Inbreukenpakket voor juli: voornaamste beslissingen

Overzicht per beleidsterrein

Het periodieke pakket inbreukbeslissingen betreft de gerechtelijke stappen van de Europese Commissie tegen lidstaten die hun verplichtingen uit hoofde van het EU-recht niet zijn nagekomen. De beslissingen betreffen diverse sectoren en beleidsterreinen van de EU en moeten ervoor zorgen dat het EU-recht juist wordt toegepast. Daar hebben zowel burgers als bedrijven baat bij.

De voornaamste beslissingen van de Commissie worden hieronder weergegeven, gegroepeerd per beleidsterrein. Ook sluit de Commissie 72 procedures waarin de problemen met de betrokken lidstaten zijn opgelost, zodat de Commissie de procedure niet hoeft voort te zetten.

Zie de vragen en antwoorden voor meer informatie over de EU-inbreukprocedure. Meer informatie over de geschiedenis van een zaak vindt u in het register van inbreukbeslissingen.

 

1. Milieu

(meer informatie: Adalbert Jahnz – Tel.: +32 229-53156; Maëlys Dreux – Tel.: +32 229-54673)

Aanmaningsbrieven

De Commissie verzoekt NEDERLAND, OOSTENRIJK en SLOVENIË de kaderrichtlijn water na te leven

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door een aanmaningsbrief te sturen aan Nederland (INFR(2022)2161), Oostenrijk (INFR(2024)2162) en Slovenië (INFR(2024)2170) wegens niet-naleving van de kaderrichtlijn water (Richtlijn 2000/60/EG). De richtlijn verplicht de lidstaten voor elk stroomgebiedsdistrict een maatregelenprogramma op te stellen om een goede toestand van Europese wateren, zoals rivieren en meren, te waarborgen. Deze maatregelen moeten worden opgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen, die om de zes jaar moeten worden opgesteld en aan de Commissie moeten worden gerapporteerd. Elk maatregelenprogramma moet basismaatregelen omvatten om verschillende soorten wateronttrekking, opstuwing, puntbronlozing, diffuse bronnen die verontreiniging kunnen veroorzaken en alle andere significante negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit te beheersen. De lidstaten zijn verplicht deze controles, waaronder de voor deze doeleinden verleende watervergunningen, periodiek te evalueren en bij te werken. Duurzaam waterbeheer is een kernelement van de Europese Green Deal. In Nederland kunnen vergunningen voor onttrekking van water of lozingen in water voor onbepaalde tijd worden verleend en is periodieke herziening niet vereist. Bovendien vindt er ook geen periodieke toetsing plaats wanneer vergunningen worden verleend op grond van algemene regels. In Oostenrijk wordt een beoordeling uitgevoerd voordat een verlenging of nieuwe vergunning wordt afgegeven, die kan worden afgegeven voor een periode van 25 jaar voor onttrekkingen voor irrigatie en tot 90 jaar voor andere doeleinden. Deze termijn is te lang om te voldoen aan het doel van een periodieke evaluatie en bereikt dus niet de doelstellingen van de richtlijn. In Slovenië voorziet het nationale recht niet in duidelijke regels voor periodieke herzieningen van vergunningen of concessies voor wateronttrekking; van voorafgaande vergunningen voor puntbronlozingen; en van algemeen toepasselijke regels voor diffuse lozingen. Daarom stuurt de Commissie een aanmaningsbrief aan Nederland, Oostenrijk en Slovenië, waarna de landen twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten met redenen omklede adviezen te sturen.

De Commissie roept NEDERLAND op de weidevogel de grutto beter te beschermen

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door een aanmaningsbrief te sturen aan Nederland (INFR(2024)4014) omdat het land niet voldoende maatregelen uit hoofde van de vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG) treft die nodig zijn om de grutto te beschermen. In de Europese Green Deal en de biodiversiteitsstrategie voor 2030 wordt benadrukt dat het van cruciaal belang is dat de EU het biodiversiteitsverlies een halt toeroept door de biodiversiteit te beschermen en te herstellen. De vogelrichtlijn is van essentieel belang om de biodiversiteit in stand te houden en de 500 natuurlijk in het wild levende vogelsoorten in de EU en hun habitats te beschermen. In Nederland neemt de stand van veel akker- en weidevogels al tientallen jaren gestaag af, voornamelijk als gevolg van habitatverlies en andere bedreigingen, zoals verstoring tijdens het broedseizoen. Met name vrijwillige regelingen, waaronder subsidies, zijn niet in staat gebleken om de voortdurende achteruitgang van de grutto (een iconische weidevogel) aan te pakken. De autoriteiten moeten doeltreffendere maatregelen nemen, waaronder bijvoorbeeld de indeling en het beheer van gebieden waar deze vogel in grotere aantallen broedt. Dergelijke maatregelen zullen waarschijnlijk ook ten goede komen aan andere akker- en weidevogelsoorten, zoals de kievit en de scholekster, waarvan de populaties ook teruglopen. Daarom stuurt de Commissie Nederland een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

De Commissie verzoekt SLOVENIË te zorgen voor ruime toegang tot de rechter in milieuaangelegenheden

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door een aanmaningsbrief te sturen aan Slovenië (INFR(2024)2051) wegens gebrekkige uitvoering van de vereisten van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (Verdrag van Aarhus). Het nationaal recht moet duidelijk en nauwkeurig zijn wat betreft de mogelijkheid om milieuwetten bij de rechter aan te vechten. De Commissie zet zich in om milieuwetten te bevorderen en ervoor te zorgen dat ze breed worden begrepen, nageleefd en gehandhaafd. In dit verband is het zeer belangrijk dat burgers en het maatschappelijk middenveld de nationale rechter kunnen verzoeken om de wettelijke naleving te verifiëren. De Sloveense nationale wetgeving garandeert niet dat besluiten of nalatigheden van nationale autoriteiten op de volgende milieubeleidsterreinen kunnen worden aangevochten bij de rechter: natuurbescherming, luchtkwaliteit, afvalbeheer en waterbeheer. Daarom stuurt de Commissie Slovenië een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

De Commissie verzoekt ITALIË de kaderrichtlijn afvalstoffen correct om te zetten

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door een aanmaningsbrief te sturen aan Italië (INFR(2024)2097) wegens niet-correcte omzetting van de kaderrichtlijn afvalstoffen (Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/851). De kaderrichtlijn afvalstoffen is de kaderwetgeving van de EU die gericht is op preventie of beperking van de productie van afvalstoffen, ter beperking van gevolgen in het algemeen van het gebruik van hulpbronnen en ter verbetering van de efficiëntie van het gebruik ervan, die van cruciaal belang zijn voor de overgang naar een circulaire economie en voor het waarborgen van het concurrentievermogen van de Unie op lange termijn. De gewijzigde richtlijn bevat bindende doelstellingen voor recycling en voorbereiding van stedelijk afval voor hergebruik. Ook worden eisen voor de lidstaten ingevoerd om hun afvalbeheersystemen en hun hulpbronnenefficiëntie te verbeteren. De uiterste termijn voor de lidstaten om de gewijzigde richtlijn in hun nationale wetgeving om te zetten, was 5 juli 2020. De Commissie heeft al inbreukprocedures ingesteld tegen tien andere lidstaten (Bulgarije, Cyprus, Estland, Frankrijk, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië en Tsjechië). De Commissie heeft vastgesteld dat Italië verschillende bepalingen van de gewijzigde richtlijn niet correct heeft omgezet, onder meer inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, het waarborgen van hoogwaardige recycling, gescheiden inzameling van gevaarlijk afval en de invoering van een elektronisch traceerbaarheidssysteem. Daarom stuurt de Commissie Italië een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

De Commissie roept alle lidstaten op de streefcijfers voor afvalinzameling en -recycling te halen

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure te openen door een aanmaningsbrief te sturen aan België (INFR(2024)2121), Bulgarije (INFR(2024)2128), Tsjechië (INFR(2024)2137), Denemarken (INFR(2024)2138), Duitsland (INFR(2024)2122), Estland (INFR(2024)2123), Ierland (INFR(2024)2130), Griekenland (INFR(2024)2132), Spanje (INFR(2024)2147), Frankrijk (INFR(2024)2141), Kroatië (INFR(2024)2133), Italië (INFR(2024)2142), Cyprus (INFR(2024)2131), Letland (INFR(2024)2144), Litouwen (INFR(2024)2143), Luxemburg (INFR(2024)2124), Hongarije (INFR(2024)2134), Malta (INFR(2024)2135), Nederland (INFR(2024)2125), Oostenrijk (INFR(2024)2120), Polen (INFR(2024)2126), Portugal (INFR(2024)2145), Roemenië (INFR(2024)2136), Slovenië (INFR(2024)2127), Slowakije (INFR(2024)2129), Finland (INFR(2024)2140) en Zweden (INFR(2024)2146) omdat zij de streefcijfers voor afvalinzameling en -recycling niet hebben gehaald. Uit de meest recente gegevens die door de lidstaten zijn gerapporteerd, blijkt dat geen enkele lidstaat heeft voldaan aan diverse afvalinzamelings- en recyclingdoelstellingen die in het kader van de huidige afvalwetgeving van de EU zijn vastgesteld. In de kaderrichtlijn afvalstoffen (Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/851) zijn juridisch bindende doelstellingen vastgesteld voor de voorbereiding voor hergebruik en recycling van stedelijk afval. Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije, Finland en Zweden hebben voor 2020 het streefcijfer van 50 % voorbereiding voor hergebruik en recycling van stedelijk afval (zoals papier, metaal, kunststof en glas) niet gehaald. Tegelijkertijd is de richtlijn verpakking en verpakkingsafval (Richtlijn 94/62/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/852) van toepassing op alle verpakkingen die op de Europese markt worden gedistribueerd en alle daaruit voortvloeiende verpakkingsafval, ongeacht waar het wordt gebruikt. Op grond hiervan moest uiterlijk op 31 december 2008 tussen 55 % en 80 % van alle verpakkingsafval zijn gerecycled. De vastgestelde recyclingdoelstellingen voor verschillende materialen zijn 60 % voor glas, 60 % voor papier en karton, 50 % voor metalen, 22,5 % voor kunststoffen en 15 % voor hout. Veel van deze streefcijfers zijn echter niet gehaald. Bovendien vereist de richtlijn over afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (Richtlijn 2012/19/EU, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2024/884) de gescheiden inzameling en correcte verwerking van AEEA en worden streefcijfers vastgesteld voor de inzameling, terugwinning en recycling ervan. Het jaarlijks te halen minimum-inzamelingspercentage door de lidstaten bedraagt 65 % van de gemiddelde gewichtshoeveelheid elektrische en elektronische apparatuur die de voorgaande drie jaar in de betreffende lidstaat in de handel is gebracht, of als alternatief 85 % van de hoeveelheid AEEA die op het grondgebied van die lidstaat is geproduceerd. De meeste lidstaten hebben onvoldoende AEEA gescheiden ingezameld en hebben daarom het EU-streefcijfer niet gehaald. De lidstaten moeten meer doen om aan bovengenoemde verplichtingen te voldoen. In dat verband kunnen de lidstaten zich baseren op de landspecifieke aanbevelingen die in het verslag over vroegtijdige waarschuwing voor afvalstoffen 2023 zijn vastgesteld. Dit zal de lidstaten ook helpen bij het halen van de komende streefcijfers voor 2025, 2030 en 2035, die zijn vastgesteld bij de recente wijzigingen van de afvalwetgeving van de EU. Daarom stuurt de Commissie alle 27 lidstaten aanmaningsbrieven, waarna de landen twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten met redenen omklede adviezen te sturen.

