Vragen en antwoorden over de jaarlijkse mededeling van de Commissie "Duurzame visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2025”

Waarom brengt de Commissie vandaag verslag uit over de visserij?

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) publiceert de Commissie een mededeling met actuele informatie over de toestand van de EU-visserij. Dit leidt tot een openbare raadpleging over de huidige situatie en de toekomstige richting van de vangstmogelijkheden voor 2025.

De vangstmogelijkheden of de totaal toegestane vangsten (TAC's) — de vangstbeperkingen voor bepaalde visbestanden — worden vastgesteld voor de meeste commerciële visbestanden in Europa om hun toestand gezond te houden of te helpen herstellen, en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de vissers in de EU gezonde visbestanden hebben om in hun levensonderhoud te voorzien. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid zijn de EU-lidstaten wettelijk verplicht visbestanden op duurzame niveaus te beheren.

 

Wat zijn de belangrijkste indicatoren van deze beoordeling?

De EU bevindt zich nu in het 11e jaar van de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), na de hervorming ervan in 2013. In de mededeling wordt de vooruitgang beoordeeld die is geboekt bij de verwezenlijking van de belangrijkste doelstellingen van het GVB: instandhouding van de visbestanden, bescherming van het mariene milieu en waarborging van de economische levensvatbaarheid van de vissersvloot van de EU.

Inde mededeling van vandaag wordt met name ingegaan op:

  • de vooruitgang die is geboekt om de exploitatie van de visbestanden in overeenstemming te brengen met de duurzaamheidsdoelstellingen;
  • het evenwicht tussen de capaciteit van de EU-vloot en de beschikbare vangstmogelijkheden;
  • de sociale en economische prestaties van de EU-vloot;
  • en de uitvoering van de aanlandingsverplichting, waarbij alle vangsten in de haven moeten worden gedaan.

 

Hoe presteert de EU-vloot economisch?

Brandstofkosten zijn een van de belangrijkste kostenposten voor de EU-vissersvloot en hebben nog steeds een grote impact op haar sociaaleconomische prestaties, met name voor vlootsegmenten die energie-intensief vistuig gebruiken.

De sociaaleconomische prestaties zijn niet voor alle vlootsegmenten even groot. Er zijn verschillen tussen vlootsegmenten en visserijregio's, afhankelijk van de toestand van de visbestanden op regionaal niveau en de verschillende niveaus van energie-efficiëntie in de vlootsegmenten:

  • Vlootsegmenten die afhankelijk zijn van duurzaam geëxploiteerde bestanden en die hun energie-efficiëntie hebben verhoogd — of hun brandstofintensiteit hebben verminderd — zijn doorgaans veerkrachtiger en genereren hogere lonen voor hun vissers.
  • Anderzijds vertonen vlootsegmenten die afhankelijk zijn van overbeviste bestanden en een hoog brandstofverbruik hebben, doorgaans slechtere economische prestaties en lagere lonen.

De Commissie heeft in februari 2023 een mededeling aangenomen over het vergemakkelijken van de energietransitie van de visserij- en aquacultuursector in de EU om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen. De Commissie heeft maatregelen voorgesteld om de sector te ondersteunen bij het versnellen van de energietransitie, door de brandstofefficiëntie te verbeteren en over te stappen op hernieuwbare, koolstofarme energiebronnen.

In juni 2023 lanceerde de Commissie het partnerschap voor energietransitie voor de visserij en aquacultuur in de EU, waarin alle belanghebbenden op het gebied van visserij, aquacultuur, scheepsbouw, havens, energie, ngo's en nationale en regionale overheden samenkomen. Het doel van het partnerschap is de uitdagingen van de energietransitie van de sector gezamenlijk aan te pakken en oplossingen te vinden door middel van workshops en uitwisseling van kennis en informatie.

De Commissie heeft ook een gids over financiering gepubliceerd met een samenvatting van de huidige EU-financiering en financiële instrumenten die kunnen worden gebruikt om de energietransitie in de sector te ondersteunen.

Daarnaast heeft de Commissie in februari 2024 een oproep tot het indienen van voorstellen ter waarde van 2.2 miljoen euro gelanceerd voor de ontwikkeling van een demonstratiemiservissersvaartuig met alternatieve voortstuwingstechnologieën en innovatieve energieoplossingen.

 

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de visbestanden in de verschillende zeebekkens?

In het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan is de overgang naar duurzaamheid wijdverbreid en zichtbaar. Terwijl de meeste bestanden begin jaren 2000 nog werden overbevist, worden de bestanden nu in het algemeen duurzaam geëxploiteerd. Dit is tastbare en belangrijke vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Veel visserijen in de Oostzee staan echter voor grote uitdagingen.

