Vragen en antwoorden over een “new deal voor bestuivers”

Waarom is er een herzien Europees initiatief inzake bestuivers nodig?

Ongeveer vier op de vijf gewassoorten en wilde bloemensoorten in Europa zijn, althans tot op zekere hoogte, afhankelijk van bestuiving door dieren, die door duizenden insectensoorten wordt volbracht. De tastbare voordelen van bestuivers voor de economie zijn met name zichtbaar in de voedselproductie aangezien bestuiving door dieren naar schatting 5 miljard EUR per jaar bijdraagt aan de landbouwproductie van de EU. Voor sommige gewassen kan de bijdrage van bestuivers de helft van de marktwaarde van de productie bedragen. Het merendeel van de belangrijkste voordelen van bestuivers is niet gekwantificeerd, zoals hun bijdrage tot voedingszekerheid en het handhaven van een gezond en weerbaar ecosysteem door middel van de bestuiving van wilde planten.

Toch zijn insecten de afgelopen decennia dramatisch achteruitgegaan, zowel qua abondantie als qua diversiteit, en worden veel insecten met uitsterven bedreigd. Hierdoor komt het functioneren van ecosystemen in het gedrang en dus de economische activiteiten en het welzijn van de mens, die er afhankelijk van zijn.

In 2018 heeft de EU het eerste EU-initiatief inzake bestuivers goedgekeurd waarmee specifieke beleidsinstrumenten werden vastgesteld om de achteruitgang van bestuivers tegen te gaan, aangezet tot sectoroverschrijdende maatregelen en aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de monitoring van bestuivers. Dit initiatief vormt een aanvulling op de bestaande maatregelen die gunstig zijn voor bestuivers, in het kader van verschillende beleidsmaatregelen van de EU, met name in het kader van de vogel- en de habitatrichtlijn, de EU-regelgeving inzake bestrijdingsmiddelen, het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), het cohesiebeleid en het onderzoeks- en innovatiebeleid.

De herziening van vandaag volgt op de evaluatie van de vooruitgang bij de uitvoering van het initiatief inzake bestuivers van mei 2021, waaruit bleek dat het initiatief weliswaar een geldig beleidsinstrument blijft maar dat er nog aanzienlijke problemen moeten worden overwonnen om de achteruitgang van bestuivers te stoppen en om te buigen. De herziening is ook een vervolg op het speciaal verslag van de Europese Rekenkamer over EU-maatregelen ter bescherming van wilde bestuivers. In dit verslag werden lacunes vastgesteld in belangrijk EU-beleid waarin aandacht wordt besteed aan de voornaamste bedreigingen voor wilde bestuivers, en werd gewezen op de noodzaak om maatregelen ter bescherming van wilde bestuivers beter te integreren in het EU-beleid inzake behoud van biodiversiteit en landbouw, en om de bescherming van wilde bestuivers tegen bestrijdingsmiddelen te verbeteren.

 

Hoe ernstig is de achteruitgang van bestuivers? Hoe wordt deze achteruitgang gemonitord?

Europa en de wereld worden geconfronteerd met een enorm verlies aan wilde bestuivers. De populatie van ongeveer één op de drie bijen-, vlinder- en zweefvliegsoorten gaat achteruit. Bovendien worden één op tien bijen- en vlindersoorten en één op drie zweefvliegsoorten met uitsterven bedreigd. Hoewel deze cijfers al reden zijn voor ongerustheid, bieden ze nog niet een volledig beeld van de situatie. Er ontbreken bijvoorbeeld voor meer dan de helft van de bijensoorten gegevens om hun situatie of systematische veranderingen daarin te beoordelen.

Om inzicht te krijgen in de volledige omvang van het probleem, de effecten van beleidsmaatregelen te volgen en te beoordelen of de beleidsdoelstellingen zijn bereikt, is een robuust systeem voor de monitoring van bestuivers van cruciaal belang. In het herziene EU-initiatief inzake bestuivers wordt voorgesteld een uitgebreid monitoringsysteem op te zetten. De Commissie en de lidstaten werken aan een monitoringmethode waarbij wordt voortgebouwd op de technische opties voor een EU-regeling voor monitoring van bestuivers (EU-PoMS), en moeten hier de laatste hand aan leggen. De lidstaten moeten de regeling vervolgens uitvoeren zodat er systematisch gegevens kunnen worden verzameld. Dat zal ons een volledige beeld van het probleem bieden en gegevens generen op grond waarvan kan worden beoordeeld of de achteruitgang van bestuivers is omgebogen.

