Vragen en antwoorden over de EU-brede beoordeling van de definitieve nationale energie- en klimaatplannen
Zijn de EU en haar lidstaten vastbesloten de bindende energie- en klimaatdoelstellingen van de EU voor 2030 te halen?
Uit de beoordeling door de Commissie van de definitieve nationale energie- en klimaatplannen (NECP's) blijkt dat de lidstaten over het algemeen aanzienlijke verbeteringen ten opzichte van hunontwerpplannenhebben voorgesteld naar aanleiding van aanbevelingen van de Commissie, waardoor de ambitie is verhoogd. Gezamenlijk sluit de EU af met het halen van dedoelstelling om de nettobroeikasgasemissies tegen 2030 met 55 % te verminderen ten opzichte van de niveaus van 1990, zoals vastgelegd in de Europese klimaatwet. Volgens de prognoses van de lidstaten zullen de netto-emissies tegen 2030 met ongeveer 54 % dalen als de bestaande beleidslijnen en maatregelen en de maatregelen in de nationale energie- en klimaatplannen naast het EU-beleid worden uitgevoerd.
Desalniettemin blijven de ambitiekloof tussen de sectoren bestaan. De emissies van sectoren die onder de verordening inzake de verdeling van de inspanningen (ESR) vallen — zoals vervoer, gebouwen, landbouw, kleine industrie en afval — zullen naar verwachting tegen 2030 met ongeveer 38 % dalen ten opzichte van het niveau van 2005. Hieruit blijkt dat er aanzienlijke vooruitgang is geboekt ten opzichte van de ontwerpplannen en op weg is naar de verwezenlijking van het EU-streefcijfer van 40 %. Vijf van de 23 beoordeelde plannen voorzien echter een kloof in de richting van de nationale ESR-doelstelling, wat de noodzaak van meer actie in deze lidstaten onderstreept.
Voor de sector landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF)is er nog steeds een kloof van ongeveer 45-60 MtCO2eq, ondanks het feit dat verschillende lidstaten hun inspanningen ten opzichte van de ontwerpplannen hebben opgevoerd. Dit komt overeen met 100-140% van de doelstelling voor 2030 om 42 Mt CO2-equivalent extra nettoverwijderingen te genereren, in vergelijking met het jaargemiddelde in de referentieperiode 2016-2018. Negen lidstaten (van de vijf in de ontwerpplannen) verwachten nu hun LULUCF-streefcijfers te halen, maar de lidstaten moeten nog meer inspanningen leveren om op schema te blijven om deze doelstelling te halen. Zij beschikken over verschillende instrumenten om deze lacune aan te pakken, onder meer via de middelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en staatssteun.
De lidstaten hebben hun doelstellingen voor hernieuwbare energie grotendeels afgestemd op het bindende streefcijfer van de EU van 42,5 % tegen 2030, aangezien twee derde van de lidstaten hun ambitie heeft verhoogd. Met een ambitiekloof van slechts 1,5% heeft de EU, als de lidstaten hun ambitieuzere prognoses waarmaken, het potentieel om de doelstelling te overtreffen. De nadruk zal nu liggen op het omzetten van deze prognoses in realiteit en ervoor zorgen dat de EU en de lidstaten hun toezeggingen nakomen.
Wat energie-efficiëntie betreft, blijkt uit de definitieve plannen dat er vooruitgang is geboekt die overeenkomt met een totale vermindering van het eindverbruik met 8,1 %, maar er blijft een kloof van 31,1 Mtoe bestaan. Dit vraagt om doortastendere maatregelen om de vraag naar energie terug te dringen om het EU-streefcijfer van 11,7 % te halen. De bijdragen van de lidstaten zijn in veel gevallen ambitieuzer dan de nationale prognoses waaruit blijkt dat zij zich ertoe verbinden de doelstelling voor 2030 te halen. De definitieve plannen laten ook een duidelijke verbetering zien met een extra bijdrage van meer dan 20 Mtoe ten opzichte van de ontwerpplannen.
Wat zijn andere belangrijke elementen van de EU-brede beoordeling van de nationale energie- en klimaatplannen?
