Inbreukenpakket voor juli: voornaamste beslissingen
Overzicht per beleidsterrein
Het periodieke pakket inbreukbeslissingen betreft de gerechtelijke stappen van de Europese Commissie tegen lidstaten die hun verplichtingen uit hoofde van het EU-recht niet zijn nagekomen. De beslissingen betreffen diverse EU-beleidsterreinen en moeten ervoor zorgen dat het EU-recht juist wordt toegepast. Daar hebben zowel burgers als bedrijven baat bij. De voornaamste beslissingen van de Commissie worden hieronder weergegeven, gegroepeerd per beleidsterrein. De Commissie sluit ook 64 zaken waarin de problemen met de betrokken lidstaten zijn opgelost. In die zaken hoeft de Commissie de inbreukprocedure dus niet voort te zetten. Deze interactieve kaarten en aanpasbare grafieken tonen de stand van zaken van de handhaving door de Commissie en de naleving van het EU-recht door de lidstaten. U kunt het register van inbreukbesluiten raadplegen voor meer informatie over de geschiedenis van een zaak of om toegang te krijgen tot de volledige databank van inbreukbesluiten. Zie ook de vragen en antwoorden voor meer informatie over de EU-inbreukprocedure.
1. Milieu
(meer informatie: Maciej Berestecki – tel.: +32 2 296 64 83; Anna Gray – tel.: + 32 2 298 08 73)
Aanmaningsbrieven
Commissie verzoekt DUITSLAND en ESTLAND hun nationale wetgeving in overeenstemming te brengen met richtlijn kunststoffen voor eenmalig gebruik
De Europese Commissie heeft besloten inbreukprocedures in te leiden door Duitsland (INFR(2025)2107) en Estland (INFR(2025)2101) aanmaningsbrieven te sturen omdat ze de richtlijn kunststoffen voor eenmalig gebruik (Richtlijn (EU) 2019/904) niet correct hebben omgezet. Deze richtlijn heeft tot doel de impact van bepaalde kunststofproducten op het milieu en de menselijke gezondheid te voorkomen en te verminderen en de transitie naar een circulaire economie te bevorderen. Duitsland heeft diverse bepalingen van de richtlijn kunststoffen voor eenmalig gebruik niet correct omgezet. Zo worden bijvoorbeeld “havenontvangstvoorzieningen” niet gedefinieerd, en zonder deze definitie is niet duidelijk hoe de kosten die voor rekening van de producenten komen, correct kunnen worden berekend. Bovendien is er een lacune wat betreft de afwijkingen van de verplichting om gescheiden in te zamelen en het verbod op het mengen van afval. Ten slotte wordt niet voorzien in een bewustmakingscampagne rond de beschikbaarheid van herbruikbare alternatieven en de impact van zwerfafval. In Estland blijkt uit de conformiteitscontrole dat de regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid niet volledig alle betrokken kunststofproducten voor eenmalig gebruik bestrijken; daardoor wordt het toepassingsgebied van de richtlijn beperkt. Voorts heeft Estland de rol en verantwoordelijkheden voor rapportagesystemen niet uitvoerig gedefinieerd. In het Estse raamwerk lijkt het ook aan adequate maatregelen te ontbreken om consumenten te informeren over herbruikbare alternatieven, systemen voor hergebruik en afvalbeheeropties. Daarom stuurt de Commissie aanmaningsbrieven aan Duitsland en Estland. Beide landen hebben nu twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Commissie verzoekt IERLAND, FRANKRIJK en SLOVENIË drinkwaterrichtlijn correct om te zetten
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door een aanmaningsbrief te sturen aan Ierland (INFR(2025)2106), Frankrijk (INFR(2025)2105) en Slovenië (INFR(2025)2104) wegens het niet correct omzetten van de drinkwaterrichtlijn (Richtlijn (EU) 2020/2184), die bijdraagt tot betere waterweerbaarheid in de hele EU en tot de EU-ambitie om alle verontreiniging tot nul terug te dringen. De herschikte drinkwaterrichtlijn beschermt de menselijke gezondheid door de waterkwaliteitsnormen te actualiseren, zorgwekkende verontreinigende stoffen zoals hormoonontregelende stoffen en microplastics aan te pakken, en te zorgen voor schoon kraanwater. De EU-landen moesten deze richtlijn uiterlijk 12 januari 2023 hebben omgezet. Deze drie EU-landen hebben de richtlijn niet correct omgezet. In Frankrijk gaat het om de risicobeoordeling van huishoudelijke leidingnetten, de monitoring van de drinkwaterkwaliteit en de verplichte informatieverstrekking aan het publiek. In Ierland en Slovenië gaat het bij de problemen bij de omzetting in hoofdzaak om de bepalingen van de richtlijn wat betreft maatregelen (zoals tijdelijke beperkingen) die moeten worden genomen bij potentieel gevaar voor de gezondheid van de mens wanneer drinkwater tijdelijk niet aan de normen van de richtlijn voldoet. Daarom stuurt de Commissie aanmaningsbrieven aan Ierland, Frankrijk en Slovenië. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten met redenen omklede adviezen te sturen.
Commissie verzoekt POLEN zijn nationale wetgeving in overeenstemming te brengen met richtlijn storten van afvalstoffen
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door een aanmaningsbrief te sturen aan Polen (INFR(2025)2065) wegens het niet correct omzetten van de richtlijn storten van afvalstoffen (Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/850). Die richtlijn legt normen voor stortplaatsen vast om negatieve gevolgen voor menselijke gezondheid, water, bodem en lucht te voorkomen. De EU-landen moeten krachtens deze richtlijn maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat alleen behandelde afvalstoffen worden gestort. De richtlijn storten van afvalstoffen legt een streefdoel vast om de hoeveelheid gestort stedelijk afval tegen 2035 tot 10 % terug te brengen, verbiedt vanaf 2030 het storten van afval dat zich leent voor recycling of andere nuttige toepassing, en stelt regels vast om te berekenen of het streefdoel voor het verminderen van storten is bereikt. Polen heeft geen passende regels voor de berekening van de percentages voor het storten van afval vastgesteld. Bovendien is een aantal van de normen voor opslag en aanvaarding van metallisch kwik en een aantal elementen van controle- en monitoringprocedures voor de exploitatie- en nazorgfase van storten niet correct omgezet. Deze tekortkomingen zullen negatief uitwerken op het milieu en de menselijke gezondheid, met name op locaties waar er afvalstorten zijn. Daarom stuurt de Commissie Polen een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Commissie verzoekt EU-landen hun nationale programma ter beheersing van de luchtverontreiniging voor het reduceren van emissies van luchtverontreinigende stoffen bij te werken
De Europese Commissie heeft besloten inbreukprocedures in te leiden door aanmaningsbrieven te sturen aan Kroatië (INFR(2025)2085), Letland (INFR(2025)2087), Hongarije (INFR(2025)2086), Malta (INFR(2025)2088), Portugal (INFR(2025)2089) en Slowakije (INFR(2025)2090) wegens niet-naleving van hun verplichtingen uit hoofde van Richtlijn (EU) 2016/2284 betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen (“de NEC-richtlijn”). De NEC-richtlijn legt voor de periode 2020-2029 voor verschillende luchtverontreinigende stoffen nationale emissiereductieverbintenissen vast die door elk EU-land moeten worden behaald, en ambitieuzere reducties vanaf 2030. De NEC-richtlijn eist dat EU-landen hun nationaal programma ter beheersing van de luchtverontreiniging (“NAPCP”) ten minste om de vier jaren bijwerken. In deze programma's geven EU-landen aan hoe ze hun emissiereductieverbintenissen denken waar te maken. Beleid en maatregelen in het NAPCP moeten sneller worden bijgewerkt indien uit nationale emissie-inventarissen of -projecties blijkt dat deze verbintenissen niet worden gehaald (of het risico bestaat dat ze niet worden gehaald). Het is van essentieel belang dat EU-landen hun beleid en maatregelen actualiseren zodat zij aan hun toezeggingen inzake emissiereducties kunnen voldoen en de Commissie de inspanningen van EU-landen om de richtlijn na te leven kan controleren. Tot dusver hebben deze landen niet de vereiste updates bij de Commissie ingediend. Daarom stuurt de Commissie aanmaningsbrieven aan deze zes EU-landen. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Met redenen omklede adviezen
Commissie verzoekt BULGARIJE kaderrichtlijn afvalstoffen correct om te zetten
