Staatssteun: Het scorebord 2022 laat zien dat het niveau van staatssteun in 2021 hoog is gebleven om de economische gevolgen van de pandemie aan te pakken

Het jaarlijkse scorebord voor staatssteun biedt een uitgebreid overzicht van de EU-uitgaven voor staatssteun op basis van de verslagen van de lidstaten. Vandaag publiceert de Europese Commissie het scorebord voor staatssteun 2022, dat betrekking heeft op de uitgaven voor staatssteun in 2021. Deze editie van 2022 laat zien hoe belangrijk het staatssteunbeleid is om de lidstaten in staat te stellen bedrijven te blijven ondersteunen tijdens de moeilijke economische omstandigheden ten gevolge van de coronapandemie, maar wel met behoud van een gelijk speelveld op de interne markt.

De lidstaten hebben in 2021 ongeveer 335 miljard euro besteed op grond van staatssteun voor alle doelstellingen, met uitzondering van steun aan spoorwegen en diensten van algemeen economisch belang (“DAEB”). Uit de resultaten blijkt dat ongeveer 57% van die steun (d.w.z. ongeveer 191 miljard euro) bestemd was om zwaar door de coronapandemie getroffen bedrijven levensvatbaar te houden.

Uit het scorebord voor staatssteun 2022 blijkt in het bijzonder dat met betrekking tot de steunuitgaven van 2021:

  • de lidstaten 334,54 miljard euro, ongeveer 2,3% van hun totale bbp van 2021, hebben besteed aan staatssteun voor alle doelstellingen, met uitzondering van steun aan spoorwegen en diensten van algemeen economisch belang.  De totale uitgaven voor maatregelen gericht op de economische gevolgen van de coronapandemie bedroegen 190,65 miljard euro (ongeveer 57% van de totale uitgaven voor staatssteun), terwijl de overheidssteun voor andere dan coronamaatregelen 143,89 miljard euro bedroeg (ongeveer 43% van de totale uitgaven);
  • in vergelijking met 2020 daalden de uitgaven voor staatssteun door de lidstaten in 2021 met -1,9% na inflatiecorrectie (d.w.z. 6,17 miljard euro). Meer in het bijzonder stegen de uitgaven in verband met de coronacrisis met 4,7% in constante prijzen (d.w.z. 8,6 miljard euro) en daalde de steun voor andere maatregelen met 1,7% (2,43 miljard euro);
  • wat de uitgaven voor staatssteun in de context van de coronapandemie betreft, zijn Malta en Griekenland in 2021 de lidstaten met het grootste aandeel staatssteun aan COVID-19-uitgaven ten opzichte van hun nationale bbp (respectievelijk 2,48% en 2,46%), gevolgd door Oostenrijk (2,1%), Slovenië (2%), Letland en Slowakije (beide ongeveer 1,9% van hun bbp) en Duitsland (1,8%). Zweden (0,21%) en België (0,22%) zijn de lidstaten die relatief het minst hebben uitgegeven, gevolgd door Estland en Ierland (elk 0,4%);  
  • voor staatssteun voor niet-coronadoelstellingen:
    • hebben de EU-27 143,89 miljard euro uitgegeven aan staatssteun voor andere dan coronamaatregelen, ofwel 0,99% van het bbp van de EU-27 in 2021 en 43% van de totale uitgaven. Dit is een daling ten opzichte van de cijfers van 2020, terwijl de gemiddelde jaarlijkse verandering in de periode 2015-2020 altijd positief was. Dit lijkt erop te wijzen dat de lidstaten in 2021, toen de pandemie bleef voortduren en dus ook de noodzaak om steunmaatregelen in de context van de coronapandemie te blijven toekennen, hun bestedingsruimte voor andere dan crisisdoelstellingen lichtelijk hebben verkleind;
    • net als in voorgaande jaren waren milieubescherming en energiebesparing ook in 2021 de (niet-crisisgerelateerde) beleidsdoelstellingen waaraan de lidstaten met afstand het meest hebben uitgegeven (69 miljard euro). Onderzoek en ontwikkeling, met inbegrip van innovatie, waren de tweede doelstelling waaraan de lidstaten het meest hebben uitgegeven (18,77 miljard euro, een stijging van 6,48 miljard euro ten opzichte van 2020), gevolgd door regionale ontwikkeling (14,21 miljard euro);
    • in lijn met een voortgaande trend maken de lidstaten steeds vaker gebruik van de algemene groepsvrijstellingsverordening (“AGVV”), die het mogelijk maakt om bepaalde maatregelen met een beperkte impact op de interne markt uit te voeren zonder voorafgaande goedkeuring door de Commissie, en van andere sectorale groepsvrijstellingen (te weten de groepsvrijstellingsverordening voor de landbouw (“GVVL“) en de groepsvrijstellingsverordening voor de visserij (“GVVV”)); in 2021 hebben de lidstaten 2.365 nieuwe AGVV, 296 nieuwe GVVL en 29 nieuwe GVVV uitgevoerd, wat samen neerkomt op 83% van alle nieuwe staatssteunmaatregelen. De maatregelen in verband met de COVID-19-crisis, GVVL en GVVV buiten beschouwing gelaten, zijn de nieuwe AGVV-maatregelen goed voor 93% van de totale nieuwe niet-crisismaatregelen. Verder zijn de uitgaven voor AGVV-maatregelen in 2021 gestegen ten opzichte van het voorgaande jaar (+ 10%, 5,8 miljard euro in reële waarde), wat een grotere stijging is dan de uitgaven in de twee jaar daarvoor (+ 6% in 2020 en + 8% in 2019), in tegenstelling tot de algemene verminderde bestedingscapaciteit voor niet-crisisdoelstellingen.