De beoordeling door de Commissie van de definitieve nationale energie- en klimaatplannen komt op een moment waarop de EU zich richt op het tot stand brengen van een sterkere, duurzame en zekere economie die werkt voor mensen en bedrijven, waarbij sociale rechtvaardigheid, concurrentievermogen en welvaart worden gewaarborgd.
De beoordeling heeft betrekking op alle dimensies van de energie-unie: decarbonisatie (met inbegrip van aanpassing en hernieuwbare energie), energie-efficiëntie, energiezekerheid en interne energiemarkten, alsmede onderzoek, innovatie en concurrentievermogen. Ook komen belangrijke horizontale kwesties aan bod, zoals de rechtvaardige transitie, investeringsbehoeften en strategieën om de nodige financiële middelen aan te trekken.
Uit de beoordeling blijkt dat er ten opzichtevan de ontwerpplannen aanzienlijke vooruitgang is geboektin de richting van onze klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030. Dit toont de waarde aan van het iteratieve en samenwerkingsproces tussen de Commissie en de EU-lidstaten. Deze vooruitgang zet de EU op een solide basis ter ondersteuning van de doelstelling van klimaatneutraliteit in 2050 en het bredere kader, waarbij energieautonomie, concurrentievermogen en verminderde afhankelijkheid van fossiele brandstoffen met elkaar worden verbonden.
Uit de definitieve nationale energie- en klimaatplannen blijkt dat de energiezekerheid is versterkt door de verminderde afhankelijkheid van gas en de diversificatie van de energiebronnen. Deze verschuiving vereist echter specifiekere plannen en aanzienlijke infrastructuurupgrades om de transitie te ondersteunen. Dit omvat het aanpassen van systemen om het hoofd te bieden aan de steeds variabelere elektriciteitsproductie en het aanpakken van veranderende bedreigingen zoals klimaatverandering en cyberbeveiliging. De transitie naar een groener en veerkrachtiger energiesysteem vereist een groter aandeel van zelfgekweekte hernieuwbare energie, waarvoor investeringen in infrastructuur nodig zijn.
Wat de interne energiemarkt betreft, zijn er grote verschillen tussen de lidstaten en de wijze waarop zij onderling verbonden zijn. De lidstaten hebben maatregelen genomen om een grotere marktflexibiliteit te bevorderen, de penetratie van hernieuwbare energie te ondersteunen en de markten te stabiliseren. Er zijn aanvullende maatregelen nodig om grensoverschrijdende interconnecties te verbeteren, de marktintegratie te verdiepen en marktbelemmeringen voor dienstverleners weg te nemen.
Het concurrentievermogen van de industrie, schone technologieën en innovatie krijgen meer aandacht en de lidstaten hebben in de definitieve plannen duidelijk blijk gegeven van hun wil om de transitie naar schone energie te versnellen. Deze weerspiegelen de toenemende aandacht voor de veerkracht van toeleveringsketens en de bevordering van innovatie en vaardigheden. Ondanks deze vooruitgang ontbreken in veel plannen voldoende specifieke of uitvoerbare doelstellingen op deze gebieden.
De investeringsramingen zijn aanzienlijk verbeterd en in ongeveer de helft van de definitieve plannen wordt het belang van de geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen erkend, maar slechts weinigen geven een duidelijk overzicht van dergelijke subsidies of een tijdschema met concrete maatregelen voor de geleidelijke afschaffing ervan.
In de definitieve plannen wordt ingegaan op de noodzaak van een eerlijke transitie voor iedereen, energiearmoede en de vereiste vaardigheden. Desalniettemin ontbreken een grondige analyse van de effecten van het EU-emissiehandelssysteem voor de verbranding van brandstoffen in gebouwen, het wegvervoer en aanvullende sectoren (ETS2), concrete mitigatiemaatregelen en informatie met het oog op de sociale klimaatplannen om sociale rechtvaardigheid te waarborgen en de meest kwetsbaren te ondersteunen. Deze plannen zullen naar verwachting uiterlijk in juni door de lidstaten worden ingediend, waarin wordt uiteengezet hoe zij kwetsbare huishoudens en gemeenschappen tijdens de transitie zullen beschermen met financiering uit het sociaal klimaatfonds.