Aanmaningsbrief uit hoofde van artikel 260 VWEU

De Commissie verzoekt HONGARIJE de luchtkwaliteitsnormen na te leven

De Europese Commissie heeft besloten een aanmaningsbrief uit hoofde van artikel 260 VWEU te sturen aan Hongarije (INFR(2008)2193) omdat het nog steeds het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 3 februari 2021 (C-637/18) niet naleeft. In dit arrest heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat Hongarije de richtlijn luchtkwaliteit (Richtlijn 2008/50/EG) niet is nagekomen. In de Europese Green Deal, met de ambitie om alle verontreiniging tot nul terug te dringen, wordt opgeroepen tot de volledige toepassing van de luchtkwaliteitsnormen om de menselijke gezondheid en het natuurlijke milieu daadwerkelijk te beschermen. De richtlijn betreffende de luchtkwaliteit verplicht de lidstaten ertoe de concentraties van specifieke verontreinigende stoffen in de lucht die significante gevolgen hebben voor de gezondheid, zoals PM10, onder bepaalde grenswaarden te houden. Indien deze grenswaarden worden overschreden, moeten de lidstaten maatregelen nemen om de perioden van overschrijding zo kort mogelijk te houden. In februari 2021 heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat Hongarije de dagelijkse PM10-grenswaarde sinds 2005 in drie luchtkwaliteitszones systematisch en voortdurend had overschreden en geen passende maatregelen had genomen om ervoor te zorgen dat de periode van overschrijdingen zo kort mogelijk werd gehouden. Sinds de uitspraak heeft Hongarije enige vooruitgang geboekt bij het aanpakken van de klachten en was slechts één zone, de Sajó-vallei, in 2022 nog steeds niet conform. In deze zone wordt de naleving echter pas op zijn vroegst in 2025 verwacht, hetgeen niet strookt met de ernst van de kwestie, zoals in het arrest is benadrukt. Daarom stuurt de Commissie Hongarije een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Als er geen bevredigend antwoord komt, kan de Commissie besluiten Hongarije voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen met een verzoek om financiële sancties op te leggen.

Met redenen omklede adviezen

De Commissie verzoekt SLOWAKIJE te zorgen voor een goede opvang en behandeling van stedelijk afvalwater

De Europese Commissie heeft besloten Slowakije een met redenen omkleed advies (INFR(2021)2147) te sturen omdat het niet voldoet aan de verplichtingen uit hoofde van de EU-richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (Richtlijn 91/271/EEG van de Raad). De richtlijn heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen door te eisen dat stedelijk afvalwater wordt opgevangen en behandeld voordat het wordt geloosd. Steden moeten de nodige infrastructuur opzetten om hun stedelijk afvalwater op te vangen en te behandelen. Niet-opgevangen en onbehandeld afvalwater kan een risico voor de volksgezondheid vormen en meren, rivieren, de bodem, de kustwateren alsmede het grondwater verontreinigen. In Slowakije hebben zes agglomeraties geen systeem voor de opvang en correcte behandeling van het stedelijke afvalwater opgezet. Deze agglomeraties hadden uiterlijk op 31 december 2015 aan de voorschriften moeten voldoen. De Commissie heeft Slowakije in december 2021 een aanmaningsbrief gestuurd. De Slowaakse autoriteiten hebben op de geuite bezwaren gereageerd en het aantal niet-conforme agglomeraties teruggebracht van 19 tot zes. Alle punten van zorg zijn echter niet volledig aangepakt. Daarom heeft de Commissie besloten Slowakije een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Doet het dat niet, dan kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

De Commissie verzoekt OOSTENRIJK de EU-regels inzake middelgrote stookinstallaties correct om te zetten

De Europese Commissie heeft besloten Oostenrijk een met redenen omkleed advies te sturen (INFR(2021)2088) omdat het de richtlijn inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door middelgrote stookinstallaties (Richtlijn (EU) 2015/2193) niet correct in zijn nationale wetgeving heeft opgenomen. Deze richtlijn heeft tot doel de luchtverontreiniging te verminderen door emissiegrenswaarden voor verontreinigende emissies van middelgrote stookinstallaties vast te stellen. Die stookinstallaties worden voor uiteenlopende toepassingen gebruikt, waaronder het opwekken van elektriciteit, het verwarmen en koelen van woningen en het leveren van warmte of stoom voor industriële processen. Zij vormen een belangrijke bron van luchtverontreiniging door zwaveldioxide, stikstofoxide en stof. In de Europese Green Deal en met name het actieplan nulverontreiniging wordt de nadruk gelegd op het terugdringen van lucht-, water- en bodemverontreiniging, die een van de ernstigste bedreigingen voor de menselijke gezondheid vormen. De eerbiediging van de in de EU-wetgeving vastgelegde emissiegrenswaarden en luchtkwaliteitsnormen is cruciaal om de menselijke gezondheid en het natuurlijk milieu daadwerkelijk te beschermen. De Commissie heeft Oostenrijk in september 2021 een aanmaningsbrief gestuurd. Sindsdien heeft Oostenrijk maatregelen genomen om de omzetting van de richtlijn te verbeteren. Ondanks de geboekte vooruitgang is sommige regionale regelgeving echter nog steeds niet volledig verenigbaar met de richtlijn. De resterende bezwaren hebben met name betrekking op de omzetting van de definitie van “exploitant” in de richtlijn, de eis dat geen nieuwe middelgrote stookinstallaties worden geëxploiteerd zonder vergunning of zonder registratie, en de verplichting om de exploitatie van installaties op te schorten indien de niet-naleving ervan tot een aanzienlijke verslechtering van de plaatselijke luchtkwaliteit leidt. Daarom heeft de Commissie besloten Oostenrijk een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Doet het dat niet, dan kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

De Commissie verzoekt ROEMENIË zijn afvalverwerking te verbeteren

De Europese Commissie heeft besloten Roemenië een met redenen omkleed advies (INFR(2020)2355) te sturen wegens onjuiste naleving van de richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen (Richtlijn 1999/31/EG) en de kaderrichtlijn afvalstoffen (Richtlijn 2008/98/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/851). In deze richtlijn zijn normen voor stortplaatsen vastgelegd, om negatieve gevolgen voor de volksgezondheid, water, bodem en lucht te voorkomen. Verder moeten de lidstaten krachtens deze richtlijn maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat alleen behandelde afvalstoffen worden gestort. Op grond van de kaderrichtlijn afvalstoffen moeten de lidstaten afvalstoffen terugwinnen of verwijderen op een wijze die geen gevaar voor de menselijke gezondheid en het milieu oplevert, en is het achterlaten, dumpen of ongecontroleerd verwijderen van afvalstoffen verboden. De Commissie heeft Roemenië in november 2021 een aanmaningsbrief gestuurd wegens tekortkomingen op vijf stortplaatsen, maar ook met betrekking tot het feit dat van Roemenië nog steeds geen geïntegreerd en adequaat netwerk van afvalbeheerinstallaties had opgezet, rekening houdend met de beste beschikbare technieken. Na beoordeling van het antwoord van de Roemeense autoriteiten en op basis van de recente gegevens heeft de Commissie geconcludeerd dat drie stortplaatsen nog steeds niet aan de voorschriften voldoen, waaronder een stortplaats in Boekarest. Zij heeft ook geconcludeerd dat de capaciteit van installaties voor afvalverwerking vóór storting in Roemenië ontoereikend is voor gemengd stedelijk afval en bioafval. Daarom heeft de Commissie besloten Roemenië een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Doet het dat niet, dan kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

Verwijzingen naar het Hof van Justitie

De Commissie besluit BELGIË voor Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens onvoldoende maatregelen tegen nitraatverontreiniging te nemen

De Europese Commissie heeft besloten België voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen (INFR(2022)2051) omdat het in het Vlaams Gewest onvoldoende maatregelen heeft genomen tegen nitraatverontreiniging, zoals vereist op grond van de nitratenrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG van de Raad). De richtlijn heeft tot doel het oppervlakte- en grondwater te beschermen tegen verontreiniging door nitraat uit agrarische bronnen. De afgelopen jaren is de vervuiling van grond- en oppervlaktewateren in het Vlaams Gewest aanzienlijk verslechterd en deze wateren behoren tot de meest vervuilde in de EU. Uit verslagen van de Vlaamse autoriteiten blijkt duidelijk dat de opeenvolgende Vlaamse nitraatactieprogramma's niet tot resultaten hebben geleid en dat de verontreinigingsniveaus tot op heden nog steeds buitensporig hoog zijn, wat een risico vormt voor mens en milieu. De Commissie heeft België in februari 2023 een aanmaningsbrief gestuurd waarin zij er bij de Vlaamse autoriteiten op aandrong dringend actie te ondernemen tegen nitraatverontreiniging. Deze brief werd gevolgd door een met redenen omkleed advies in september 2023. Bijna vijf jaar nadat de noodzaak van dringende maatregelen voor het eerst door de Belgische autoriteiten werd vastgesteld, heeft het Vlaams Gewest de vereiste maatregelen nog steeds niet genomen. De Commissie is daarom van mening dat de inspanningen van de Belgische autoriteiten tot op heden ontoereikend zijn, en daagt België daarom voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zie voor meer informatie het persbericht.

