Mededinging: Commissie keurt nieuwe verticale groepsvrijstellingsverordening en verticale richtsnoeren goed
Na een grondige herziening van de regels uit 2010 heeft de Europese Commissie vandaag de nieuwe verticale groepsvrijstellingsverordening (Vertical Block Exemption Regulation, afgekort VBER) en de bijbehorende nieuwe verticale richtsnoeren goedgekeurd. De herziene regels bieden bedrijven eenvoudigere, duidelijkere en actuele regels en richtsnoeren. Met de nieuwe regels zullen zij beter kunnen beoordelen of hun toeleverings- en distributieovereenkomsten verenigbaar zijn met de mededingingsregels van de EU in een ondernemingsklimaat dat is herschapen door de groei van e-commerce en onlineverkoop. De herziene VBER en de verticale richtsnoeren zullen op 1 juni 2022 in werking treden.
Uitvoerend vicevoorzitter Margrethe Vestager, belast met het mededingingsbeleid: “De herziene verticale groepsvrijstellingsverordening en de verticale richtsnoeren zijn het resultaat van een grondig evaluatieproces. De nieuwe regels zullen bedrijven actuele richtsnoeren bieden die geschikt zijn voor het komende decennium, dat nog meer gedigitaliseerd is. De regels zijn belangrijke instrumenten die alle soorten bedrijven, ook kmo's, zullen helpen om de verticale overeenkomsten in hun dagelijkse bedrijfsactiviteiten te beoordelen.”
Voornaamste wijzigingen in de herziene regels
Door de VBER worden overeenkomsten tussen ondernemingen die op verschillende niveaus van de productie- of distributieketen actief zijn onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van het verbod van artikel 101, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De regels zorgen op die manier voor een veilige haven door bepaalde overeenkomsten als groep vrij te stellen.
De belangrijkste vernieuwingen moeten die veilige haven aanpassen om ervoor te zorgen dat deze niet te ruim of te eng is. Volgens de nieuwe regels:
- wordt het toepassingsgebied van de veilige haven beperkt wat betreft i) duale distributie, d.w.z. wanneer een leverancier zijn goederen of diensten verkoopt via onafhankelijke distributeurs, maar ook rechtstreeks aan eindafnemers, en ii) pariteitsverplichtingen, d.w.z. verplichtingen voor de verkoper om zijn tegenpartij dezelfde of betere voorwaarden te bieden als die welke worden aangeboden via verkoopkanalen van derden, zoals andere platformen, en/of via de rechtstreekse verkoopkanalen van de verkoper, bv. op diens website. Dit betekent dat bepaalde aspecten van duale distributie en bepaalde soorten pariteitsverplichtingen in het kader van de nieuwe VBER niet langer zullen worden vrijgesteld, maar geval per geval aan artikel 101 VWEU moeten worden getoetst.
- wordt het toepassingsgebied van de veilige haven verruimd wat betreft i) bepaalde beperkingen van het vermogen van een afnemer om individuele klanten actief te benaderen, d.w.z. actieve verkoop, en ii) bepaalde praktijken met betrekking tot onlineverkoop, namelijk de mogelijkheid om dezelfde distributeur verschillende groothandelsprijzen in rekening te brengen voor producten die online en offline worden verkocht, en de mogelijkheid om verschillende criteria op te leggen voor online- en offlineverkoop in selectieve distributiesystemen. Deze beperkingen zijn nu vrijgesteld op grond van de nieuwe VBER, op voorwaarde dat aan alle andere voorwaarden voor de vrijstelling is voldaan.
De herzien VBER-regels zijn ook duidelijker en eenvoudiger geworden om ze toegankelijker te maken voor diegenen die er in hun dagdagelijkse bedrijfsactiviteiten mee te maken krijgen. Zo zijn de regels van de VBER onder meer geactualiseerd met betrekking tot de beoordeling van onlinebeperkingen, verticale overeenkomsten in de platformeconomie en overeenkomsten die duurzaamheidsdoelstellingen nastreven. Daarnaast bieden de richtsnoeren gedetailleerde aanwijzingen voor onderwerpen zoals selectieve en exclusieve distributieovereenkomsten en agentuurovereenkomsten.