In de Middellandse Zee en de Zwarte Zee worden de meeste bestanden nog steeds overbevist, maar er is een duidelijke positieve trend in de richting van minder overbevissing. De visserijsterfte is het sterkst gedaald in het oostelijke deel van de Middellandse Zee, gevolgd door de Zwarte Zee en het westelijke deel van de Middellandse Zee. Er is weinig verandering opgetreden in het centrale Middellandse Zeegebied, waar de visserijsterfte is gedaald en de biomassa van het visbestand toeneemt. Dit helpt de vangsten en de winstgevendheid van de visserij te verbeteren en hun koolstofefficiëntie te verhogen — uitgedrukt in kilogram gevangen vis per kilogram uitgestoten koolstof. Er zijn nog meer inspanningen nodig om in beide zeebekkens duurzaamheid te bereiken.

 

Welke maatregelen neemt de Commissie om de situatie in de Oostzee aan te pakken?

De nijpende situatie in de Oostzee en haar rivieren blijft van invloed zijn op de visbestanden en de ontwikkeling ervan. Er zijn momenteel verschillende vormen van druk in de Oostzee, die hebben geleid tot de achteruitgang van de biodiversiteit, zoals hoge verontreiniging door nutriëntentoevoer en aanhoudend hoge niveaus van contaminanten. Bovendien wordt in het wetenschappelijk advies ook de impact van onderrapportage en overbevissing erkend, zonder dat dit kan worden gekwantificeerd. Deze stressfactoren vloeien deels voort uit het feit dat de EU-wetgeving niet ten uitvoer is gelegd.

Het meerjarenplan voor de visserij in de Oostzee (MJP) maakt gebruik van alle instrumenten van het visserijbeleid — de gerichte visserij voor vier van de tien visbestanden, de vaststelling van TAC's onder het aanbevolen maximumniveau, de sluiting van bepaalde gebieden waar de vis paait en de beperking van de recreatievisserij — om de visbestanden te helpen herstellen. Tenzij de lidstaten de relevante EU-wetgeving volledig toepassen, uitvoeren en handhaven, zullen de sectorale visserijbeleidsinstrumenten echter niet volstaan om alle visbestanden te herstellen.

Na een eerste editie in 2020 vond op 29 september 2023 de tweede conferentie „Our Baltic” plaats om met de lidstaten aan de Oostzee te discussiëren over verwezenlijkingen en uitdagingen in de toekomst.

 

Welke maatregelen neemt de Commissie om de situatie in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee aan te pakken?

De Commissie moedigt de lidstaten aan zich te blijven inspannen om de doelstellingen van het meerjarenplan voor het westelijke Middellandse Zeegebied te verwezenlijken en begeleidende acties te ontwikkelen in het kader van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA). Het voorstel van de Commissie voor vangstmogelijkheden zal de uitvoering van het meerjarenplan voor het westelijke Middellandse Zeegebied voortzetten. De Commissie zal uiterlijk in juli 2024 verslag uitbrengen over de werking van dit plan.

Het beheer van gedeelde bestanden is ook noodzakelijk om een gelijk speelveld voor alle vissers in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee te waarborgen. De Commissie en de lidstaten zullen daarom blijven werken in de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee en zullen de resultaten opnemen in het voorstel voor vangstmogelijkheden voor 2025.

 

Hoe staat het met de uitvoering van de aanlandplicht?

De naleving en controle van de aanlandingsverplichting, nu in het zesde jaar van de volledige toepassing ervan, blijven zwak. Uit de audits door de Commissie en de initiatieven van het Europees Bureau voor visserijcontrole (EBVC) blijkt een algemeen gebrek aan naleving.

Een deel van de oplossing moet afkomstig zijn van nieuwe en innovatieve controle-instrumenten, met name het gebruik van elektronische monitoring op afstand (REM). Dit is met het Parlement en de Raad overeengekomen in het kader van het herziene visserijcontrolesysteem. De Commissie moedigt de lidstaten ook aan het gebruik van de beschikbare EFMZVA-middelen te verbeteren om de selectiviteit te verbeteren en ongewenste vangsten te verminderen.

Gebrekkige naleving, ongedocumenteerde teruggooi en onjuiste rapportage van vangsten ondermijnen de nauwkeurigheid van de vangstgegevens — aanlandingen, ongewenste vangsten, teruggooi en rapportage — die de kwaliteit van het wetenschappelijk advies ondersteunen. De Commissie zal samenwerken met de regionale groepen van de lidstaten en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) aan een herziening van de vrijstellingen van de aanlandingsverplichting om de nauwkeurigheid van de gegevens te verbeteren.

