Inbreukenpakket voor december: voornaamste beslissingen
Overzicht per beleidsterrein
Het periodieke pakket inbreukbeslissingen betreft de gerechtelijke stappen van de Europese Commissie tegen lidstaten die hun verplichtingen uit hoofde van het EU-recht niet zijn nagekomen. De beslissingen betreffen diverse sectoren en EU-beleidsterreinen en moeten ervoor zorgen dat het EU-recht juist wordt toegepast. Daar hebben zowel burgers als bedrijven baat bij.
De voornaamste beslissingen van de Commissie worden hieronder weergegeven, gegroepeerd per beleidsterrein. Ook sluit de Commissie 69 procedures waarin de problemen met de betrokken lidstaten zijn opgelost, zodat de Commissie de procedure niet hoeft voort te zetten.
Zie de vragen en antwoorden voor meer informatie over de EU-inbreukprocedure. Meer informatie over de geschiedenis van een zaak vindt u in het register van inbreukbeslissingen.
1. Milieu
(meer informatie: Anna-Kaisa Itkonen – tel.: +32 229-57501; Maëlys Dreux – tel.: +32 229-54673)
Aanmaningsbrieven
Commissie verzoekt PORTUGAL zijn nationale regels inzake preventie van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen te verbeteren
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door Portugal een aanmaningsbrief te sturen (INFR(2024)2225) omdat het land zijn nationale wetgeving niet volledig in overeenstemming heeft gebracht met de richtlijn betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (“Seveso III”) (Richtlijn 2012/18/EU). De richtlijn is van toepassing op meer dan 12 000 industriële installaties in de Europese Unie waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen worden gebruikt of opgeslagen. Zij bevat ook regels om zware industriële ongevallen te voorkomen en de schadelijke effecten ervan op de menselijke gezondheid en het milieu zoveel mogelijk te beperken. De richtlijn geldt voor sectoren zoals de chemische en de petrochemische industrie, en de groothandel in en opslag van brandstoffen. Afhankelijk van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen gelden verschillende veiligheidsregelingen, met strengere wettelijke voorschriften voor installaties die grote hoeveelheden hanteren. Tot dusver heeft Portugal bepalingen over het toepassingsgebied van de richtlijn, informatie aan het publiek en noodplannen niet correct omgezet. Daarom stuurt de Commissie Portugal een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Commissie verzoekt ZWEDEN kaderrichtlijn water na te komen
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door Zweden een aanmaningsbrief te sturen (INFR(2024)2236) wegens niet-nakoming van de kaderrichtlijn water (Richtlijn 2000/60/EG). Volledige toepassing van de in EU-wetgeving vastgelegde normen inzake waterkwaliteit is van cruciaal belang om de menselijke gezondheid en het milieu te beschermen. De richtlijn verplicht de lidstaten voor elk stroomgebiedsdistrict een maatregelenprogramma op te stellen om een goede toestand van Europese waterlichamen (zoals rivieren en meren) te garanderen. Deze maatregelen moeten worden opgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen, die om de zes jaar moeten worden opgesteld en aan de Commissie moeten worden gerapporteerd. Elk maatregelenprogramma moet basismaatregelen omvatten om verschillende soorten wateronttrekking, opstuwing, puntbronlozing, diffuse bronnen die verontreiniging kunnen veroorzaken en alle andere significante negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit te beheersen. De lidstaten zijn verplicht deze controles, waaronder de voor deze doeleinden verleende watervergunningen, periodiek te evalueren en bij te werken. De Commissie heeft reeds soortgelijke inbreukprocedures ingeleid tegen zes andere lidstaten (Cyprus, Nederland, Oostenrijk, Slovenië, België en Finland). In Zweden eist het nationale recht niet dat de betrokken controles periodiek plaatsvinden, of sommige periodieke controles vinden niet frequent genoeg plaats. Zo opereren bijvoorbeeld de meeste waterkrachtcentrales in Zweden op basis van vergunningen die nog dateren uit de periode tussen 1918 en 1978, met potentiële negatieve effecten voor de biodiversiteit van rivieren. Daarnaast vinden vele wateronttrekkingen plaats zonder vergunningen, ook al kunnen wateronttrekkingen aanzienlijke effecten hebben op de toestand van de betrokken waterlichamen. Voorts zijn de wateronttrekkingsregisters (waarin lidstaten alle onttrekkingen met aanzienlijke effecten moeten opnemen) niet omvattend genoeg. Daarom stuurt de Commissie Zweden een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Commissie verzoekt PORTUGAL om EU-wetgeving inzake middelgrote stookinstallaties correct om te zetten
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door Portugal een aanmaningsbrief te sturen (INFR(2024)2224) wegens het niet correct omzetten van de richtlijn inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door middelgrote stookinstallaties (Richtlijn (EU) 2015/2193). Deze richtlijn wil de luchtverontreiniging verminderen door emissiegrenswaarden vast te stellen voor middelgrote stookinstallaties (met een thermisch ingangsvermogen tussen 1 MW en 50 MW). Deze installaties worden voor uiteenlopende toepassingen gebruikt, zoals het opwekken van elektriciteit, het verwarmen en koelen van woningen en het leveren van warmte of stoom voor industriële processen. Ze vormen een belangrijke emissiebron van zwaveldioxide, stikstofoxide en stof. De eerbiediging van de in de EU-wetgeving vastgelegde emissiegrenswaarden en normen voor luchtkwaliteit is van cruciaal belang om de menselijke gezondheid en het natuurlijk milieu daadwerkelijk te beschermen. Portugal heeft de bepalingen inzake uitzonderingen, het monitoren van emissies en de verplichtingen van exploitanten niet correct in nationale wetgeving omgezet. Daarom stuurt de Commissie Portugal een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Met redenen omklede adviezen
Commissie verzoekt DUITSLAND, ESTLAND en POLEN hun nationale regels inzake preventie van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen volledig in overeenstemming te brengen met EU-recht
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Duitsland (INFR(2020)2103), Estland (INFR(2020)2117) en Polen (INFR(2021)2067) een met redenen omkleed advies te sturen omdat zij hun nationale wetgeving niet volledig in overeenstemming hebben gebracht met de richtlijn betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (“Seveso III”) (Richtlijn 2012/18/EU). De richtlijn is van toepassing op meer dan 12 000 industriële installaties in de Europese Unie waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen worden gebruikt of opgeslagen. Zij bevat ook regels om zware industriële ongevallen te voorkomen en de schadelijke effecten ervan op de menselijke gezondheid en het milieu zoveel mogelijk te beperken. De richtlijn geldt voor sectoren zoals de chemische en de petrochemische industrie, en de groothandel in en opslag van brandstoffen. Afhankelijk van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen gelden verschillende veiligheidsregelingen, met strengere wettelijke voorschriften voor installaties die grote hoeveelheden hanteren. De Commissie had Duitsland en Estland in mei 2020 en Polen in juni 2021 een aanmaningsbrief gezonden. Deze drie lidstaten hebben de omzetting van richtlijn in reactie hierop enigszins verbeterd. Toch blijven er nog steeds lacunes bestaan en is er nog steeds geen sprake van volledige nakoming. Daarom heeft de Commissie besloten Duitsland, Estland en Polen een met redenen omkleed advies te sturen. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
Commissie verzoekt POLEN om EU-wetgeving inzake zwemwaterkwaliteit na te komen
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Polen een met redenen omkleed advies te sturen (INFR(2020)4058) wegens het niet aanpakken van tekortkomingen bij de omzetting van de zwemwaterrichtlijn (Richtlijn 2006/7/EG). De richtlijn stelt regels vast voor de monitoring en indeling van zwemwater volgens ten minste twee parameters van specifieke bacteriën. Bovendien moeten de lidstaten het publiek via de zogeheten zwemwaterprofielen informeren over de kwaliteit van het zwemwater en het strandbeheer. Ook eist de richtlijn dat de bevoegde autoriteiten passende beschermingsmaatregelen nemen wanneer de zwemwaterkwaliteit risico's voor de menselijke gezondheid met zich brengt. De Commissie heeft Polen in oktober 2020 een aanmaningsbrief gestuurd. Polen heeft de voorschriften van de richtlijn op diverse punten nog steeds niet correct omgezet, zoals de identificatie en aanwijzing van zwemwater, monitoringverplichtingen en diverse taken van bevoegde autoriteiten bij verontreiniging of geconstateerde risico's voor de menselijke gezondheid, alsmede de voorlichting en raadpleging van de bevolking. Daarom heeft de Commissie besloten Polen een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
