Inbreukenpakket voor mei: voornaamste beslissingen

Overzicht per beleidsterrein

Het periodieke pakket inbreukbeslissingen betreft de gerechtelijke stappen van de Europese Commissie tegen lidstaten die hun verplichtingen uit hoofde van het EU-recht niet zijn nagekomen. De beslissingen betreffen diverse EU-beleidsterreinen en moeten ervoor zorgen dat het EU-recht juist wordt toegepast. Daar hebben zowel burgers als bedrijven baat bij. De voornaamste beslissingen van de Commissie worden hieronder weergegeven, gegroepeerd per beleidsterrein.

De Commissie sluit ook 83 zaken waarin de problemen met de betrokken lidstaten zijn opgelost. In die zaken hoeft de Commissie de inbreukprocedure dus niet voort te zetten.

Deze interactieve kaarten en aanpasbare grafieken tonen de stand van zaken van de handhaving door de Commissie en de naleving van het EU-recht door de EU-landen. U kunt het register van inbreukbesluiten raadplegen voor meer informatie over de geschiedenis van een zaak of om toegang te krijgen tot de volledige databank van inbreukbesluiten. Zie ook de vragen en antwoorden voor meer informatie over de EU-inbreukprocedure.

 

1. Milieu

(meer informatie: Maciej Berestecki – tel.: +32 2 296 64 83; Maëlys Dreux – tel.: +32 2 295 46 73)

Aanmaningsbrieven en aanvullende aanmaningsbrief

Commissie verzoekt TSJECHIË en PORTUGAL om periodieke evaluaties van watervergunningen te waarborgen
De Europese Commissie heeft besloten inbreukprocedures in te leiden door aanmaningsbrieven te sturen aan Tsjechië (INFR(2025)2027) en Portugal (INFR(2025)2042) wegens niet-correcte omzetting van de kaderrichtlijn water (Richtlijn 2000/60/EG), met inbegrip van de verplichting om periodieke evaluaties van watervergunningen uit te voeren. Volledige toepassing van de Europese waterkwaliteitsnormen is cruciaal om de menselijke gezondheid en het milieu te beschermen. De richtlijn verplicht de lidstaten voor elk stroomgebiedsdistrict een maatregelenprogramma op te stellen om een goede toestand van Europese waterlichamen (zoals rivieren en meren) te garanderen. Elk maatregelenprogramma moet basismaatregelen omvatten om verschillende soorten wateronttrekking, opstuwing, puntbronlozing, diffuse bronnen die verontreiniging kunnen veroorzaken enzovoorts te beheersen. De lidstaten moeten deze controlemaatregelen (ook de verleende vergunningen) periodiek evalueren en bijwerken om na te gaan of de doelstellingen nog steeds worden bereikt. In Tsjechië vinden sommige evaluaties echter slechts om de dertig jaar plaats. In Portugal wordt de evaluatie uitgevoerd wanneer de vergunning vervalt, en een vergunning kan tot 75 jaar geldig zijn. Deze termijnen zijn te lang om het doel van een periodieke evaluatie te vervullen. Daarom stuurt de Commissie aanmaningsbrieven aan Tsjechië en Portugal, waarna beide landen twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Commissie verzoekt IERLAND de richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen correct om te zetten
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door een aanmaningsbrief te sturen aan Ierland (INFR(2025)2005) wegens het niet correct omzetten van de richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen (Richtlijn 1999/31/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2011/97/EU en Richtlijn (EU) 2018/850). De richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen legt normen voor stortplaatsen vast, om negatieve gevolgen voor menselijke gezondheid, water, bodem en lucht te voorkomen. Volgens deze richtlijn moeten de lidstaten ervoor zorgen dat bij de aanleg van stortplaatsen bepaalde technische voorschriften en normen worden nageleefd. De richtlijn vereist ook dat afval dat naar deze stortplaatsen wordt gebracht, wordt beoordeeld aan de hand van vastgestelde criteria en procedures. De controle- en toezichtprocedures moeten ook worden nageleefd, zowel in de exploitatie- als nazorgfasen van de stortplaatsen. Bovendien zijn specificaties vastgesteld voor de tijdelijke opslag van metallisch kwikafval. Ierland heeft deze vereisten niet correct in nationaal recht omgezet. Daarom stuurt de Commissie Ierland een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Commissie roept SLOWAKIJE op de richtlijn betreffende kunststoffen voor eenmalig gebruik correct om te zetten
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door een aanmaningsbrief te sturen aan Slowakije (INFR(2025)2008) wegens het niet correct omzetten van de richtlijn betreffende kunststoffen voor eenmalig gebruik (Richtlijn (EU) 2019/904). Deze richtlijn heeft tot doel de impact van bepaalde kunststofproducten op het milieu en de menselijke gezondheid te voorkomen en te verminderen en de overgang naar een circulaire economie te bevorderen. Slowakije heeft een aantal bepalingen van de richtlijn niet correct omgezet. Krachtens de richtlijn moeten de lidstaten regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid invoeren, ter dekking van de noodzakelijke kosten van het afvalbeheer, het opruimen van het zwerfafval en de kosten van bewustmakingsmaatregelen ter preventie en vermindering van dergelijk zwerfafval. In de Slowaakse wetgeving zijn niet alle aspecten van deze regelingen correct omgezet. Zo zijn tabaksproducenten bijvoorbeeld niet verplicht de kosten voor afvalinzameling te dragen. Bovendien hoeven producenten van voedselverpakkingen, bekers en plastic zakken de vervoers- en behandelingskosten van het zwerfvuil niet te dekken. Daarom stuurt de Commissie Slowakije een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Commissie roept ITALIË op zich te houden aan de richtlijn industriële emissies
De Europese Commissie heeft besloten een aanvullende aanmaningsbrief te sturen aan Italië (INFR(2013)2177) wegens het niet correct omzetten van de richtlijn industriële emissies (Richtlijn 2010/75/EU). Italië heeft ook niet voldaan aan een aantal bepalingen van die richtlijn met betrekking tot de installatie Acciaierie d'Italia (ILVA-staalfabriek) in Taranto. De richtlijn heeft tot doel verontreiniging door industriële activiteiten te voorkomen, te verminderen en zoveel mogelijk te elimineren om de menselijke gezondheid en het milieu te beschermen. Volgens het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 25 juni 2024 (C-626/22) is het Italiaanse recht niet in overeenstemming met de richtlijn industriële emissies. In het bijzonder wordt de impact van installaties op de menselijke gezondheid niet in aanmerking genomen. Bij het verlenen van vergunningen wordt ook geen rekening gehouden met alle schadelijke verontreinigende stoffen die door de installatie worden uitgestoten. Ook worden de activiteiten van een installatie niet opgeschort wanneer een overtreding van de vergunningsvoorwaarden een onmiddellijk gevaar voor de menselijke gezondheid of het milieu oplevert. Bovendien zorgt Italië er niet voor dat de installatie Acciaierie d'Italia in Taranto voldoet aan de EU-wetgeving inzake industriële emissies, met ernstige gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu. Daarom stuurt de Commissie Italië een aanvullende aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Postjudiciële aanmaningsbrief (artikel 260 VWEU)

Commissie roept SLOWAKIJE op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake de beschermde gebieden onder de habitat- en de vogelrichtlijn uit te voeren
De Europese Commissie heeft besloten een aanmaningsbrief uit hoofde van artikel 260 VWEU te sturen aan Slowakije (INFR(2018)4076) wegens niet-naleving van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 22 juni 2022 (C-661/20). In dit arrest heeft het Hof van Justitie geconstateerd dat Slowakije de habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG) en de vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG) heeft geschonden door wetgeving vast te stellen die geen adequate beoordeling van de gevolgen van houtkap binnen Natura 2000-gebieden garandeert. In de eerste plaats heeft het Hof van Justitie bevestigd dat de habitatrichtlijn vereist dat projecten en activiteiten, zoals sanitaire kap, worden beoordeeld voordat ze in Natura 2000-gebieden worden uitgevoerd. Slowakije heeft zijn wetgeving nog steeds niet gewijzigd om ervoor te zorgen dat sanitaire kap passend wordt beoordeeld. Daarnaast heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat Slowakije geen maatregelen heeft genomen om het auerhoen – een belangrijke bosvogel – en zijn habitat te beschermen. De afgelopen twintig jaar is de populatie van het auerhoen meer dan gehalveerd, met als belangrijkste reden dat zijn habitats verdwijnen als gevolg van houtkap. Slowakije moet meer actie ondernemen om de uitspraak van het Hof volledig na te leven. Daarom stuurt de Commissie Slowakije een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten Slowakije voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen met een verzoek om financiële sancties op te leggen.