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Bulgarije (INFR(2023)2143) omdat het land de kaderrichtlijn afvalstoffen (Richtlijn 2008/98/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2018/851/EU) niet correct had omgezet tegen de omzettingstermijn van 5 juli 2020. De kaderrichtlijn afvalstoffen is gericht op preventie of beperking van de productie van afvalstoffen, ter beperking van de totale impact van het gebruik van hulpbronnen en ter verbetering van de efficiëntie van het gebruik ervan. De gewijzigde richtlijn legt bindende streefdoelen vast voor de voorbereiding voor hergebruik en recycling van bepaalde afvalstromen, zoals stedelijk afval. Ook voert zij eisen voor EU-landen in om hun afvalbeheersystemen en hun hulpbronnenefficiëntie te verbeteren. De Commissie heeft geconstateerd dat Bulgarije diverse bepalingen van de gewijzigde richtlijn niet correct heeft omgezet, zoals elementen met betrekking tot de algemene minimumvereisten voor regelingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, maar ook specifieke vereisten voor de monitoring en beoordeling van afvalpreventiemaatregelen en het mengen van afgewerkte olie. De Commissie heeft Bulgarije in november 2023 een aanmaningsbrief gestuurd. Bulgarije heeft toegezegd zijn nationale wetgeving te zullen aanpassen om deze volledig met de richtlijn in overeenstemming te brengen, maar heeft tot dusver niet de nodige wijzigingen in zijn wetgeving doorgevoerd. Daarom heeft de Commissie besloten Bulgarije een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
Commissie verzoekt CYPRUS richtlijn emissieprognoses voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen om te zetten
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Cyprus (INFR(2025)0021) wegens niet-omzetting van Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2024/299 van de Commissie tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/2284 betreffende de methode voor de rapportage van emissieprognoses voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen. Richtlijn (EU) 2016/2284 stelt voor de EU-landen verbintenissen vast voor de reductie van vijf luchtverontreinigende stoffen: zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx), vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan (NMVOS), ammoniak (NH3), en fijnstof (PM2,5). Ook verplicht de richtlijn hen hierover te rapporteren aan de Commissie. De wijziging wil de rapportage van emissieprognoses in overeenstemming brengen met internationale eisen op grond van het Verdrag van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa (VN/ECE) betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (LRTAP-verdrag). De Commissie heeft Cyprus op 30 januari 2025 een aanmaningsbrief gestuurd. Cyprus erkende de inbreuk en antwoordde dat het doende was deze te verhelpen, maar tot dusver is de richtlijn nog niet omgezet. Daarom heeft de Commissie besloten Cyprus een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
De Commissie verzoekt NEDERLAND de nodige stappen te zetten om de grutto beter te beschermen
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Nederland (INFR(2024)4014) wegens niet-naleving van de vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG). Die richtlijn verplicht EU-landen om vogelpopulaties op een niveau te houden dat hun gunstige toestand verzekert, door maatregelen te nemen zoals het behoud en herstel van hun habitat, onder meer via speciale beschermingszones als onderdeel van het EU Natura 2000-netwerk. In Nederland is er voor vele soorten weidevogels al decennia een gestage afname, onder meer voor de iconische grutto waarvan de populaties in toenemende mate kwetsbaar zijn door habitatverlies en niet-duurzame landbouwpraktijken. Op 24 juli 2024 heeft de Commissie besloten een inbreukprocedure in te leiden door Nederland een aanmaningsbrief te sturen wegens niet-nakoming van zijn verplichtingen om de grutto te beschermen. De Nederlandse autoriteiten hebben weliswaar geantwoord met een lijst maatregelen, maar tot dusver zijn deze niet breed genoeg geïmplementeerd om de aanhoudende afname van de soort te keren door landbouwpraktijken aan te passen om broedsucces te garanderen. Bovendien is de aanwijzing van nieuwe sites waar de vogel in aanzienlijke aantallen broedt, nog niet uitgevoerd. Daarom heeft de Commissie besloten Nederland een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
Commissie verzoekt PORTUGAL te voldoen aan EU-regels voor behandelen van stedelijk afvalwater
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Portugal (INFR(2024)2193) een met redenen omkleed advies te sturen omdat het land niet voldoet aan de richtlijn behandeling van stedelijk afvalwater (Richtlijn 91/271/EEG van de Raad). Onbehandeld afvalwater kan een risico voor de volksgezondheid vormen, en verontreinigt meren, rivieren, bodem, kustwateren en grondwater. De richtlijn beschermt zowel de waterkwaliteit als de gezondheid van de mens door te eisen dat EU-landen voor alle stedelijke gebieden met 2 000 inwoners (of meer) hun stedelijk afvalwater opvangen en behandelen voordat dit in het milieu wordt geloosd. Een correcte implementatie van de richtlijn behandeling stedelijk afvalwater draagt dus bij aan de waterweerbaarheid in de hele EU. De Commissie heeft Portugal in oktober 2024 een aanmaningsbrief gestuurd. Ook al is in meerdere stedelijke gebieden enige vooruitgang geboekt, toch zorgt Portugal er nog steeds niet voor dat in de gemeente Pereira do Campo alle stedelijk afvalwater een secundaire (of gelijkwaardige) behandeling krijgt voordat het wordt geloosd. Daarom heeft de Commissie besloten Portugal een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
2. Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf
(meer informatie: Lea Zuber – tel.: +32 2 295 62 98; Rüya Perincek – tel.: +32 460 76 25 10)
Aanmaningsbrieven
Commissie verzoekt IERLAND naleving van EU-regels inzake vrijheid van dienstverrichting te waarborgen
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door een aanmaningsbrief te sturen aan Ierland (INFR(2025)4018) wegens inbreuken op Richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt in de context van diensten in de vastgoedsector. Het Ierse recht eist dat aanbieders van dit soort diensten die in Ierland gevestigd zijn, hun vergunning (“licence”) regelmatig verlengen. Bovendien mogen grensoverschrijdende diensten in de vastgoedsector op tijdelijke basis en zonder vestiging in Ierland alleen worden aangeboden indien het EU-land van vestiging dit soort diensten op dezelfde wijze reguleert als in Ierland – dus door een vergunning en een regeling cliëntenbescherming op te leggen. Volgens de Commissie is de frequente verlenging van vergunningen die Ierland oplegt aan gevestigde dienstverrichters, ongerechtvaardigd en onevenredig. Ook beschouwt de Commissie de eis dat een vergunning en een regeling die cliënten beschermt in het EU-land van vestiging nodig is, als ongerechtvaardigd en onevenredig. Dit belet dienstverrichters in de vastgoedsector uit een ander EU-land waar dit soort regelingen niet bestaat, om in Ierland dit soort diensten te verrichten. Daarom stuurt de Commissie Ierland een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Commissie verzoekt POLEN gevolg te geven aan het arrest van het EU-Hof van Justitie en ervoor te zorgen dat de richtlijnen overheidsopdrachten correct worden omgezet
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een aanmaningsbrief aan Polen (INFR(2018)2276) te sturen op grond van artikel 260 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wegens niet-nakoming van het arrest van het EU-Hof van Justitie van 7 september 2023. In dat arrest heeft het Hof verklaard dat Polen zijn verplichtingen uit hoofde van EU-richtlijnen inzake overheidsopdrachten (Richtlijn 2014/24/EU) niet is nagekomen doordat het land in zijn nationale recht uitzonderingen heeft opgenomen die niet in de richtlijn voorkomen. Volgens EU-wetgeving inzake overheidsopdrachten moeten aanbestedende instanties overheidsopdrachten boven een bepaalde drempel aanbesteden, met volledige inachtneming van de beginselen van transparantie, gelijke behandeling en non-discriminatie. De uitspraak van het EU-Hof van Justitie betrof uitzonderingen voor de productie van veiligheidsdocumenten in het kader van Poolse wetgeving inzake overheidsopdrachten. Het Hof verklaarde dat Polen aan zijn nationale wetgeving inzake overheidsopdrachten uitzonderingen had toegevoegd die niet in overeenstemming waren met EU-regels – en de EU-richtlijnen inzake overheidsopdrachten dus niet correct had omgezet. Daarom stuurt de Commissie Polen een aanmaningsbrief op grond van artikel 260 VWEU. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten Polen opnieuw voor het EU-Hof van Justitie te dagen, met een verzoek om financiële sancties op te leggen.