Commissie verzoekt POLEN het Natura 2000-netwerk te voltooien
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Polen een met redenen omkleed advies te sturen (INFR(2019)2137) omdat het land habitats en soorten van EU-belang niet afdoende beschermt door natuurbeschermingsgebieden (Natura 2000-gebieden) aan te wijzen. In de habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG) en de vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG) de Raad) zijn de lidstaten overeengekomen om een coherent Europees Natura 2000-netwerk te ontwikkelen door aan de Commissie passende gebieden van communautair belang voor te stellen. De Commissie heeft Polen in juli 2019 een aanmaningsbrief gestuurd omdat het land niet alle gebieden had voorgesteld die beantwoorden aan de juridische en wetenschappelijke voorwaarden. Bovendien omvatten sommige van de voorgestelde gebieden niet de diverse habitattypen en soorten die bescherming nodig hadden. Tegelijkertijd moest de Commissie ook belangrijke lacunes constateren wat betreft de volledigheid en de datakwaliteit voor de beschermde gebieden. Hoewel vooruitgang is geboekt, heeft Polen nog steeds niet alle geconstateerde tekortkomingen weggewerkt en blijft de inbreuk op de verplichtingen uit hoofde van EU-natuurwetgeving voortduren. Daarom heeft de Commissie besloten Polen een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
Commissie verzoekt GRIEKENLAND en CYPRUS hun afvalverwerking te verbeteren
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Griekenland (INFR(2021)2166) en Cyprus (INFR(2021)2217) een met redenen omkleed advies te sturen wegens het niet correct toepassen van de richtlijn storten van afvalstoffen (Richtlijn 1999/31/EG) en de kaderrichtlijn afvalstoffen (Richtlijn 2008/98/EG, gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/851). De richtlijn storten van afvalstoffen legt normen voor stortplaatsen vast, om negatieve gevolgen voor menselijke gezondheid, water, bodem en lucht te voorkomen. De kaderrichtlijn afvalstoffen verplicht lidstaten maatregelen te treffen zodat alleen behandelde afvalstoffen worden gestort. Lidstaten moeten afvalstoffen terugwinnen en verwijderen op een wijze die geen gevaar voor de menselijke gezondheid en het milieu oplevert, terwijl het achterlaten, dumpen of ongecontroleerd verwijderen van afvalstoffen verboden is. De Commissie heeft Griekenland in november 2021 een aanmaningsbrief gestuurd wegens tekortkomingen op 84 stortplaatsen, maar ook omdat Griekenland nog steeds geen geïntegreerd en adequaat netwerk van afvalbeheerinstallaties had opgezet, rekening houdende met de beste beschikbare technieken. In december 2021 heeft de Commissie Cyprus een aanmaningsbrief gezonden omdat het land er niet voor zorgt dat afval passend wordt behandeld voordat het wordt gestort en omdat het geen geïntegreerd en adequaat netwerk van afvalbeheersinstallaties had opgezet, rekening houdende met de beste beschikbare technieken. De tekortkomingen betroffen drie stortplaatsen. Na beoordeling van het antwoord dat de Griekse en de Cypriotische autoriteiten hebben ingediend, en op basis van de recente data, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat alle stortplaatsen nog steeds niet aan de voorschriften voldoen. Bovendien is de capaciteit van installaties om afval te behandelen voordat het wordt gestort, in beide landen ontoereikend om gemengd stedelijk afval te behandelen. Daarom heeft de Commissie besloten Griekenland en Cyprus een met redenen omkleed advies te sturen. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
Commissie verzoekt BULGARIJE het beginsel “de vervuiler betaalt” toe te passen bij het berekenen van afvalheffingen
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Bulgarije een met redenen omkleed advies te sturen (INFR(2023)2064) wegens het niet toepassen van het beginsel “de vervuiler betaalt” uit de kaderrichtlijn afvalstoffen (Richtlijn 2008/98/EG, gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/851). Voor het nakomen van het beginsel “de vervuiler betaalt” dat de basis vormt van de richtlijn, moeten de oorspronkelijke afvalproducent of de huidige of vorige houders van het afval de kosten dragen voor het afvalbeheer (met inbegrip van inzameling, vervoer, nuttige toepassing (inclusief sortering) en verwijdering van afval). In Bulgarije zijn kosten voor afvalbeheer die burgers en bedrijven betalen, grotendeels gebaseerd op de fiscale waarde van het vastgoedobject en wordt geen rekening gehouden met relevante parameters zoals de hoeveelheid geproduceerd huishoudelijk afval. Uit een studie van 2019 is gebleken dat Bulgarije de enige lidstaat was met dit soort systeem. Aangezien dit systeem niet aan de wettelijke voorwaarden voldoet, heeft de Commissie in juli 2023 een aanmaningsbrief gezonden. Bulgarije heeft weliswaar zijn wetgeving aangepast om het probleem aan te pakken, maar de betrokken bepalingen zijn nooit van kracht geworden omdat de toepassing ervan tussen 2015 en 2025 ieder jaar opnieuw is uitgesteld. Volgens het laatste uitstel – bij wet vastgesteld in september 2024 – zullen de bepalingen die ervoor moeten zorgen dat het beginsel “de vervuiler betaalt” wordt nageleefd, pas in januari 2026 van kracht worden. Daarom heeft de Commissie besloten Bulgarije een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
Verwijzing naar het Hof van Justitie
Commissie besluit SLOWAKIJE voor het EU-Hof van Justitie te dagen omdat het land stedelijk afvalwater niet passend behandelt
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Slowakije voor het EU-Hof van Justitie te dagen wegens het niet volledig naleven van de opvang- en behandelingsverplichtingen uit de richtlijn behandeling stedelijk afvalwater (Richtlijn 91/271/EEG). De richtlijn wil de volksgezondheid en het milieu beschermen door te eisen dat stedelijk afvalwater wordt opgevangen en behandeld voordat het in het milieu wordt geloosd. Gemeenten en steden (agglomeraties) moeten de nodige infrastructuur opzetten om hun stedelijk afvalwater op te vangen en te behandelen. Niet-opgevangen of onbehandeld afvalwater kan een risico voor de volksgezondheid vormen, en meren, rivieren, de bodem, de kustwateren en het grondwater verontreinigen. De zaak betreft 25 agglomeraties in Slowakije die niet voldoen aan de richtlijn behandeling stedelijk afvalwater. De Commissie heeft Slowakije in februari 2017 een aanmaningsbrief gestuurd, in november 2019 gevolgd door een met redenen omkleed advies. Ondanks enige vooruitgang hebben de Slowaakse autoriteiten de bezwaren nog niet volledig weggenomen. De Commissie is van mening dat de inspanningen van de Slowaakse autoriteiten tot nu toe ontoereikend zijn, en daagt Slowakije daarom voor het EU-Hof van Justitie. Zie, voor meer informatie, het persbericht.
2. Interne Markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf
(meer informatie: Lea Zuber – tel.: +32 229-56298; Federica Miccoli – tel. +32 229-58300)
Aanmaningsbrieven
Commissie verzoekt BELGIË, BULGARIJE, TSJECHIË, DENEMARKEN, DUITSLAND, IERLAND, GRIEKENLAND, SPANJE, FRANKRIJK, ITALIË, CYPRUS, LETLAND, LUXEMBURG, HONGARIJE, MALTA, NEDERLAND, OOSTENRIJK, POLEN, ROEMENIË, SLOVENIË, FINLAND en ZWEDEN de regeldruk te verminderen voor beroepsbeoefenaren die tijdelijk en incidenteel diensten willen verrichten
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door een aanmaningsbrief te sturen aan België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Letland, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Slovenië, Finland en Zweden wegens niet-nakoming van de EU-regels inzake beroepskwalificaties (Richtlijn 2005/36/EG).
Met deze regels wordt het voor beroepsbeoefenaren gemakkelijker om hun diensten tijdelijk en incidenteel aan te bieden in verschillende lidstaten, terwijl consumenten en burgers toch de nodige bescherming genieten.