Met een robuust EU-breed monitoringsysteem wordt het bovendien mogelijk om doeltreffende instandhoudings- en herstelmaatregelen voor bestuivers uit te voeren.

 

Wat zijn de voornaamste oorzaken van de achteruitgang van bestuivers?

Volgens de huidige wetenschappelijke kennis is de achteruitgang van bestuivers niet uitsluitend aan één oorzaak te wijten. In het mijlpaalverslag van het Intergouvernementeel platform voor wetenschap en beleid inzake biodiversiteit en ecosysteemdiensten (IPBES) worden verandering in landgebruik, intensief landbouwbeheer en gebruik van bestrijdingsmiddelen, milieuverontreiniging, invasieve uitheemse soorten, pathogenen en klimaatverandering genoemd als de voornaamste bedreigingen voor bestuivers. Er is vaak sprake van een combinatie van deze bedreigingen waardoor samengestelde effecten ontstaan die een flinke druk uitoefenen op bestuivers.

 

Hoe worden de gevolgen van bestrijdingsmiddelen voor bestuivers in het herziene EU-initiatief inzake bestuivers tegengegaan?

De EU beschikt wat betreft de goedkeuring van bestrijdingsmiddelen reeds over een van de strengste regelgevingssystemen ter wereld. Met het herziene EU-initiatief inzake bestuivers zal de Commissie de huidige risicobeoordeling van bestrijdingsmiddelen bij bijen aanscherpen om ervoor te zorgen dat de bestrijdingsmiddelen die in de EU zijn toegestaan, geen bedreiging vormen voor bijen. Wanneer er schadelijke effecten op bestuivers worden vastgesteld, zullen wettelijke maatregelen worden genomen om het gebruik van de betrokken bestrijdingsmiddelen te beperken of te verbieden.

De Commissie zal ook helpen om ervoor te zorgen dat geïntegreerde gewasbescherming wordt toegepast en om de geharmoniseerde risico-indicatoren te verbeteren zodat de potentiële effecten van goedgekeurde bestrijdingsmiddelen op bestuivers worden verminderd.  De Commissie zal de door de lidstaten verleende noodtoelatingen voor bestrijdingsmiddelen die schadelijk zijn voor bestuivers, blijven monitoren. Indien noodtoelatingen niet gerechtvaardigd zijn, zal de Commissie besluiten vaststellen, waarbij de lidstaten wordt verboden om deze te herhalen.

 

Waarom is het herziene EU-initiatief inzake bestuivers gericht op wilde bestuivers?

De EU heeft al gerichte maatregelen ingesteld voor gedomesticeerde bestuivers door de gezondheid van bijen en de bijenteelt te ondersteunen. Met deze inspanningen worden uitsluitend problemen aangepakt die betrekking hebben op honingbijen (diergeneeskundige problemen, praktijken in verband met de bijenteelt en andere problemen).

Verreweg de meeste bestuivers zijn echter wilde soorten. In Europa zijn bestuivers voornamelijk insecten, vooral bijen en zweefvliegen, maar ook vlinders, motten, sommige kevers en andere vliegende insecten. Van de bestuivers zijn bijen het productiefst. Er zijn bijna 2 000 wilde bijensoorten in de EU. Door het EU-initiatief inzake bestuivers op wilde soorten bestuivers te richten, worden er problemen mee ondervangen die alle bestuivers treffen. Het levert als zodanig eveneens een fundamentele bijdrage aan de gezondheid van honingbijen, en vormt een aanvulling op bestaande EU-steun voor de gezondheid van bijen en de bijenteelt.

Soortenrijkdom en abondantie van bestuivers zorgen voor een doeltreffende en stabiele bestuiving van gewassen in verschillende perioden en op verschillende plaatsen, wat vervolgens zal leiden tot verbetering en toename van de oogstopbrengst. Als de diversiteit van bestuivers groot genoeg is, worden planten zelfs bestoven als bepaalde soorten er niet in slagen. Deze diversiteit bevordert de ontwikkeling van weerbaarheid bij de aanpassing aan een voortdurend veranderende omgeving en fungeert als buffer bij belangrijke onvoorziene veranderingen en onzekerheden, met name tegen de achtergrond van de klimaatverandering.