Achtergrond

Het tijdelijk steunkader is op 19 maart 2020 aangenomen, waardoor de lidstaten de ruimte kregen om maximaal gebruik te maken van de flexibiliteit van de staatssteunregels om de economie te stutten bij de uitbraak van het coronavirus. Het tijdelijke steunkader voor COVID is op 3 april8 mei29 juni13 oktober 2020, 28 januari en 18 november 2021 gewijzigd. Zoals bekendgemaakt in mei 2022 is de tijdelijke kaderregeling voor COVID niet verlengd tot na de vastgestelde vervaldatum van 30 juni 2022, behoudens enkele uitzonderingen.

Het tijdelijke steunkader voor COVID vormde een aanvulling op de talrijke mogelijkheden waarover de lidstaten beschikken, zoals maatregelen om bedrijven te vergoeden voor schade die rechtstreeks het gevolg is van uitzonderlijke omstandigheden of maatregelen om hulp te bieden aan bedrijven met liquiditeitstekorten die dringende reddingssteun nodig hebben.

De Commissie heeft bovendien op 23 maart 2022 een tijdelijk crisiskader staatssteun aangenomen zodat de lidstaten de flexibiliteit binnen de staatssteunregels kunnen benutten om de economie te ondersteunen in de context van de Russische invasie van Oekraïne. Het tijdelijk crisiskader is gewijzigd op 20 juli en 28 oktober 2022, om het winterparaatheidspakket aan te vullen, en is in overeenstemming met de doelstellingen van het REPowerEU-plan, en de verordening betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen (“Verordening (EU) 2022/1854”) en het voorstel van de Commissie voor een nieuwe noodverordening om de hoge gasprijzen in de EU tegen te gaan en de bevoorradingszekerheid voor deze winter te waarborgen.

De Commissie heeft 9 maart 2023 een nieuw tijdelijk crisis- en transitiekader goedgekeurd om steunmaatregelen te bevorderen in sectoren die belangrijk zijn voor de transitie naar een klimaatneutrale economie, in overeenstemming met het industrieel plan voor de Green Deal. Het nieuwe kader wijzigt en verlengt ten dele het tijdelijke crisiskader van 23 maart 2022, zodat de lidstaten de flexibiliteit van de staatssteunregels kunnen gebruiken om de economie te ondersteunen in de context van de Russische oorlog tegen Oekraïne. Samen met de wijziging van de algemene groepsvrijstellingsverordening (“AGVV”), die de Commissie dezelfde dag heeft goedgekeurd, biedt het tijdelijk crisis- en transitiekader hulp om investeringen en financiering voor de productie van schone technologieën in Europa te versnellen. Het kader helpt de lidstaten ook bij het uitvoeren van specifieke projecten in het kader van de nationale herstelplannen die binnen het toepassingsgebied ervan vallen.

Tot slot heeft de Commissie sinds mei 2012 een ambitieus programma voor de hervorming van het staatssteunbeleid geïmplementeerd (“modernisering van het staatssteunbeleid”) met drie nauw verbonden doelstellingen: i) groei bevorderen op een versterkte, dynamische en concurrerende interne markt; ii) handhaving toespitsen op zaken met de grootste impact op de interne markt; en iii) regels stroomlijnen met het oog op snellere besluitvorming.

Door de modernisering van het staatssteunbeleid hebben de lidstaten snel staatssteun kunnen bieden ter bevordering van investeringen, economische groei en baancreatie, waardoor de Commissie haar staatssteuntoezicht kan toespitsen op de gevallen die de mededinging het meest dreigen te verstoren.

Op 7 januari 2019 is de Commissie, conform haar richtsnoeren voor betere regelgeving, begonnen met de evaluatie van de regels die zijn vastgesteld in het kader van de modernisering van het staatssteunbeleid, waaronder de richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming en energie en de mededeling over belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang, onder meer. De evaluatie vond plaats in de vorm van een “geschiktheidscontrole”. De bedoeling was een basis te leggen voor besluiten over de verdere verlenging of een eventuele actualisering van de bestaande regels. 

De resultaten van de evaluatie zijn samengevat in een werkdocument van de diensten van de Commissie. De mijlpalen van de geschiktheidscontrole staan op het portaal voor betere regelgeving. Alle toepasselijke staatssteunregels, met inbegrip van de reeds gewijzigde regels, zijn hier te vinden.