Aanmaningsbrief
Commissie verzoekt HONGARIJE EU-regels na te leven bij de gunning van concessies voor snelwegen
De Europese Commissie heeft besloten een aanvullende aanmaningsbrief te sturen aan Hongarije (INFR(2024)4006) wegens niet-nakoming van EU-regels inzake overheidsopdrachten en concessies bij de gunning van een opdracht voor aanleg, exploitatie en onderhoud van zijn snelwegennet. De EU-regels voor overheidsopdrachten (Richtlijn 2014/24/EU) en concessies (Richtlijn 2014/23/EU) moeten marktdeelnemers een gelijk speelveld garanderen en overheidsopdrachten en concessies openstellen voor concurrentie. In deze aanvullende aanmaningsbrief formuleert de Commissie diverse bezwaren. Volgens haar wordt met het over 35 jaar lopende Hongaarse contract voor de aanleg, exploitatie en onderhoud van het snelwegennet onvoldoende operationeel risico overgedragen aan de concessiehouder – een sleutelelement om een concessie te onderscheiden van een overheidsopdracht. Daarom concludeerde de Commissie dat het contract misschien verkeerdelijk als concessie is aangemerkt – in plaats van als overheidsopdracht – waardoor inbreuk is gemaakt op het beginsel van gelijke behandeling en transparantie. Voorts lijken aanpassingen aan het contract ook in strijd te zijn met verplichtingen uit hoofde van de EU-regels voor overheidsopdrachten. Zelfs als het contract als een concessie zou worden beschouwd, dan oordeelt de Commissie dat de looptijd ervan de periode overschrijdt die op grond van de concessierichtlijn is toegestaan. Daarom stuurt de Commissie Hongarije een aanvullende aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Met redenen omklede adviezen
Commissie verzoekt BULGARIJE regels inzake overheidsopdrachten na te komen
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies aan Bulgarije (INFR(2024)4027) te sturen omdat de Bulgaarse wet digitale overheid niet in overeenstemming is met de EU-regels inzake overheidsopdrachten. Richtlijn 2014/24/EU betreffende overheidsopdrachten bepaalt dat overheidsopdrachten die een bepaalde drempel overschrijden, moeten worden aanbesteed overeenkomstig de beginselen van transparantie, gelijke behandeling en non-discriminatie. Dit waarborgt eerlijke concurrentie en geeft belastingbetalers meer waar voor hun geld. Volgens de Commissie maakt de betrokken Bulgaarse wet inbreuk op deze verplichtingen, doordat hij de uitvoering van nationale systeemintegratieactiviteiten toewijst aan één onderneming (Information Services AD) zonder dat de voorwaarden vervuld zijn die dit soort onderhandse gunning verantwoorden. Op grond van de Bulgaarse wet digitale overheid hebben ten minste 25 aanbestedende instanties in Bulgarije zonder aanbestedingsprocedure dienstencontracten met deze onderneming gesloten. Daarom heeft de Commissie besloten Bulgarije een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
Commissie dringt er bij SPANJE op aan regels inzake concessies voor snelwegen na te leven
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies aan Spanje (INFR(2021)4052) te sturen met het verzoek EU-regels inzake overheidsopdrachten, met inbegrip van die voor concessies, na te leven. Spanje had de duur van snelwegconcessies AP-9 en AP-66 verlengd, met respectievelijk 25 en 29 jaar. Nadien had het beide concessiehouders verkocht zonder voorafgaande aanbestedingsprocedure en zonder op EU-niveau een aankondiging te publiceren. Op grond van Richtlijn 93/37/EEG (die toen van toepassing was) en de beginselen van gelijke behandeling en transparantie die aan de EU-regels inzake overheidsopdrachten ten grondslag liggen, zijn dergelijke verlengingen wezenlijke veranderingen die neerkomen op de gunning van nieuwe concessies – en moet daarvoor dus een aanbestedingsprocedure plaatsvinden. Daarom heeft de Commissie besloten Spanje een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten Spanje voor het EU-Hof van Justitie te dagen.
Commissie verzoekt BULGARIJE naleving dienstenrichtlijn te waarborgen
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Bulgarije (INFR(2020)4006) omdat het land advocaten restrictieve advertentieregels oplegt die in strijd zijn met de dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG). Doel van de dienstenrichtlijn is het om het potentieel van dienstenmarkten in Europa volledig waar te maken door juridische en administratieve barrières op te ruimen, maar wel ruimte te bieden voor nationale garantiemechanismen wanneer die gerechtvaardigd zijn en evenredig aan het daarmee nagestreefde doel. Buitensporige restricties op adverteren belet dienstverrichters hun diensten te promoten, wat vooral nieuwkomers op de markt treft. De Commissie is van oordeel dat het rechtskader en de gedragsregels voor advocaten in Bulgarije hen daadwerkelijk verbieden te adverteren. Advocaten in Bulgarije mogen namelijk alleen beperkt informatie delen, zoals de talen die zij spreken. Volgens de Commissie komt dit neer op een advertentieverbod voor advocaten dat inbreuk maakt op de dienstenrichtlijn. De Commissie heeft deze kwestie ook aan de orde gesteld in de “aanbevelingen voor hervorming van de reglementering van professionele dienstverlening” van 2021 en toen is Bulgarije verzocht om ieder volledig verbod op commerciële communicatie voor advocaten op te heffen. Daarom heeft de Commissie besloten Bulgarije een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten Bulgarije voor het EU-Hof van Justitie te dagen.