De Commissie besluit GRIEKENLAND voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens het verzuim om stedelijk afvalwater passend op te vangen en te behandelen

De Europese Commissie heeft besloten Griekenland voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen (INFR(2020)2021) wegens het niet volledig naleven van de verplichtingen inzake opvangen en behandelen in de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (Richtlijn 91/271/EEG). De richtlijn heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen door te eisen dat stedelijk afvalwater wordt opgevangen en behandeld voordat het wordt geloosd. Steden moeten de nodige infrastructuur opzetten om hun stedelijk afvalwater op te vangen en te behandelen. De Commissie heeft Griekenland in mei 2020 een aanmaningsbrief gestuurd, gevolgd door een met redenen omkleed advies in december 2021. Ondanks enige vooruitgang zijn de Griekse autoriteiten niet volledig aan de bezwaren tegemoetgekomen. De Commissie is van mening dat de inspanningen van de Griekse autoriteiten tot op heden ontoereikend zijn, en daagt Griekenland daarom voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zie voor meer informatie het persbericht.

De Commissie besluit FRANKRIJK voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens niet-naleving van de drinkwaterrichtlijn

De Europese Commissie heeft besloten Frankrijk voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen (INFR(2020)2273) wegens niet-naleving van de maximale nitraatconcentratie in drinkwater, zoals bepaald in de drinkwaterrichtlijn (Richtlijn (EU) 2020/2184). De drinkwaterrichtlijn heeft tot doel de menselijke gezondheid te beschermen tegen de schadelijke gevolgen van verontreinigd drinkwater. In Frankrijk heeft het aan delen van de bevolking geleverde drinkwater gedurende een lange periode de maximale nitraatconcentratie overschreden. Het betreft 107 waterleveringsgebieden in zeven regio's. De Commissie heeft Frankrijk in oktober 2020 een aanmaningsbrief gestuurd. Deze brief werd gevolgd door een met redenen omkleed advies in februari 2023. De Commissie is van mening dat de inspanningen van de Franse autoriteiten om aan de bezwaren tegemoet te komen tot nu toe ontoereikend zijn, en daagt Frankrijk daarom voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zie voor meer informatie het persbericht.

De Commissie besluit FRANKRIJK voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens verzuim om geluidsactieplannen vast te stellen

De Europese Commissie heeft besloten Frankrijk voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen (INFR(2013)2006) omdat het verzuimd heeft voor alle agglomeraties en belangrijke wegen geluidsactieplannen aan te nemen, zoals vereist is op grond van de richtlijn omgevingslawaai (Richtlijn 2002/49/EG). In de richtlijn omgevingslawaai worden de niveaus van geluidshinder vastgesteld en worden de nodige maatregelen genomen om te reageren, zoals passende maatregelen op het gebied van stadsplanning en geluidsbescherming. Op grond van de richtlijn moeten de lidstaten geluidsbelastingkaarten aannemen waaruit de blootstelling aan lawaai in de grotere agglomeraties, langs belangrijke spoorwegen en wegen alsook rond belangrijke luchthavens blijkt. Deze kaarten dienen als basis voor de vaststelling van maatregelen ter vermindering van de geluidsoverlast in de geluidsactieplannen. Zij zijn van cruciaal belang om het publiek te informeren over de geluidsniveaus waaraan zij worden blootgesteld, zodat zij zelf kunnen nagaan of hun autoriteiten voldoende maatregelen nemen. De Commissie heeft Frankrijk in mei 2013 een aanmaningsbrief, in december 2017 een aanvullende aanmaningsbrief en in september 2023 een met redenen omkleed advies gestuurd. Ondanks enige vooruitgang zijn de Franse autoriteiten niet volledig aan de bezwaren tegemoetgekomen. De Commissie is van mening dat de inspanningen van de Franse autoriteiten tot nu toe ontoereikend zijn, en daagt Frankrijk daarom voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zie voor meer informatie het persbericht.

 

2. Interne markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf

(meer informatie: Johanna Bernsel – Tel.: +32 229 86699; Federica Miccoli – Tel.: +32 229 58300)

Aanmaningsbrieven

De Commissie verzoekt IERLAND te voldoen aan EU-regels inzake bouwproducten

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure tegen Ierland (INFR(2024)4003) in te stellen wegens het niet verrichten van markttoezicht, zoals vereist op grond van de bouwproductenverordening (Verordening (EU) 305/2011). Op grond van de bouwproductenverordening moeten de autoriteiten toezicht houden op de vervaardiging en het in de handel brengen van bouwproducten, voordat deze worden gebruikt. De Commissie heeft vastgesteld dat de Ierse autoriteiten hun monitoring van voltooide gebouwen en civieltechnische projecten hebben beperkt. Deze beperking van markttoezichtactiviteiten tot maatregelen ter plaatse brengt het vrije verkeer van veilige bouwproducten in de Unie in gevaar. Als gevolg van gebrekkige bouwproducten zijn duizenden huizen in Ierland zeer ernstig beschadigd geraakt. Daarom stuurt de Commissie Ierland een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Met redenen omklede adviezen

De Commissie verzoekt BELGIË en BULGARIJE de richtlijn evenredigheidsbeoordeling correct om te zetten

De Europese Commissie heeft besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan België (INFR(2023)2155) en een aanvullend met redenen omkleed advies aan Bulgarije (INFR(2021)2206) omdat ze de EU-regels van de richtlijn evenredigheidsbeoordeling (Richtlijn (EU) 2018/958) niet volledig hebben omgezet. Deze richtlijn regelt de evenredigheidsbeoordeling van nieuwe of gewijzigde regels die de toegang tot of de uitoefening van gereglementeerde beroepen beperken. De systematische beoordeling van de reglementering van beroepen vóór de vaststelling of wijziging van wetgeving is van cruciaal belang om ongerechtvaardigde belemmeringen op de eengemaakte markt te voorkomen. De Commissie is van oordeel dat België en Bulgarije de richtlijn niet correct hebben omgezet, en dan met name de verplichting om ervoor te zorgen dat parlementaire initiatieven en amendementen daadwerkelijk aan een evenredigheidstoets worden onderworpen. Daarom heeft de Commissie besloten België een met redenen omkleed advies en Bulgarije een aanvullend met redenen omkleed advies te sturen. Beide lidstaten hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Doen zij dat niet, dan kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

De Commissie verzoekt GRIEKENLAND en POLEN de EU-voorschriften inzake de universele oplader om te zetten

De Europese Commissie heeft vandaag besloten Griekenland (INFR(2024)0041) en Polen (INFR(2024)0112) een met redenen omkleed advies te sturen wegens niet-mededeling van de vereiste maatregelen ter uitvoering van de verplichtingen uit hoofde van de richtlijn betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur (Richtlijn (EU) 2022/2380). Met deze wijziging van de richtlijn radioapparatuur (Richtlijn 2014/53/EU) wordt een universele oplader vereist. Deze eis geldt vanaf 28 december 2024 voor alle mobiele telefoons, tablets, digitale camera's, koptelefoons, headsets, draagbare luidsprekers, draagbare videogameconsoles, e-readers, oordopjes, toetsenborden, muizen en draagbare navigatiesystemen. Vanaf 28 april 2026 is de universele oplader ook verplicht voor laptops. De uiterste datum voor omzetting van de nieuwe richtlijn was 28 december 2023. Griekenland en Polen hebben nog steeds geen nationale maatregelen tot omzetting van de richtlijn meegedeeld. Daarom heeft de Commissie besloten deze twee lidstaten een met redenen omkleed advies te sturen. De landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Doen ze dat niet, dan kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

Verwijzingen naar het Hof van Justitie

De Commissie besluit BELGIË voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens niet-naleving van de dienstenrichtlijn

De Europese Commissie heeft besloten België voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen (INFR(2022)4120) wegens niet-naleving van de dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG). De doelstelling van de richtlijn is ervoor zorgen dat dienstverleners niet met ongerechtvaardigde belemmeringen worden geconfronteerd als zij landsgrensoverschrijdend diensten verlenen vanuit hun eigen land. Volgens de Commissie vormen de Belgische regels inzake financiële garanties die vereist zijn in het kader van de verkoop van woningen “in de toekomstige staat van voltooiing” (aankoop op plan) een ongerechtvaardigde belemmering voor het verlenen van bouwdiensten. De Belgische wetgeving schrijft voor dat niet-erkende ondernemers een financiële garantie van 100 % moeten verstrekken, tegenover een garantie van slechts 5 % van erkende contractanten die een Belgische certificeringsregeling hebben doorlopen. Het is voor niet-Belgische ondernemers bijzonder moeilijk om de Belgische certificeringsregeling te doorlopen. Dit maakt het voor bouwondernemingen buiten België moeilijk om toegang te krijgen tot de markt, landsgrensoverschrijdend te opereren en op te schalen. Hierdoor kunnen gebruikers van deze diensten (particulieren, maar ook veel bedrijven) niet profiteren van de meest concurrerende en innovatieve diensten die op de eengemaakte markt beschikbaar zijn. De Commissie is van mening dat de inspanningen van de autoriteiten tot op heden ontoereikend zijn, en daagt België daarom voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zie voor meer informatie het persbericht.