Aanvullende gedetailleerde informatie over de voornaamste wijzigingen is te vinden in een toelichting bij de herziene regels.
Achtergrond van het evaluatieproces
In september 2020 heeft de Commissie een werkdocument van de diensten van de Commissie bekendgemaakt waarin de resultaten werden gepresenteerd van de evaluatie van de VBER van 2010 en de horizontale richtsnoeren. Uit de evaluatie is gebleken dat beide instrumenten nuttig zijn, de zelfbeoordeling van verticale overeenkomsten aanzienlijk vergemakkelijken en bijdragen tot een verlaging van de nalevingskosten voor ondernemingen. De evaluatie bevatte echter ook aanwijzingen dat de regels moesten worden aangepast aan de marktontwikkelingen die zich sinds de vaststelling van de regels in 2010 hebben voorgedaan.
Na deze evaluatie is de Commissie in oktober 2020 begonnen met de effectbeoordeling: zij heeft verder bewijsmateriaal over de voor verbetering vatbare gebieden verzameld, onder meer door een openbare raadpleging, overleg met belanghebbenden en nationale mededingingsautoriteiten, en gerichte deskundigenverslagen.
In juli 2021 is de Commissie gestart met een openbare raadpleging om opmerkingen van de belanghebbenden te verzamelen over een ontwerp van de herziene VBER en de verticale richtsnoeren. In november 2021 heeft de Commissie de resultaten van de openbare raadpleging bekendgemaakt, met inbegrip van een samenvatting van de ontvangen bijdragen. In februari 2022 is een aanvullende gerichte raadpleging gehouden over de ontwerprichtsnoeren voor informatie-uitwisseling in het kader van duale distributie. Het effectbeoordelingsverslag, dat meer details bevat over de raadplegingsactiviteiten en de beoordeling van de voorgestelde wijzigingen, wordt vandaag ook bekendgemaakt, samen met de herziene regels en de resultaten van de gerichte raadpleging.
Achtergrond van de VBER
Verticale overeenkomsten zijn overeenkomsten tussen twee of meer ondernemingen die actief zijn op verschillende niveaus van de productie- of distributieketen en die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder de partijen bepaalde goederen of diensten kunnen kopen, verkopen of doorverkopen.
Artikel 101, lid 1, VWEU verbiedt overeenkomsten tussen ondernemingen die de mededinging beperken. Op grond van artikel 101, lid 3, VWEU zijn dergelijke overeenkomsten verenigbaar met de interne markt indien zij bijdragen tot verbetering van de productie of van de distributie van producten of tot verbetering van de technische of economische vooruitgang, en een billijk deel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt zonder dat de concurrentie wordt uitgeschakeld.
Verticale overeenkomsten die aan bepaalde voorwaarden voldoen, worden door de VBER vrijgesteld van het verbod van artikel 101, lid 1, VWEU, waardoor voor die overeenkomsten een veilige haven wordt gecreëerd. Een te ruime veilige haven zou niet in overeenstemming zijn met artikel 101 VWEU. Anderzijds zou een te enge veilige haven leiden tot hogeren nalevingskosten voor bedrijven. De VBER gaat vergezeld van de richtsnoeren inzake verticale beperkingen, die een leidraad bieden voor de interpretatie en toepassing van de VBER en voor de beoordeling van verticale overeenkomsten die buiten de veilige haven van de VBER vallen.
Meer informatie
Zie de speciale webpagina van DG Concurrentie met alle bijdragen die belanghebbenden in het kader van de evaluatie en de effectbeoordeling hebben ingediend, samenvattingen van de verschillende raadplegingsactiviteiten, het werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie en de deskundigenverslagen voor de effectbeoordeling.