Commissie stelt regels voor hernieuwbare waterstof op
De Commissie heeft vandaag twee gedelegeerde handelingen voorgesteld zoals vereist in de richtlijn hernieuwbare energie. Ze bevatten gedetailleerde regels om te bepalen wat in de EU als hernieuwbare waterstof wordt beschouwd. De handelingen maken deel uit van een breed Europees regelgevingskader voor waterstof, met regels voor investeringen in energie-infrastructuur en voor staatssteun en met wettelijke doelstellingen voor hernieuwbare waterstof in de industrie en in het vervoer. Dat moet garanderen dat alle hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong worden geproduceerd met hernieuwbare elektriciteit. De twee handelingen houden verband met elkaar en zijn noodzakelijk om die brandstoffen in aanmerking te kunnen nemen bij het behalen van het streefcijfer van de lidstaten voor hernieuwbare energie. Investeerders zullen daardoor rechtszekerheid krijgen. Overeenkomstig het REPowerEU-plan wil de EU immers tien miljoen ton hernieuwbare waterstof binnen de eigen grenzen produceren en nog eens tien miljoen ton invoeren.
Meer hernieuwbare energie, minder uitstoot
In de eerste gedelegeerde handeling wordt bepaald onder welke voorwaarden waterstof, brandstoffen op basis van waterstof of andere energiedragers kunnen worden beschouwd als hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong. De handeling verduidelijkt het “additionaliteitsbeginsel” voor waterstof dat is opgenomen in de richtlijn hernieuwbare energie van de EU Elektrolyse-installaties voor de productie van waterstof zullen moeten worden aangesloten op de productie van nieuwe hernieuwbare elektriciteit. Doel van dat beginsel is dat de opwekking van hernieuwbare waterstof de toename stimuleert van het volume hernieuwbare energie dat voor het net beschikbaar is. Zo zal de productie van waterstof de decarbonisatie ondersteunen en een aanvulling vormen op de elektrificatie, zonder dat de opwekking van elektriciteit in het gedrang komt.
De vraag naar elektriciteit voor de productie van waterstof zal aanvankelijk verwaarloosbaar blijven, maar tegen 2030 zal ze stijgen door de massale uitrol van grootschalige elektrolyse-installaties. De Commissie schat dat ongeveer 500 TWh aan hernieuwbare elektriciteit nodig is om de ambitie van REPowerEU voor 2030 te halen, namelijk tien miljoen ton hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong produceren. Dat volume komt overeen met 14 % van het totale elektriciteitsverbruik in de EU. Die ambitie komt tot uiting in het voorstel van de Commissie om de doelstelling voor 2030 voor hernieuwbare energie te verhogen tot 45 %.
In de gedelegeerde handeling worden verschillende manieren uiteengezet waarop producenten kunnen aantonen dat de hernieuwbare elektriciteit die voor de productie van waterstof wordt gebruikt, voldoet aan de additionaliteitsregels. Voorts worden criteria ingevoerd om te waarborgen dat alleen hernieuwbare waterstof wordt geproduceerd waar en wanneer er voldoende hernieuwbare energie beschikbaar is (geografische en temporele correlatie).
Om rekening te houden met bestaande investeringsverbintenissen en de sector in staat te stellen zich aan het nieuwe kader aan te passen, zullen de regels geleidelijk worden ingevoerd en strenger worden. Ze voorzien met name in een overgangsfase voor de additionaliteitseisen voor waterstofprojecten die vóór 1 januari 2028 operationeel worden. Die overgangsperiode stemt overeen met de periode waarin elektrolyse-installaties worden opgeschaald en op de markt worden gebracht. Bovendien zullen waterstofproducenten hun productie tot en met 1 januari 2030 maandelijks kunnen afstemmen op de door hen gecontracteerde hernieuwbare energiebronnen. De lidstaten zullen echter de mogelijkheid hebben om vanaf 1 juli 2027 strengere regels voor temporele correlatie in te voeren.
De vereisten om de productie van hernieuwbare waterstof te laten meetellen voor de EU-streefcijfers voor hernieuwbare energie, zullen van toepassing zijn op zowel binnenlandse producenten als producenten uit derde landen die hernieuwbare waterstof naar de EU willen uitvoeren. Een certificeringsregeling op vrijwillige basis zal waarborgen dat producenten, zowel in de EU als in derde landen, op eenvoudige en gemakkelijke wijze kunnen aantonen dat zij de EU-regels naleven en hernieuwbare waterstof op de eengemaakte markt kunnen verhandelen.
De tweede gedelegeerde handeling bevat een methode voor de berekening van de broeikasgasuitstoot tijdens de levenscyclus van hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong. Daarbij wordt ook gekeken naar upstreamemissies en emissies door de afname van elektriciteit van het net, door verwerking en door het vervoer van de brandstoffen naar de eindverbruiker. In de methode wordt ook verduidelijkt hoe de broeikasgasemissies van hernieuwbare waterstof of derivaten daarvan moeten worden berekend indien waterstof wordt geproduceerd als bijproduct van een installatie die fossiele brandstoffen produceert.
De handelingen worden nu toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad, die twee maanden de tijd hebben om ze nader te bekijken en de voorstellen te aanvaarden of te verwerpen. Het Parlement en de Raad kunnen verzoeken om die periode met nog eens twee maanden te verlengen. Ze kunnen de voorstellen niet wijzigen.
Achtergrond
In 2020 heeft de Commissie een waterstofstrategie aangenomen voor de totstandbrenging van een Europees waterstofecosysteem, dat zowel onderzoek en innovatie als productie en infrastructuur en de ontwikkeling van internationale normen en markten omvat. Waterstof zal waarschijnlijk een belangrijke rol spelen in het koolstofvrij maken van de industrie en het zwaar vervoer in Europa en in de wereld. Als onderdeel van het “Fit for 55”-pakket heeft de Commissie verschillende impulsen voor het gebruik van waterstof ingevoerd, waaronder verplichte doelstellingen voor de industrie en de vervoerssector.
Waterstof is ook een belangrijke pijler van het REPowerEU-plan om niet langer fossiele brandstoffen uit Rusland te gebruiken. De Commissie heeft een “waterstofaccelerator”-concept ontworpen om de uitrol van hernieuwbare waterstof op te schalen. De doelstelling van het REPowerEU-plan is met name om tegen 2030 tien miljoen ton hernieuwbare waterstof in de EU te produceren en nog eens tien miljoen ton in te voeren.
De Commissie steunt de opkomst van de waterstofsector in de EU ook via belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI's). “IPCEI Hy2Tech” is in juli 2022 goedgekeurd en omvat 41 projecten voor de ontwikkeling van innovatieve technologie voor de waterstofwaardeketen om industriële processen en de mobiliteitssector koolstofvrij te maken, met de klemtoon op eindgebruikers. In september 2022 keurde de Commissie “IPCEI Hy2Use” goed, dat een aanvulling vormt op IPCEI Hy2Tech en dat de bouw van waterstofinfrastructuur en de ontwikkeling van innovatieve en duurzame technologie voor de integratie van waterstof in de industriële sector zal ondersteunen.
Meer informatie
Gedelegeerde handeling betreffende broeikasgasemissiereducties