Wetsvoorstel afname DNA-materiaal bij verdachten naar Tweede Kamer

Het kabinet wil het mogelijk maken om al in de opsporingsfase celmateriaal af te nemen bij verdachten van een ernstig misdrijf, zodat voor onvindbare veroordeelden toch een DNA-profiel kan worden opgesteld. Minister Van Weel van Justitie en Veiligheid stuurt hiervoor een wijzigingsvoorstel van de huidige Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-V) naar de Tweede Kamer. Met deze wetswijziging kan worden voorkomen dat – zoals nu regelmatig gebeurt – geen celmateriaal beschikbaar is van personen die na hun veroordeling onvindbaar zijn.

Minister Van Weel: “Momenteel wordt van ongeveer 87% van de veroordeelden die onder het bereik van de Wet DNA-V vallen, een DNA-profiel in de DNA-databank opgenomen. Door het moment van afname van celmateriaal te vervroegen, kan dat naar verwachting omhoog gaan naar 96%. Dat kan ervoor zorgen dat er meer zaken worden opgelost omdat DNA dat gevonden is op een plaats delict, mogelijk gekoppeld kan worden aan het DNA-profiel van een veroordeelde.”

Op dit moment wordt celmateriaal afgenomen nadat iemand voor een ernstig misdrijf is veroordeeld. Een deel van de veroordeelden komt echter niet opdagen en is onvindbaar, waardoor hun DNA-materiaal niet kan worden opgenomen in de databank. Met dit voorstel wordt het moment van afname naar voren gehaald: tijdens het opsporingsonderzoek, als iemand verdacht wordt van een ernstig misdrijf. Dit betekent niet dat het direct mag worden gebruikt voor DNA-onderzoek. Het celmateriaal wordt na afname opgeslagen in een aparte beveiligde omgeving en nog niet verwerkt in de databank. Er wordt pas een DNA-profiel opgesteld en verwerkt in de DNA-databank nadat iemand is veroordeeld. Gebeurt dat niet, dan wordt het celmateriaal vernietigd.

De Raad van State heeft geadviseerd over dit voorstel, waarna een aantal wijzigingen is doorgevoerd. Nu volgt behandeling in de Tweede en Eerste Kamer.