De Commissie besluit GRIEKENLAND voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens niet-naleving van de EU-wetgeving inzake de erkenning van beroepskwalificaties

De Europese Commissie heeft vandaag besloten Griekenland (INFR(2022)4078) voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen omdat de nationale regels niet in overeenstemming zijn met de EU-wetgeving inzake de erkenning van beroepskwalificaties. De EU-regels maken het beroepsbeoefenaren gemakkelijker om hun diensten in verschillende lidstaten aan te bieden. De Commissie is met name van mening dat de Griekse regels niet in overeenstemming zijn met Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, en met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.  Naar Grieks recht moeten beroepsbeoefenaren die in andere lidstaten als schooldirecteur gekwalificeerd zijn een omslachtiger procedure volgen voor academische erkenning van hun beroepskwalificaties om in Griekenland aan de slag te kunnen. Dit is in strijd met de richtlijn en bemoeilijkt voor sommige beroepsbeoefenaren de toegang tot de Griekse arbeidsmarkt. De Commissie is van mening dat de inspanningen van de autoriteiten tot op heden ontoereikend zijn, en daagt Griekenland daarom voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zie voor meer informatie het persbericht.

De Commissie besluit BULGARIJE voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens beperkingen op het tijdelijk verlenen van sociale diensten

De Europese Commissie heeft besloten Bulgarije (INFR(2019)2153) voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen omdat het land de maximumduur van tijdelijke grensoverschrijdende sociale dienstverlening, zoals advies of belangenbehartiging, gemeenschapswerk, therapie en revalidatie, vaardighedenopleiding en zorgdiensten, beperkt tot zes maanden per jaar. De Bulgaarse wet op de sociale diensten is in strijd met de dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De lidstaten mogen geen maximumduur voor tijdelijke diensten vaststellen. Het concept van tijdelijke dienstverlening is gebaseerd op verschillende aspecten, zoals duur, regelmaat, periodiciteit en continuïteit van de diensten. De lidstaten kunnen marktdeelnemers niet verplichten om op hun grondgebied een vaste inrichting voor diensten op te zetten.

De Commissie is van mening dat de inspanningen van de autoriteiten tot op heden ontoereikend zijn, en daagt Bulgarije daarom voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zie voor meer informatie het persbericht.

 

3. Justitie

(meer informatie: Christian Wigand - Tel.: +32 229 62253; Cristina Torres Castillo – Tel.: +32 229 90679; Jördis Ferroli - Tel.: +32 229 92729; Yuliya Matsyk -Tel.: +32 229-62716)

Aanmaningsbrieven

De Commissie verzoekt SLOVENIË de EU-regels ter bestrijding van fraude ten nadele van de EU-begroting correct om te zetten

De Europese Commissie heeft besloten Slovenië een aanvullende aanmaningsbrief (INFR(2021)2267) te sturen wegens onjuiste omzetting van Richtlijn (EU) 2017/1371 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (“PIF-richtlijn”) in zijn nationale wetgeving. Deze regels verhogen het niveau van bescherming van de EU-begroting door de definities, sancties en verjaringstermijnen van strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden, te harmoniseren en ze leggen de basis voor de bevoegdheid van het Europees Openbaar Ministerie (EOM). De uiterste datum voor omzetting van de richtlijn in nationaal recht was 6 juli 2019. In februari 2022 heeft de Commissie Slovenië een eerste aanmaningsbrief gestuurd. De Commissie was onder andere van mening dat Slovenië het begrip “overheidsfunctionaris” niet correct heeft omgezet en niet voorzag in de aansprakelijkheid van rechtspersonen voor strafbare feiten gepleegd door een vooraanstaand lid van een rechtspersoon, zoals vereist door de richtlijn. Daarnaast was de Commissie ook van mening dat de dubbele strafbaarheid in strijd is met een bepaling van de PIF-richtlijn, waarnaar in de vorige brief niet is verwezen. Daarom stuurt de Commissie Slovenië een aanvullende aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Met redenen omklede adviezen

De Commissie dringt bij IERLAND, KROATIË, HONGARIJE en OOSTENRIJK aan op naleving van grensoverschrijdende gerechtelijke procedures van Europees aanhoudingsbevel

De Europese Commissie heeft besloten een aanvullende aanmaningsbrief te sturen aan Ierland (INFR(2020)2072) en Kroatië (INFR(2021)211) en een met redenen omkleed advies aan Hongarije (INFR(2021)2071) en Oostenrijk (INFR(2020)2307) wegens niet-naleving van het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad). Het Europees aanhoudingsbevel (EAB) is een vereenvoudigde grensoverschrijdende gerechtelijke procedure voor de overlevering van een gezochte persoon met het oog op vervolging of tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel. Het EAB bestaat sinds 1 januari 2004 en is in de plaats gekomen van de eerdere langdurige uitleveringsprocedures tussen de EU-lidstaten. De Commissie heeft in oktober 2020 een aanmaningsbrief aan Ierland gestuurd, in december 2020 aan Oostenrijk, in juni 2021 aan Hongarije en in september 2021 aan Kroatië. De Commissie heeft Oostenrijk en Hongarije bovendien in november 2023 een aanvullende aanmaningsbrief gestuurd. Na onderzoek van de nieuwe wijzigingswet die Ierland en Kroatië hebben vastgesteld, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er nieuwe bezwaren naast die in de eerste aanmaningsbrief aan het licht zijn gekomen. Ierland heeft de bepaling betreffende verstekbeslissingen, de vaststelling van de bevoegde rechterlijke autoriteit, de situatie in afwachting van de beslissing en de daarmee samenhangende internationale verplichting onjuist omgezet. Kroatië heeft de bepalingen betreffende de garanties die de uitvaardigende lidstaat in bepaalde gevallen moet verstrekken en de situatie in afwachting van de beslissing onjuist omgezet. Hongarije heeft de bepalingen inzake de samenloop van internationale verplichtingen niet volledig omgezet en de bepalingen inzake weigeringsgronden, verstekvonnissen en de tijdelijke situatie in afwachting van de beslissing over overlevering onjuist omgezet. Oostenrijk heeft de bepalingen inzake voorrechten en immuniteiten onvolledig omgezet en de bepalingen inzake facultatieve weigeringsgronden onjuist omgezet. Daarom stuurt de Commissie een aanmaningsbrief aan Ierland en Kroatië en een met redenen omkleed advies aan Oostenrijk en Hongarije, waarna de landen twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen aan te pakken. Als er geen bevredigend antwoord komt, kan de Commissie besluiten Kroatië en Ierland een met redenen omkleed advies te sturen en Oostenrijk en Hongarije voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen.

De Commissie verzoekt SLOWAKIJE de EU-regels betreffende recht op toegang tot een advocaat en communicatie bij aanhouding correct om te zetten

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door Slowakije een aanvullend met redenen omkleed advies (INFR(2023)2008) te sturen omdat het de richtlijn betreffende het recht op toegang tot een advocaat en op communicatie bij aanhouding (Richtlijn 2013/48/EU) niet correct heeft omgezet. De uiterste datum voor de omzetting van de richtlijn was 27 november 2016. De richtlijn is een van de zes richtlijnen van het EU-rechtskader inzake gemeenschappelijke minimumnormen voor een eerlijk proces dat ervoor zorgt dat de rechten van verdachten en beklaagden voldoende worden beschermd. De richtlijn versterkt het vertrouwen van de lidstaten in elkaars strafrechtstelsels en vergemakkelijkt daarmee de wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen. In het aanvullend met redenen omkleed advies wijst de Commissie op tekortkomingen met betrekking tot de correcte omzetting van het toepassingsgebied van de procedurele rechten en de afwijkingen van het recht op toegang tot een advocaat. De Commissie heeft Slowakije in juni 2023 een aanmaningsbrief gestuurd, in november 2023 gevolgd door een met redenen omkleed advies. Hoewel enkele tekortkomingen sindsdien zijn verholpen, geven de onlangs in Slowakije aangebrachte wetswijzigingen, met name wat betreft de definitie van het begrip verdachte, aanleiding tot nieuwe problemen. Daarom heeft de Commissie besloten Slowakije een aanvullend met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Doet het dat niet, dan kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

De Commissie verzoekt ESTLAND regels ter bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden om te zetten

De Europese Commissie heeft besloten Estland (INFR(2024)0033) een met redenen omkleed advies te sturen wegens niet-mededeling van maatregelen voor het opzetten van kanalen voor interne melding door middelgrote ondernemingen, zoals vereist op grond van de richtlijn inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (Richtlijn (EU) 2019/1937). De richtlijn verplicht de lidstaten er onder meer voor te zorgen dat particuliere ondernemingen met 50 of meer werknemers kanalen en procedures voor interne melding opzetten, zodat hun werknemers inbreuken op de EU-regels vertrouwelijk kunnen melden. De uiterste datum om dergelijke maatregelen aan de Commissie te melden was 17 december 2023. In januari 2024 heeft de Commissie Estland een aanmaningsbrief gestuurd wegens niet-mededeling van de relevante omzettingsmaatregelen. Estland heeft relevante omzettingsmaatregelen aan de Commissie gemeld, maar de inwerkingtreding ervan uitgesteld tot 1 januari 2025. Daarom heeft de Commissie besloten Estland een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Doet het dat niet, dan kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

De Commissie zet nieuwe stappen tegen het VERENIGD KONINKRIJK om aan de EU-wetgeving inzake vrij verkeer van EU-burgers en hun gezinsleden te voldoen en zo de uitvoering van het terugtrekkingsakkoord te waarborgen*