Bij wijze van uitzondering mogen lidstaten voor beroepen met implicaties voor de volksgezondheid of de veiligheid kwalificaties controleren voordat diensten mogen worden verricht. Die voorafgaande controles kunnen het opstarten van activiteiten aanzienlijk vertragen. Daarom mogen dit soort controles alleen onder strikte voorwaarden worden opgelegd, met name wanneer een gebrek aan beroepskwalificaties ernstige schade kan berokkenen aan de gezondheid of de veiligheid van de ontvangers van diensten. De Commissie is van oordeel dat deze 22 lidstaten ten onrechte voorafgaande controles eisen voor diverse beroepen die niet voldoen aan de voorwaarden om dit soort controles te mogen uitvoeren. Bij de handhaving heeft zij zich geconcentreerd op drie sectoren die van bijzonder belang zijn: de bouw, het vervoer en de zakelijke diensten.
Daarom stuurt de Commissie een aanmaningsbrief aan België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Letland, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Finland en Zweden. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de door de Commissie aan de orde gestelde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Commissie verzoekt BULGARIJE regels inzake overheidsopdrachten volledig na te komen
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door Bulgarije een aanmaningsbrief te sturen (INFR(2024)4027) omdat de nationale wetgeving EU-wetgeving inzake overheidsopdrachten niet nakomt. Volgens de Commissie maakt de Bulgaarse wet digitale overheid, die in november 2019 is vastgesteld, inbreuk op verplichtingen uit de richtlijn overheidsopdrachten (Richtlijn 2014/24/EU). De Bulgaarse wet wijst de levering van de elektronische e-governmentdiensten die overheidsdiensten gebruiken, toe aan een particuliere onderneming, ook al is niet voldaan aan de voorwaarden om een opdracht in uitzonderlijke omstandigheden onderhands te gunnen. Volgens de Commissie maken deze contracten inbreuk op EU-regels inzake overheidsopdrachten en schenden zij het beginsel van gelijke behandeling en transparantie. Daarom stuurt de Commissie Bulgarije een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Commissie verzoekt GRIEKENLAND gelijke behandeling te garanderen bij concessies voor gebruik van kustzones
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door Griekenland een aanmaningsbrief te sturen (INFR(2024)2243) wegens niet-nakoming van de regels inzake vergunningsprocedures voor het gebruik van openbare kustzones. In Griekenland kunnen bedrijven, zoals restaurants, gebruikmaken van de stranden naast hun zaak, zonder enige concurrerende selectieprocedure. Meer bepaald komt de Commissie tot de bevinding dat de Griekse wetgeving onverenigbaar blijkt met de dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG) en het beginsel van vrijheid van vestiging op grond van artikel 49 VWEU. De dienstenrichtlijn bepaalt dat in dergelijke gevallen de lidstaten een selectieprocedure moeten organiseren die open staat voor alle potentiële kandidaten, wat voor volledige onpartijdigheid en transparantie moet zorgen. Voorts zou, voor die gevallen waarin er een grensoverschrijdend belang dreigt te worden geraakt, een systeem zoals dat in het Griekse recht bestaat, bedrijven uit andere lidstaten ontmoedigen diensten te verrichten op de betrokken delen van de kust, hetgeen in strijd zou zijn met artikel 49 VWEU. Daarom stuurt de Commissie Griekenland een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Commissie verzoekt SPANJE ervoor te zorgen dat zijn etiketteringsvoorschriften voor afvalsortering voldoen aan beginsel van vrij verkeer van goederen
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door Spanje een aanmaningsbrief te sturen (INFR(2024)4029) wegens niet-nakoming van de artikelen 34 tot en met 36 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) op het punt van etiketteringsvoorschriften met instructies voor afvalsortering. In Spanje moet huishoudelijk verpakkingsafval een label krijgen dat laat zien hoe dit afval moet worden verwijderd. Omdat er echter andere geschikte opties bestaan die het handelsverkeer tussen de lidstaten minder beperken, lijken de Spaanse autoriteiten de evenredigheid van de maatregel onvoldoende te hebben onderzocht. Momenteel zijn er in de EU geen geharmoniseerde regels wat betreft instructies voor consumenten om afval te sorteren. De nieuwe verordening verpakkingen en verpakkingsafval, die nu in de laatste fase van de goedkeuringsprocedure zit, bevat bepalingen voor uitvoeringshandelingen waarmee dit soort geharmoniseerde regels kunnen worden vastgesteld. In afwachting dat deze vereisten op EU-niveau voorhanden zijn, mag nationale wetgeving geen nodeloze lasten voor intra-EU-handel creëren. Nationale etiketteringseisen kunnen een belangrijke hinderpaal vormen voor de eengemaakte markt – en het beginsel van het vrije verkeer van goederen ernstig aantasten. Daarom stuurt de Commissie Spanje een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Commissie verzoekt FRANKRIJK dienstenrichtlijn na te komen wat betreft energie-efficiëntie
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door Frankrijk een aanmaningsbrief te sturen (INFR(2024)2249) omdat de Franse certificeringsregeling “Reconnu Garant de l'Environnement” (RGE) de dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG) niet nakomt. De richtlijn wil ervoor zorgen dat dienstverrichters niet met ongerechtvaardigde hinderpalen te maken krijgen wanneer ze hun diensten in een andere lidstaat willen aanbieden. De Franse wetgeving legt dienstverrichters een aantal voorwaarden op (bv. verzekering beroepsaansprakelijkheid, eerdere ervaring met werkzaamheden, economische en financiële draagkracht, of het gebruik van bepaalde uitrusting), om de RGE-certificering te kunnen krijgen. Aangezien deze certificering nodig is om toegang tot overheidssubsidies te kunnen krijgen, is het verkrijgen ervan voor dienstverrichters uit andere lidstaten een noodzakelijke voorwaarde geworden om toegang te krijgen tot een substantieel deel van de Franse markt voor de renovatie van gebouwen. De Commissie is van oordeel dat diverse voorwaarden van die certificering niet gerechtvaardigd en evenredig zijn, met name in het geval van diensten die, op tijdelijke basis, in Frankrijk worden geleverd door dienstverrichters uit een andere EU-lidstaat. Deze procedure komt er na de inbreukprocedure die in 2019 tegen Frankrijk is ingeleid (INFR(2018)2280). Daarom stuurt de Commissie Frankrijk nu een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Commissie verzoekt LUXEMBURG om EU-richtlijnen inzake overheidsopdrachten na te komen
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door Luxemburg een aanmaningsbrief te sturen (INFR(2024)4026) wegens niet-nakoming van de EU-wetgeving inzake overheidsopdrachten. Deze EU-wetgeving omvat de richtlijn overheidsopdrachten (Richtlijn 2014/24/EU), de richtlijn overheidsopdrachten in nutssectoren (Richtlijn 2014/25/EU) en de richtlijn concessieovereenkomsten (Richtlijn 2014/23/EU). Deze EU-regels waarborgen de gelijke behandeling van ondernemers die geïnteresseerd zijn in deelname aan aanbestedingsprocedures en de naleving van de transparantieverplichting. Luxemburg heeft Spuerkeess (de staatsbank en -spaarbank) en POST Luxembourg vrijgesteld van de regels inzake overheidsopdrachten. Volgens de Commissie is dit in strijd met de EU-richtlijnen inzake overheidsopdrachten. Daarom stuurt de Commissie Luxemburg een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Commissie verzoekt PORTUGAL discriminerende regels inzake toegangsgelden voor nationale musea te schrappen
