er is dus een zorgoligopolie, een marktvorm met een beperkt aantal partijen die samen de markt kunnen verdelen. De Schiedamse zorgverzekeraar DSW bepaalt eigenlijk altijd in september de zorgpremie en de anderen volgen dan dit voorbeeld. Dit is eigenlijk een stilzwijgende prijsafspraak van een stilzwijgend kartel. Ik wil de minister dan ook vragen of hij de Autoriteit Consument & Markt wil vragen om onderzoek te doen naar de strijdigheid met het kartelverbod in de Mededingingswet. Graag een reactie. De ACM heeft de afgelopen jaren de focus gelegd op fusies tussen ziekenhuizen, maar zij had beter kunnen kijken naar de overnames en fusies tussen zorgverzekeraars. Is de minister het met DENK eens dat Nederlanders worden gegijzeld door een zorgverzekeringskartel? Dan rest ook de vraag hoe we dit kartel kunnen openbreken. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Het is ronduit schofterig hoeveel winst de zorgverzekeraars hebben gemaakt over de ruggen van mensen, maar we hebben nog een sector in deze branche, die er ook wat van kan. Dat zijn de farmaceuten, Big Pharma. Zij maken samen jaarlijks 1 miljard euro winst, om nog maar te zwijgen over de hoge salarissen en de bonussen. Dan vraag ik me af: botst het patentrecht niet met het recht op gezondheid? Want de productiekosten van nieuwe medicijnen zijn geheim, maar de winstmarges zijn wel openbaar en die breken keer op keer nieuwe records. Big Pharma heeft de prijsbepaling van nieuwe medicijnen stevig in handen en de instituten die hier onderzoek naar doen, worden te vaak zelf door de industrie betaald. Maar het meest kwalijke is nog dat de cijfers niet openbaar worden gemaakt en daarom niet gecontroleerd kunnen worden. Wij worden dus gedwongen om de farmaceutische industrie op haar blauwe ogen te geloven. Het is schandalig dat farmaceuten alle ruimte krijgen om hun onderhandelingspositie ten opzichte van zorgverleners en patiënten te misbruiken. Hoe hoog mag de winst zijn van een bedrijf dat helpt levens te redden of de levenskwaliteit te verbeteren? Wat is maatschappelijk verantwoord, zo vraag ik aan de minister. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat er in geen enkele andere sector zulke hoge winstmarges worden behaald. Daarom pleiten wij voor inzage in de kosten en opbrengsten van farmabedrijven. De financiële arrangementen worden afgesloten; geen geheime deals meer die niet te controleren zijn.

Voorzitter. Ik ga door met het eigen risico. Waar het eigen risico tien jaar geleden nog €150 per persoon was, is het sinds de invoering inmiddels opgelopen tot €385 per persoon. Het is een enorme ergernis voor veel mensen die zorg nodig hebben, want er zijn ook sterke aanwijzingen dat het hoge eigen risico leidt tot zorgmijden. Mensen durven niet meer naar het ziekenhuis te gaan en stellen een behandeling zo lang mogelijk uit. Hun klachten worden hierdoor erger en daarmee worden de kosten voor de maatschappij op den duur alleen maar hoger. Dat kan niet meer verder zo. Het is onze morele plicht om te allen tijde te voorkomen dat mensen zorg gaan mijden. De zorg moet niet meer worden gezien als een kostenpost, maar als een opbrengst. Het eigen risico moet daarom wat DENK betreft direct afgeschaft worden. De kosten hiervan worden geraamd op 3,8 miljard euro. Dat is een flink bedrag, dat wij kunnen ophoesten door het huidige stelsel met vier belastingschijven op basis van de tarieven die in 2017 golden, te handhaven. Dat betekent dus dat er moet worden afgezien van het invoeren van het tweeschijvenstelsel in box 1. Op dit punt bereiden wij een amendement voor.

Voorzitter. Al lange tijd maakt DENK een punt van cultuursensitiviteit in de zorg, het rekening houden met de wensen en de eisen van mensen in dit land. Ik weet dat deze minister daar, in tegenstelling tot de vorige staatssecretaris, niet zo'n fan van is, aangezien hij de motie die wij vorig jaar hebben ingediend al heeft ontraden. Daarom doen wij twee andere voorstellen. Wat zou kunnen helpen, is mantelzorg een impuls geven. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door langdurige mantelzorgers een gedeeltelijke vrijstelling te geven op de schenk- en erfbelasting. Graag een reactie van de minister. Wat ook kan, is een verhoging van de vrijwilligersvrijstelling van €1.700 per jaar voor mantelzorgers. Ik vraag de minister of hij daarvoor voelt.

Voorzitter, een laatste punt: taalbarrières in de zorg. Vanaf 2012 worden kosten voor professionele tolken in de gezondheidszorg niet meer vergoed. Patiënten moeten Nederlands leren, was minister Schippers van mening. Hoewel DENK het ermee eens is dat die taalbarrière er eigenlijk niet zou moeten zijn, realiseren wij ons dat zorgverleners in de praktijk wel tegen dit probleem aanlopen. Uit onderzoek van het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg in opdracht van de KNMG bleek dat er drie keer meer professionele tolken nodig zijn dan in de praktijk worden ingezet. Genoeg reden voor DENK om voor een tolkenvergoeding te pleiten. Ik vraag de minister of hij hiervoor voelt.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kuzu. Hiermee zijn we aan het eind gekomen van de eerste termijn van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:
Als het goed is zal het kabinet morgen antwoorden. Voor dit moment dank ik iedereen en sluit ik de vergadering. Uiteraard felicitaties voor mevrouw Akerboom!

Sluiting

Sluiting 19.35 uur.