De Europese Commissie heeft besloten het Verenigd Koninkrijk (VK) een met redenen omkleed advies (INFR(2020)2202) te sturen wegens niet-naleving van de EU-wetgeving inzake vrij verkeer van EU-burgers en hun gezinsleden. De Commissie is van oordeel dat er verschillende tekortkomingen waren in de uitvoering door het VK van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), die onder het terugtrekkingsakkoord vallende EU-burgers blijven treffen. Het betreft met name het recht om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven (artikel 21 VWEU), het vrije verkeer van werknemers (artikel 45 VWEU) en de vrijheid van vestiging (artikel 49 VWEU), alsook de omzetting van de richtlijn vrij verkeer van 2004. In deze context heeft de Commissie het VK in mei 2020 een aanmaningsbrief gestuurd. Na het antwoord heeft de Commissie vastgesteld dat verschillende punten niet zijn behandeld, met name elementen met betrekking tot EU-burgers of gezinsleden (bv. kinderen onder wettelijke voogdij of familieleden in ruime zin) die het recht van vrij verkeer uitoefenen en onder het terugtrekkingsakkoord moeten vallen. Het VK heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Doet het dat niet, dan kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken. Op grond van het terugtrekkingsakkoord kan de Commissie een inbreukprocedure voortzetten die zij voor het eind van de overgangsperiode heeft ingesteld met betrekking tot het recht van het VK zoals dat aan het eind van de overgangsperiode gold.

Verwijzingen naar het Hof van Justitie

De Commissie besluit TSJECHIË en HONGARIJE voor Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens onjuiste omzetting van de regels inzake het recht op toegang tot een advocaat en op communicatie bij aanhouding

De Europese Commissie heeft besloten Tsjechië (INFR(2021)2107) en Hongarije (INFR(2021)2137) voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens niet-correcte omzetting van de richtlijn betreffende het recht op toegang tot een advocaat en op communicatie bij aanhouding (Richtlijn 2013/48/EU). De uiterste datum voor de omzetting van de richtlijn was 27 november 2016. Op 23 september 2021 heeft de Commissie Tsjechië een aanmaningsbrief gestuurd waarin zij concludeerde dat bepaalde door Tsjechië aangemelde nationale omzettingsmaatregelen niet voldoen aan de vereisten van de richtlijn. Op 28 september 2023 heeft de Commissie een met redenen omkleed advies uitgebracht. Na analyse van de antwoorden van Tsjechië blijft de Commissie van oordeel dat een van de bepalingen van de richtlijn met betrekking tot mogelijke afwijkingen van het recht op toegang tot een advocaat niet correct in nationaal recht is omgezet. Wat Hongarije betreft, heeft de Commissie op 12 november 2021 een aanmaningsbrief en op 14 juli 2023 een met redenen omkleed advies gestuurd. Na analyse van de antwoorden van Hongarije heeft de Commissie geconcludeerd dat de wetgeving zoals die aan de Commissie is meegedeeld, nog steeds niet voldoet aan de vereisten van de richtlijn. De Commissie handhaaft met name dat de afwijkingen van het recht op toegang tot een advocaat vanwege onderzoeksbehoeften en de afstand van het recht op toegang tot een advocaat niet correct zijn omgezet. De Europese Commissie heeft daarom besloten Tsjechië en Hongarije voor het Hof van Justitie van de EU te dagen. Meer informatie is te vinden in het persbericht over Hongarije en dat over Tsjechië.

De Commissie besluit BULGARIJE voor Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens onjuiste omzetting van de regels inzake het recht op communicatie in strafprocedures

De Europese Commissie heeft besloten Bulgarije (INFR(2021)2098) voor het Hof van Justitie van de EU te dagen omdat het de richtlijn betreffende het recht op informatie in strafprocedures (Richtlijn 2012/13/EU) niet correct heeft omgezet. De uiterste datum voor de omzetting van de richtlijn was 2 juni 2014. Op 23 september 2021 heeft de Commissie Bulgarije een aanmaningsbrief gestuurd omdat het de richtlijn niet correct in nationaal recht had omgezet. Op 28 september 2023 heeft de Commissie een met redenen omkleed advies gestuurd waarin zij de in de aanmaningsbrief uiteengezette bezwaren herhaalde. Bulgarije heeft de meeste van de vastgestelde bezwaren van de Commissie nog steeds niet volledig aangepakt, zoals de onjuiste omzetting van het toepassingsgebied van de richtlijn voor personen die de facto ervan worden verdacht een strafbaar feit te hebben gepleegd, het recht op informatie over rechten, het recht op een verklaring van rechten in procedures in het kader van een Europees aanhoudingsbevel en het recht op toegang tot de stukken van de zaak. Zie voor meer informatie het persbericht.

 

4. Energie

(meer informatie: Tim McPhie – Tel.: +32 229 58602; Giulia Bedini – Tel.: +32 229 58661; Ana Crespo Parrondo – Tel.: +32 229 81325)

Aanmaningsbrieven

De Commissie dringt er bij Hongarije op aan het EU-standpunt over arbitrage binnen de EU in het kader van het Verdrag inzake het Energiehandvest niet te ondermijnen en zich aan de jurisprudentie van het Hof van Justitie te houden

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door Hongarije een aanmaningsbrief te sturen (INFR(2024)2206) wegens ondermijning van het EU-standpunt op het internationale toneel met betrekking tot het verbod op arbitrage tussen investeerders en staten binnen de EU in verband met het Verdrag inzake het Energiehandvest (EHV), en wegens strijdigheid met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Op 26 juni 2024 hebben de EU en 26 lidstaten een verklaring ondertekend over de rechtsgevolgen van het arrest-Komstroy, waarin het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat het arbitragebeding van het EHV niet van toepassing is op geschillen tussen een lidstaat en een investeerder uit een andere lidstaat over een investering die deze investeerder heeft gedaan in eerstgenoemde lidstaat. De verklaring vormt een aanvulling op een op dezelfde dag gesloten overeenkomst waarin het sinds lang vastgestelde EU-standpunt wordt verduidelijkt dat de arbitrageclausule in het EHV niet van toepassing is – en dat ook nooit is geweest – in de betrekkingen tussen een EU-investeerder en een EU-land of de EU zelf. Op dezelfde dag heeft Hongarije een unilaterale verklaring vastgesteld waarin staat dat het arrest-Komstroy alleen van toepassing is op toekomstige arbitrageprocedures tussen investeerders en staten binnen de EU. Voorts staat in de unilaterale verklaring dat dit toekomstige effect pas van start zal gaan nadat het EHV is gewijzigd.

De Commissie is van oordeel dat de unilaterale verklaring van Hongarije in tegenspraak is met het besluit van het Hof van Justitie en met het EU-standpunt ten aanzien van scheidsgerechten en rechtbanken van derde landen. Bovendien is de Commissie van oordeel dat Hongarije, door openlijk een unilateraal en afwijkend standpunt in te nemen, de in artikel 4, lid 3, VEU neergelegde plicht tot loyale samenwerking niet nakomt, op grond waarvan de lidstaten het EU-standpunt op het internationale toneel niet mogen ondermijnen. Door een uitlegging van het Hof tegen te spreken, lijkt Hongarije ook het definitieve, gezaghebbende en bindende karakter van de arresten van het Hof niet te eerbiedigen. Deze beginselen zijn verankerd in artikel 19 VEU, de artikelen 267 en 344 VWEU en de algemene beginselen van autonomie, voorrang, doeltreffendheid en uniforme toepassing van het EU-recht.

De Commissie heeft derhalve besloten Hongarije een aanmaningsbrief te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en te antwoorden op de door de Commissie aan de orde gestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

 

5. Werkgelegenheid en sociale rechten

(meer informatie: Veerle Nuyts – Tel.: +32 229 96302; Ignazio Cocchiere – Tel.: +32 229 82261)

Aanmaningsbrieven

De Commissie dringt er bij GRIEKENLAND op aan discriminerende arbeidsvoorwaarden op openbare scholen te voorkomen

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door een aanmaningsbrief te sturen aan Griekenland (INFR(2024)4013) wegens niet-correcte omzetting van Richtlijn 1999/70/EG van de Raad inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in nationale wetgeving. Het Griekse recht bevat voor leerkrachten met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die op openbare scholen werken minder gunstige arbeidsvoorwaarden vergeleken met leerkrachten in vaste dienst, bijvoorbeeld wat betreft bevallings- en ziekteverlof. Daarom stuurt de Commissie Griekenland een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

De Commissie dringt er bij SPANJE op aan discriminerende arbeidsvoorwaarden in de openbare sector weg te nemen

De Europese Commissie heeft besloten Spanje een tweede aanvullende aanmaningsbrief (INFR(2014)4224) te sturen wegens het niet correct omzetten in nationaal recht van Richtlijn 1999/70/EG van de Raad inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. De Spaanse wetgeving bevat voor werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in de Spaanse overheidssector minder gunstige arbeidsvoorwaarden (zoals verlofrechten) dan voor werknemers in vaste dienst. Volgens de Commissie vormt dit een discriminatie die in strijd is met het EU-recht, daarom heeft zij in 2014 deze inbreukprocedure ingesteld. Hoewel Spanje de regels sindsdien heeft gewijzigd, blijft er nog steeds sprake van discriminatie. In haar tweede aanvullende aanmaningsbrief gaat de Commissie in op verschillen in de behandeling met betrekking tot de berekening van de anciënniteit, het recht op bepaalde soorten verlof en de toegang tot loopbaantrajecten. Spanje heeft nu twee maanden de tijd om de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Doet het dat niet, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.