Met redenen omklede adviezen

Commissie roept HONGARIJE en OOSTENRIJK op hun nationaal recht in overeenstemming te brengen met de richtlijn milieueffectbeoordeling
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Hongarije (INFR(2019)2111) en Oostenrijk (INFR(2024)2012) wegens het niet in overeenstemming brengen van hun nationaal recht met de richtlijn milieueffectbeoordeling (MEB) (Richtlijn 2011/92/EU zoals gewijzigd bij Richtlijn 2014/52/EU). Volgens de gewijzigde richtlijn moeten grote bouw- of ontwikkelingsprojecten in de EU worden beoordeeld op hun impact op het milieu voor ze van start kunnen gaan. In Hongarije voorziet het nationaal recht in algemene vrijstellingen van het uitvoeren van MEB's in plaats van de vrijstellingen te beperken tot uitzonderlijke gevallen. Andere tekortkomingen zijn onder meer een onjuiste vaststelling van de definitie van “toestemming [geven]” voor een bepaald project, te lage boetes en de potentieel onbetaalbare kosten van gerechtelijke procedures voor het maatschappelijk middenveld. De Oostenrijkse wetgeving garandeert niet in voldoende mate een correcte beoordeling van projecten met aanzienlijke milieueffecten. Dit omvat met name de beoordeling van cumulatieve effecten; de criteria inzake de aard, de omvang of de ligging van een project; en de projectdrempels. Dit kan ertoe leiden dat projecten worden goedgekeurd zonder voldoende rekening te houden met de milieueffecten ervan, waardoor het milieu en de menselijke gezondheid mogelijk worden geschaad. De Commissie heeft Hongarije in juli 2019 en Oostenrijk in april 2024 een aanmaningsbrief gestuurd. Beide nationale autoriteiten hebben de bezwaren nog niet volledig weggenomen. Daarom heeft de Commissie besloten Hongarije en Oostenrijk een met redenen omkleed advies te sturen. De landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

Commissie verzoekt FRANKRIJK de kaderrichtlijn afvalstoffen correct om te zetten
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Frankrijk (INFR(2024)2017) wegens het niet correct omzetten van de kaderrichtlijn afvalstoffen (Richtlijn 2008/98/EG, gewijzigd bij Richtlijn 2018/851/EU). De gewijzigde richtlijn bevat bindende doelstellingen voor recycling en voorbereiding van stedelijk afval voor hergebruik. Ook worden eisen voor de lidstaten ingevoerd om hun afvalbeheersystemen en hun hulpbronnenefficiëntie te verbeteren. Frankrijk heeft verscheidene bepalingen van de gewijzigde richtlijn niet correct omgezet, onder meer wat betreft de methode om voedselafval te meten, de gescheiden inzameling van afval en de verbranding van gescheiden ingezameld afval en bepaalde definities. De Commissie heeft Frankrijk in april 2024 een aanmaningsbrief gestuurd. Ondanks enige vooruitgang heeft Frankrijk de bezwaren nog niet volledig weggenomen. Daarom heeft de Commissie besloten Frankrijk een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

Commissie verzoekt LITOUWEN Natura 2000-netwerk te voltooien
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Litouwen (INFR(2018)2059) omdat het land habitats en soorten van EU-belang niet beschermt door Natura 2000-gebieden aan te wijzen. In de habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG) en de vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG) zijn de lidstaten overeengekomen om een coherent Natura 2000-netwerk te ontwikkelen door aan de Commissie passende gebieden van communautair belang voor te stellen. De Commissie heeft Litouwen in mei 2018 een aanmaningsbrief gestuurd omdat het land niet alle benodigde gebieden had voorgesteld die beantwoorden aan de juridische en wetenschappelijke voorwaarden. Bovendien omvatten sommige van de voorgestelde gebieden niet de habitattypen en de soorten die bescherming nodig hadden. Tegelijkertijd moest de Commissie ook belangrijke lacunes constateren wat betreft de volledigheid en de datakwaliteit voor de beschermde gebieden. Ondanks de vooruitgang die sinds 2018 is geboekt, heeft Litouwen nog steeds niet alle vastgestelde tekortkomingen aangepakt. Daarom heeft de Commissie besloten Litouwen een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

Commissie verzoekt PORTUGAL projecten die mogelijk significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden hebben correct te beoordelen
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Portugal (INFR(2024)2050) omdat het plannen en projecten met mogelijk significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden niet passend beoordeelt, zoals de habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG) voorschrijft. Krachtens de richtlijn kunnen (met inachtneming van een aantal uitzonderingen) plannen en projecten alleen goedgekeurd worden als zij de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet aantasten. Als een project schade toebrengt aan een Natura 2000-gebied, kan het niet worden goedgekeurd op basis van het loutere feit dat de schade wordt gecompenseerd. Er moet een specifieke afwijkingsprocedure met strenge voorwaarden worden gevolgd om schadelijke projecten alleen in uitzonderlijke gevallen toe te staan. De Portugese wetgeving staat echter toe dat bij het vaststellen of een project schade toebrengt, ook rekening wordt gehouden met maatregelen ter compensatie van verwachte schade, waardoor het resultaat van de beoordeling van het significante effect op Natural 2000-gebieden ondermijnd wordt. Dit is in strijd met de richtlijn en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De Commissie heeft Portugal in mei 2024 een aanmaningsbrief gestuurd. Sindsdien heeft Portugal de bezwaren nog niet volledig weggenomen. Daarom heeft de Commissie besloten Portugal een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

Tweede verwijzing naar het Hof van Justitie (artikel 260 VWEU)

Commissie besluit CYPRUS voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens niet-nakoming van een uitspraak van het Hof over de afvalregelgeving van de EU
De Europese Commissie heeft vandaag besloten om Cyprus (INFR(2011)2005) voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens niet-naleving van de richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen (Richtlijn 1999/31/EG) en het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 18 juli 2013 (C-412/12). De richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen legt vereisten voor stortplaatsen vast om negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid, water, bodem en lucht te voorkomen. In 2013 oordeelde het Hof dat de stortplaatsen van Vati in Limassol en Kotsiati in Nicosia niet overeenkwamen met die richtlijn. Naar aanleiding van dit arrest heeft de Commissie Cyprus op 28 april 2017 een aanmaningsbrief gestuurd op grond van artikel 260 VWEU. Cyprus besloot uiteindelijk de exploitatie van deze twee stortplaatsen stop te zetten. Hoewel er al meer dan zes jaar geen afval naar deze stortplaatsen is gestuurd, zijn ze nog steeds niet gerehabiliteerd en gesloten, zoals vereist door de richtlijn. Bovendien heeft Cyprus het tijdschema voor de uitvoering van het arrest al meermaals uitgesteld. De stortplaatsen vormen dus nog steeds een gevaar voor de menselijke gezondheid en het milieu. De Commissie heeft daarom besloten deze zaak opnieuw aanhangig te maken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie en vraagt om geldboeten op te leggen. Zie voor meer informatie het persbericht.

