Kabinet: stevige impuls voor agrarisch natuurbeheer
Om boeren weer toekomstperspectief te bieden, werkt het kabinet aan diverse landelijke regelingen en gebiedsspecifieke oplossingen die ook bijdragen aan natuur-, water- en klimaatopgaven. Agrarisch natuurbeheer krijgt een stevige impuls: zo breidt het kabinet het aantal hectare agrarisch natuurbeheer uit tot circa 280.000, bekijken we of de beheercontracten verlengd kunnen worden naar maximaal 20 jaar en wil het kabinet de vergoedingen periodiek indexeren. In specifieke gebieden, zoals veenweidegebieden en beekdalen, blijven we gebiedsgericht doorwerken middels de aanpak ‘Ruimte voor Landbouw en Natuur’. Minister Femke Marije Wiersma (LVVN) schetst in 3 Kamerbrieven haar beleid voor stikstofreductie, agrarisch natuurbeheer en de gebiedsspecifieke aanpak.
Minister Femke Marije Wiersma (LVVN): “De uitdaging is groot, maar ik ben ervan overtuigd dat we met innovaties, doelgerichte sturing op bedrijfsniveau en goede regelingen voor boeren die bijdragen aan natuurbeheer, de stikstofuitstoot aanzienlijk kunnen verlagen. Ik wil investeren in boeren die hun bedrijf willen behouden en ontwikkelen, zodat we een sterke agrarische sector houden én blijven werken aan onze doelen voor natuur, water en klimaat. Daarom ben ik trots op onze flinke investeringen in agrarisch natuurbeheer.”
3 niveaus van aanpak: bedrijfsgericht, landelijk en gebiedsspecifiek
Voor het kabinet staat het ondersteunen van boeren centraal. Beleid moet werkbaar zijn op het erf: goed uitvoerbaar, geënt op het vakmanschap en de kundigheid van de boer. Haalbare, bedrijfsspecifieke emissiedoelen staan daarom centraal in de aanpak van dit kabinet. Dit stelt boeren in staat om vanuit hun eigen expertise en ondernemerschap zelf te sturen op doelen (doelsturing).
Daarnaast werken we aan stikstofreductie via diverse landelijke regelingen voor onder meer innovaties, agrarisch natuurbeheer en vrijwillige uitkoop. In specifieke gebieden zal echter meer nodig zijn. Het gaat hier bijvoorbeeld om veenweidegebieden, de beekdalen, de gebieden rondom kwetsbare natuur én gebieden met een stapeling van opgaven. Daarom vullen we met de aanpak ‘Ruimte voor Landbouw en Natuur’ het landelijke beleid aan met acties die specifiek op de regio zijn afgestemd.
Om in deze gebieden aan de slag te kunnen, hebben we een aantal instrumenten. We zetten innovaties gebiedsspecifiek in: bijvoorbeeld met regelingen en projecten die inspelen op de regionale omstandigheden, zoals de experimenteerlocaties waar boeren en kennisinstellingen samenwerken aan innovaties die aansluiten op de praktijk van het boerenerf en het gebied. Verder werkt het kabinet aan het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van grond, onder meer via de Grondbank, en werken we ruimtelijke keuzes uit. Dit gaat bijvoorbeeld over het beschermen van hoogwaardige landbouwgrond en het omgaan met de ruimte die nodig is voor nieuwe natuur of agrarische natuur.
Lees voor meer informatie hierover de Kamerbrief ‘Ruimte voor Landbouw en Natuur’.
€ 5 miljard voor landbouw en natuur
Het kabinet neemt maatregelen om de stikstofuitstoot terug te dringen. Voor landbouw en natuur is voor de jaren 2026-2030 een budget van € 5 miljard gereserveerd. Dit geld is onder meer bestemd voor regelingen voor innovatie, vrijwillige beëindiging en de aanpak van de mestmarkt. Er gaat € 1,25 tot wel € 2,5 miljard naar innovaties en doelsturing. Eenzelfde bedrag wordt voorlopig gereserveerd voor een brede vrijwillige beëindigingsregeling. Voor mest wordt naar verwachting € 250 miljoen vrijgemaakt, en voor natuur komt € 500 miljoen beschikbaar. In de voorjaarsbesluitvorming vindt verdere besluitvorming plaats over deze indicatieve verdeling.
Deze inzet komt bovenop de bestaande inzet. Zo zijn er op dit moment al regelingen voor boeren die willen innoveren, omschakelen, verplaatsen, extensiveren of vrijwillig willen stoppen. Ook hebben de provincies de afgelopen jaren veel geld gekregen voor diverse maatregelen voor bijvoorbeeld verduurzaming van veehouderijen of natuurherstel, die op dit moment worden uitgevoerd (de zogenoemde maatregelpakketten, hierover wordt een voortgangsrapportage meegestuurd). In totaal is er op dit moment meer dan € 5,5 miljard op lopende maatregelen ingezet.
Lees voor meer informatie de Kamerbrief ‘Hoofdlijnen inzet op stikstofemissiereductie’.
Forse toename agrarisch natuurbeheer
Het kabinet ondersteunt boeren ook door agrarisch natuurbeheer te belonen. Vanaf 2026 komt € 500 miljoen per jaar aan structurele middelen beschikbaar. Dit geld wordt gericht ingezet om een belangrijke bijdrage te leveren aan de doelen voor natuur, water en klimaat. Het geld wordt verdeeld via een mix van instrumenten, waarvan de subsidieregeling voor Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer (ANLb) de belangrijkste is. Het kabinet wil het ANLb uitbreiden, intensiever beheer mogelijk maken en bekijken of de beheercontracten van het ANLb verlengd kunnen worden naar maximaal 20 jaar. Daarnaast wordt onderzocht of de vergoedingen periodiek kunnen worden geïndexeerd. Door deze forse investering kan het aantal hectares onder ANLb-beheer groeien van 100.000 naar mogelijk 280.000 hectare.
Voor langjarig agrarisch natuurbeheer zijn eerst (eenmalige) investeringen nodig. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de realisatie van kruidenrijk grasland voor weidevogels, aanpassingen in waterhuishouding of de aanleg van houtopstanden. Daarom wordt de komende jaren een deel van beschikbare middelen ingezet om dergelijke investeringspakketten op te zetten. Door eenmalige investeringen mogelijk te maken, wordt beheer op de lange termijn uitgebreid en krijgen meer boeren de kans om mee te doen aan agrarisch natuurbeheer.
Daarnaast werkt het kabinet aan een gebiedsspecifieke vergoeding om boeren in bepaalde gebieden, zoals veenweiden of het kleinschalig cultuurlandschap, extra te ondersteunen. Deze regeling draagt op die manier bij aan de aanpak voor de gebieden waar de opgaven groot zijn.
Lees voor meer informatie de Kamerbrief ‘Contourenbrief agrarisch natuurbeheer’.
Van schets naar aanpak
De komende weken werkt minister Wiersma, samen met medeoverheden, sectorpartijen en agrarische collectieven, bovengenoemde plannen verder uit. Zo volgen er gesprekken met bijvoorbeeld de provincies en waterschappen om de gerichte Rijksinzet in gebieden te concretiseren en wordt de financiële verdeling van de beschikbare middelen geconcretiseerd.