Met redenen omklede adviezen

De Commissie verzoekt GRIEKENLAND EU-regels inzake gezinstoelagen na te leven

De Europese Commissie heeft besloten Griekenland een met redenen omkleed advies (INFR(2023)2097) te sturen wegens niet-naleving van de EU-regels inzake de coördinatie van de sociale zekerheid (Verordening (EG) nr. 883/2004) en inzake het vrije verkeer van werknemers (Verordening (EU) nr. 492/2011 en artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Volgens de Griekse wetgeving komen alleen EU-burgers die ten minste vijf jaar samen met hun kinderen in Griekenland wonen, in aanmerking voor gezinstoelagen. Bovendien kunnen onderdanen van derde landen die onder de EU-regels voor de coördinatie van de sociale zekerheid vallen (bijvoorbeeld omdat zij vanuit een andere EU-lidstaat naar Griekenland zijn verhuisd) alleen gezinstoelagen aanvragen nadat zij ten minste twaalf jaar in Griekenland hebben gewoond. De Commissie beschouwt deze wetgeving als discriminerend en in strijd met het EU-recht. Bovendien mogen op grond van de EU-regels betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels geen woonplaatsvereisten worden opgelegd voor het ontvangen van socialezekerheidsuitkeringen zoals gezinstoelagen. Daarom heeft de Commissie besloten Griekenland een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Doet het dat niet, dan kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

Commissie verzoekt DUITSLAND, KROATIË, NEDERLAND, ZWEDEN en SLOVENIË de Europese toegankelijkheidswetgeving in hun nationale wetgeving op te nemen

De Europese Commissie heeft besloten een met redenen omkleed advies te sturen naar Duitsland(INFR(2022)0295), Kroatië(INFR(2022)0306), Zweden (INFR(2022)0322) en Slovenië (INFR(2022)0324) alsook een aanvullend met redenen omkleed advies naar Nederland (INFR(2022)0315) omdat zij de EU-regels over de toegankelijkheid van producten en diensten voor personen met een handicap (Richtlijn (EU) 2019/882) niet in hun nationale wetgeving hebben opgenomen. Deze lidstaten hebben tot dusver slechts gedeeltelijke omzettingsmaatregelen aan de Commissie meegedeeld. De Europese toegankelijkheidsrichtlijn schrijft voor dat belangrijke producten en diensten, zoals telefoons, computers, e-boeken, bankdiensten en elektronische communicatie, toegankelijk moeten zijn voor personen met een handicap. Hierdoor kunnen personen met een handicap – ruim 100 miljoen Europeanen – beter actief deelnemen aan de samenleving, onder meer in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Ook hun zelfstandigheid en mobiliteitsmogelijkheden worden zo vergroot. Bedrijven en diensten moeten uiterlijk in 2025 aan een reeks gemeenschappelijke EU-toegankelijkheidseisen voldoen. In juli 2022 heeft de Commissie een aanmaningsbrief gestuurd aan 24 lidstaten en in april 2023 aan drie andere lidstaten, omdat zij de maatregelen tot volledige omzetting van de richtlijn niet hadden meegedeeld. In juli 2023 heeft de Commissie vijf lidstaten een met redenen omkleed advies gestuurd omdat zij nog steeds geen omzettingsmaatregelen hadden meegedeeld. Vandaag heeft de Commissie besloten Duitsland, Kroatië, Zweden en Slovenië een met redenen omkleed advies, alsook een aanvullend met redenen omkleed advies naar Nederland te sturen. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Doen zij dat niet, dan kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

Verwijzingen naar het Hof van Justitie

De Commissie besluit BULGARIJE voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen omdat het de Europese toegankelijkheidswetgeving niet in zijn nationale wetgeving heeft opgenomen

De Europese Commissie heeft besloten Bulgarije (INFR(2022)0290) voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen omdat het Richtlijn (EU) 2019/882 betreffende de toegankelijkheid van producten en diensten voor personen met een handicap niet in zijn nationale wetgeving heeft opgenomen. Ondanks de aankondiging om een ontwerpwet tot omzetting van deze richtlijn voor te stellen en die in december 2023 aan het Bulgaarse parlement voor te leggen, heeft Bulgarije tot dusver nog geen formele mededeling gedaan. De Commissie concludeert daarom dat Richtlijn (EU) 2019/882 nog niet in het Bulgaarse nationale recht is opgenomen. De Commissie is van mening dat de inspanningen van de autoriteiten tot op heden ontoereikend zijn, en daagt Bulgarije daarom voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zie voor meer informatie het persbericht.

De Commissie besluit DUITSLAND voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen met betrekking tot de rechten van mobiele EU-werknemers om gezinstoelagen te ontvangen

De Europese Commissie heeft besloten Duitsland (INFR(2021)4039) voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen omdat het de rechten van mobiele werknemers uit andere EU-lidstaten wat betreft de hoogte van gezinstoelagen die zij ontvangen niet respecteert. Dit vormt discriminatie en is in strijd met het EU-recht inzake de coördinatie van de sociale zekerheid (Verordening (EG) nr. 883/2004) en het vrije verkeer van werknemers (Verordening (EU) nr. 492/2011 en Artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie).

Beieren heeft in 2018 een nieuwe regeling voor gezinstoelagen ingevoerd voor inwoners van Beieren met jonge kinderen (tot 3 jaar). In het kader van deze regeling ontvangen EU-burgers wier kinderen in een andere lidstaat wonen waar de kosten van levensonderhoud lager zijn dan in Beieren, een lagere kinderbijslag. De Commissie is van mening dat de inspanningen van de autoriteiten tot op heden ontoereikend zijn, en daagt Duitsland daarom voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zie voor meer informatie het persbericht.

De Commissie besluit ITALIË voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen met betrekking tot de rechten van mobiele EU-werknemers om gezinstoelagen te ontvangen

De Europese Commissie heeft besloten Italië (INFR(2022)0322) voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen omdat het de rechten van mobiele werknemers uit andere EU-lidstaten wat betreft gezinstoelagen die zij ontvangen niet respecteert. Dit vormt discriminatie en is in strijd met het EU-recht inzake de coördinatie van de sociale zekerheid (Verordening (EG) nr. 883/2004) en het vrije verkeer van werknemers (Verordening (EU) nr. 492/2011 en Artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Italië heeft in maart 2022 een nieuwe regeling voor kinderbijslag voor kinderen ten laste ingevoerd (“Assegno unico e universale per i figli a carico”). Volgens deze regeling komen werknemers die niet ten minste twee jaar in Italië wonen of wier kinderen niet in Italië wonen, niet in aanmerking voor deze kinderbijslag. De Commissie is van mening dat de inspanningen van de autoriteiten tot op heden ontoereikend zijn, en daagt Italië daarom voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zie voor meer informatie het persbericht.

 

6. Financiële diensten

(meer informatie: Francesca Dalboni – Tel: +32 229 88170; Marta Pérez-Cejuela – Tel.: +32 229 63770)

Aanmaningsbrieven

De Commissie verzoekt SPANJE de vrijheden van de interne markt te waarborgen in haar nationale regels inzake aanvullende pensioenregelingen

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door Spanje een aanmaningsbrief (INFR(2024)4009) te sturen in verband met bepaalde beperkingen die door nationale regels zijn geïntroduceerd op het gebied van bedrijfs- en persoonlijke pensioenregelingen. Het door Spanje opgelegde verbod op bijdragen tot bedrijfspensioenen en persoonlijke pensioenen die hoger zijn dat de maximaal aftrekbare bedragen voor belastingdoeleinden, kan in strijd zijn met het vrije verkeer van werknemers, diensten, kapitaal en het door de Verdragen gewaarborgde recht van vestiging. Met de inbreukprocedure wordt een dergelijk verbod aangepakt (aangezien dat verbod een belemmering kan vormen voor de eengemaakte markt en de toegang tot aanvullende pensioenen onnodig beperkt), maar de aftrekbare bedragen worden niet betwist. Bovendien kan het feit dat Spanje binnenlandse, maar niet landgrensoverschrijdende individuele overdrachten van pensioenrechten in aanvullende pensioenregelingen toestaat, ook in strijd zijn met de vrijheden van de interne markt. Daarom stuurt de Commissie Spanje een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Commissie verzoekt HONGARIJE de antiwitwasrichtlijn correct om te zetten in nationaal recht

De Europese Commissie heeft besloten Hongarije een aanvullende aanmaningsbrief (INFR(2023)2098) te sturen wegens onjuiste omzetting van de antiwitwasrichtlijn. De in september 2023 naar Hongarije gestuurde eerste aanmaningsbrief had betrekking op de licentieverlening van aanbieders van virtuele activadiensten. Daarnaast stelt de Commissie nu dat het Hongaarse rechtskader ook de volledigheid van het nationale register van uiteindelijk begunstigden niet waarborgt door private-equityfondsen niet op te nemen in het toepassingsgebied ervan.  De antiwitwasvoorschriften zijn van essentieel belang voor de bestrijding van witwaspraktijken en terrorismefinanciering. Uit eerdere witwasschandalen is gebleken dat er behoefte is aan strengere regels op EU-niveau. Lacunes in de wetgeving in een lidstaat hebben gevolgen voor de EU als geheel. Daarom moeten de EU-regels doeltreffend worden toegepast en gecontroleerd om misdaad te bestrijden en ons financieel systeem te beschermen. Daarom stuurt de Commissie Hongarije een aanvullende aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

De Commissie roept negen lidstaten op de omzetting in nationaal recht van wijzigingen van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken te voltooien