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door Portugal een aanmaningsbrief te sturen (INFR(2024)2250) wegens niet-nakoming van de EU-richtlijn voor diensten op de interne markt (Richtlijn 2006/123/EG) en artikel 56 VWEU, dat ontvangers van diensten garandeert dat ze in andere lidstaten op dezelfde voorwaarden als ingezetenen tot die diensten toegang krijgen. Deze regels vormen een van de fundamentele vrijheden van de eengemaakte EU-markt, die grensoverschrijdende activiteiten bevorderen en discriminatie op basis van nationaliteit en verblijfplaats uitschakelen. Portugal geeft op zon- en feestdagen gratis toegang tot bepaalde musea, monumenten en paleizen – maar alleen aan Portugese ingezetenen. De Commissie is van oordeel dat deze regels discrimineren tegen bezoekers die in andere lidstaten verblijven. Het EU-Hof van Justitie heeft reeds in 1994 geoordeeld dat het bezoek van musea in een andere lidstaat onder de EU-regels inzake vrij verkeer van diensten valt. Het Hof beklemtoonde ook het recht van toeristen uit andere lidstaten om, als ontvangers van diensten, die museale diensten op dezelfde voorwaarden te mogen genieten als onderdanen van het betrokken land. Daarom stuurt de Commissie Portugal een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Met redenen omklede adviezen
Commissie verzoekt SPANJE te zorgen voor gelijke behandeling met betrekking tot kustconcessies
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Spanje een met redenen omkleed advies te sturen (INFR(2022)4121) wegens niet-nakoming van de dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG) bij de toewijzing en verlenging van concessies door de Spaanse autoriteiten. Spanje biedt de mogelijkheid concessies te verlenen om permanente structuren (zoals restaurants of viskwekerijen) op te trekken op het openbaar domein in kustzones, op eenvoudig verzoek, gevolgd door een periode van 20 dagen om het publiek te informeren. De dienstenrichtlijn bevat echter uitdrukkelijk de verplichting om een onpartijdige en transparante selectieprocedure te gebruiken. Ook is de Commissie van oordeel dat de verlenging van de looptijd van deze concessies op grond van nationaal recht (in sommige gevallen tot 75 jaar) inbreuk maakt op diezelfde bepalingen, aangezien dit een voorkeurrecht inhoudt voor de gevestigde exploitanten. Voorts vormen de nationale regels, voor zover ze de toegang tot die concessies belemmeren voor partijen uit andere lidstaten, een onrechtmatige beperking van de vrijheid van vestiging die is vastgelegd in artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Daarom heeft de Commissie besloten Spanje een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
Commissie verzoekt HONGARIJE te zorgen voor nakoming EU-regels voor voortplantingsdiensten
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Hongarije een met redenen omkleed advies te sturen (INFR(2024)4001) omdat het land vanaf juni 2022 diensten voor medisch geassisteerde voortplanting beperkt tot dienstverleners in handen van of onder zeggenschap van de Staat. Hongarije verbiedt particuliere spelers om nog langer vruchtbaarheidsbehandelingen aan te bieden in het land. Deze beperkingen zijn in strijd met de vrijheid van vestiging, zoals die is vastgelegd in artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Volgens de Commissie wordt deze Hongaarse beperking niet gerechtvaardigd door enige overweging van openbaar belang. De maatregel dient niet voor de bescherming van de volksgezondheid en openbare orde, zoals door de Hongaarse autoriteiten was aangevoerd. Er is geen bewijs dat in de periode vóór juni 2022 de veiligheid en het kwaliteitsniveau van medisch geassisteerde voortplanting niet werd geborgd door particuliere dienstenaanbieders. Evenmin lijkt de maatregel de toegang tot medisch geassisteerde voortplanting te verbeteren, aangezien het aantal dienstenaanbieders hierdoor daalde. Daarom heeft de Commissie besloten Hongarije een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
Commissie verzoekt PORTUGAL om EU-regels inzake overheidsopdrachten na te komen op het punt van onderaanneming
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Portugal een met redenen omkleed advies te sturen (INFR(2023)2121) wegens niet-nakoming van de EU-regels inzake overheidsopdrachten (Richtlijn 2014/24/EU) op het punt van onderaanneming. Deze regels willen mkb-bedrijven helpen om aan de markt voor overheidsopdrachten deel te nemen en deze markt voor concurrentie open te stellen. Het Portugese wetboek overheidsopdrachten staat aanbestedende diensten toe om de mate waarin een opdracht in onderaanneming door een ander bedrijf mag worden uitgevoerd, te beperken. Volgens de Commissie wordt met die regel de richtlijn, zoals uitgelegd door het EU-Hof van Justitie, niet nagekomen. Daarom heeft de Commissie besloten Portugal een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
Verwijzingen naar het Hof van Justitie
Commissie besluit BULGARIJE en CYPRUS voor het EU-Hof van Justitie te dagen wegens niet correct omzetten richtlijn evenredigheidsbeoordeling
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Bulgarije (INFR(2021)2206) en Cyprus (INFR(2022)2055) voor het EU-Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens het niet correct omzetten van de richtlijn evenredigheidsbeoordeling (Richtlijn (EU) 2018/958) in nationale wetgeving. De richtlijn verplicht de lidstaten de evenredigheid van nieuwe nationale beroepsreglementering grondig te beoordelen voordat deze regels worden vastgesteld. Ook wil de richtlijn voorkomen dat onnodig restrictieve beroepsreglementering van kracht wordt. De lidstaten dienden de richtlijn uiterlijk 30 juli 2020 om te zetten in nationaal recht. Volgens de Commissie heeft Bulgarije nagelaten om ervoor te zorgen dat vooraf een evenredigheidsbeoordeling plaatsvindt van parlementaire wijzigingen. Daarnaast heeft Bulgarije geen mechanisme opgezet dat de onafhankelijkheid en objectiviteit moet garanderen van evenredigheidsbeoordelingen die worden opgesteld door beroepsorganisaties, bijvoorbeeld via evaluaties van dergelijke evenredigheidsbeoordelingen door toezichthouders of onafhankelijke organen. Ook heeft Cyprus er niet voor gezorgd dat alle onder de richtlijn vallende maatregelen, en met name maatregelen die door beroepsorganisaties of het parlement worden geïnitieerd, vooraf aan een evenredigheidsbeoordeling worden onderworpen. Voorts heeft Cyprus diverse criteria die in de richtlijn voor de evenredigheidsbeoordeling zijn vastgesteld, niet correct omgezet en heeft het land niet gezorgd voor passende informatieverschaffing aan en een passende betrokkenheid van stakeholders. De Commissie is van mening dat de inspanningen van de autoriteiten tot nu toe ontoereikend zijn, en daagt Bulgarije en Cyprus daarom voor het EU-Hof van Justitie. Zie, voor meer informatie, het persbericht.
Commissie besluit SPANJE voor het EU-Hof van Justitie te dagen wegens niet correct omzetten richtlijn overheidsopdrachten
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Spanje (INFR(2021)2171) voor het EU-Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens het niet correct omzetten van de richtlijn overheidsopdrachten (Richtlijn 2014/24/EU), de richtlijn overheidsopdrachten in nutssectoren (Richtlijn 2014/25/EU) en de richtlijn concessieovereenkomsten (Richtlijn 2014/23/EU). Deze regels hadden tegen 18 april 2016 door de lidstaten in nationaal recht moeten zijn omgezet. Ze verplichten de lidstaten onpartijdige en transparante procedures te hanteren en in te zetten op het openstellen van de dienstenmarkten voor daadwerkelijke concurrentie tussen ondernemingen uit de hele EU. Ook moeten deze regels garanderen dat overheidsaankopen de beste prijs-kwaliteitverhouding opleveren. Na de laattijdige omzetting van de drie richtlijnen en de nalevingscontrole door de Commissie, is in december 2021 besloten om Spanje een aanmaningsbrief te sturen, in april 2024 gevolgd door een met redenen omkleed advies. Tot dusver heeft Spanje in zijn wetgeving nog niet de vereiste aanpassingen doorgevoerd om deze verenigbaar te maken met alle verplichtingen uit hoofde van EU-recht. De Spaanse wetgeving wijkt sterk af van EU-regels, met name wat betreft de soorten aanbestedende diensten, opdrachten en contractherzieningen die de regels inzake overheidsopdrachten moeten volgen. De Commissie is van mening dat de inspanningen van de autoriteiten tot nu toe ontoereikend zijn, en daagt Spanje daarom voor het EU-Hof van Justitie. Zie, voor meer informatie, het persbericht.