Ondanks de klimaatrisico's in Europa wordt de aanpassing aan de klimaatverandering in de definitieve plannen op inconsistente wijze aangepakt, waarbij slechts enkele lidstaten maatregelen ter verbetering van de klimaatbestendigheid en -paraatheid volledig integreren.
In de beoordeling van de Commissie wordt ook gewezen op belangrijke gebieden waarop grotere resultaten op het gebied van emissiereducties en energiebesparingen kunnen worden benut dankzij beschikbare publieke en particuliere financiering, zoals investeringen in schoner vervoer en de renovatie van gebouwen.
Het koolstofvrij maken van vervoerssystemen, waaraan veel lidstaten positief werken door middel van initiatieven die in de nationale energie- en klimaatplannen worden benadrukt, omvat geëlektrificeerde openbare bussen, verbeterde spoorwegnetwerken en fietsinfrastructuur. De decarbonisatie van de bouwsector in de definitieve plannen omvat de uitfasering van fossiele brandstoffen in verwarmings- en aanverwante subsidies en grondige renovaties van de slechtst presterende gebouwen, bijvoorbeeld door middel van initiatieven voor de uitfasering van stimulansen voor verwarmingsketels op fossiele brandstoffen en maatregelen om de binnenmilieukwaliteit in gebouwen te verbeteren. De nationale plannen voor de renovatie van gebouwen, die eind 2025 in ontwerp moeten worden ingediend, zullen meer ambitie opleveren.
Over het algemeen kan de overgang naar hernieuwbare energie en schone infrastructuur duizenden banen creëren en tegelijkertijd onze afhankelijkheid van de invoer van fossiele brandstoffen verminderen.
Zijn de EU en haar lidstaten op weg naar hun doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050 en naar het nakomen van de toezeggingen in het kader van de Overeenkomst van Parijs?
In haar voortgangsverslag 2024 over klimaatactie heeft de Commissie geconcludeerd dat, hoewel de broeikasgasemissies dalen en de maatregelen tastbaar zijn, de uitvoering moet worden geïntensiveerd nu het beleidskader voor 2030 van kracht is om op koers te blijven om tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken. Volgens de meest recente emissiegegevens waren de nettobroeikasgasemissies in de EU tegen 2023 met 37 % gedaald ten opzichte van het niveau van 1990, terwijl het bbp met 68 % groeide, waardoor de emissies werden losgekoppeld van de economische groei.
Uit de beoordeling van de Commissie van vandaag blijkt dat de verwachte emissies goed op schema liggen in de richting van het streefcijfer van 55 % en onze internationale klimaatverbintenissen voor 2030. Hoewel verdere maatregelen nodig zijn om de sectorale lacunes te dichten, blijkt uit de definitieve nationale energie- en klimaatplannen dat de EU-lidstaten meer ambitie tonen.
Er wordt verder gewerkt aan de langetermijndoelstelling van de EU om tegen 2050 klimaatneutraal te zijn en de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs te halen. Maar de resultaten van vandaag bevestigen de solide beleidsbasis van de EU voor dat gemeenschappelijke doel. Het vaststellen van een duidelijke klimaatdoelstelling voor 2040 zal nu van cruciaal belang zijn om acties en investeringen na 2030 te sturen. Dit zal zorgen voor meer voorspelbaarheid voor investeringen en de in de plannen gepresenteerde businesscase voor de transitie naar schone energie versterken.
Hoe zijn de definitieve plannen om het concurrentievermogen en de investeringen van de EU voor de transitie te waarborgen?
De definitieve plannen weerspiegelen een sterkere nadruk op het vergroten van het concurrentievermogen en de veerkracht van de toeleveringsketen van de EU. In vergelijking met de ontwerpen bevatten zij concretere maatregelen ter ondersteuning van schone technologieën en aanzienlijk betere investeringsramingen.