 

Wat is de rol van het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU bij het ombuigen van de achteruitgang van wilde bestuivers? 

Het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) voor de periode 2023-2027 heeft een verbeterde groene architectuur die zal zorgen voor:

  • strengere voorwaarden waar de boeren die GLB-steun ontvangen, aan moeten voldoen. Hieronder vallen ook niet-productieve gebieden, bufferzones, de bescherming van wetlands, veengebieden en gevoelig grasland enz.;
  • nieuwe ecoregelingen, waarin ten minste 25 % van de begroting voor rechtstreekse betalingen wordt uitgetrokken;
  • een reeks instrumenten voor plattelandsontwikkeling, waaronder steun voor groene investeringen zoals precisielandbouw, met de bijkomende verplichting om een belangrijk deel van de middelen voor plattelandsontwikkeling in te zetten (minimaal 35 % met inbegrip van dierenwelzijn).

De strategische GLB-plannen die door de lidstaten zijn ontwikkeld, omvatten dus een reeks bezoldigde maatregelen voor landbouwers en andere begunstigden, die een groot potentieel voor de bescherming van bestuivers hebben. Voorbeelden zijn biologische landbouw, bijenteelt, boslandbouw en andere ecologische landbouwpraktijken waarvan is gebleken dat zij gunstig zijn voor bestuivers. Verschillende plannen zijn bedoeld om voedselgebieden voor wilde bestuivers te creëren, zoals bloemenstroken, de teelt van eenjarige honingdragende planten of andere geschikte landschapselementen.

Andere verbintenissen betreffen de inrichting van niet-productieve gebieden op bouwland om onder andere de situatie van bestuivers te verbeteren en het voedselaanbod voor bestuivende insecten te vergroten. De plannen kunnen ook bedoeld zijn om chemische gewasbeschermingsmiddelen door biologische bestrijdingsmethoden te vervangen, wat aanzienlijk bijdraagt tot de bescherming van bijen.

 

Wat doet de internationale gemeenschap aan het probleem en welke rol is daarbij weggelegd voor het initiatief?

Tijdens de 15e Conferentie van de Partijen (COP15) bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake biologische diversiteit in december 2022 zijn wereldwijde inspanningen geleverd om de biodiversiteitscrisis te bestrijden. Deze wereldwijde inspanningen moeten vergezeld gaan van ambitieuze maatregelen om de biodiversiteit op EU-niveau, waarvan bestuivers een integraal onderdeel zijn, te beschermen en te herstellen.

In doel 11 van de mondiale doelen voor 2030 van het mondiale biodiversiteitskader van Kunming-Montreal wordt opgeroepen tot herstel, behoud en verbetering van de bijdrage van de natuur aan mensen, met inbegrip van ecosysteemfuncties en -diensten, waarbij bestuiving door dieren specifiek wordt vermeld. De reeks maatregelen waarin het herziene EU-initiatief inzake bestuivers voorziet, vormt een centraal onderdeel van de inspanningen van de EU om dit doel te bereiken, met name met betrekking tot bestuiving.

De Conferentie van de Partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit heeft reeds in 2000 een internationaal initiatief voor het behoud en het duurzaam gebruik van bestuivers (het internationale initiatief inzake bestuivers) opgezet. De EU heeft zich in 2018 aangesloten bij een “coalitie van bereidwilligen inzake bestuivers”, die in 2016 is gestart. Sindsdien heeft de Commissie de doelstellingen van deze internationale coalitie ondersteund door kennis en ervaringen inzake de uitvoering van EU-acties voor bestuivers met andere landen te delen.

 

Meer informatie

Persbericht over het herziene EU-initiatief inzake bestuivers

Mededeling inzake “een new deal voor bestuivers” en bijlage

EU-initiatief inzake bestuivers — Milieu — Europese Commissie (europa.eu)

Werkdocument van de diensten van de Commissie — sleutelfactoren voor voedselzekerheid

EU-informatiecentrum bestuiving

Bestuiverspark (Pollinator Park) (europa.eu)