Verwijzingen naar het Hof van Justitie
Commissie richt haar actie tegen TSJECHIË op een resterende grief wat betreft het niet correct omzetten van EU-regels inzake evenredigheid van regels inzake beroepen
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Tsjechië (INFR(2021)2201) voor het EU-Hof van Justitie te dagen wegens het niet correct omzetten van de richtlijn evenredigheidsbeoordeling (Richtlijn (EU) 2018/958). De richtlijn verplicht EU-landen om na te gaan of nieuwe of gewijzigde regels die de toegang tot gereglementeerde beroepen beperken, gerechtvaardigd, noodzakelijk en evenwichtig zijn. De Commissie had geconstateerd dat Tsjechische wetgeving geen garanties bood dat alle betrokken maatregelen, en met name die van beroepsverenigingen en parlementaire amendementen, aan een voorafgaande evenredigheidsbeoordeling worden onderworpen (zoals door de richtlijn vereist). Na een dialoog tussen de Tsjechische autoriteiten en de diensten van de Commissie heeft Tsjechië echter een nationale maatregel aangenomen die ervoor zorgt dat ontwerpen van parlementaire amendementen die onder de richtlijn vallen, aan een evenredigheidsbeoordeling worden onderworpen. Daardoor kan de Commissie nu de reikwijdte van de verwijzing naar het EU-Hof van Justitie beperken. De Commissie zal daarom haar actie tegen Tsjechië beperken tot het feit dat niet wordt geborgd dat maatregelen van beroepsverenigingen een evenredigheidsbeoordeling ondergaan (zoals door de richtlijn evenredigheidsbeoordeling vereist). Zie, voor meer informatie, het persbericht.
Commissie verwijst FRANKRIJK naar het EU-Hof van Justitie voor zijn voorschriften inzake sorteersymbolen en -logo's
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Frankrijk (INFR(2022)4028) voor het EU-Hof van Justitie te dagen voor zijn voorschriften inzake sorteersymbolen en -logo's. Volgens Franse wetgeving moeten in en om het huis gebruikte producten die onder regelingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid vallen, het Triman-logo en het “Info-tri”-sorteersymbool hebben. Omdat er geen geharmoniseerde EU-regels zijn wat betreft instructies voor consumenten om afval te sorteren, vormen specifieke nationale sorteersymbolen en -logo's een hinderpaal voor het vrije verkeer van goederen. De Franse verplichtingen kunnen ook als onevenredig worden beschouwd, omdat er andere geschikte opties – die de handel tussen EU-lidstaten minder beperken – beschikbaar zijn om consumenten te informeren in afwachting van een harmonisering op EU-niveau. Volgens de Commissie schendt Frankrijk ook de kennisgevingsverplichtingen uit hoofde van de richtlijn transparantie op de eengemaakte markt (Richtlijn (EU) 2015/1535), aangezien de betreffende maatregel niet vóór de vaststelling ervan bij de Commissie is aangemeld. De Commissie had in februari 2023 eerst een aanmaningsbrief gestuurd, in november 2024 gevolgd door een met redenen omkleed advies. Aangezien de Commissie van mening is dat Frankrijk nog steeds in strijd met de EU-regels handelt, heeft zij besloten de zaak voor het EU-Hof van Justitie te brengen. Zie, voor meer informatie, het persbericht.
3. Migratie, Binnenlandse Zaken en Veiligheidsunie
(meer informatie: Markus Lammert – tel.: +32 2 296 75 33; Elettra Di Massa – tel.: +32 2 298 21 61)
Aanmaningsbrieven
Commissie verzoekt KROATIË, LUXEMBURG en POLEN aantal bepalingen van vuurwapenrichtlijn correct om te zetten
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door Kroatië (INFR(2025)2097), Luxemburg (INFR(2025)2099) en Polen (INFR(2025)2098) aanmaningsbrieven te sturen wegens het niet correct omzetten van een aantal bepalingen van de vuurwapenrichtlijn (Richtlijn (EU) 2021/555). De vuurwapenrichtlijn stelt gemeenschappelijke minimumnormen vast voor de verwerving, het voorhanden hebben en de commerciële uitwisseling van civiele vuurwapens, bijvoorbeeld vuurwapens die worden gebruikt voor schietsport en jacht. De regels van deze richtlijn maken het legale gebruik en verkeer van vuurwapens, essentiële onderdelen en munitie voor civiel gebruik binnen de EU mogelijk. Tegelijkertijd handhaaft de richtlijn hoge normen op het gebied van veiligheid en bescherming tegen strafbare feiten en illegale handel in vuurwapens. Daarom stuurt de Commissie aanmaningsbrieven aan Kroatië, Luxemburg en Polen. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Met redenen omklede adviezen
Commissie verzoekt BULGARIJE, DUITSLAND, GRIEKENLAND, SPANJE, FRANKRIJK, CYPRUS, LUXEMBURG, MALTA, NEDERLAND, OOSTENRIJK, POLEN, FINLAND en ZWEDEN de bepalingen van de richtlijn weerbaarheid kritieke entiteiten volledig om te zetten
De Europese Commissie heeft besloten met redenen omklede adviezen te sturen aan Bulgarije (INFR(2024)0258), Duitsland (INFR(2024)0264), Griekenland (INFR(2024)0269), Spanje (INFR(2024)0271), Frankrijk (INFR(2024)0275), Cyprus (INFR(2024)0260), Luxemburg (INFR(2024)0283), Malta (INFR(2024)0287), Nederland (INFR(2024)0289), Oostenrijk (INFR(2024)0255), Polen (INFR(2024)0291), Finland (INFR(2024)0273) en Zweden (INFR(2024)0297), omdat deze landen geen nationale maatregelen tot omzetting van de richtlijn weerbaarheid kritieke entiteiten (Richtlijn (EU) 2022/2557, de CER-richtlijn) hadden meegedeeld. EU-landen moesten de CER-richtlijn vóór 17 oktober 2024 omzetten. Deze richtlijn vervangt en versterkt de regels van Richtlijn 2008/114/EG van de Raad inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren. De richtlijn wil de levering van vitale diensten voor EU-samenleving en EU-economie in sleutelsectoren zoals energie, vervoer, gezondheid, water, banken en digitale infrastructuur verzekeren door kritieke entiteiten die deze vitale diensten verrichten, weerbaarder te maken tegen uiteenlopende dreigingen, zoals natuurrampen, terreuraanvallen, dreigingen van binnenuit en sabotage. De snelle omzetting van de richtlijn is van essentieel belang om deze belangrijke gemeenschappelijke doelstelling te verwezenlijken. Daarom heeft de Commissie besloten Bulgarije, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Cyprus, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Finland en Zweden met redenen omklede adviezen te sturen. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaken aanhangig te maken bij het EU-Hof van Justitie, met een verzoek financiële sancties op te leggen.