De meeste lidstaten schetsen nationale strategieën en maatregelen voor onderzoek en innovatie, maar missen vaak specifieke financieringsdoelen en -trajecten voor 2030 en daarna.
Hoewel veel plannen schone technologie en energie-intensieve industrieën ondersteunen, missen ze vaak details over het opschalen van productie en het beveiligen van toeleveringsketens. Strategieën voor de circulaire economie zijn opgenomen om de afhankelijkheid te verminderen.
De Commissie streeft ernaar het concurrentievermogen te vergroten met initiatieven zoals de Clean Industrial Deal, de vraag naar schone producten aan te moedigen en de vergunningverlening te stroomlijnen om een veerkrachtige en duurzame nettonultransitie te ondersteunen.
Bieden de definitieve plannen voldoende steun voor burgers en consumenten om een eerlijke transitie te waarborgen?
Een eerlijke en rechtvaardige transitie is van essentieel belang. De meeste lidstaten leggen uit dat zij zich inzetten voor de geleidelijke uitfasering van vaste fossiele brandstoffen en bespreken de gevolgen van de transitie voor de werkgelegenheid, vaardigheden en opleidingsbehoeften. De diepgang van de analyse varieert echter aanzienlijk met onvoldoende risicobeperkende maatregelen.
De lidstaten pakken ook energiearmoede aan en schetsen maatregelen voor inkomenssteun. Verschillende plannen omvatten effectieve strategieën om steun te bieden aan kwetsbare groepen in de vorm van financiële bijstand, energierekeningsubsidies en energiebesparingsprogramma's om huishoudens met een laag inkomen te helpen.
Weinig plannen bevatten bruikbare input voor de sociale klimaatplannen die uiterlijk op 30 juni 2025 moeten worden ingediend. De lidstaten zullen verder moeten investeren in de analyse van de sociale effecten van het ETS2, kwetsbare groepen moeten identificeren en moeten beoordelen hoe het in de nationale energie- en klimaatplannen vastgestelde beleidskader zal bijdragen tot de ontwikkeling van de sociale klimaatplannen.
Investeren de lidstaten voldoende in hernieuwbare energie en energie-efficiëntie om de EU-doelstellingen voor 2030 te halen?
De lidstaten tonen politieke wil door hun ambities op het gebied van hernieuwbare energie een impuls te geven. Toch blijft er een ambitiekloof van 1,5% bestaan. Hoewel er stappen zijn ondernomen om de vergunningverlening te versnellen en projecten op het gebied van hernieuwbare energie te bevorderen, is er dringend actie nodig om prognoses om te zetten in concrete resultaten. Als de lidstaten hun ambitieuzere projecten uitvoeren, ligt de doelstelling van 42,5 % binnen handbereik.
De meeste lidstaten hebben streefcijfers vastgesteld voor het aandeel hernieuwbare energie in de verwarmings- en koelingssector in overeenstemming met de wettelijke vereisten en veel lidstaten hebben een speciaal streefcijfer voor hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong (RFNBO) voor de industrie opgenomen. In de toekomst moeten de lidstaten stroomafnameovereenkomsten (PPA's) en samenwerkingsmechanismen zoals het EU-financieringsmechanisme voor hernieuwbare energie bevorderen om de streefcijfers te halen.
Wat energie-efficiëntie betreft, blijven er, ondanks een daling van het totale energieverbruik sinds 2021 en een grotere ambitie in de geactualiseerde plannen, aanzienlijke lacunes bestaan van 31 Mtoe voor eindenergieverbruik (FEC) en 47 Mtoe voor primair energieverbruik (PEC). De geactualiseerde plannen zorgen voor een cumulatieve vermindering van 8,1 % ten opzichte van het energie-efficiëntiestreefcijfer van de EU voor 2030 van 11,7 % (763 Mtoe voor FEC en 992,5 Mtoe voor PEC). De lidstaten hebben gedetailleerde steunmaatregelen en gepland beleid verstrekt om de energie-efficiëntiestreefcijfers uit te voeren, maar de energiebesparingen moeten beter worden gekwantificeerd. Verdere maatregelen zijn nodig: De lidstaten moeten ook de renovatiepercentages versnellen, uitgebreide nationale plannen voor de renovatie van gebouwen uitvoeren en energie-efficiëntieoplossingen bevorderen om de EU-doelstellingen te halen en te overtreffen.