3. Migratie, binnenlandse zaken en veiligheidsunie
(meer informatie: Stefan de Keersmaecker – +32 229-84680; Fiorella Boigner – tel.: +32 229-93734; Elettra Di Massa – tel. +32 229-82161)
Aanmaningsbrieven
Commissie verzoekt MALTA en NEDERLAND bepalingen vuurwapenrichtlijn volledig en correct om te zetten
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door Malta (INFR(2024)2264) en Nederland (INFR(2024)2265) een aanmaningsbrief te sturen wegens het niet correct omzetten van de bepalingen van de vuurwapenrichtlijn (Richtlijn (EU) 2021/555). Malta heeft de Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2019/68 van de Commissie tot vaststelling van technische specificaties voor de markering van vuurwapens en Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2019/69 van de Commissie tot vaststelling van technische specificaties voor alarm- en seinwapens niet correct omgezet. Nederland heeft Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2019/69 van de Commissie niet correct omgezet. De vuurwapenrichtlijn stelt gemeenschappelijke minimumnormen vast voor de verwerving, het voorhanden hebben en de commerciële uitwisseling van civiele vuurwapens, zoals vuurwapens die worden gebruikt voor sportschieten en de jacht. De regels maken het legale gebruik en verkeer van vuurwapens, essentiële onderdelen en munitie voor civiel gebruik binnen de EU mogelijk. Tegelijkertijd handhaaft de richtlijn hoge normen op het gebied van veiligheid en bescherming tegen strafbare feiten en illegale handel in vuurwapens. Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2019/68 van de Commissie bevat regels betreffende de markering van vuurwapens en essentiële onderdelen, zodat deze beter te traceren zijn en ze gemakkelijker veilig overbrengen te zijn. Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2019/69 van de Commissie stelt technische specificaties vast voor alarm- en seinwapens (die alleen losse munitie of irriterende stoffen afgeven) om te voorkomen dat deze illegaal worden omgebouwd tot dodelijke vuurwapens. Malta en Nederland hadden tot 14 december 2019 de tijd om de vuurwapenrichtlijn om te zetten. De termijn voor de omzetting van de beide uitvoeringsrichtlijnen was 17 januari 2020. Daarom stuurt de Commissie Malta en Nederland een aanmaningsbrief. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Met redenen omklede adviezen
Commissie verzoekt KROATIË, POLEN, SLOVENIË en ZWEDEN blauwekaartrichtlijn om te zetten
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Kroatië (INFR(2024)0062), Polen (INFR(2024)0109), Slovenië (INFR(2024)0131) en Zweden (INFR(2024)0128) een met redenen omkleed advies te sturen wegens niet-omzetting van de blauwekaartrichtlijn. De blauwekaartrichtlijn van de EU (Richtlijn (EU) 2021/1883) trekt Richtlijn (EU) 2009/50 in en bepaalt de voorwaarden voor toegang en verblijf van hooggekwalificeerde niet-EU-burgers die in de EU komen wonen en werken. De richtlijn voert doeltreffendere regels in om hooggekwalificeerde werkers aan te trekken naar de EU. Deze regels omvatten soepelere toelatingsvoorwaarden, betere rechten en de mogelijkheid om gemakkelijker te reizen tussen EU-lidstaten en er te werken. EU-lidstaten (met uitzondering van Denemarken en Ierland, volgens de protocollen die deze landen hebben bedongen) hadden tot 18 november 2023 de tijd om de richtlijn in nationaal recht om te zetten. Slovenië en Zweden hebben de richtlijn niet tijdig omgezet. Daarom heeft de Commissie besloten Kroatië, Polen, Slovenië en Zweden een met redenen omkleed advies te sturen. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
4. Justitie
(Stefan de Keersmaecker – +32 229-84680; Cristina Torres Castillo – tel.: +32 229-90679; Yuliya Matsyk – tel.: +32 229-62716)
Aanmaningsbrieven
Commissie verzoekt OOSTENRIJK om EU-regels inzake vrij verkeer van personen binnen EU na te komen
De Europese Commissie heeft besloten een aanvullende aanmaningsbrief te sturen aan Oostenrijk (INFR(2011)2034) wegens het niet correct omzetten van de richtlijn vrij verkeer (Richtlijn 2004/38/EG). Die richtlijn eist dat lidstaten voor EU-burgers de toegang en het verblijf van familieleden in ruime zin toestaan en faciliteren. Deze familieleden hebben dan dezelfde rechten als naaste familieleden. Volgens de richtlijn moeten lidstaten toegang en verblijf verlenen aan bepaalde familieleden ten laste van een EU-burgers, of aan hun duurzame partners, die dezelfde rechten hebben als familieleden. In Oostenrijks recht worden aan personen die niet de nationaliteit van een lidstaat hebben, niet de correcte verblijfsdocumenten afgegeven. Evenmin krijgen ze bepaalde rechten die de richtlijn hun toekent, zoals het recht om onmiddellijk te mogen werken of de voorwaarden om het verblijfsrecht te behouden. In het licht van recente rechtspraak van het Hof van Justitie die de rechten van familieleden in ruime zin verduidelijkte, en na analyse van wetgeving die Oostenrijk in 2020 hierover heeft aangenomen, is de Commissie van oordeel dat nog meer bepalingen van de richtlijn niet correct zijn omgezet dan toen de eerste aanmaningsbrief werd gezonden. Zij heeft dan ook besloten om een aanvullende aanmaningsbrief te zenden. Oostenrijk heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en te antwoorden op de door de Commissie aan de orde gestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Verwijzingen naar het Hof van Justitie
Commissie besluit VERENIGD KONINKRIJK voor EU-Hof van Justitie te dagen voor zijn toepassing van EU-recht inzake vrij verkeer met gevolgen voor het terugtrekkingsakkoord
De Europese Commissie heeft vandaag besloten het Verenigd Koninkrijk voor het EU-Hof van Justitie te dagen (INFR(2020)2202 en (2011)2054) omdat het land EU-recht inzake vrij verkeer van EU-burgers en hun familieleden eind 2020 niet is nagekomen. De Commissie is van oordeel dat er verschillende tekortkomingen waren in de uitvoering door het Verenigd Koninkrijk van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarmee EU-burgers in het kader van het terugtrekkingsakkoord nog steeds te maken krijgen. De Commissie heeft het Verenigd Koninkrijk in mei 2020 een aanmaningsbrief gestuurd in verband met INFR(2020)2202 en in juli 2024 een met redenen omkleed advies omdat de nationale wetgeving van het Verenigd Koninkrijk beperkte wie er aanspraak kan maken op het EU-recht inzake vrij verkeer. Deze zaak bouwde voort op INFR(2011)2054, waarvoor de Commissie in juni 2011 een aanmaningsbrief had gestuurd en in april 2012 een met redenen omkleed advies. Zij was hierover tot juni 2024 in dialoog met het Verenigd Koninkrijk. Na een zorgvuldige analyse van de antwoord van het Verenigd Koninkrijk blijft de Commissie erbij dat er voor diverse onderdelen van de bezwaren nog steeds geen oplossing is, onder meer wat betreft de rechten van werkers en de rechten van familieleden in ruimere zin. Daarom heeft de Commissie besloten het Verenigd Koninkrijk voor het EU-Hof van Justitie te dagen. Zie, voor meer informatie, het persbericht.