 

2. Migratie, Binnenlandse Zaken en Veiligheidsunie

(meer informatie: Markus Lammert – tel.: +32 2 296 75 33; Elettra Di Massa – tel. +32 2 298 21 61)

Aanmaningsbrieven

Commissie verzoekt BELGIË, ESTLAND, NEDERLAND, SLOWAKIJE en ZWEDEN een aantal bepalingen van de vuurwapenrichtlijn correct om te zetten   
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door een aanmaningsbrief te sturen aan België (INFR(2025)2023), Estland (INFR(2025)2024), Slowakije (INFR(2025)2025) en Zweden (INFR(2024)2275), en een aanvullende aanmaningsbrief met bijkomende klachten aan Nederland (INFR(2024)2265).België, Estland, Slowakije, Zweden en Nederland hebben sommige bepalingen van Richtlijn (EU) 2021/555 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (vuurwapenrichtlijn) niet correct omgezet. België, Estland en Zweden hebben ook sommige bepalingen van Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2019/69 van de Commissie inzake alarm- en seinwapens niet correct omgezet. De vuurwapenrichtlijn stelt gemeenschappelijke minimumnormen vast voor de verwerving, het voorhanden hebben en de commerciële uitwisseling van civiele vuurwapens, bijvoorbeeld vuurwapens die worden gebruikt voor schietsport en jacht. De richtlijn stelt ook hoge normen vast op het gebied van veiligheid en bescherming tegen strafbare feiten en illegale handel in vuurwapens. De uitvoeringsrichtlijn stelt technische specificaties vast voor alarm- en seinwapens (die alleen losse munitie of irriterende stoffen afgeven) om beter te voorkomen dat deze illegaal worden omgebouwd tot dodelijke vuurwapens. De Commissie heeft conformiteitsproblemen geïdentificeerd met betrekking tot verschillende aspecten van de richtlijn die van invloed zijn op de veiligheid en de handel. Daarom stuurt de Commissie aanmaningsbrieven aan België, Estland, Slowakije en Zweden, en een aanvullende aanmaningsbrief aan Nederland. De lidstaten hebben nu twee maanden tijd om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen. 

Met redenen omkleed advies

Commissie verzoekt GRIEKENLAND te voldoen aan de bepalingen van de erkenningsrichtlijn 
De Europese Commissie heeft besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Griekenland (INFR(2022)2044) wegens het niet voldoen aan sommige bepalingen van de richtlijn inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten (Richtlijn 2011/95/EU). Voor de goede werking van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel is het cruciaal om volledig aan de erkenningsrichtlijn te voldoen. De erkenningsrichtlijn moet ervoor zorgen dat de lidstaten gemeenschappelijke criteria toepassen aan de hand waarvan kan worden vastgesteld welke personen internationale bescherming behoeven, en dat in alle lidstaten bepaalde minimumvoorzieningen worden geboden aan deze personen. De Commissie heeft Griekenland in januari 2023 een aanmaningsbrief gestuurd. Na beoordeling van het antwoord is de Commissie van mening dat Griekenland niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van de erkenningsrichtlijn en heeft daarom besloten een met redenen omkleed advies uit te brengen. Griekenland heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.   

Verwijzing naar het Hof van Justitie

Commissie verwijst HONGARIJE naar het Hof van Justitie van de Europese Unie wegens het niet naleven van de EU-wetgeving voor migrantensmokkel 
Vandaag heeft de Commissie besloten Hongarije naar het Hof van Justitie van de Europese Unie te verwijzen wegens niet-naleving van zijn verplichting uit hoofde van Richtlijn 2002/90/EG van de Raad om doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties op te leggen voor het misdrijf hulpverlening bij illegale binnenkomst in, illegale doortocht door en illegaal verblijf in de EU (migrantensmokkel) en uit hoofde van Kaderbesluit van de Raad 2002/946/JBZ, waarin regels zijn vastgesteld voor straffen met betrekking tot deze misdrijven. In april 2023 heeft Hongarije een regeringsbesluit aangenomen dat voorziet in de omzetting van vrijheidsstraffen voor strafbare feiten in verband met migrantensmokkel in “re-integratiedetentie”. Als gevolg daarvan worden personen die veroordeeld zijn voor strafbare feiten in verband met migrantensmokkel uit de gevangenis vrijgelaten, ook al hebben ze slechts een kort deel van hun straf uitgezeten. Ze moeten het Hongaarse grondgebied binnen 72 uur verlaten om hun “re-integratiedetentie” uit te zitten in het land waar ze vroeger hun gewone verblijfplaats hadden of waarvan ze de nationaliteit dragen. Dit regeringsbesluit ondermijnt de doelstelling om migrantensmokkel doeltreffend aan te pakken, de afschrikwekkende factor van het EU-hulpverleningspakket en de gezamenlijke inspanningen van de EU om migrantensmokkel tegen te gaan. De Commissie is van mening dat de inspanningen van de Hongaarse autoriteiten tot op heden ontoereikend zijn, en daagt Hongarije daarom voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zie voor meer informatie het persbericht.

 

3. Justitie

(meer informatie: Markus Lammert – tel.: +32 2 296 75 33; Yuliya Matsyk – tel.: +32 2 296 27 16)

Aanmaningsbrieven

Commissie verzoekt ITALIË de richtlijn aandeelhoudersrechten correct om te zetten
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door een aanmaningsbrief te sturen aan Italië (INFR(2025)4004) wegens het niet correct omzetten van de richtlijn aandeelhoudersrechten (Richtlijn 2007/36/EG). De langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders bij de ondernemingen waarin zij investeren is essentieel om ervoor te zorgen dat ondernemingen goed worden bestuurd en levensvatbaar zijn. De richtlijn beschermt en verleent aandeelhouders meer zeggenschap door transparantie, verantwoordingsplicht en goed ondernemingsbestuur bij beursgenoteerde vennootschappen te bevorderen. In de richtlijn is een reeks regels en rechten vastgesteld die ervoor zorgen dat aandeelhouders zeggenschap hebben in de ondernemingen waarin zij beleggen en dat hun belangen worden vertegenwoordigd en gerespecteerd. Het Italiaanse recht ondermijnt de vrijheid van aandeelhouders om hun volmacht voor algemene vergaderingen zonder beperkingen te kiezen, door in plaats daarvan een door de onderneming aangewezen volmacht op te leggen. Dit is een inbreuk op het recht van aandeelhouders uit hoofde van de richtlijn om voor elk agendapunt, inclusief nieuw toegevoegde punten, resoluties in te dienen, waardoor de door de onderneming aangewezen volmachthouders dezelfde rechten wordt ontzegd als de aandeelhouders die zij vertegenwoordigen. Daarom stuurt de Commissie Italië een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Commissie roept BELGIË op de EU-regels inzake prijsverminderingen met betrekking tot diensten correct om te zetten
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door een aanmaningsbrief te sturen aan België (INFR(2025)2044) wegens het niet correct omzetten van de regels inzake prijsverminderingen zoals voorzien in de moderniseringsrichtlijn (Richtlijn (EU) 2019/2161). Deze richtlijn wijzigt vier richtlijnen: de richtlijn oneerlijke handelspraktijken, de richtlijn consumentenrechten, de richtlijn oneerlijke bedingen en de richtlijn prijsaanduiding. De richtlijn beoogt een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, maar ook de nationale regels te harmoniseren ten behoeve van de interne markt. De Commissie is van mening dat de Belgische bepalingen tot omzetting van de wijzigingen van de richtlijn prijsaanduiding buiten het toepassingsgebied ervan vallen en niet alleen betrekking hebben op roerende goederen zoals vereist door de richtlijn, maar ook op diensten. België voldoet dus niet aan de richtlijn oneerlijke handelspraktijken, die van toepassing is op alle handelspraktijken, waaronder aankondigingen van prijsverlagingen voor diensten, en belet de lidstaten strengere regels vast te stellen die verder gaan dan zijn vereisten en die van andere EU-wetgeving. Daarom stuurt de Commissie België een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Met redenen omklede adviezen

Commissie dringt bij IERLAND en SLOVENIË aan op naleving van grensoverschrijdende gerechtelijke procedures van het Europees aanhoudingsbevel
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Ierland (INFR(2020)2072) en Slovenië (INFR(2020)2313) een met redenen omkleed advies te sturen wegens niet-naleving van het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad). Het Europees aanhoudingsbevel (EAB) is een vereenvoudigde grensoverschrijdende gerechtelijke procedure voor de overlevering van een gezochte persoon met het oog op vervolging of uitvoering van een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel. Het EAB bestaat sinds 1 januari 2004 en is in de plaats gekomen van de eerdere langdurige uitleveringsprocedures tussen de EU-lidstaten. De Commissie heeft Ierland in oktober 2020 en Slovenië in februari 2022 een aanmaningsbrief gestuurd. Daarna volgde in juli 2024 nog een aanvullende aanmaningsbrief aan Ierland en in maart 2024 ook nog een aan Slovenië. De Commissie constateerde dat Ierland de bepalingen betreffende beslissingen na een verstekprocedure, de vaststelling van de bevoegde rechterlijke autoriteiten, de rol van de centrale autoriteit in het kader van de EAB-procedure, de termijnen voor het nemen van de beslissing over overlevering en de bepalingen inzake de samenloop van internationale verplichtingen niet correct heeft omgezet. Slovenië heeft de bepalingen betreffende de facultatieve gronden voor de weigering van overlevering niet correct omgezet. Na analyse van de antwoorden van de twee lidstaten op de aanmaningsbrieven, is de Commissie van mening dat haar punten van zorg niet zijn aangepakt. Daarom heeft de Commissie besloten Ierland en Slovenië een met redenen omkleed advies te sturen. De landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