4. Justitie
(meer informatie: Markus Lammert – tel.: +32 2 296 75 33; Yuliya Matsyk – tel.: +32 2 226 27 16)
Met redenen omklede adviezen
Commissie verzoekt BELGIË EU-regels inzake EU-noodreisdocument om te zetten
De Europese Commissie heeft vandaag besloten met redenen omklede adviezen aan België (INFR(2025)0003 en INFR(2025)0008) te sturen wegens het niet omzetten van de richtlijn tot vaststelling van een uniform EU-noodreisdocument (Richtlijn (EU) 2019/997 van de Raad) en de daarbij behorende gedelegeerde richtlijn(Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2024/1986 van de Commissie). De richtlijn EU-noodreisdocument bepaalt dat de EU-landen deze EU-noodreisdocumenten moeten afgeven aan EU-burgers van wie het paspoort is verloren, gestolen of vernietigd tijdens hun verblijf in het buitenland, zodat ze naar hun land van herkomst of verblijf kunnen terugkeren. De gedelegeerde richtlijn voert voor de machinaal leesbare zone van het document een technische wijziging door als gevolg van ontwikkelingen in de betrokken norm van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO). De afgifte van noodreisdocumenten is de meest gebruikelijk vorm van consulaire bescherming die wordt geboden wanneer het EU-land van de nationaliteit van de betrokken persoon geen consulaire vertegenwoordiging heeft in het derde land waar die persoon zich bevindt. EU-landen moesten deze beide richtlijnen uiterlijk 9 december 2024 in nationaal recht hebben omgezet. Alle EU-landen moeten per 9 december 2025 beginnen met de afgifte van het uniforme EU-noodreisdocument. De Commissie heeft België op 31 januari 2025 aanmaningsbrieven gestuurd wegens niet-mededeling van de vereiste maatregelen. Aangezien België niet de nodige maatregelen heeft genomen om de beide richtlijnen om te zetten, heeft de Commissie besloten met redenen omklede adviezen aan België te sturen. België heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaken bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
Commissie verzoekt BULGARIJE EU-regels inzake vertolking en vertaling in strafprocedures correct om te zetten
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Bulgarije een met redenen omkleed advies te sturen (INFR(2023)2111) wegens het niet correct omzetten van de bepalingen van de richtlijn betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (Richtlijn 2010/64/EU). Deze richtlijn is één van de zes EU-richtlijnen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van verdachten en beklaagden op een eerlijk proces in de hele EU voldoende worden beschermd. Op grond van de richtlijn hebben verdachten en beklaagden die de taal van de strafprocedure niet spreken of begrijpen, recht op vertolking en een schriftelijke vertaling van essentiële processtukken. Op 18 oktober 2023 stuurde de Commissie Bulgarije een aanmaningsbrief. Na onderzoek van het antwoord van Bulgarije is de Commissie tot de conclusie gekomen dat Bulgarije nog steeds niet in zijn nationale recht maatregelen heeft omgezet wat betreft het recht op vertolking en een schriftelijke vertaling van essentiële processtukken en het toepassingsgebied van de richtlijn. Daarom heeft de Commissie besloten Bulgarije een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten Bulgarije voor het EU-Hof van Justitie te dagen.
Verwijzing naar het Hof van Justitie
Commissie besluit SLOWAKIJE voor EU-Hof van Justitie te dagen wegens onjuiste omzetting van regels inzake het recht op toegang tot een advocaat en op communicatie bij aanhouding
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Slowakije (INFR(/2023/)2008) voor het EU-Hof van Justitie te dagen wegens het niet correct in zijn nationaal recht omzetten van de richtlijn betreffende het recht op toegang tot een advocaat en op communicatie bij aanhouding (Richtlijn 2013/48/EU). In juni 2023 had de Commissie Slowakije een eerste aanmaningsbrief gestuurd. Na onderzoek van de antwoorden van Slowakije is de Commissie tot de conclusie gekomen dat Slowakije de bepaling betreffende het toepassingsgebied van de richtlijn en bepaalde regels die afwijkingen voor het recht op toegang tot een advocaat toestaan, niet correct had omgezet. In november 2023 heeft de Commissie besloten Slowakije een met redenen omkleed advies te sturen en in juli 2024 stuurde zij een aanvullend met redenen omkleed advies, na wijzigingen die Slowakije in zijn wetgeving had aangebracht. Na onderzoek van het antwoord van Slowakije is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er weliswaar verdere aanpassingen van de Slowaakse wetgeving zijn gebeurd om de kwestie van de afwijkingen voor het recht op toegang tot een advocaat op te lossen, maar dat er zorgen blijven bestaan wat betreft de toepassing van de richtlijn. Daarom heeft de Commissie nu besloten Slowakije voor het EU-Hof van Justitie te dagen. Zie, voor meer informatie, het persbericht.
5. Energie en klimaat
(meer informatie: Anna-Kaisa Itkonen – tel.: +32 2 295 75 01; Cristiana Marchitelli – tel: +32 2 298 94 07; Ana Crespo Parrondo – tel.: +32 2 298 13 25)
Aanmaningsbrieven
Commissie verzoekt BULGARIJE, ESTLAND, IERLAND, SPANJE, ITALIË, LITOUWEN, OOSTENRIJK, SLOWAKIJE en FINLAND methaanverordening na te leven
De Europese Commissie heeft vandaag besloten aanmaningsbrieven te sturen aan Bulgarije (INFR(2025)2115), Estland (INFR(2025)2114), Ierland (INFR(2025)2112), Spanje (INFR(2025)2118), Italië (INFR(2025)2111), Litouwen (INFR(2025)2110), Oostenrijk (INFR(2025)2116), Slowakije (INFR(2025)2108) en Finland (INFR(2025)2113) wegens inbreuken op de methaanverordening (Verordening (EU) 2024/1787) omdat zij geen bevoegde instantie hebben aangewezen voor het monitoren en afdwingen van de toepassing van de regels, en de Commissie daarvan niet in kennis hebben gesteld. De EU-methaanverordening pakt methaanemissies in de sectoren ruwe olie, aardgas en steenkool aan. Deze verordening wil meting en rapportage van methaanemissies in de EU verbeteren, de reductie van die emissies bevorderen en zorgen voor meer transparantie in de EU en wereldwijd. Ook stimuleert zij de internationale partners van de EU om hun methaanemissies te meten, te rapporteren en te verminderen. De EU-landen moesten de Commissie uiterlijk 5 februari 2025 de namen en contactgegevens van hun bevoegde instanties meedelen. De Commissie constateert dat de betrokken EU-landen deze verplichting nog steeds niet zijn nagekomen. Daarom stuurt de Commissie aanmaningsbrieven aan Bulgarije, Estland, Ierland, Spanje, Italië, Litouwen, Oostenrijk, Slowakije en Finland. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Met redenen omklede adviezen
Commissie verzoekt IERLAND, LETLAND en PORTUGAL de EU-regels voor snellere vergunningsprocedures voor hernieuwbare-energieprojecten volledig om te zetten
De Europese Commissie heeft vandaag besloten met redenen omklede adviezen aan Ierland (INFR(2024)0231), Letland (INFR(2024)0237) en Portugal (INFR(2024)0245) te sturen omdat deze landen de bepalingen van de herziene richtlijn hernieuwbare energie met betrekking tot het vereenvoudigen en versnellen van de vergunningsprocedures niet volledig in nationaal recht hebben omgezet. De wijzigingsrichtlijn (Richtlijn (EU) 2023/2413 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001) is in november 2023 in werking getreden en sommige bepalingen moesten uiterlijk 1 juli 2024 in nationaal recht zijn omgezet. Deze bepalingen moeten voor zowel hernieuwbare-energieprojecten als infrastructuurprojecten die nodig zijn om de extra capaciteit in het elektriciteitssysteem te integreren, de vergunningsprocedures vereenvoudigen en versnellen. Ze bevatten duidelijke termijnen voor vergunningsprocedures die gericht zijn op specifieke technologieën of soorten projecten, het versterken van de rol van het centrale contactpunt voor aanvragen en het vermoeden dat hernieuwbare-energieprojecten en de daarbij behorende netwerkinfrastructuur van hoger openbaar belang zijn. In september 2024 heeft de Commissie 26 EU-landen een aanmaningsbrief gestuurd omdat ze de richtlijn niet volledig hadden omgezet in nationaal recht. Na onderzoek van de omzettingsmaatregelen die Ierland, Letland en Portugal hadden aangemeld, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat geen van deze drie landen de bepalingen met betrekking tot de vereenvoudiging en versnelling van de vergunningsprocedures volledig heeft omgezet. Daarom heeft de Commissie besloten deze drie EU-landen een met redenen omkleed advies te sturen. Ze hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen voor een volledige omzetting. Anders kan de Commissie besluiten de zaken aanhangig te maken bij het EU-Hof van Justitie, met een verzoek financiële sancties op te leggen.