5. Mobiliteit en vervoer
(meer informatie: Maciej Berestecki – tel.: +32 229-53156; Anna Wartberger – tel.: +32 229-82054)
Aanmaningsbrieven
Commissie verzoekt ITALIË te zorgen voor niet-discriminerende toegang tot markt voor internationale goederenvervoer over de weg
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door Italië een aanmaningsbrief te sturen (INFR(2024)2235) omdat het land de verordening tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (Verordening (EG) nr. 1072/2009) niet correct toepast. Dankzij de verordening worden geldboeten op niet-discriminerende basis opgelegd, ongeacht de nationaliteit of plaats van vestiging. In het Italiaanse recht worden voor geldboeten alleen bankoverschrijvingen en contante betalingen geaccepteerd, hetgeen kan leiden tot een ongelijke behandeling van buitenlandse vervoerders. Meer bepaald moeten buitenlandse vervoerders, anders dan bij binnenlandse bankoverschrijvingen, vaak lang wachten om bevestiging te krijgen van de bankoverschrijvingen voordat ze met hun voertuigen weer mogen doorrijden. Dit leidt er vaak toe dat buitenlandse vervoerders parkeervergoedingen aan de Italiaanse autoriteiten moeten betalen, zodat de uiteindelijke boete hoger uitvalt dan voor voertuigen die in Italië geregistreerd zijn. Daarom stuurt de Commissie Italië een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Commissie verzoekt GRIEKENLAND vereisten voor individuele identificatie van luchtvaartuigen voor luchtverkeersbeheers- en luchtvaartnavigatiediensten te implementeren
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door Griekenland een aanmaningsbrief te sturen (INFR(2024)2237) omdat het land niet de vereiste technologie voor luchtvaartuigidentificatie heeft uitgerold, zoals vereist door Verordening (EU) 2017/373, die handelt over luchtverkeersbeheers- en luchtvaartnavigatiesystemen. Deze capaciteit is van cruciaal belang voor het versterken van surveillancediensten en het versterken van de efficiëntie van het luchtverkeersbeheer, omdat vliegtuigen daarmee nauwkeuriger kunnen worden getraceerd. Ondanks een overeenkomst van 2020 tussen het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) en de Hellenic Civil Aviation Authority (H-CAA) om de nodige radarsystemen aan te schaffen, te installeren en in bedrijf te nemen, blijven corrigerende maatregelen uit. De inzet van moderne radars kan zorgen voor de interoperabiliteit van Griekenland met andere EU-lidstaten die deze systemen al gebruiken – en kan uiteindelijk de luchtruimcapaciteit vergroten, wat nodig is gezien de hogere verkeersvolumes in het Griekse luchtruim, met name in de zomerperiode. De informatie die de H-CAA in antwoord op het verzoek van de Commissie heeft verstrekt, geeft geen bevredigend antwoord op de vraag wanneer de capaciteit voor luchtvaartuigidentificatie daadwerkelijk zal worden uitgerold in Griekenland. Daarom stuurt de Commissie Griekenland een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Commissie verzoekt HONGARIJE afdoende veiligheidstoezicht in burgerluchtvaart te verzekeren
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door Hongarije een aanmaningsbrief te sturen (INFR(2024)2239) wegens niet-nakoming van de EU-regels inzake veiligheidstoezicht in de burgerluchtvaart. De Commissie is van oordeel dat Hongarije de vereisten uit de verordening tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering (Verordening (EU) nr. 965/2012) niet nakomt. Hongarije heeft niet aangetoond dat het over een voldoende aantal gekwalificeerde personeelsleden beschikt om toezicht uit te oefenen op gecertificeerde exploitanten en zich ervan te vergewissen dat deze aan de eisen voldoen. Voorts heeft Hongarije geen robuust beheersysteem opgezet, met vastgelegde beleidslijnen en procedures en een duidelijke organisatorische structuur, waarmee de nakoming van de verordening kan worden verzekerd. Evenmin heeft Hongarije ervoor gezorgd dat gecertificeerde organisaties aan de nodige voorwaarden moet voldoen voordat zij certificaten, goedkeuringen of vergunningen kunnen krijgen. Bovendien ontbreekt het in het land aan effectieve toezichtprogramma's, met regelmatige audits en inspecties, om de activiteiten van gecertificeerde organisaties te monitoren. Daarom stuurt de Commissie Hongarije een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Commissie roept POLEN op om regels inzake toezicht op veiligheid van burgerluchtvaart na te komen
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door Polen een aanmaningsbrief te sturen (INFR(2024)2240) wegens niet-nakoming van de EU-regels inzake veiligheidstoezicht in de burgerluchtvaart. De Commissie is van oordeel dat Polen de vereisten uit de verordening tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering (Verordening (EU) nr. 965/2012) niet nakomt. In januari 2024 bracht een inspectie van het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) aan het licht dat Polen geen verplichte alcoholtests afnam van cockpit- en cabinebemanning – en dit zowel voor nationale maatschappijen als voor maatschappijen uit andere EU-landen en derde landen die op Poolse luchthavens landen. Dit is in strijd met artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie dat eist dat lidstaten alcoholtests afnemen van cockpit- en cabinebemanning niet alleen van maatschappijen die onder hun eigen toezicht staan, maar ook van maatschappijen die onder toezicht staan van een andere lidstaat of een derde land. Daarom stuurt de Commissie Polen een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Commissie verzoekt GRIEKENLAND om EU-wetgeving inzake veiligheid op het spoor na te komen
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door Griekenland een aanmaningsbrief te sturen (INFR(2023)2036) omdat het land zich niet aanpast aan de eisen van EU-wetgeving inzake veiligheid op het spoor (Richtlijn (EU) 2016/798). Deze richtlijn omvat veiligheidseisen voor het spoorwegsysteem als geheel. In Griekenland zijn er volgens de Commissie sinds lang tekortkomingen bij de implementatie van de richtlijn sinds die in werking is getreden. De tekortkomingen zijn systemisch en komen ook voort uit het ontbreken van een veiligheidscultuur binnen de betrokken organisaties. De Commissie stipt aan dat de Griekse regering, na het verslag van het Spoorwegbureau van de Europese Unie over de stand van uitvoering en toepassing van EU-spoorwetgeving in Griekenland, een actieplan heeft vastgesteld in overleg en in samenspraak met de diensten van de Commissie. Het actieplan biedt een basis om de tekortkomingen weg te werken en er wordt goede vooruitgang geboekt bij de uitvoering van dat plan, waarbij Griekeland tweemaandelijks aan de Commissie rapporteert over de gemaakte vooruitgang. Niettemin blijven er tekortkomingen bestaan bij de implementatie van de richtlijn. Daarom stuurt de Commissie Griekenland een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om formeel te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Aanvullende aanmaningsbrief
Commissie dringt bij SLOVENIË aan om doeltreffende en onafhankelijke klachtenbehandelingsprocedure op te zetten in lijn met EU-wetgeving over havendiensten
De Europese Commissie heeft besloten een aanvullende aanmaningsbrief te sturen aan Slovenië (INFR(2021)2044) wegens niet-nakoming van artikel 16, lid 2, van de verordening havendiensten (Verordening (EU) 2017/352). Deze verordening verplicht lidstaten een doeltreffend en onafhankelijk systeem op te zetten voor het behandelen van klachten en het voorkomen van belangenconflicten tussen havenbeheer en dienstverrichters. Na de inleiding van de inbreukprocedure in 2021 is Slovenië zijn kennisgevingsverplichtingen nagekomen, maar de Commissie blijft zich zorgen maken dat het Sloveense orgaan voor het behandelen van klachten nog steeds niet aan de nodige vereisten voldoet. Daarom stuurt de Commissie Slovenië een aanvullende aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Met redenen omklede adviezen
Commissie verzoekt DUITSLAND stroomlijningsrichtlijn voor verbeteren implementatie projecten van trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T) volledig om te zetten
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Duitsland een met redenen omkleed advies te sturen (INFR(2023)0200) wegens het niet volledig omzetten van de stroomlijningsrichtlijn (Richtlijn (EU) 2021/1187). De stroomlijningsrichtlijn is per 9 augustus 2021 van kracht geworden en wil de voltooiing van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T) versnellen door de vergunnings- en aanbestedingsprocedures te vereenvoudigen en te verduidelijken. De richtlijn zet in op TEN-T kernnetwerkprojecten met topprioriteit, grensoverschrijdende initiatieven en Europese vervoerscorridors met budgetten van meer dan 300 miljoen EUR. Om dit doel te bereiken, bepaalt de richtlijn vier cruciale vereisten voor lidstaten: het aanwijzen van een aangewezen instantie voor elk project; het vereenvoudigen van procedures voor vergunningverlening zodat deze niet meer dan vier jaar in beslag nemen; het transparant maken van procedures, en het verbeteren van grensoverschrijdende coördinatie. Duitsland heeft de Commissie geen kennisgegeven van maatregelen die zijn genomen om de stroomlijningsrichtlijn in nationaal recht om te zetten. Daarom heeft de Commissie besloten Duitsland een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