Commissie verzoekt POLEN de EU-regels betreffende het recht op toegang tot een advocaat correct om te zetten
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Polen (INFR(2024)2073) wegens het niet correct omzetten van de richtlijn betreffende het recht op toegang tot een advocaat en op communicatie bij aanhouding (Richtlijn 2013/48/EU) in zijn nationaal recht. De richtlijn is een van de zes richtlijnen van het EU-rechtskader inzake gemeenschappelijke minimumnormen voor een eerlijk proces dat ervoor zorgt dat de rechten van verdachten en beklaagden voldoende worden beschermd. De richtlijn versterkt het vertrouwen van de lidstaten in elkaars strafrechtstelsels en vergemakkelijkt daarmee de wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen. De Commissie heeft op 23 mei 2024 een aanmaningsbrief verstuurd. Na analyse van het antwoord van Polen op de aanmaningsbrief, is de Commissie van mening dat haar punten van zorg niet zijn aangepakt. De Poolse wetgeving voldoet niet aan de vereisten van de richtlijn, aangezien zij alleen betrekking heeft op beschuldigde of verdachte personen zodra zij op de hoogte zijn gebracht door middel van een formele handeling, terwijl de richtlijn betrekking heeft op dergelijke personen zodra zij op de hoogte zijn van dergelijke beschuldigingen of verdenkingen op welke manier dan ook. Bovendien staat het Poolse recht toe dat wetshandhavers aanwezig zijn bij privébijeenkomsten tussen de verdachte en zijn advocaat en dat er uitzonderingen worden gemaakt op het verschoningsrecht, wat in strijd is met de bepalingen van de richtlijn. De Commissie is ook van mening dat het toepassingsgebied van de afwijking van het recht op toegang tot een advocaat volgens het Poolse recht te breed is en dat Polen de verplichting om de verantwoordelijke volwassenen te informeren wanneer een kind in hechtenis wordt genomen, niet correct heeft omgezet. Ten slotte heeft Polen de bepalingen inzake het recht op een advocaat en de daarmee samenhangende informatie-uitwisseling in grensoverschrijdende zaken, wanneer Polen om overlevering van personen verzoekt, niet omgezet. Daarom heeft de Commissie besloten Polen een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

Commissie roept IERLAND en FINLAND op de EU-regelgeving op het gebied van de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat na te levenDe Europese Commissie heeft besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Ierland (INFR(2020)2320) en Finland (INFR(2024)2205) wegens niet-naleving van de bepalingen van Kaderbesluit 2008/913/JBZ van de Raad betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht. De Commissie heeft Ierland in 2024 en Finland in 2021 en 2023 een aanmaningsbrief gestuurd. Na analyse van de antwoorden van de twee lidstaten op de aanmaningsbrieven, is de Commissie van mening dat haar punten van zorg niet volledig zijn aangepakt. De Commissie is van mening dat Finland de bepalingen inzake het publiekelijk aanzetten tot haat of geweld, alsmede het vergoelijken, ontkennen en verregaand bagatelliseren van de Holocaust en andere internationale misdaden niet correct heeft omgezet. Hoewel Ierland in de tussentijd een aantal omzettingsmaatregelen heeft meegedeeld, is de Commissie van mening dat Ierland nog steeds de bepalingen niet heeft omgezet die betrekking hebben op de strafbaarstelling van het publiekelijk aanzetten tot geweld of haat tegen een groep of een lid van een dergelijke groep op basis van bepaalde kenmerken, evenals het vergoelijken, ontkennen en verregaand bagatelliseren van internationale misdaden en de Holocaust. Daarom heeft de Commissie besloten Ierland en Finland een met redenen omkleed advies te sturen. De landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

Verwijzing naar het Hof van Justitie

Commissie besluit BULGARIJE voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens het niet correct omzetten van de regels betreffende het recht op toegang tot een advocaat
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Bulgarije (INFR(2024)2003) voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens het niet correct omzetten in zijn nationaal recht van de richtlijn betreffende het recht op toegang tot een advocaat en op communicatie bij aanhouding (Richtlijn 2013/48/EU). Deze zaak betrof de kennisgeving van omzettingsmaatregelen en de volledigheid van de omzetting, die in een eerste fase van het toezicht door de Commissie moet worden behandeld. Er werden verdere problemen vastgesteld met betrekking tot de juistheid van de omzetting. In dit verband heeft de Commissie geconcludeerd dat Bulgarije het toepassingsgebied van de rechten uit hoofde van de richtlijn onjuist heeft omgezet. Daarnaast heeft Bulgarije de maatregelen inzake de daadwerkelijke deelname van een advocaat aan een verhoor onjuist omgezet. Verder heeft het land ook de regels over afwijkingen op het recht van een advocaat in het belang van een onderzoek onjuist omgezet. De Commissie heeft daarom in maart 2024 een aanmaningsbrief en in oktober 2024 een met redenen omkleed advies gestuurd aan Bulgarije, waarin Bulgarije wordt verzocht de resterende bezwaren weg te nemen. Na analyse van de antwoorden is de Commissie van oordeel dat Bulgarije nog steeds niet aan de vereisten van de richtlijn voldoet. De Commissie heeft derhalve besloten Bulgarije voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen. Zie voor meer informatie het persbericht.

 

4. Energie en Klimaat

(meer informatie: Anna-Kaisa Itkonen – tel.: +32 2 295 75 01; Ana Crespo Parrondo – tel.: +32 2 298 13 25; Giulia Bedini – tel.: +32 2 295 86 61)

Aanmaningsbrieven en een met redenen omkleed advies

Commissie roept DENEMARKEN op tot en dringt bij ESTLAND aan op volledige omzetting van de EU-regels voor versnelling van vergunningsprocedures voor hernieuwbare-energieprojecten
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een aanmaningsbrief aan Denemarken (INFR(2025)2050) en een met redenen omkleed advies aan Estland (INFR(2024)0219) te sturen wegens het niet volledig omzetten in nationaal recht van de bepalingen van de herziene richtlijn hernieuwbare energie met betrekking tot het vereenvoudigen en versnellen van de vergunningsprocedures. De herziene richtlijn (Richtlijn (EU) 2023/2413 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001) is in november 2023 in werking getreden en sommige bepalingen moesten uiterlijk op 1 juli 2024 in nationaal recht zijn omgezet. Deze bepalingen omvatten maatregelen om de vergunningsprocedures voor zowel hernieuwbare-energieprojecten als infrastructuurprojecten die nodig zijn om de extra capaciteit in het elektriciteitssysteem te integreren, te vereenvoudigen en te versnellen. Ze bevatten ook duidelijke termijnen voor vergunningsprocedures die gericht zijn op specifieke technologieën of soorten projecten, het versterken van de rol van het centrale contactpunt voor aanvragen en het vermoeden dat hernieuwbare-energieprojecten en de bijbehorende netwerkinfrastructuur van hoger openbaar belang zijn. In september 2024 heeft de Commissie 26 lidstaten een aanmaningsbrief gestuurd omdat zij de richtlijn niet volledig hadden omgezet in nationaal recht. Na onderzoek van de door Denemarken meegedeelde omzettingsmaatregelen en het antwoord van Estland, heeft de Commissie geconcludeerd dat zowel Denemarken als Estland de richtlijn nog niet volledig heeft omgezet. Daarom stuurt de Commissie Denemarken een aanmaningsbrief, waarna het land nu twee maanden de tijd heeft om te reageren en de omzetting te voltooien. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen. Na het met redenen omkleed advies dat vandaag aan Estland is uitgebracht, heeft de lidstaat nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen en de Commissie daarvan in kennis te stellen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