Hebben de lidstaten voldoende prioriteit gegeven aan aanpassing aan de klimaatverandering en klimaatbestendigheid?
Zoals benadrukt in de Europese klimaatrisicobeoordeling (EUCRA) en de mededeling over het beheer van klimaatrisico's, verwarmt Europa twee keer zo snel als de rest van de wereld, waarbij extreme weersomstandigheden de afgelopen jaren zijn toegenomen en de temperaturen zijn gestegen.
De nationale energie- en klimaatplannen spelen een cruciale rol bij de aanpassingsplanning, ook voor energiesystemen. Ondanks de toenemende klimaatrisico's is de vooruitgang bij de aanpak van klimaatbestendigheid en -adaptatie ongelijk verdeeld over de definitieve plannen.
Weinig definitieve plannen hebben aanpassingsbeleid en -maatregelen naar behoren geïntegreerd, met zeer beperkte toevoegingen naar aanleiding van aanbevelingen van de Commissie. Kwantitatieve metingen van de aanpassingsbehoeften en van de effecten en voordelen van aanpassingsbeleid ontbreken vaak, evenals informatie over klimaatkwetsbaarheden en -risico's voor de energie-unie. In sommige plannen wordt ingegaan op de gevolgen van klimaatverandering voor de toekomstige beschikbaarheid van water en de risico's ervan voor de energiesector.
Het opschalen van de inspanningen voor aanpassing aan de klimaatverandering, het verbeteren van de beoordeling van klimaatrisico's en het verankeren van het beginsel “veerkracht door ontwerp” in alle beleidslijnen en maatregelen is van het grootste belang.
Het Europees klimaataanpassingsplan, dat in 2026 zal worden gepresenteerd, zal de lidstaten ondersteunen bij de paraatheid en planning en zorgen voor regelmatige wetenschappelijk onderbouwde risicobeoordelingen.
Zullen de definitieve geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen de energieprijzen verlagen?
Hoge energiekosten zijn een belangrijk punt van zorg voor zowel huishoudens als een concurrerende industrie, met energiearmoede die volgens de meest recente gegevens van Eurostat meer dan 46 miljoen Europeanen treft. Daarom heeft de Commissie onlangs het actieplan voor betaalbare energie aangenomen, dat specifieke maatregelen bevat om de energiekosten in de EU te verlagen.
De definitieve geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen zullen bijdragen tot het verlagen en stabiliseren van de energiekosten in de loop van de tijd, onder meer door de uitrol van schone energie te versnellen en een meer gecoördineerde en geïntegreerde Europese energiemarkt te bevorderen. De plannen hebben ook expliciet betrekking op energiearmoede en bevatten specifieke hoofdstukken over de eerlijke transitie van Europese consumenten, waarin nationale ambities en maatregelen op deze gebieden worden uiteengezet.
Wat is de Commissie van plan te doen om ervoor te zorgen dat de doelstellingen voor 2030 worden gehaald?
In vergelijking met 2019 en de ontwerp-NEKP's tonen de definitieve plannen een hogere ambitie, waarbij de bijdragen op het gebied van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie nu nauw aansluiten bij de overeengekomen streefcijfers voor 2030.
Het bereiken van deze doelstellingen is een gezamenlijke inspanning en gedeelde verantwoordelijkheid op EU-niveau en door alle EU-lidstaten. De Commissie zal de samenwerking met de lidstaten versterken om hun uitvoeringsinspanningen te ondersteunen, in overeenstemming met de richtsnoeren in de beoordeling van vandaag. Het zal ook de stroomlijning van processen en de verbetering van de toegang tot financiering ondersteunen. De Commissie heeft al verschillende maatregelen voorgesteld om de lidstaten te ondersteunen bij het dichten van de ambitielacunes, waaronder het actieplan voor betaalbare energie en de Clean Industrial Deal, die de energiekosten zullen verlagen, het concurrentievermogen zullen stimuleren en de EU-industrie koolstofvrij zullen maken.