Commissie verzoekt BULGARIJE zijn maatregelen voor omzetting van richtlijn gehuurde voertuigen mee te delen
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Bulgarije een met redenen omkleed advies te sturen (INFR(2023)0192) omdat het land de Commissie geen kennis heeft gegeven van zijn nationale wetgeving tot omzetting van de richtlijn gehuurde voertuigen (Richtlijn (EU) 2022/738). Deze richtlijn legt minimumnormen vast voor het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurders in het goederenvervoer. Een en ander kan voor bedrijven in het goederenvervoer over de weg de kosten drukken en de flexibiliteit vergroten. De lidstaten hadden tot 6 augustus 2023 de tijd om de richtlijn in nationaal recht om te zetten en aan de bepalingen ervan te voldoen. Toen Bulgarije dat niet had gedaan, heeft de Commissie in september 2023 een aanmaningsbrief gezonden. De Bulgaarse autoriteiten hebben aangegeven dat ze aan omzettingsmaatregelen werken, maar deze zijn nog niet vastgesteld. Daarom heeft de Commissie besloten Bulgarije een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
Commissie verzoekt BULGARIJE, GRIEKENLAND, SPANJE, ITALIË, LUXEMBURG, MALTA, POLEN en PORTUGAL om EU-regels inzake tolgelden en vignetten voor gebruik weginfrastructuur volledig om te zetten
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed te sturen aan Bulgarije (INFR(2024)0150), Griekenland (INFR(2024)0155), Spanje (INFR(2024)0157), Italië (INFR(2024)0161), Luxemburg (INFR(2024)0164), Malta (INFR(2024)0167), Polen (INFR(2024)0169) en Portugal (INFR(2024)0171) wegens niet-omzetting van de eurovignetrichtlijn (Richtlijn 1999/62/EG, gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2022/362). De eurovignetrichtlijn legt gemeenschappelijke regels vast voor op afstand gebaseerde heffingen (tolgelden) en op tijd gebaseerde gebruiksrechten (vignetten), waarmee lidstaten infrastructuurkosten (bouw, exploitatie, onderhoud) kunnen recupereren via tolgelden en vignetten. De wijzigingsrichtlijn (Richtlijn (EU) 2022/362) is nu uitgebreid tot personenauto's, bussen en touringcars, en kleine zware voertuigen. Ook eist de herziene richtlijn dat lidstaten de milieukosten van luchtvervuiling doorberekenen in hun heffingssystemen zodat heffingen gebaseerd zijn op de CO2-emissies van een voertuig. Dit moet de emissies reduceren en schonere zware voertuigen stimuleren. De uiterste datum voor omzetting van de richtlijn in nationaal recht was 25 maart 2024. Geen van deze acht lidstaten heeft omzettingsmaatregelen meegedeeld. Daarom heeft de Commissie besloten Bulgarije, Griekenland, Spanje, Italië, Luxemburg, Malta, Polen en Portugal een met redenen omkleed advies te sturen. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
Commissie dringt bij DUITSLAND aan om effectieve en onafhankelijke klachtenbehandelingsprocedure op te zetten in lijn met EU-wetgeving over havendiensten
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Duitsland een aanvullende aanmaningsbrief te sturen (INFR(2021)2041) wegens niet-nakoming van artikel 16, lid 2, van de verordening havendiensten (Verordening (EU) 2017/352) wat betreft procedures voor het behandelen van klachten. Dit artikel eist dat een doeltreffende procedure voor klachtenbehandeling wordt opgezet om problemen met betrekking tot havendiensten af te handelen. Deze procedure moet vrij zijn van belangenconflicten en onafhankelijk functioneren van havenbeheersautoriteiten of dienstverrichters, zodat onpartijdigheid verzekerd is. Dit met redenen omklede advies houdt rekening met het feit dat Duitsland zijn kennisgevingsverplichtingen uit hoofde van artikel 16, lid 7, van Verordening (EU) 2017/352 is nagekomen. Duitsland heeft de nodige kennisgevingen gedaan nadat de Commissie in 2023 de inbreukprocedure had ingeleid. Duitsland heeft evenwel geen maatregelen wat betreft artikel 16, lid 2, meegedeeld. Daarom heeft de Commissie besloten Duitsland een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
Commissie verzoekt GRIEKENLAND prestatiegebaseerde naderingsprocedures toe te passen op luchthavens
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Griekenland een met redenen omkleed advies te sturen (INFR(2024)2014) wegens het niet opzetten van de nodige maatregelen om prestatiegebaseerde navigatieprocedures (PBN) uit te rollen op Griekse luchthavens, zoals vereist door Uitvoeringsverordeningen (EU) 2018/1048 en (EU) 2018/1139 van de Commissie. Door optimaal gebruik te maken van luchtroutes en instrumentnaderingsprocedures levert het gebruik van PBN-procedures bij het luchtverkeersbeheer- en luchtvaartnavigatiediensten diverse voordelen op, zoals verbeterde veiligheid, meer capaciteit, minder milieu-impact en grotere kostenefficiëntie. Momenteel is landen op Griekse havens veilig. Door echter de ontbrekende PBN-naderingsprocedures toe te passen op Griekse luchthavens, zouden piloten kunnen landen met verticale geleiding, hetgeen de veiligheid verder zou verbeteren. De Commissie heeft Griekenland in april 2024 een aanmaningsbrief gestuurd. Het antwoord van Griekenland van 19 juni levert onvoldoende bewijzen voor de implementatie van PBN-procedures op Griekse luchthavens of voor de implementatie van de corrigerende maatregelen die tussen het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart en de Hellenic Civil Aviation Authority (H-CAA) waren overeengekomen. Daarom stuurt de Commissie Griekenland een met redenen omkleed advies. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
Aanvullend met redenen omkleed advies
Commissie verzoekt TSJECHIË wetgeving inzake Europese elektronische-tolheffingsdienst volledig om te zetten zodat EU-weggebruikers gemakkelijker naar het buitenland kunnen reizen
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Tsjechië een met redenen omkleed advies (INFR(2021)0520) te sturen omdat het land de Commissie geen kennis heeft gegeven van zijn volledige omzetting van de richtlijn Europese elektronische-tolheffingsdienst (EETS) (Richtlijn (EU) 2019/520) in nationale wetgeving. De EETS is een eengemaakt tolheffingssysteem waarmee EU-weggebruikers in alle lidstaten kunnen reizen met één abonnementscontract, één dienstverrichter en één boordunit. De richtlijn heeft twee doelstellingen: de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer waarborgen en de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over niet-betaling van wegentol vergemakkelijken. De uiterste datum voor de omzetting van de richtlijn was 19 oktober 2021. Het aanvullende met redenen omklede advies van vandaag komt er na een eerste met redenen omklede advies dat in juli 2022 was gezonden. Het niet volledig omzetten van deze EU-regels vormt een belemmering voor de interoperabiliteit tussen elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer in de lidstaten en voor de internationale handhaving van de verplichting om wegentol te betalen in de EU. Daarom heeft de Commissie besloten Tsjechië een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
6. Financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie
(meer informatie: Olof Gill – tel.: +32 229-659 66; Marta Perez-Cejuela Romero – tel.: +32 229-63770)
Aanmaningsbrieven
Commissie verzoekt ROEMENIË richtlijn hypothecair krediet correct om te zetten
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door Roemenië een aanmaningsbrief te sturen (INFR(2024)2247) omdat het land de richtlijn hypothecair krediet (Richtlijn (EU) 2014/17) niet correct heeft omgezet. De richtlijn wil voor consumenten, kredietgevers en kredietbemiddelaars een efficiënte en concurrerende eengemaakte markt tot stand te brengen, met een hoge mate van consumentenbescherming op het gebied van hypothecair krediet. De richtlijn eist dat kredietbemiddelaars die in andere lidstaten een vergunning hebben gekregen, in Roemenië actief mogen zijn, hetzij op afstand, hetzij via een lokaal bijkantoor. Zij kunnen dit doen op basis van hun vergunning in hun lidstaat van herkomst en ongeacht aanvullende vergunningverlening of registratie door de Roemeense autoriteiten. De Commissie is van mening dat Roemenië deze aspecten van de richtlijn hypothecair krediet niet correct heeft omgezet. Daarom stuurt de Commissie Roemenië een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Commissie verzoekt SPANJE de verordening eengemaakte eurobetalingsruimte (SEPA) correct te implementeren
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door Spanje een aanmaningsbrief te sturen (INFR(2024)4021) omdat het land geen bevoegde autoriteiten heeft aangewezen die moeten toezien op de inachtneming van Verordening (EU) nr. 260/2012 (SEPA-verordening) door publieke autoriteiten. Tot dusver zijn er in Spanje geen autoriteiten die bevoegd zijn voor het behandelen van inbreuken op de SEPA-verordening door publieke autoriteiten die weigeren betalingen uit te voeren of te ontvangen (automatische afschrijvingen of overmakingen) naar/van betaalrekeningen in een andere lidstaat. Deze onrechtmatige praktijk staat ook bekend als “IBAN-discriminatie”. Doordat er geen bevoegde autoriteit is, kunnen consumenten en bedrijven hun recht niet uitoefenen om in Spanje tegen dit soort praktijken een klacht in te dienen bij een bevoegde autoriteit. Daarom stuurt de Commissie Spanje een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.