Met redenen omkleed advies

Commissie roept lidstaten op tot versnelde omzetting van de overeengekomen regels om de handel in emissierechten te versterken en uit te breiden
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan België (INFR(2024)0009), Bulgarije (INFR(2024)0015), Tsjechië (INFR(2024)0027), Estland (INFR(2024)0039), Spanje (INFR(2024)0051), Letland (INFR(2024)0096), Hongarije (INFR(2024)0069), Polen (INFR(2024)0115), Portugal (INFR(2024)0121), Roemenië (INFR(2024)0127), Slovenië (INFR(2024)0135), en Finland (INFR(2024)0057) omdat deze landen Richtlijn (EU) 2023/959 inzake het emissiehandelssysteem van de EU (EU-ETS) niet of slechts gedeeltelijk in nationaal recht hebben omgezet, hoewel de uiterste datum voor omzetting 31 december 2023 was. De herziening van de EU-ETS-richtlijn, tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG, versterkt de bestaande regels van het EU-ETS, breidt het ETS uit tot maritiem vervoer, vermindert de hoeveelheid emissierechten en bepaalt dat er minder emissierechten kosteloos mogen worden toegewezen, terwijl de middelen ter ondersteuning van decarbonisatie binnen de regeling worden versterkt. De Europese Commissie heeft tevens besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan België (INFR(2024)0008), Bulgarije (INFR(2024)0014), Estland (INFR(2024)0038), Spanje (INFR(2024)0050), Cyprus (INFR(2024)0021), Letland (INFR(2024)0095), Hongarije (INFR(2024)0068), Polen (INFR(2024)0114), Roemenië (INFR(2024)0126), Slovenië (INFR(2024)0134) en Finland (INFR(2024)0056) omdat deze landen Richtlijn (EU) 2023/958 inzake de herziene EU-ETS-regels voor de luchtvaartsector niet of slechts gedeeltelijk in nationaal recht hebben omgezet, hoewel de uiterste datum voor omzetting 31 december 2023 was. Met de wijzigingen wordt de ambitie in de luchtvaartsector vergroot en wordt uitvoering gegeven aan de regeling voor koolstofcompensatie en -reductie voor de internationale luchtvaart. De volledige omzetting van deze richtlijnen is essentieel om de goede werking van het EU-ETS te waarborgen, verstoringen op de interne markt te voorkomen en het systeem in overeenstemming te brengen met de klimaatdoelstellingen van de EU voor 2030 die zijn vastgesteld in de Europese klimaatwet. In januari 2024 heeft de Commissie 26 lidstaten een aanmaningsbrief gestuurd omdat zij de twee richtlijnen niet volledig hadden omgezet in nationaal recht. De lidstaten werken aan de omzettingsmaatregelen van de richtlijnen en de respectieve bepalingen, maar de bovengenoemde lidstaten hebben geen mededeling gedaan van gedeeltelijke of volledige omzetting. Daarom heeft de Commissie besloten de betrokken lidstaten een met redenen omkleed advies te sturen. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen voor een volledige en correcte omzetting. Anders kan de Commissie besluiten de zaken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

Commissie dringt bij ROEMENIË aan op opheffing van beperkingen op de prijsstelling van gas
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Roemenië (INFR(2024)2194), wegens beperking van de vrijheid van gasproducenten om hun groothandelsprijzen van gas in Roemenië te bepalen. Meer in het bijzonder heeft Roemenië een nationale maatregel ingevoerd die gasproducenten verplicht een deel van hun binnenlandse productie tegen een vaste prijs aan afnemers op groothandelsniveau te verkopen. De gereguleerde prijzen op het niveau van de groothandelsmarkt in de hele EU verstoren de prijssignalen en de doeltreffende marktwerking en zijn derhalve onverenigbaar met Richtlijn 2009/73/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas. De Commissie heeft Roemenië in oktober 2024 een aanmaningsbrief gestuurd. De Commissie is van mening dat de maatregel in verband met de gasprijs de fundamentele beginselen van vrije prijsvorming op de groothandelsmarkt voor gas beperkt, ten nadele van de interne markt en de consument. Daarom heeft de Commissie besloten Roemenië een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken. Het met redenen omkleed advies van vandaag gaat niet over de wettigheid van het Roemeense inkomstenplafond voor elektriciteitsproducenten, dat ook deel uitmaakte van de aanmaningsbrief. De reden hiervoor is dat er in dit verband verschillende prejudiciële beslissingen aanhangig zijn bij het Hof van Justitie. Afhankelijk van de uitkomst van deze rechtszaken zal de Commissie beslissen of zij de kwestie verder zal behandelen met inbreukmaatregelen.

 

5. Belastingen

(meer informatie over “Belastingen”: Anna-Kaisa Itkonen – tel.: +32 2 295 75 01; Saul Louis Goulding – tel.: +32 2 296 47 35)

(meer informatie over “Douane”: Olof Gill – tel.: +32 2 296 59 66; Saul Louis Goulding – tel.: +32 2 296 47 35)

Aanmaningsbrieven en een met redenen omkleed advies

Commissie roept lidstaten op elektronische douanesystemen volledig uit te rollen
De Europese Commissie heeft besloten inbreukprocedures in te leiden door aanmaningsbrieven te sturen aan Tsjechië (INFR(2025)2017), Denemarken (INFR(2025)2018), Griekenland (INFR(2025)2019), Oostenrijk (INFR(2025)2015), Roemenië (INFR(2025)2020) en Slowakije (INFR(2025)2021) wegens het niet nakomen van de verplichting om het systeem voor tijdelijke opslag voor luchtvervoer en het nationale invoersysteem uit te rollen. De lidstaten moesten deze systemen uiterlijk op 31 december 2023 bouwen en operationeel maken, onder meer door te zorgen voor volledige migratie van de systemen van de betrokken marktdeelnemers, overeenkomstig het douanewetboek van de Unie (Verordening (EU) 952/2013) en het DWU-werkprogramma (Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/2879 van de Commissie). Het elektronische systeem voor tijdelijke opslag maakt het mogelijk de aangiften elektronisch in te dienen en is een van de cruciale stappen om het toezicht te waarborgen op goederen die de EU binnenkomen. Zodra deze aangiften elektronisch worden ingediend, zorgt het nationale invoersysteem ervoor dat de desbetreffende maatregelen van zowel fiscale als niet-fiscale aard worden toegepast op goederen die in de EU worden ingevoerd. Door verbindingen met verschillende andere nationale toepassingen te bieden, speelt het nationale invoersysteem een centrale rol bij het waarborgen van onder meer de doeltreffende inning van inkomsten en de bescherming van de financiële belangen van de EU, alsook bij de handhaving van EU- en nationale verboden of beperkingen in verband met de invoer van goederen. Daarom stuurt de Commissie aanmaningsbrieven aan Tsjechië, Denemarken, Griekenland, Oostenrijk, Roemenië en Slowakije, waarna die landen twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten met redenen omklede adviezen te sturen.

Commissie roept lidstaten op om volledige douanegegevens door te geven aan de Commissie
De Europese Commissie heeft besloten inbreukprocedures in te leiden door aanmaningsbrieven te sturen aan Denemarken (INFR(2025)2011), Frankrijk (INFR(2025)2012), Cyprus (INFR(2025)2010, Oostenrijk (INFR(2025)2007), Portugal (INFR(2025)2013) en Roemenië (INFR(2025)2014) wegens het niet doorgeven van volledige douanegegevens aan de Commissie. Deze lidstaten moesten uiterlijk op 1 januari 2024 specifieke douanegegevens aan de Commissie toezenden via SURV3, een door de EU beheerd digitaal systeem dat toegankelijk is voor nationale douaneautoriteiten, overeenkomstig het douanewetboek van de Unie (Verordening (EU) nr. 952/2013) en de bijbehorende uitvoeringsverordening (UV/DWU, Verordening (EU) 2015/2447). Het IT-systeem SURV3 zorgt voor de verzameling en monitoring van douanegegevens in de hele EU, wat de uniforme toepassing van douanecontroles, doeltreffend risicobeheer en naleving van de EU-grensmaatregelen vergemakkelijkt. Op grond van het DWU en de UV/DWU moeten de lidstaten 57 gestandaardiseerde gegevenselementen in een gespecificeerd formaat aan SURV3 toezenden. Ondanks de initiële en verlengde termijnen om aan deze eisen te voldoen, blijven de lidstaten in kwestie verouderde formaten en beperkte datasets gebruiken. Deze niet-naleving brengt de doeltreffendheid en betrouwbaarheid van zowel de EU-douaneoperaties als de regelgevingskaders ter ondersteuning daarvan in gevaar. Daarom stuurt de Commissie aanmaningsbrieven aan Denemarken, Frankrijk, Cyprus, Oostenrijk, Portugal en Roemenië, waarna die landen twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten met redenen omklede adviezen te sturen.