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door een aanmaningsbrief te sturen aan Bulgarije (INFR(2024)2175), Spanje (INFR(2024)2178), Italië (INFR(2024)2179), Cyprus (INFR(2024)2176), Litouwen (INFR(2024)2180), Oostenrijk (INFR(2024)2174), Polen (INFR(2024)0036), Portugal (INFR(2024)2185) en Slowakije (INFR(2024)2186) omdat zij de richtlijn herstel en afwikkeling van banken (Richtlijn 2014/59/EU), ingevoerd bij Verordening (EU) 2022/2036 wat betreft de prudentiële behandeling van groepen van mondiaal systeemrelevante instellingen en de verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van bankgroepen, niet volledig hebben omgezet. De door Verordening (EU) 2022/2036 in de richtlijn herstel en afwikkeling van banken teweeggebrachte wijzigingen moeten zorgen voor volledige afstemming in de EU op de normen van de Raad voor financiële stabiliteit inzake totale verliesabsorberende capaciteit voor mondiaal systeemrelevante instellingen. De wijzigingen zijn met name nodig om de blootstelling van mondiaal systeemrelevante instellingen in de EU aan hun in derde landen gevestigde dochterondernemingen naar behoren weer te geven en om het vermogen van de grootste bankgroepen in de EU om financiële schokken op te vangen, verder te verbeteren. Daarnaast moeten de wijzigingen leiden tot volledige harmonisatie van de prudentiële behandeling van interne middelen voor verliesabsorptie en herkapitalisatie van intermediaire entiteiten in een bankgroep, hetgeen belangrijk is voor de afwikkelbaarheid van banken. Door het niet omzetten van deze technische, maar belangrijke maatregelen zal het niet mogelijk zijn het noodzakelijke niveau van harmonisatie in het uniforme EU-kader voor de banksector te bereiken. Daarom stuurt de Commissie een aanmaningsbrief aan Bulgarije, Spanje, Italië, Cyprus, Litouwen, Oostenrijk, Polen, Portugal en Slowakije, waarna de landen twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Commissie verzoekt SPANJE en PORTUGAL de uitvoering van de verordening inzake een pan-Europees persoonlijk pensioenproduct te voltooien

De Europese Commissie heeft besloten inbreukprocedures in te stellen door Spanje (INFR(2024)2187) en Portugal (INFR(2024)2188) een aanmaningsbrief te sturen wegens niet-kennisgeving aan de Commissie van de regels inzake administratieve sancties en andere maatregelen die van toepassing zijn op inbreuken op de verordening inzake een pan-Europees persoonlijk pensioenproduct (Verordening (EU) 2019/1238). Het pan-Europese persoonlijke pensioenproduct is een vrijwillige persoonlijke pensioenregeling die consumenten een pan-Europese pensioenspaaroptie biedt. Dit soort producten is bedoeld om spaarders meer keuze te geven en producten concurrerender te maken en tegelijkertijd een sterke consumentenbescherming te bieden. Het kan worden aangeboden door een breed scala aan financiële aanbieders, zoals verzekeringsmaatschappijen, vermogensbeheerders, banken, bepaalde beleggingsondernemingen en bepaalde bedrijfspensioenfondsen. De Commissie stuurt een aanmaningsbrief aan Spanje en Portugal, waarna beide landen twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Commissie verzoekt ZWEDEN de Zweedse autoriteit voor financieel toezicht te machtigen de handel op een gereglementeerde markt te verbieden in geval van inbreuken op de transparantierichtlijn

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door Zweden een aanmaningsbrief (INFR(2024)4015) te sturen omdat het de transparantierichtlijn (Richtlijn 2004/109/EG) niet correct heeft omgezet, aangezien de Zweedse autoriteit voor financieel toezicht niet gemachtigd is de handel op een gereglementeerde markt te verbieden indien de autoriteit van mening is of redelijke gronden heeft om aan te nemen dat inbreuk is gemaakt op de bepalingen van de transparantierichtlijn of van de overeenkomstig die richtlijn vastgestelde nationale wetgeving. De transparantierichtlijn bevat regels voor de openbaarmaking van periodieke en doorlopende informatie door ondernemingen die genoteerd zijn op gereglementeerde markten in de EU. De lidstaten moeten een centrale bevoegde administratieve autoriteit aanwijzen die ervoor moet zorgen dat de in het kader van de richtlijn vastgestelde bepalingen worden toegepast. Zij vereist ook dat elke bevoegde autoriteit over alle bevoegdheden beschikt die nodig zijn voor de uitoefening van haar taken. Daarom stuurt de Commissie Zweden een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Commissie verzoekt ZWEDEN de nieuwe regels voor de rapportage van duurzaamheidsinformatie door bedrijven die zijn ingevoerd bij de richtlijn duurzaamheidsrapportage door bedrijven correct om te zetten

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door een aanmaningsbrief te sturen aan Zweden (INFR(2024)2195) omdat het land zijn nationale wetgeving inzake de jaarrekeningenrichtlijn, de transparantierichtlijn en de auditrichtlijn, zoals gewijzigd bij de richtlijn duurzaamheidsrapportage door bedrijven (CSRD), niet in overeenstemming met de EU-regels heeft gebracht. De CSRD voert nieuwe regels in voor de rapportage van duurzaamheidsinformatie door bedrijven. Deze regels gelden vanaf de boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2024, afhankelijk van de omvang van het bedrijf. Volgens de door Zweden vastgestelde nationale omzettingsmaatregelen moeten bedrijven van start gaan met de rapportage van informatie voor de boekjaren die beginnen op of na 1 juli 2024. Dit is niet in overeenstemming met de CSRD, aangezien Zweden de toepassing van de vereisten over duurzaamheidsrapportage met een half jaar vertraagt. Door de invoering van deze vertraging dreigt Zweden een ongelijk speelveld te creëren voor EU-bedrijven in verschillende lidstaten.

Daarom stuurt de Commissie Zweden een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Met redenen omklede adviezen

De Commissie roept 12 lidstaten op de omzetting in nationaal recht van wijzigingen van de richtlijn inzake kredietservicers en kredietkopers te voltooien

De Europese Commissie heeft een met redenen omkleed advies gestuurd aan België (INFR(2024)0006), Bulgarije (INFR(2024)0013), Spanje (INFR(2024)0047), Italië (INFR(2024)0074), Cyprus (INFR(2024)001), Litouwen (INFR(2024)0079), Hongarije (INFR(2024)0067), Nederland (INFR(2024)0103), Oostenrijk (INFR(2024)0000), Polen (INFR(2024)0111), Portugal (INFR(2024)0117) en Finland (INFR(2024)0059), wegens onvolledige omzetting van de richtlijn inzake kredietservicers en kredietkopers.

Het hoofddoel van Richtlijn 2021/2167 is kredietservicers en kredietkopers in staat te stellen in de gehele EU te opereren, terwijl tegelijkertijd de rechten van kredietnemers worden beschermd. De richtlijn vereist bijvoorbeeld dat kredietkopers en kredietservicers te goeder trouw, eerlijk en professioneel met kredietnemers handelen en met hen communiceren op een wijze die geen intimidatie, dwang of ongepaste beïnvloeding inhoudt.

Daarom heeft de Commissie besloten een met redenen omkleed advies uit te brengen aan België, Bulgarije, Spanje, Italië, Cyprus, Litouwen, Hongarije, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal en Finland, die nu twee maanden de tijd hebben om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Doen zij dat niet, dan kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

 

7. Belastingen en douane-unie

(meer informatie: Francesca Dalboni – Tel: +32 229 88170; Saul Goulding – Tel.: +32 229 64735)

Aanmaningsbrieven

De Commissie roept NEDERLAND op zijn regels inzake belastingheffing op beleggingsfondsen in overeenstemming te brengen met het EU-recht

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door Nederland een aanmaningsbrief (INFR(2024)4017) te sturen wegens het niet uitbreiden van de Nederlandse regeling voor belastingvermindering tot buitenlandse beleggingsfondsen, die vergelijkbaar zijn met de binnenlandse beleggingsfondsen. De Nederlandse wet voorziet in een vermindering van de dividendbelasting die beleggingsfondsen betalen over dividenden die zij ontvangen van vennootschappen waarin zij aandelen houden door de belasting te compenseren die is betaald door de Nederlandse ondernemingen die de dividenden uitkeert. Deze vermindering wordt toegekend op grond van de verschuldigde dividendbelasting (en soortgelijke buitenlandse belastingen). In tegenstelling tot Nederlandse beleggingsfondsen kunnen buitenlandse beleggingsfondsen de dividendbelasting die Nederlandse ondernemingen betalen over dividenden die zij aan buitenlandse beleggingsfondsen uitkeren en die deze laatste vervolgens aan hun eigen beleggers uitdelen, niet compenseren. Daarom maakt de Nederlandse regeling voor belastingvermindering het voor buitenlandse beleggingsfondsen minder aantrekkelijk om hun diensten aan Nederlandse beleggers te verlenen en te investeren in aandelen van in Nederland gevestigde ondernemingen. De Commissie is derhalve van mening dat de regeling een beperking van het vrije verkeer van kapitaal inhoudt, wat in beginsel verboden is door artikel 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 40 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, omdat de Nederlandse regeling een verschil in behandeling creëert ten nadele van beleggingsfondsen van andere EU-lidstaten en EER-staten. Daarom stuurt de Commissie Nederland een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Verwijzingen naar het Hof van Justitie

De Commissie verzoekt BELGIË discriminerende voorwaarden voor belastingvrijstelling voor rente op spaardeposito's te schrappen

De Europese Commissie heeft besloten België (INFR(2015)4212) voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen omdat het land discriminerende voorwaarden hanteert voor belastingvrijstelling voor rente op spaardeposito's. De Commissie is van mening dat de Belgische belastingvrijstellingsregeling voor inkomsten uit spaardeposito's de toegang van in andere lidstaten van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte gevestigde dienstverrichters tot de Belgische bankenmarkt aan discriminerende voorwaarden onderwerpt, en dus in strijd is met de vrijheid van dienstverrichting (artikel 56 VWEU en artikel 36 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte). Het Hof van Justitie van de Europese Unie bevestigde de schending van bovengenoemde vrijheid door de Belgische wet op 8 juni 2017 en 27 maart 2023, na prejudiciële procedures. De Commissie heeft België in juli 2023 een met redenen omkleed advies gestuurd. De Commissie is van mening dat de inspanningen van de autoriteiten tot op heden ontoereikend zijn, en daagt België daarom voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zie voor meer informatie het persbericht.