Verwijzing naar het Hof van Justitie
Commissie besluit HONGARIJE voor EU-Hof van Justitie te dagen omdat het land ingaat tegen het EU-standpunt over intra-EU-arbitrage in het kader van het Verdrag inzake het Energiehandvest
De Commissie heeft vandaag besloten Hongarije (INFR(2024)2206) voor het EU-Hof van Justitie te dagen in een inbreukzaak over de unilaterale verklaring van Hongarije die in strijd is met een uitspraak van het EU-Hof van Justitie en met het Uniestandpunt ten aanzien van de arbitrageclausule in het Verdrag inzake het Energiehandvest. In zijn Komstroy-arrest had het EU-Hof van Justitie verklaard dat de arbitrageclausule in het Verdrag inzake het Energiehandvest niet van toepassing is op geschillen tussen een lidstaat en een investeerder uit een andere lidstaat over een investering die deze investeerder heeft gedaan in eerstgenoemde lidstaat. Hongarije heeft een unilaterale verklaring aangenomen dat het Komstroy-arrest alleen van toepassing is op toekomstige intra-EU-arbitrageprocedures tussen investeerders en staten en dat dit effect in de toekomst pas zal beginnen te spelen nadat het Verdrag inzake het Energiehandvest is gewijzigd. De Commissie had in juli 2024 een aanmaningsbrief gestuurd, in maart 2025 gevolgd door een met redenen omkleed advies. De Commissie is van oordeel dat Hongarije de plicht tot loyale samenwerking niet nakomt die in artikel 4, lid 3, Verdrag betreffende de Europese Unie is neergelegd, omdat het land openlijk een unilateraal en afwijkend standpunt heeft ingenomen. Door deze verklaring aan te nemen heeft Hongarije ook de algemene beginselen van autonomie, voorrang, doeltreffendheid en uniforme toepassing van het recht van de Unie geschonden. Hongarije handhaafde zijn standpunt en daarom daagt de Commissie Hongarije nu voor het EU-Hof van Justitie. Zie, voor meer informatie, het persbericht.
6. Belastingen
(meer informatie: Anna-Kaisa Itkonen – tel.: +32 2 295 75 01; Saul Louis Goulding – tel.: +32 229-64735)
Aanmaningsbrieven
Commissie verzoekt FRANKRIJK en CYPRUS elektronische douanesystemen volledig uit te rollen
De Europese Commissie heeft besloten inbreukprocedures in te leiden door aanmaningsbrieven te sturen aan Frankrijk (INFR(2025)2060) en Cyprus (INFR(2025)2061) wegens het niet nakomen van hun verplichtingen om het systeem voor tijdelijke opslag voor luchtvervoer en het nationale invoersysteem uit te rollen en, in het geval van Frankrijk, ook het niet uitrollen van het geautomatiseerd uitvoersysteem. De EU-landen moesten deze systemen tegen 31 december 2023 bouwen en operationeel maken, onder meer door te zorgen voor volledige migratie van de systemen van de betrokken marktdeelnemers, overeenkomstig het EU-douanewetboek (DWU) (Verordening (EU) nr. 952/2013) en het DWU-werkprogramma (Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/2879 van de Commissie). Het elektronische systeem voor tijdelijke opslag maakt het mogelijk de aangiften elektronisch in te dienen en is een van de cruciale stappen om het toezicht op goederen die de EU binnenkomen te waarborgen. Zodra deze aangiften elektronisch ingediend worden, zorgt het nationale invoersysteem ervoor dat de desbetreffende fiscale en niet-fiscale maatregelen worden toegepast op goederen die in de EU worden ingevoerd. Doordat het nationale invoersysteem verbonden is met verschillende andere nationale toepassingen, speelt het een centrale rol bij het waarborgen van onder meer de doeltreffende inning van inkomsten en de bescherming van de financiële belangen van de EU, alsook bij de handhaving van EU- en nationale verboden of restricties wat betreft de invoer van goederen. Het geautomatiseerde uitvoersysteem heeft tot doel de voltooiing van de uitvoerprocedures (waaronder wederuitvoer) en de exitformaliteiten op gemeenschappelijke, nationale en externe gebieden te automatiseren. Daarom stuurt de Commissie een aanmaningsbrief aan Frankrijk en Cyprus. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Commissie verzoekt TSJECHIË, IERLAND, ITALIË, MALTA, SLOVENIË en SLOWAKIJE te voldoen aan EU-vereisten voor de overdracht van douanegegevens
De Europese Commissie heeft besloten inbreukprocedures in te leiden door aanmaningsbrieven te sturen aan Tsjechië (INFR(2025)2054), Ierland (INFR(2025)2055), Italië (INFR(2025)2056), Malta (INFR(2025)2057), Slovenië (INFR(2025)2059) en Slowakije (INFR(2025)2058) wegens niet-naleving van hun verplichtingen inzake de overdracht van douanegegevens. Op grond van het EU-douanewetboek (DWU) (Verordening (EU) nr. 952/2013) en de betrokken uitvoeringshandeling (UV/DWU) (Verordening (EU) 2015/2447) moeten de EU-landen specifieke douanegegevens doorgeven via SURV3, een door de EU beheerd digitaal systeem dat toegankelijk is voor nationale douaneautoriteiten. Het IT-systeem SURV3 zorgt voor het verzamelen en monitoren van douanegegevens in de hele EU, wat de uniforme toepassing van douanecontroles, doeltreffend risicobeheer en naleving van de EU-grensmaatregelen vergemakkelijkt. Op grond van het DWU en de UV/DWU moeten de EU-landen 57 gestandaardiseerde data-elementen in een specifiek formaat aan SURV3 doorgeven. Ondanks de termijnen voor naleving blijven de genoemde landen echter verouderde formaten gebruiken en beperkte datasets verstrekken. Deze niet-naleving ondermijnt de doeltreffendheid en betrouwbaarheid van zowel de EU-douaneoperaties als de regelgevingskaders die deze ondersteunen. Daarom stuurt de Commissie aanmaningsbrieven aan Tsjechië, Ierland, Italië, Malta, Slovenië en Slowakije. Die landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Commissie verzoekt CYPRUS de richtlijn btw-tarieven correct om te zetten
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door een aanmaningsbrief te sturen aan Cyprus (INFR(2025)2094) wegens het niet volledig omzetten van de richtlijn btw-tarieven (Richtlijn 2022/542). De EU-landen hadden tot 31 december 2024 de tijd om deze richtlijn in nationaal recht om te zetten. Met deze richtlijn btw-tarieven kunnen EU-landen ruimer gebruikmaken van verlaagde tarieven, met ook nultarieven voor essentiële producten zoals levensmiddelen, farmaceutische producten en producten voor medische doeleinden. Daarom stuurt de Commissie Cyprus een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Commissie verzoekt ITALIË einde te maken aan discriminatie in de inkomstenbelasting voor bepaalde zelfstandige niet-ingezetenen
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door een aanmaningsbrief te sturen aan Italië (INFR(2025)4013) omdat het zijn forfaitaire belastingregeling (“regime forfettario”) voor natuurlijke personen die een eigen bedrijf hebben of actief zijn in de kunstensector of in een vrij beroep, niet afstemt op de vrijheid van vestiging (artikel 49 VWEU en artikel 31 van de EER-overeenkomst). Hoewel deze belastingregeling van toepassing is op ingezeten belastingplichtigen die aan vooraf bepaalde voorwaarden voldoen, komen belastingplichtigen die ingezetenen zijn van andere EU-/EER-landen, alleen voor deze regeling in aanmerking indien zij ten minste 75% van hun totale inkomen in Italië behalen. Dit betekent dus dat ze doorgaans onderworpen zijn aan de regeling inkomstenbelasting natuurlijke personen (“IRPEF”), die veel omslachtigere verplichtingen en hogere belastingtarieven met zich brengt. Daarom stuurt de Commissie Italië een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Commissie verzoekt ITALIË wetgeving voor belastingvoordelen voor niet-ingezeten gepensioneerden wat betreft gemeentelijke onroerendzaakbelasting (“IMU”) en huisvuilbelasting (“TARI”) met EU-recht in overeenstemming te brengen