Verwijzing naar het Hof van Justitie

Commissie besluit GRIEKENLAND voor het voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens niet-naleving van regels inzake voertuigregistratie en -belasting  
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Griekenland (INFR(2020)4001) voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens het niet wijzigen van zijn regels inzake voertuigregistratie en -belasting. De Griekse registratiebelasting, die op alle voertuigen wordt geheven, is hoger voor bepaalde categorieën gebruikte voertuigen die in andere EU-landen zijn gekocht dan voor soortgelijke gebruikte voertuigen uit eigen land. Bovendien is de Griekse milieubelasting alleen van toepassing op ingevoerde gebruikte voertuigen van bepaalde categorieën en niet op binnenlandse voertuigen van de overeenkomstige categorieën. De Commissie is van mening dat de Griekse wetgeving niet verenigbaar is met artikel 110 VWEU, aangezien de belasting op binnenlandse voertuigen lager is dan op voertuigen uit andere EU-landen.  Bovendien verbiedt Griekenland de registratie van bepaalde gebruikte voertuigen die uit andere EU-landen worden ingevoerd, zonder een soortgelijk verbod op te leggen voor de overeenkomstige categorieën binnenlandse voertuigen. Dit is een duidelijke beperking van het vrije verkeer van goederen, in strijd met de artikelen 34 en 36 VWEU. De Commissie is van mening dat de inspanningen van de autoriteiten tot op heden ontoereikend zijn, en daagt Griekenland daarom voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zie voor meer informatie het persbericht.  

Commissie besluit ZWEDEN voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens het niet in overeenstemming brengen van zijn regels inzake voorlopige inkomstenbelasting met de vereisten van het EU-recht
De Europese Commissie heeft vandaag besloten om Zweden (INFR(2023)4007) voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens niet-naleving van de vrijheid om diensten te verrichten (artikel 56 VWEU en artikel 36 van de EER-overeenkomst).  Zweedse klanten die betalen voor werk dat wordt uitgevoerd door aannemers die in andere EU- of EER-landen zijn gevestigd, moeten op de aan de buitenlandse aannemers betaalde vergoedingen een voorlopige inkomstenbelasting van 30 % inhouden, tenzij de Zweedse belastingdienst die aannemers heeft goedgekeurd (bekend als “goedkeuring F-belasting”). De Commissie is van mening dat een dergelijke verplichting voor Zweedse klanten om voorlopige inkomstenbelasting in te houden in situaties waarin buitenlandse aannemers geen vaste inrichting in Zweden hebben — en in Zweden dus geen inkomstenbelasting verschuldigd zijn — inbreuk maakt op de vrijheid van het vrij verrichten van diensten. De Commissie is van mening dat de inspanningen van de autoriteiten tot op heden ontoereikend zijn, en daagt Zweden daarom voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zie voor meer informatie het persbericht.  

 

6. Mobiliteit en vervoer

(meer informatie: Anna-Kaisa Itkonen – tel.: +32 2 295 75 01; Anna Wartberger – Tel.: +32 2 298 20 54)

Aanvullende aanmaningsbrief

Commissie roept ITALIË op om elektronische tolheffing op zijn gehele grondgebied correct in te voeren
De Europese Commissie heeft besloten een aanvullende aanmaningsbrief te sturen aan Italië (INFR(2020)2318) wegens het niet correct uitvoeren van de richtlijn inzake de Europese dienst voor elektronische tolheffing (Richtlijn (EU) 2019/520). De Commissie had Italië in december 2020 een aanmaningsbrief gestuurd omdat hij niet had gezorgd voor de start en succesvolle afronding van onderhandelingen tussen tolheffers en EETS-aanbieders, zodat elektrische tolheffing kon worden aangeboden aan gebruikers in heel Italië. Sommige van deze onderhandelingen zijn inmiddels met succes afgerond en elektronische tolheffing is nu beschikbaar op het grootste deel van het Italiaanse grondgebied. Met deze aanvullende aanmaningsbrief wordt dan ook het toepassingsgebied van de inbreukprocedure aan de laatste ontwikkelingen aangepast. De inbreuk is nu beperkt tot de regio Sicilië, waar nog steeds geen elektronische tolheffing beschikbaar is. Het niet toestaan dat EETS-aanbieders hun activiteiten op Sicilië ontplooien vormt een belemmering voor de interoperabiliteit tussen de elektronische tolheffingssystemen van de lidstaten en voor de grensoverschrijdende handhaving van de verplichting tot betaling van wegentol in de EU. Dit betekent ook dat automobilisten kunnen worden verplicht meer dan één abonnementscontract, één aanbieder en aanvullende boordunit te hebben om naar of door Italië te rijden. Daarom stuurt de Commissie Italië een aanvullende aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Met redenen omkleed advies

Commissie roept Frankrijk op te voldoen aan de EU-regels inzake de interne wegvervoersmarkt
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Frankrijk (INFR(2021)2176) wegens niet-naleving van de verordening tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (Verordening (EG) nr. 1072/2009). Dit betreft de nationale wetgeving die dagelijkse en wekelijkse rusttijden in lichte bedrijfsvoertuigen verbiedt. De Commissie is van mening dat de Franse wetgeving die een verbod op dagelijkse en wekelijkse rusttijden in lichte bedrijfsvoertuigen invoert, in strijd is met het EU-recht. De Commissie is van mening dat de Franse regelgeving de vrijheid van het verrichten van wegvervoersdiensten in Frankrijk onterecht en onevenredig beperkt en in strijd is met de doelstellingen van de interne markt. Na de aanmaningsbrief van november 2021 heeft Frankrijk er nog steeds niet voor gezorgd dat de nationale regels in overeenstemming zijn met de EU-wetgeving inzake de vrijheid om wegvervoersdiensten te verlenen. Daarom heeft de Commissie besloten Frankrijk een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

Verwijzing naar het Hof van Justitie

Commissie besluit BULGARIJE, GRIEKENLAND en POLEN voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens het niet correct omzetten van EU-regels voor tolheffingen en vignetten voor het gebruik van weginfrastructuur
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Bulgarije (INFR(2024)0150), Griekenland (INFR(2024)0155) en Polen (INFR(2024)0169) voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens het niet omzetten van de EU-regels betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan voertuigen (Richtlijn (EU) 2022/362). Geen van de drie lidstaten heeft de omzetting van de maatregelen vóór de uiterste datum van 25 maart 2024 meegedeeld. De Commissie heeft op 23 mei 2024 aan elk van de drie lidstaten een aanmaningsbrief gestuurd, gevolgd door een met redenen omkleed advies op 16 december 2024, waarbij elk land twee maanden de tijd kreeg om te reageren en de nodige maatregelen te nemen om te voldoen aan de verplichting tot volledige omzetting van de richtlijn. In hun antwoorden presenteerden de lidstaten een tijdschema voor de vaststelling van de omzettingsmaatregelen. Tot op heden zijn er echter geen omzettingsmaatregelen aan de Commissie meegedeeld. De Commissie is van mening dat de inspanningen van de nationale autoriteiten om de nodige maatregelen te nemen ontoereikend zijn gebleken en daagt Bulgarije, Griekenland en Polen daarom voor het Hof van Justitie van de Europese Unie en vraagt om geldboeten op te leggen. Zie voor meer informatie het persbericht.

Commissie besluit Zweden voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens niet-nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van het EU-acquis inzake maritieme veiligheid
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Zweden (INFR(2022)2206) voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens het niet verhelpen van een inbreuk op het EU-rechtskader voor maritieme veiligheid (Verordening (EG) nr. 725/2004, Richtlijn 2005/65/EG en Verordening (EG) nr. 324/2008 van de Commissie). Het rechtskader omvat veiligheidseisen voor schepen, havens en havenfaciliteiten en bevat procedures voor maritieme veiligheidsinspecties. Deze maatregelen zijn belangrijk om havens beter te beveiligen tegen dreigingen van opzettelijke onwettige handelingen en om de veerkracht van kritieke infrastructuur van de EU te verhogen. De Commissie is van mening dat Zweden de administratieve en controletaken die nodig zijn voor een doeltreffende uitvoering van deze regels inzake maritieme veiligheid niet doeltreffend vervult, waardoor de maritieme veiligheid in de EU in gevaar kan komen. De Europese Commissie heeft Zweden in februari 2023 een aanmaningsbrief gestuurd, in april 2024 gevolgd door een met redenen omkleed advies. Zweden heeft de geconstateerde tekortkomingen niet verholpen en heeft ook geen merkbare vooruitgang geboekt bij het verhelpen ervan. Daarom daagt de Commissie Zweden voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zie voor meer informatie het persbericht.