Met redenen omklede adviezen
Commissie verzoekt ZWEDEN met richtlijn duurzaamheidsrapportage ondernemingen ingevoerde nieuwe rapportageregels correct om te zetten
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Zweden een met redenen omkleed advies te sturen (INFR(2024)2195) omdat het land zijn wetgeving niet in overeenstemming heeft gebracht met de jaarrekeningrichtlijn (Richtlijn 2013/34/EU), de transparantierichtlijn (Directive 2004/109/EG) en de auditrichtlijn (Richtlijn 2006/43/EG), gewijzigd bij de richtlijn duurzaamheidsrapportage (CSRD) (Richtlijn (EU) 2022/2464). De CSRD voert nieuwe regels in voor de rapportage van duurzaamheidsinformatie door bedrijven. Deze regels gelden vanaf de boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2024, afhankelijk van de grootte van het bedrijf. Volgens de door Zweden vastgestelde nationale omzettingsmaatregelen moeten bedrijven informatie beginnen te rapporteren voor boekjaren die aanvangen op of na 1 juli 2024. Dit is niet in overeenstemming met de CSRD, aangezien Zweden de toepassing van de vereisten inzake duurzaamheidsrapportage met een half jaar vertraagt. Door deze vertraging bij de invoering dreigt Zweden een ongelijk speelveld te creëren tussen EU-bedrijven in verschillende lidstaten. Daarom stuurt de Commissie Zweden een met redenen omkleed advies. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Als er geen bevredigend antwoord komt, kan de Commissie de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Commissie verzoekt SPANJE en PORTUGAL implementatie verordening pan-Europees persoonlijk pensioenproduct te voltooien
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Spanje (INFR(2024)2187) en Portugal (INFR(2024)2188) wegens niet-kennisgeving aan de Commissie van de regels inzake administratieve sancties en andere maatregelen die van toepassing zijn op inbreuken op de verordening inzake een pan-Europees persoonlijk pensioenproduct (Verordening (EU) 2019/1238). Het pan-Europese persoonlijke pensioenproduct (PEPP) is een vrijwillige persoonlijke pensioenregeling die consumenten een pan-Europese pensioenspaaroptie biedt. Dit soort producten is bedoeld om spaarders meer keuze te geven en producten concurrerender te maken en tegelijkertijd een sterke consumentenbescherming te bieden. Deze producten kunnen worden aangeboden door een breed scala aan aanbieders van financiële diensten, zoals verzekeringsmaatschappijen, vermogensbeheerders, banken, bepaalde beleggingsondernemingen en bepaalde bedrijfspensioenfondsen. De Commissie heeft in juli 2024 aan beide lidstaten aanmaningsbrieven gestuurd. Tot op heden hebben Spanje en Portugal de omzetting van de verordening nog steeds niet afgerond. Daarom heeft de Commissie besloten Spanje en Portugal een met redenen omkleed advies te sturen. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
Verwijzingen naar het Hof van Justitie
Commissie besluit VERENIGD KONINKRIJK voor het EU-Hof van Justitie te dagen omdat het land zijn bilaterale investeringsverdragen (BIT's) met zes EU-lidstaten niet heeft opgezegd
De Europese Commissie heeft vandaag besloten het Verenigd Koninkrijk voor het EU-Hof van Justitie te dagen omdat het land de bilaterale investeringsverdragen (BIT's) niet heeft opgezegd die het nog had lopen met Bulgarije, Tsjechië, Kroatië, Litouwen, Polen en Slovenië. De Commissie stelt zich al lange tijd op het standpunt dat BIT's tussen EU-lidstaten overlappen met en in strijd zijn met EU-recht. Op 6 maart 2018 heeft het EU-Hof van Justitie dat standpunt bevestigd in de zaak-Achmea (C-284/16). Het Hof verklaarde dat arbitrage tussen investeerders en staten op grond van bilaterale investeringsovereenkomsten tussen EU-lidstaten onverenigbaar is met EU-recht, omdat hiermee het beginsel van wederzijds vertrouwen tussen lidstaten ter discussie wordt gesteld. Alle lidstaten, waaronder het Verenigd Koninkrijk, hebben zich – in hun verklaringen van 15 en 16 januari 2019 – ertoe verbonden de BIT's die zij onderling hadden gesloten, op gecoördineerde wijze te beëindigen door middel van een plurilateraal verdrag, tenzij bilaterale beëindiging wederzijds als passender werd beschouwd. Ook al stond het tussen lidstaten gesloten plurilateraal verdrag van 5 mei 2020 open voor ondertekening door het Verenigd Koninkrijk, toch heeft dat land dit verdrag niet ondertekend en heeft het deze BIT's niet bilateraal beëindigd. In het licht van het arrest-Achmea betekent een en ander dat een lidstaat die intra-EU bilaterale investeringsovereenkomsten handhaaft, het EU-recht schendt. De Commissie heeft het Verenigd Koninkrijk op 15 mei 2020 een aanmaningsbrief gestuurd, op 30 oktober 2020 gevolgd door een met redenen omkleed advies, waarop het Verenigd Koninkrijk niet heeft geantwoord. Overeenkomstig artikel 87 van het terugtrekkingsakkoord kan de Commissie de zaak tot en met 31 december 2024 voor het EU-Hof van Justitie brengen. Nadat het met redenen omkleed advies was uitgegaan, is de Commissie in dialoog gegaan met zowel het Verenigd Koninkrijk als de lidstaten die nog BIT's met het Verenigd Koninkrijk hadden lopen, om zo de stopzetting van die BIT's ordelijk te laten verlopen. Het Verenigd Koninkrijk heeft echter tot dusver de betrokken BIT's niet beëindigd. Zie, voor meer informatie, het persbericht.
7. Digitale economie
(meer informatie: Thomas Regnier – tel.: +32 229-91099; Patricia Poropat – tel.: + 32 229-80485)
Aanmaningsbrieven en met redenen omklede adviezen
Commissie verzoekt BELGIË, BULGARIJE, SPANJE, NEDERLAND en POLEN digitaledienstenverordening na te komen
De Europese Commissie heeft besloten een aanmaningsbrief te sturen aan Bulgarije (D 2024/2241) en een met redenen omkleed advies aan België(INFR(2024)2164), Spanje (INFR(2024)2165), Nederland (INFR(2024)2163) en Polen (INFR(2024)2041) omdat deze landen in het kader van de digitaledienstenverordening (DSA) geen nationale digitaledienstencoördinatoren (DSC's) hebben aangesteld of hun de nodige bevoegdheden hebben verleend. De lidstaten moesten tegen 17 februari 2024 een DSC aanwijzen en deze de nodige bevoegdheden verlenen. Een DSC is belast met het monitoren van de toepassing en de handhaving van de DSA bij dienstverrichters op hun grondgebied. De Commissie stuurt Bulgarije een aanmaningsbrief omdat het de aangewezen DSC niet de bevoegdheden heeft gegeven om zijn taken uit hoofde van de DSA uit te voeren, onder meer doordat geen regels zijn vastgesteld voor sancties bij inbreuken op de DSA. De Commissie stuurt ook een met redenen omkleed advies voor het niet aanwijzen van DSC's en het hun niet de nodige bevoegdheden verlenen (aan België en Polen), voor het niet vaststellen van regels inzake sancties (aan Polen) en voor het niet verlenen van de nodige bevoegdheden aan DSC's (aan Spanje en Nederland). Deze lidstaten hebben nu twee maanden tijd om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Als er geen bevredigend antwoord komt, kan de Commissie besluiten Bulgarije een met redenen omkleed advies te sturen en België, Spanje, Nederland en Polen voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen.
Met redenen omklede adviezen
Commissie verzoekt 10 lidstaten datagovernanceverordening na te komen
De Commissie heeft vandaag een met redenen omkleed advies gestuurd aan Tsjechië (INFR(2024)2057), Duitsland (INFR(2024)2060), Estland (INFR(2024)2058), Griekenland (INFR(2024)2061), Cyprus (INFR(2024)2056), Luxemburg (INFR(2024)2063), Oostenrijk (INFR(2024)2054), Polen (INFR(2024)2066), Portugal (INFR(2024)2067) en Slovenië (INFR(2024)2070), omdat deze lidstaten niet de autoriteiten hebben aangewezen die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van de datagovernanceverordening, of omdat ze niet hebben aangetoond dat deze autoriteiten de nodige bevoegdheden hebben gekregen om de taken uit hoofde van die verordening uit te oefenen. De datagovernanceverordening vergemakkelijkt de uitwisseling van data tussen sectoren en EU-landen – ten behoeve van burgers en bedrijven. Ze vergroot het vertrouwen in de uitwisseling van data, doordat ze regels vaststelt voor de neutraliteit van data-intermediairs die personen en bedrijven verbinden met datagebruikers. De Commissie heeft Tsjechië, Duitsland, Estland, Griekenland, Cyprus, Luxemburg, Oostenrijk, Polen, Portugal en Slovenië op 23 mei 2024 een aanmaningsbrief gezonden. Sommige lidstaten hadden de Commissie weliswaar kennisgegeven van de aanwijzing van de verantwoordelijke autoriteiten, maar geen van hen had die autoriteiten alle bevoegdheden verleend om te handelen en de datagovernanceverordening te implementeren. Daarom heeft de Commissie besloten deze lidstaten een met redenen omkleed advies te sturen. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.