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door een aanmaningsbrief te sturen aan Italië (INFR(2025)4015) omdat het land zijn wetgeving over IMU/TARI-belastingvoordelen voor niet-ingezeten gepensioneerden niet in overeenstemming brengt met het vrij verkeer van personen (artikel 21 VWEU en artikel 28 van de EER-overeenkomst), het vrij verkeer van werknemers (artikel 45 VWEU en artikel 28 van de EER-overeenkomst) en de vrijheid van vestiging (artikel 49 VWEU en artikel 31 van de EER-overeenkomst). Volgens de Italiaanse wetgeving kunnen niet-ingezeten gepensioneerden alleen aanspraak maken op de IMU-/TARI-belastingvoordelen indien zij i) ingezetenen zijn van het vreemde land dat hun pensioen betaalt, en ii) hebben bijgedragen aan zowel het Italiaanse als een buitenlands socialezekerheidsstelsel dat een internationale overeenkomst met Italië heeft gesloten; dit raakt dus ook niet-ingezeten gepensioneerden die aan socialezekerheidsstelsels van internationale organisaties hebben bijgedragen. Zo wordt het voor niet-ingezeten gepensioneerden minder aantrekkelijk om in Italië vastgoed te verwerven en/of te behouden, alleen omdat ze hun recht uitoefenen om naar een ander EU-/EER-land te verhuizen of omdat ze tijdens hun beroepsloopbaan voor een internationale organisatie hebben gewerkt. Daarom stuurt de Commissie Italië een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Met redenen omklede adviezen
Commissie verzoekt BELGIË, BULGARIJE, GRIEKENLAND, SPANJE en ROEMENIË richtlijn btw-tarieven volledig om te zetten
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan België (INFR(2025)0004), Bulgarije (INFR(2025)0010), Griekenland (INFR(2025)0042), Spanje (INFR(2024)0048) en Roemenië (INFR(2025)0098) omdat zij hun nationale wetgeving niet in overeenstemming hebben gebracht met de dwingende bepalingen van de richtlijn btw-tarieven, Richtlijn (EU) 2022/542. Met deze richtlijn kunnen EU-landen ruimer gebruikmaken van verlaagde tarieven, met ook nultarieven voor essentiële producten zoals levensmiddelen, farmaceutische producten en producten voor medische doeleinden. De vijf betrokken landen hebben verzuimd de volledige omzetting van de richtlijn mee te delen, wat ze tegen 31 december 2024 hadden moeten doen. Daarom heeft de Europese Commissie besloten België, Bulgarije, Griekenland, Spanje en Roemenië een met redenen omkleed advies te sturen. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken, met een verzoek financiële sancties op te leggen.
Commissie verzoekt BULGARIJE, GRIEKENLAND, SPANJE en ROEMENIË de nieuwe EU-btw-regels voor de bijzondere mkb-regeling volledig om te zetten
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Bulgarije (INFR(2025)0009), Griekenland (INFR(2025)0041), Spanje (INFR(2024)0047) en Roemenië (INFR(2025)0097) omdat zij hun nationale wetgeving niet in overeenstemming hebben gebracht met de wijzigingen uit Richtlijn (EU) 2020/285 voor de bijzondere regeling voor kleine bedrijven. De richtlijn staat kleine ondernemingen toe om goederen en diensten te verkopen zonder btw te heffen en verlicht hun verplichtingen wat betreft de naleving van btw-regels. Voorts mogen kleine ondernemingen uit een ander EU-land dan dat waar de btw verschuldigd is, hun leveringen op dezelfde wijze vrijstellen als binnenlandse kleine ondernemingen in hun eigen land kunnen doen. Daarom heeft de Commissie besloten Bulgarije, Griekenland, Spanje en Roemenië een met redenen omkleed advies te sturen. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaken aanhangig te maken bij het EU-Hof van Justitie, met een verzoek financiële sancties op te leggen.
Commissie verzoekt NEDERLAND zijn regels inzake belastingheffing op beleggingsfondsen in overeenstemming te brengen met EU-recht De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies aan Nederland (INFR(2024)4017) te sturen omdat het land zijn afdrachtvermindering niet in overeenstemming heeft gebracht met het vrij verkeer van kapitaal dat wordt gegarandeerd door artikel 63 VWEU en artikel 40 van de EER-overeenkomst. De Nederlandse wet voorziet in een vermindering van de dividendbelasting die beleggingsfondsen betalen over dividenden die zij ontvangen van vennootschappen waarin zij aandelen houden. Die vermindering wordt toegekend op grond van de verschuldigde dividendbelasting (en soortgelijke buitenlandse belastingen). In tegenstelling tot Nederlandse beleggingsfondsen kunnen buitenlandse beleggingsfondsen de dividendbelasting die Nederlandse ondernemingen betalen over dividenden die ze aan buitenlandse beleggingsfondsen uitkeren en die deze laatste vervolgens aan hun eigen beleggers uitdelen, niet compenseren. De Nederlandse regeling voor belastingvermindering maakt het voor buitenlandse beleggingsfondsen dus minder aantrekkelijk om hun diensten aan Nederlandse beleggers te verlenen en te investeren in aandelen van in Nederland gevestigde ondernemingen. Een en ander creëert een verschil in behandeling ten nadele van beleggingsfondsen uit andere EU-/EER-landen, en belemmert grensoverschrijdende beleggingen op de interne markt. In hun antwoord op de aanmaningsbrief van 25 juli 2024 hebben de Nederlandse autoriteiten niet erkend dat er sprake was van een beperking en beschouwden ze de maatregel als gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang. Zij hebben dan ook geweigerd de Nederlandse wetgeving te wijzigen. Daarom heeft de Commissie besloten Nederland een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
7. Mobiliteit en vervoer
(meer informatie: Anna-Kaisa Itkonen – tel.: +32 2 295 75 01; Anna Wartberger – tel.: +32 2 298 20 54)
Aanmaningsbrieven
Commissie verzoekt HONGARIJE elektronische tolheffing correct uit te voeren
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door een aanmaningsbrief aan Hongarije (INFR(2025)2091) te sturen wegens het niet correct implementeren van de richtlijn Europese elektronische-tolheffingsdienst (EETS) (Richtlijn (EU) 2019/520). Het niet correct omzetten van deze richtlijn vormt een belemmering voor de interoperabiliteit tussen de elektronische tolheffingssystemen van EU-landen en voor de grensoverschrijdende handhaving van de verplichting tot betaling van wegentol in de EU. Een en ander betekent ook dat automobilisten kunnen worden verplicht meer dan één abonnementscontract, meer dan één aanbieder en meerdere boordunits te hebben om naar of door Hongarije te rijden. Daarom stuurt de Commissie Hongarije een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Commissie verzoekt GRIEKENLAND, CYPRUS en PORTUGAL zich aan te sluiten op handhavingsnetwerk ProDriveNet