Commissie besluit DUITSLAND, HONGARIJE en OOSTENRIJK voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens niet-naleving van de EU-regels bij de stemming in de Donaucommissie
De Europese Commissie heeft besloten Duitsland (INFR(2022)2046), Hongarije (INFR(2022)2048) en Oostenrijk (INFR(2022)2045) voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens niet-nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van de EU-verdragen bij het binnen de Donaucommissie aannemen van een aanbeveling over kwesties die van invloed kunnen zijn op EU-regels of de reikwijdte ervan kunnen wijzigen. Tijdens de 96e plenaire vergadering van de Donaucommissie op 14 december 2021 stemden Duitsland, Hongarije en Oostenrijk vóór een besluit over de erkenning van de kwalificatiedocumenten van scheepsbemanningen, die onder de EU-wetgeving valt (Richtlijn (EU) 2017/2397 en Richtlijn (EU) 2021/1233). Zij deden dit voordat een besluit van de Raad tot vaststelling van het standpunt van de Unie met betrekking tot de beoogde handeling van de Donaucommissie kon worden vastgesteld (artikel 218, lid 9, VWEU) en ondanks het verzoek van de Commissie om niet over dat punt te stemmen zonder een dergelijk besluit van de Raad. Daardoor werden de exclusieve externe bevoegdheid van de EU (artikel 3, lid 2, VWEU) en het beginsel van loyale samenwerking (artikel 4, lid 3, VEU) geschonden. De Commissie heeft op 25 juli 2024 een aanmaningsbrief aan de drie lidstaten gestuurd, gevolgd door een met redenen omkleed advies. In hun antwoord betwisten alle drie de lidstaten het standpunt van de Commissie. Na bestudering van hun argumenten heeft de Commissie haar conclusie bevestigd dat Duitsland, Hongarije en Oostenrijk de bovengenoemde artikelen hebben geschonden.  De Commissie heeft daarom besloten Duitsland, Hongarije en Oostenrijk voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen.  Zie voor meer informatie het persbericht.

Commissie besluit HONGARIJE voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens het niet waarborgen van de onafhankelijkheid van zijn toezichthoudende instantie voor het spoor
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Hongarije (INFR(2021)2092) voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens niet-naleving van de richtlijn gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte (Richtlijn 2012/34/EU) met betrekking tot de status van de nationale toezichthoudende instantie die verantwoordelijk is voor de Hongaarse spoorwegmarkt. In Hongarije is de toezichthoudende instantie voor het spoor een organisatorische eenheid van het ministerie van Bouw en Vervoer. Volgens de richtlijn moeten de lidstaten echter een onafhankelijke toezichthoudende instantie voor het spoor oprichten om de juiste toepassing van de EU-regels inzake toegang tot de spoorwegmarkt te waarborgen. Om de onpartijdigheid ervan te garanderen en de goede werking van de spoorwegmarkt te waarborgen, moet deze toezichthoudende instantie aan verschillende onafhankelijkheidsvereisten voldoen. Ze moet met name volledig gescheiden zijn van alle gereguleerde entiteiten. De Europese Commissie heeft Hongarije in juli 2021 een aanmaningsbrief gestuurd, gevolgd door een met redenen omkleed advies in november 2023. Aangezien Hongarije niet de noodzakelijke maatregelen heeft genomen om de naleving van de EU-wetgeving te waarborgen, heeft de Commissie besloten om het land voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen. Zie voor meer informatie het persbericht.

 

7. Financiële Stabiliteit, Financiële Diensten en Kapitaalmarktenunie

(meer informatie: Olof Gill – tel.: +32 2 296 59 66; Marta Perez-Cejuela Romero – tel.: +32 2 296 37 70)

Aanmaningsbrieven en aanvullende aanmaningsbrief

Commissie roept lidstaten op de wijzigingen in de vijfde richtlijn kapitaalvereisten en in de bij de MiCA-verordening ingevoerde klokkenluidersrichtlijn om te zetten
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door aanmaningsbrieven te sturen naar België (INFR(2025)2031), Bulgarije (INFR(2025)2032), Nederland (INFR(2025)2037), Polen (INFR(2025)2038), Portugal (INFR(2025)2039) en Roemenië (INFR(2025)2040) wegens het niet omzetten van de wijzigingen in de vijfde richtlijn kapitaalvereisten (Richtlijn 2013/36/EU) en in de bij de MiCA-verordening (Verordening (EU) 2023/1114) ingevoerde klokkenluidersrichtlijn (Richtlijn (EU) 2019/1937). De vijfde richtlijn kapitaalvereisten bevat prudentiële vereisten voor kredietinstellingen, met name op het gebied van governance, toezicht, kapitaaltoereikendheid en risicobeheer. In de klokkenluidersrichtlijn zijn regels en procedures vastgesteld ter bescherming van personen die in een werkgerelateerde context inbreuken op het Unierecht melden op belangrijke beleidsterreinen. De zeven lidstaten hebben nagelaten om vóór de uiterste datum van 30 december 2024 mededeling te doen van de omzetting van de wijzigingen. Daarom stuurt de Commissie een aanmaningsbrief aan België, Bulgarije, Nederland, Polen, Portugal en Roemenië, waarna de landen twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord van de lidstaten, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen. 

Commissie roept HONGARIJE op tot correcte omzetting van de vijfde antiwitwasrichtlijn
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een aanvullende aanmaningsbrief aan Hongarije (INFR(2023)2098) te sturen wegens het niet correct omzetten van de vijfde antiwitwasrichtlijn (Richtlijn (EU) 2018/843). De Commissie heeft verschillende belangrijke bepalingen van de richtlijn in kaart gebracht die onjuist in nationaal recht zijn omgezet. Op grond van de desbetreffende bepalingen is het nationale register van uiteindelijke begunstigden verplicht om informatie over de eigenaren van private-equityfondsen op te nemen. Bovendien is in de richtlijn bepaald dat toegang tot deze informatie over uiteindelijke begunstigden in alle gevallen moet worden verleend aan elke persoon of organisatie die een legitiem belang kan aantonen. Het vertrouwen van beleggers en het grote publiek in de financiële markten is voor een groot deel afhankelijk van het bestaan van een accurate openbaarmakingsregeling die zorgt voor transparantie in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van vennootschappen. Nauwkeurige en actuele informatie over de uiteindelijke begunstigden is ook cruciaal voor de rechtshandhavingsinstanties. Daarom stuurt de Commissie Hongarije een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen. 

 

8. Digitale economie

(meer informatie: Thomas Regnier – tel.: +32 2 299 10 99, Patricia Poropat – tel.: +32 2 298 04 85)

Met redenen omklede adviezen

Commissie roept BULGARIJE op te voldoen aan de digitaledienstenverordening
De Europese Commissie heeft besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Bulgarije (INFR(2024)2241) wegens het niet toekennen van bevoegdheden aan een nationale digitaledienstencoördinator op grond van de digitaledienstenverordening (Verordening (EU) 2022/2065) en wegens het niet vaststellen van regels voor sancties die van toepassing zijn bij inbreuken op die verordening. De lidstaten moesten uiterlijk 17 februari 2024 een dergelijke coördinator aanwijzen en machtigen om specifieke taken in het kader van de digitaledienstenverordening uit te voeren en toezicht te houden op de toepassing van die verordening op hun grondgebied. Volledige uitvoering van de digitaledienstenverordening is essentieel om ervoor te zorgen dat gebruikers en dienstverleners in de lidstaten alle voordelen kunnen benutten, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat gebruikers klachten tegen platforms kunnen indienen. Bulgarije heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en te antwoorden op de door de Commissie aan de orde gestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten Bulgarije voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen.