 

Hoe heeft de terugtrekking van het VK uit de EU gevolgen gehad voor de vaststelling van TAC's met derde landen?

Sinds de terugtrekking van het VK uit de EU beslist de EU niet uitsluitend over de Atlantische Oceaan en de Noordzee. De handels- en samenwerkingsovereenkomst met het VK maakt overleg over TAC-niveaus mogelijk om tot overeenkomsten te komen. De conclusies van ander overleg met derde landen in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan — EU-VK — Noorwegen, EU-Noorwegen en andere kuststaten — worden ook in aanmerking genomen bij de vaststelling van TAC's voor gedeelde bestanden.

De handels- en samenwerkingsovereenkomst biedt een solide basis voor het duurzame beheer en de duurzame exploitatie van gedeelde visbestanden. De EU blijft haar doelstellingen verdedigen in het jaarlijkse overleg over de vangstmogelijkheden via het Gespecialiseerd Comité voor de visserij (SCF) EU-VK, dat in het kader van de handels- en samenwerkingsovereenkomst is opgericht.

Tussen oktober en december zal overleg met het VK plaatsvinden, met het oog op een tijdige afronding in de aanloop naar de Raad in december. Tegen die tijd wil de Commissie voorstellen om de resultaten op te nemen in de TAC-verordening van 2025. Indien er op 20 december geen overeenstemming is bereikt, bepaalt de handels- en samenwerkingsovereenkomst dat elke partij met ingang van 1 januari voorlopige TAC's vaststelt die van toepassing zijn op het door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) aanbevolen niveau, waarbij TAC's voor speciale bestanden overeenkomstig richtsnoeren worden vastgesteld. Het SCF werkt momenteel aan deze richtsnoeren.

 

Wat zijn de vangstmogelijkheden? Hoe worden ze vastgesteld?

Elk jaar stelt de Commissie totaal toegestane vangsten (TAC's) voor, die de vangstbeperkingen voor visbestanden zijn. De TAC's gelden voor de meeste commerciële bestanden in de noordelijke EU-wateren en voor tonijn en zwaardvis in de Middellandse Zee.

Onafhankelijke wetenschappelijke adviezen en sociaal-economische analyses vormen de basis voor de Commissie om bedragen voor te stellen.

Later in het jaar neemt de Raad, bestaande uit de ministers van Visserij van de lidstaten, een definitief besluit over de TAC's. Zodra de TAC's zijn vastgesteld, worden de bedragen over de lidstaten verdeeld op basis van vooraf overeengekomen aandelen in nationale quota. De lidstaten beheren deze en verdelen deze over hun visserijsector, als mogelijkheid om in de loop van het kalenderjaar een bepaalde hoeveelheid vis te vangen en aan te landen (zie infographic „Setting catch limits and quota”).

Wat betreft de vangstmogelijkheden die in het kader van de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) zijn overeengekomen, onderhandelt de Commissie over instandhoudings- en beheersmaatregelen, met inbegrip van vangstmogelijkheden. In de verordeningen betreffende de vangstmogelijkheden zijn de maatregelen van de ROVB's en de maatregelen betreffende de EU opgenomen. Het tijdschema voor hun opname volgt de kalender van de vergaderingen van die organisaties.

 

Waar komt het wetenschappelijk advies vandaan?

Vissers en nationale overheden verstrekken gegevens over hun vangsten en visserijactiviteiten, zodat visserijwetenschappers de toestand van de bestanden kunnen beoordelen. Hoe nauwkeuriger en vollediger deze gegevens zijn, hoe robuuster de wetenschappelijke beoordeling zal zijn. Wetenschappers gebruiken onderzoeksvaartuigen ook om de hoeveelheden vis in zee op verschillende locaties en op verschillende tijdstippen van het jaar te bemonsteren, onafhankelijk van de visserijactiviteit. De deskundigen bepalen de toestand waarin het bestand verkeert en berekenen vervolgens de hoeveelheden die in het jaar daarop zouden mogen worden bevist om de duurzaamheid te waarborgen.

Dit werk wordt verricht via de ICES, een onafhankelijke instantie die de Commissie wetenschappelijk advies verstrekt. In bepaalde gevallen worden, net als voor de Middellandse Zee, andere adviesorganen zoals het WTECV geraadpleegd.

Op internationaal niveau is het proces vergelijkbaar: ROVB's gebruiken gegevens van wetenschappelijke instanties om het nodige wetenschappelijke advies te verstrekken.

 

Voor meer informatie

Persbericht

Mededeling „Duurzame visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2025”

Gemeenschappelijk visserijbeleid