Op het gebied van hernieuwbare energie zal, als de lidstaten hun prognoses volledig waarmaken, de beperkte ambitiekloof worden gedicht. De Commissie zal de wetgeving stroomlijnen en de vergunningstermijnen verkorten om projecten op het gebied van hernieuwbare energie te versnellen en de investeringskaders te verbeteren. Het zal ook het gebruik van hernieuwbare energiebronnen ondersteunen door de elektrificatie te versnellen, de stroomafnameovereenkomst op te schalen en flexibiliteitsoplossingen te bevorderen. Modernisering en uitbreiding van het net zullen ook de transitie vergemakkelijken.
Op het gebied van energie-efficiëntie onderzoekt de Commissie hoe een EU-brede markt voor energie-efficiëntie kan worden opgezet, met inbegrip van energiebesparingscertificaten. De Commissie zal de EU-regels inzake energie-etikettering en ecologisch ontwerp actualiseren, de toegang tot kapitaal verbeteren en de beschikbaarheid van financiële instrumenten vergemakkelijken via de Europese financiële coalitie voor energie-efficiëntie. In samenwerking met de Europese Investeringsbank (EIB) zal de Commissie ook onderzoeken hoe een EU-garantieregeling kan worden opgezet om de markt voor diensten op het gebied van energie-efficiëntie te verdubbelen. De uitvoering van de Clean Industrial Deal en het actieplan voor betaalbare energie moet leiden tot meer investeringen in hernieuwbare energie en energie-efficiëntie.
Wat de verdeling van de inspanningen en LULUCF betreft, zal de Commissie met de lidstaten blijven samenwerken om de bestaande lacunes te dichten en eventuele belemmeringen op te sporen en weg te nemen. Zij zal de jaarlijkse vooruitgang in de richting van beide doelstellingen blijven monitoren en zal waar nodig om corrigerende actieplannen verzoeken. De lidstaten moeten zorgen voor een robuuste uitvoering ter plaatse en werken aan het mobiliseren van de nodige investeringen. Voor de landsector moeten de lidstaten een krachtiger beleid inzake koolstofverwijdering vaststellen, middelen strategisch gebruiken en marktgebaseerde instrumenten zoals koolstoflandbouw en certificering verkennen. Wat de ESR betreft, worden de lidstaten die niet op schema liggen aangemoedigd een degelijke strategie te ontwikkelen om aanvullende maatregelen te combineren met beschikbare flexibiliteit. Alle lidstaten moeten ETS2 snel uitvoeren om kosteneffectieve emissiereducties door wegvervoer en gebouwen te waarborgen en aanvullende nationale maatregelen om deze sectoren koolstofvrij te maken, te versnellen.
Tot slot is het ook belangrijk te erkennen dat deze geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen pas onlangs zijn afgerond en dat de uitvoering nog in een vroeg stadium verkeert. Daarom moet in de komende 1-2 jaar de nadruk liggen op het volledig verwezenlijken van die doelstellingen en het dichten van lacunes.
Dwingt u alle ontbrekende lidstaten nog steeds af om hun lopende nationale energie- en klimaatplannen uit te voeren?
België, Estland en Polen hebben hun definitieve plannen nog steeds niet ingediend. De Commissie dringt er bij deze drie lidstaten op aan dit onverwijld te doen. Zelfs als de centrale ambitieniveaus van deze lidstaten in de beoordeling van de Commissie zijn opgenomen, is de individuele beoordeling van hun plannen nog steeds vereist en verplicht.
Dit zal door de Commissie worden aangevuld na de formele indiening ervan. Momenteel voert de Commissie de individuele beoordeling uit van het definitieve plan van Slowakije, dat op 15 april 2025 is ingediend.
Voor meer informatie
Persbericht - EU nadert de klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030, volgens nationale plannen