Commissie roept 19 lidstaten op de NIS 2-richtlijn volledig om te zetten
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan 19 lidstaten (Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Spanje, Frankrijk, Cyprus, Letland, Luxemburg, Hongarije, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Finland en Zweden) wegens het niet meedelen van de volledige omzetting van de NIS 2-richtlijn (Richtlijn (EU) 2022/2555). De lidstaten hadden tot 17 oktober 2024 de tijd om de NIS 2-richtlijn in nationaal recht om te zetten. De NIS 2-richtlijn heeft tot doel een hoog niveau van cyberbeveiliging in de hele EU te waarborgen. Zij heeft betrekking op entiteiten die actief zijn in kritieke sectoren zoals openbare elektronische-communicatiediensten, ICT-dienstenbeheer, digitale diensten, afvalwater- en afvalbeheer, ruimtevaart, gezondheidszorg, energie, vervoer, productie van kritieke producten, post- en koeriersdiensten en openbaar bestuur. Volledige uitvoering van de wetgeving is van cruciaal belang voor de verdere verbetering van de veerkracht en de responscapaciteit bij incidenten van publieke en private entiteiten die in deze kritieke sectoren actief zijn en van de EU als geheel. Daarom heeft de Commissie besloten 19 lidstaten een met redenen omkleed advies te sturen. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

Verwijzing naar het Hof van Justitie

Commissie besluit TSJECHIË, SPANJE, CYPRUS, POLEN en PORTUGAL voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens het niet effectief uitvoeren van de digitaledienstenverordening
De Europese Commissie heeft besloten Tsjechië (INFR(2024)2039), Spanje (INFR(2024)2165), Cyprus (INFR(2024)2016), Polen (INFR(2024)2041) en Portugal (INFR(2024)2038) voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens het niet aanwijzen van en/of het niet verlenen van bevoegdheden aan een nationale digitaledienstencoördinator overeenkomstig de digitaledienstenverordening (Verordening (EU) 2022/2065). Overeenkomstig de digitaledienstenverordening moeten de lidstaten uiterlijk op 17 februari 2024 een digitaledienstencoördinator aanwijzen en met bevoegdheden belasten om te zorgen voor effectief toezicht op en handhaving van de regels. De lidstaten moeten ook hun coördinatoren de nodige machtigingen geven zodat zij hun taken uit hoofde van de digitaledienstenverordening uit kunnen voeren, en ze moeten regels vaststellen inzake sancties die van toepassing zijn op inbreuken op die verordening. Digitaledienstencoördinatoren zijn essentieel voor het toezicht op en de handhaving van de regels van de digitaledienstenverordening en voor het waarborgen van de uniforme toepassing van die verordening in de hele Unie, in samenwerking met de Commissie. Polen heeft nagelaten de digitaledienstencoördinator aan te wijzen en te belasten met de uitvoering van zijn taken in het kader van de digitaledienstenverordening. Tsjechië, Cyprus, Spanje en Portugal hebben wel een coördinator aangewezen, maar die niet de nodige bevoegdheden verleend om zijn taken uit hoofde van de digitaledienstenverordening uit te voeren. De digitaledienstenverordening verplicht de lidstaten ook om regels vast te stellen voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op die verordening, hetgeen alle bovengenoemde lidstaten niet hebben gedaan. Aangezien de lidstaten niet de noodzakelijke maatregelen hebben genomen, heeft de Commissie besloten hen voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen. Zie voor meer informatie het persbericht.

 

9. Werkgelegenheid en Sociale Rechten

(meer informatie: Eva Hrncirova – tel.: +32 2 298 84 33; Quentin Cortes – tel.: +32 2 291 32 83)

Aanmaningsbrieven

Commissie roept OOSTENRIJK op te voldoen aan de EU-regels inzake arbeidstijden
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door een aanmaningsbrief te sturen aan Oostenrijk (INFR(2025)4008) wegens niet-naleving van de EU-regels inzake arbeidstijden (Richtlijn 2003/88). De Oostenrijkse wetgeving voorziet in minder gunstige arbeidsvoorwaarden voor werknemers van de semi-overheidsbedrijven Post en Telekom wat betreft de minimale dagelijkse rusttijd, vakantiekrachten, ziekteverlof en betaald jaarlijks verlof. De Commissie is van mening dat de Oostenrijkse regelgeving in strijd is met de arbeidstijdenrichtlijn en derhalve de gezondheid en veiligheid van de werknemers van Post en Telekom niet waarborgt. Daarom stuurt de Commissie Oostenrijk een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Commissie roept TSJECHIË op de gelijke behandeling voor deeltijdwerkers te waarborgen
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door een aanmaningsbrief te sturen aan Tsjechië (INFR(2025)4006) wegens het niet nakomen van het beginsel van non-discriminatie van deeltijdwerkers (Richtlijn 97/81/EG van de Raad) en het beginsel van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen (Richtlijn 2006/54/EG), zoals verduidelijkt in twee arresten van het Hof van Justitie van de EU over gelijke behandeling van deeltijdwerkers met betrekking tot overwerken in Duitsland (het arrest van 29 juli 2024, gevoegde zaken C-184/22 en C-185/22, en het arrest van 19 oktober 2023, zaak C-660/20). Volgens Tsjechisch recht hebben werknemers die overwerken recht op een overwerkvergoeding of, als alternatief, op compensatie in de vorm van vrije tijd. Voltijdwerkers ontvangen deze voordelen vanaf het eerste uur dat zij boven hun normale werktijd werken, terwijl deeltijdwerkers geen recht hebben op dezelfde voordelen wanneer zij langer werken dan hun contractueel overeengekomen werktijd. Aangezien er geen objectieve rechtvaardiging is, is de Commissie van mening dat dit verschil in behandeling in strijd is met het beginsel van non-discriminatie van deeltijdwerkers. De Commissie is ook van mening dat deze ongelijke behandeling in strijd is met het verbod op indirecte discriminatie op grond van geslacht, aangezien een aanzienlijk groter deel van de deeltijdwerkers vrouw is. Daarom stuurt de Commissie Tsjechië een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te antwoorden en de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Commissie roept FRANKRIJK en LUXEMBURG op de EU-regels inzake de detachering van werknemers correct om te zetten
De Europese Commissie heeft vandaag besloten om aanvullende aanmaningsbrieven te sturen aan Frankrijk (INFR(2018)2232) en Luxemburg (INFR(2021)2060) wegens het niet in overeenstemming brengen van hun nationaal recht met de handhavingsrichtlijn detachering werknemers (Richtlijn 2014/67/EU). De richtlijn heeft tot doel de praktische toepassing van de regels inzake detachering van werknemers te versterken door kwesties in verband met de bestrijding van fraude en omzeiling van regels, de toegang tot informatie en administratieve samenwerking tussen de lidstaten aan te pakken. In de richtlijn worden de administratieve vereisten en controlemaatregelen vastgesteld die de lidstaten kunnen opleggen om toe te zien op de naleving van de regels inzake de detachering van werknemers. Zij waarborgt bovendien de doeltreffende toepassing en inning van administratieve sancties en boeten in alle lidstaten. Na analyse van de aanvullende nationale maatregelen die Frankrijk en Luxemburg hebben genomen, is de Commissie van mening dat er nog altijd bepalingen van de richtlijn onjuist in nationaal recht zijn omgezet. Zij heeft derhalve besloten een aanvullende aanmaningsbrief te sturen aan Frankrijk en Luxemburg, die nu twee maanden de tijd hebben om te antwoorden en de nodige maatregelen te nemen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten met redenen omklede adviezen te sturen.

Met redenen omklede adviezen

Commissie dringt bij GRIEKENLAND aan op het voorkomen van discriminerende arbeidsvoorwaarden op openbare scholen
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Griekenland (INFR(2024)4013) wegens het niet volledig in overeenstemming brengen van zijn nationaal recht met de richtlijn inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (Richtlijn 1999/70/EG van de Raad), die discriminatie van werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd verbiedt. Het Griekse recht bevat voor leerkrachten met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die op openbare scholen werken minder gunstige arbeidsvoorwaarden vergeleken met leerkrachten in vaste dienst, bijvoorbeeld wat betreft bevallings- en ziekteverlof. De Commissie heeft Griekenland in juli 2024 ter zake een aanmaningsbrief gestuurd. De verklaringen van Griekenland in zijn antwoord om de verschillen in behandeling te rechtvaardigen, waren niet bevredigend. Daarom heeft de Commissie besloten Griekenland een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.