 

8. Mobiliteit en vervoer

(meer informatie: Adalbert Jahnz – Tel.: +32 229 53156, Anna Wartberger – Tel.: +32 229 82054)

Aanmaningsbrieven

De Commissie roept 17 lidstaten op de prestatie- en heffingsregeling voor luchtvaartnavigatiediensten correct toe te passen

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door een aanmaningsbrief te sturen aan Bulgarije (INFR(2024)2075), Tsjechië (INFR(2024)2026), Denemarken (INFR(2024)2086), Estland (INFR(2024)2087), Ierland (INFR(2024)2090), Spanje (INFR(2024)2088), Kroatië (INFR(2024)2024), Italië (INFR(2024)2091), Letland (INFR(2024)2092), Hongarije (INFR(2024)2076), Malta (INFR(2024)2093), Oostenrijk (INFR(2024)2085), Polen (INFR(2024)2027), Portugal (INFR(2024)2094), Roemenië (INFR(2024)2095), Slowakije (INFR(2024)2028) en Finland (INFR(2024)2089) wegens het niet correct toepassen van zekere bepalingen inzake de prestatie- en heffingsregeling voor luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim. Krachtens de verordeningen inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim (Verordening (EG) nr. 549/2004 en Verordening (EG) nr. 550/2004) moeten de lidstaten de gemeenschappelijke kosten tussen en-route- en terminalluchtvaartnavigatiediensten evenredig en op basis van een transparante methode toewijzen. De lidstaten moeten in hun prestatieplannen ook stimuleringsregelingen opnemen om de verwezenlijking van de prestatiedoelstellingen te ondersteunen. De vastgestelde problemen hebben betrekking op het ongepaste niveau of de toewijzing van kosten die aan luchtvaartmaatschappijen in rekening worden gebracht, en op de ontoereikende financiële prikkels voor dienstverleners. Een onjuiste uitvoering van de EU-regels heeft niet alleen gevolgen voor de inkomsten van verleners van luchtvaartnavigatiediensten, maar ook voor de heffingen die luchtvaartmaatschappijen betalen als klant van die dienstverleners. Daarom stuurt de Commissie deze 17 lidstaten een aanmaningsbrief, waarna de landen twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

De Commissie verzoekt ITALIË en LUXEMBURG een doeltreffende sanctieregeling voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim in te stellen

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door Italië (INFR(2024)2190) en Luxemburg (INFR(2024)2191) een aanmaningsbrief te sturen wegens het niet vaststellen van een doeltreffende en evenredige sanctieregeling voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim, dat is vastgesteld op grond van Verordening (EG) nr. 549/2004. In Italië omvat de sanctieregeling de gemeenschappelijke projecten noch de prestatie- en heffingsregeling volledig. In Luxemburg heeft de regeling geen betrekking op luchtruimgebruikers, andere belanghebbenden op het gebied van luchtverkeersbeheer, noch gemeenschappelijke projecten. Daarom stuurt de Commissie een aanmaningsbrief aan Italië en Luxemburg, waarna beide landen twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Aanvullende aanmaningsbrief uit hoofde van artikel 258 VWEU

De Commissie roept HONGARIJE en ZWEDEN op om gelijke tred te houden met de uitvoering van het Europees actieplan voor luchtverkeersbeheer

De Europese Commissie heeft besloten Hongarije (INFR(2023)2054) en Zweden (INFR(2023)2060) een aanvullende aanmaningsbrief te sturen wegens het niet toepassen van alle technische oplossingen die zijn voorzien ter ondersteuning van de uitvoering van het Europees masterplan voor luchtverkeersbeheer (Uitvoeringsverordening (EU) 2021/116 van de Commissie). Beide lidstaten hebben aanvullende informatie verstrekt in hun antwoord op de eerste aanmaningsbrief van de Commissie van 14 juli 2023.  Na een herevaluatie van de uitvoering in beide lidstaten concludeerde de Commissie dat er nog steeds bezorgdheid bestond. Daarom stuurt de Commissie aanmaningsbrieven aan Hongarije en Zweden, waarna beide landen twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Met redenen omklede adviezen

De Commissie verzoekt DUITSLAND, KROATIË, HONGARIJE en OOSTENRIJK de EU-regels inzake het uitbrengen van stemmen in Donaucommissie na te leven

De Europese Commissie heeft besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Duitsland (INFR(2022)0246), Kroatië (INFR(2022)0247), Hongarije (INFR(2022)0248), en Oostenrijk (INFR(2022)0245) omdat zij hun verplichtingen overeenkomstig de EU-Verdragen niet hebben nageleefd toen zij in de Donaucommissie aanbevelingen hebben aangenomen die de EU-voorschriften of hun werkingssfeer kunnen wijzigen. Tijdens de plenaire vergadering van 14 december 2021 hebben deze landen gestemd voor een besluit over de erkenning van scheepsbemanningsdocumenten, dat valt onder de richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart (Richtlijn (EU) 2017/2397) en de richtlijn betreffende overgangsmaatregelen voor de erkenning van certificaten van derde landen (Richtlijn (EU) 2021/1233). Zij hebben dit gedaan zonder machtiging van de Raad van de Europese Unie, hetgeen in strijd was met de exclusieve externe bevoegdheid van de EU en het beginsel van loyale samenwerking. Op 15 juli 2022 heeft de Commissie aanmaningen gestuurd aan deze lidstaten, die het standpunt van de Commissie in hun antwoorden van 15 november 2022 hebben betwist. Na onderzoek van hun argumenten stelt de Commissie dat Duitsland, Kroatië, Hongarije en Oostenrijk artikel 4, lid 3, VEU betreffende billijke samenwerking, artikel 3, lid 2, VWEU betreffende de exclusieve bevoegdheid voor het sluiten van een internationale overeenkomst en artikel 218, lid 9, VWEU betreffende de procedure voor de schorsing van de toepassing van een overeenkomst hebben geschonden. Daarom heeft de Commissie besloten Duitsland, Kroatië, Hongarije en Oostenrijk een met redenen omkleed advies te sturen. De landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Doen ze dat niet, dan kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

 

9. Digitale economie

(meer informatie: Thomas Regnier — Tel.: +32 229 91099; Patricia Poropat – Tel. +32 2 298 04 85)

Aanmaningsbrieven

De Commissie verzoekt BELGIË, SPANJE, KROATIË, LUXEMBURG, NEDERLAND en ZWEDEN om de EU-wet inzake digitale diensten na te leven

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door België (INFR(2024)2164), Spanje (INFR(2024)2165), Kroatië (INFR(2024)2166), Luxemburg (INFR(2024)2168), Nederland (INFR(2024)2163) en Zweden (INFR(2024)2169) een aanmaningsbrief te sturen. Deze lidstaten hebben geen coördinatoren voor digitale diensten (DSC's, de bevoegde autoriteiten om de digitaledienstenverordening uit te voeren) aangewezen, of hebben deze autoriteiten niet de machtiging gegeven om de door de verordening vereiste taken uit te voeren, of beide. De digitaledienstenverordening heeft tot doel de onlineruimte veiliger te maken. De lidstaten hadden tot 17 februari 2024 de tijd om deze autoriteiten in het kader van de verordening aan te wijzen. De DSC's houden toezicht op de op hun grondgebied gevestigde onlinetussenpersonen (zoals onlineplatformen) en zijn het eerste aanspreekpunt voor burgers en bedrijven om klachten in verband daarmee op te lossen. De lidstaten hebben nu twee maanden tijd om de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten met redenen omklede adviezen te sturen.

De Commissie roept IERLAND op de EU-datagovernanceverordening na te leven

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door Ierland een aanmaningsbrief (INFR(2024)2189) te sturen, omdat het land geen bevoegde autoriteiten heeft aangewezen om de datagovernanceverordening uit te voeren. De datagovernanceverordening vergemakkelijkt de uitwisseling van gegevens tussen sectoren en EU-landen ten behoeve van burgers en bedrijven. De verordening zorgt voor meer vertrouwen in het delen van gegevens door regels voor de neutraliteit van gegevensbemiddelaars vast te stellen, stimuleert de vrijwillige uitwisseling van gegevens en vergemakkelijkt het hergebruik van bepaalde gegevens in het bezit van de overheidssector. Ze is van toepassing sinds 24 september 2023. De bevoegde autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de registratie van organisaties voor data-altruïsme (dankzij data-altruïsme kunnen burgers en bedrijven toestemming geven om gegevens beschikbaar te stellen die zij genereren voor doeleinden van algemeen belang, zoals projecten voor medisch onderzoek) en voor de kennisgeving van aanbieders van databemiddelingsdiensten. Ierland heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

De Commissie verzoekt ITALIË te voldoen aan het vrije verkeer van diensten in samenhang met de richtlijn collectief rechtenbeheer

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door Italië een aanmaningsbrief (INFR(2017)4092) te sturen omdat de Italiaanse wet inzake auteursrechten en gerelateerde rechten in strijd is met het vrije verkeer van diensten in de zin van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in samenhang met de richtlijn collectief rechtenbeheer (Richtlijn 2014/26/EU). De Commissie verzoekt Italië om de algemene uitsluiting van onafhankelijke beheersentiteiten van het verlenen van bemiddelingsdiensten op het gebied van auteursrechten in Italië aan te pakken. In een recent arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie werd benadrukt dat de Italiaanse wetgeving een beperking vormt van het vrije verkeer van diensten, aangezien zij onafhankelijke beheersinstanties uit andere lidstaten uitsluit van het verlenen van bemiddelingsdiensten op het gebied van auteursrechten in Italië. Italië heeft nu twee maanden de tijd om op de argumenten van de Commissie te reageren. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

* Bijgewerkt op 25 juli om 12.47.