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door Griekenland (INFR(2024)2030), Cyprus (INFR(2025)2096) en Portugal(INFR(2024)2032) aanmaningsbrieven te sturen omdat ze zich niet hebben aangesloten op het handhavingsnetwerk ProDriveNet, zoals verplicht door Richtlijn (EU) 2022/2561. Met het ProDriveNet-netwerk kan tussen EU-landen elektronisch informatie worden uitgewisseld over getuigschriften van vakbekwaamheid van bestuurders in het goederen- en personenvervoer. Instanties in EU-landen kunnen zo nagaan of die getuigschriften zijn afgegeven, of ze nog geldig zijn dan wel zijn ingetrokken. Het netwerk kan pas goed functioneren indien alle EU-landen deelnemen. Hoewel het netwerk in 2021 is opgericht, zijn deze drie EU-landen nog niet aangesloten op het netwerk, waardoor de beoogde functionaliteit ervan in het gedrang komt. Daarom stuurt de Commissie een aanmaningsbrief aan Griekenland, Cyprus en Portugal. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Met redenen omklede adviezen
Commissie verzoekt BELGIË en LUXEMBURG alle stroomlijningsmaatregelen trans-Europees vervoersnetwerk om te zetten
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een aanvullend met redenen omkleed advies te sturen aan België (INFR(2023)0186) en een met redenen omkleed advies aan Luxemburg (INFR(2023)0228) wegens niet-kennisgeving van alle maatregelen voor de omzetting van Richtlijn (EU) 2021/1187 (de stroomlijningsrichtlijn) in nationaal recht. De stroomlijningsrichtlijn wil de voltooiing van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T) versnellen door de vergunnings- en aanbestedingsprocedures te vereenvoudigen en te verduidelijken. De EU-landen moesten de bepalingen van de richtlijn vóór 10 augustus 2023 omzetten. De richtlijn zet in op TEN-T kernnetwerkprojecten met topprioriteit, grensoverschrijdende initiatieven en Europese vervoerscorridors met budgetten van meer dan 300 miljoen EUR. Om dit doel te bereiken, bepaalt de richtlijn vier cruciale vereisten voor lidstaten: het aanwijzen van een aangewezen instantie voor elk project; het vereenvoudigen van procedures voor vergunningverlening zodat deze niet meer dan vier jaar in beslag nemen; het transparant maken van procedures, en het verbeteren van grensoverschrijdende coördinatie. Hoewel het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest nu allemaal omzettingsmaatregelen hebben meegedeeld, volstaan de goedgekeurde maatregelen niet om ervoor te zorgen dat alle bepalingen van de richtlijn volledig worden omgezet. Luxemburg heeft de Commissie geen kennisgegeven van alle maatregelen die het heeft genomen om de richtlijn in nationaal recht om te zetten. Daarom heeft de Commissie besloten België een aanvullend met redenen omkleed advies en Luxemburg een met redenen omkleed advies te sturen. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaak aanhangig te maken bij het EU-Hof van Justitie, met een verzoek financiële sancties op te leggen.
Verwijzingen naar het Hof van Justitie
Commissie besluit MALTA voor EU-Hof van Justitie te dagen wegens onjuiste toepassing van EU-wetgeving betreffende havenarbeid
De Europese Commissie heeft besloten Malta (INFR(2022)4020) voor het EU-Hof van Justitie te dagen omdat het land zijn verplichtingen uit hoofde van de EU-Verdragen niet nakomt wat betreft zijn regeling voor havenarbeid. De Maltese regeling voor havenarbeiders omvat een quota- en vergunningenstelsel voor alle havenarbeiders, met een voorkeursregeling voor gezinsleden van huidige havenarbeiders. De Commissie maakt zich zorgen dat het rechtskader dat havenarbeid in Malta regelt diverse beperkingen bevat op de toegang tot het beroep van havenarbeider. Ondernemingen die havenactiviteiten in Malta willen uitoefenen, mogen alleen havenarbeiders uit een uniek Port Workers Register in dienst nemen. Daarnaast moet, wanneer een havenarbeider met pensioen gaat, overlijdt of arbeidsongeschikt raakt, een vervanger in beginsel worden geselecteerd uit het zgn. Prospective Port Workers Register, dat uitsluitend bestaat uit verwanten van de actieve havenarbeiders. Met dit soort regeling wordt de toegang tot het beroep van havenarbeider beperkt tot een zeer beperkt groep mensen, of het nu Maltezen of andere EU-burgers betreft. De Commissie heeft Malta in september 2022 een aanmaningsbrief gestuurd, op 3 oktober 2024 gevolgd door een met redenen omkleed advies. In zijn antwoorden heeft Malta de zienswijze van de Commissie bestreden. De Commissie is van mening dat Malta inbreuk maakt op deze Verdragsbepalingen. Daarom heeft de Commissie nu besloten Malta voor het EU-Hof van Justitie te dagen. Zie, voor meer informatie, het persbericht.
Commissie besluit NEDERLAND voor EU-Hof van Justitie te dagen wegens niet-naleving van EU-regels inzake gunning openbaredienstcontracten in het spoor via een openbare aanbestedingsprocedure
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Nederland (INFR(2023)4011) voor het EU-Hof van Justitie te dagen wegens het niet correct toepassen van Verordening (EG) nr. 1370/2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg. Concurrentie op het spoor is van essentieel belang om reizigers tegen lagere kosten aantrekkelijkere en innovatievere diensten te bieden, zonder dat dit ten koste gaat van openbaredienstverleningstaken. Nederland heeft de concessie voor personenvervoersdiensten per spoor voor de periode 2025-2033 onderhands gegund aan de gevestigde exploitant, de Nederlandse Spoorwegen (NS), terwijl op grond van Verordening (EG) nr. 1370/2007 eigenlijk een openbare aanbestedingsprocedure had moeten worden gebruikt. De Commissie maakte zich zorgen over de wijze waarop de reikwijdte van de openbaredienstverplichtingen uit het contract is afgebakend. Volgens haar heeft Nederland inbreuk gemaakt op Verordening (EG) nr. 1370/2007 omdat het niet naging of en welke vervoersdiensten uit de nieuwe concessie marktpartijen op commerciële, open-toegangsvoorwaarden en zonder openbaredienstverplichtingen en -compensatie zouden kunnen aanbieden. Op 14 juli 2023 heeft de Commissie een aanmaningsbrief gestuurd, op 13 maart 2024 gevolgd door een aanvullende aanmaningsbrief en op 12 februari 2025 een met redenen omkleed advies. Ondanks intensieve contacten tussen de diensten van de Commissie en de Nederlandse autoriteiten sinds 2020 heeft Nederland deze concessie en de reikwijdte ervan niet zodanig aangepast dat daarmee een oplossing kon worden geboden voor de bezwaren van de Commissie. Daarom daagt de Commissie Nederland nu voor het EU-Hof van Justitie. Zie, voor meer informatie, het persbericht.
8. Financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie
(meer informatie: Olof Gill – tel.: +32 2 296 59 66; Marta Pérez-Cejuela Romero – tel.: +32 2 296 37 70)
Aanmaningsbrieven
Commissie verzoekt SPANJE te voldoen aan bancaire EU-regelgeving en fundamentele vrijheden eengemaakte markt
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een inbreukprocedure in te leiden door een aanmaningsbrief aan Spanje (INFR(2025)2121) te sturen wegens niet-nakoming van de verordening gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad), de richtlijn kapitaalvereisten (CRD) (Richtlijn 2013/36/EU) en de artikelen 49 en 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Volgens de Commissie maakt een aantal bepalingen in de Spaanse bankwetgeving en de Spaanse mededingingswetgeving die de Spaanse regering onbeperkte bevoegdheden geven om in te grijpen bij fusies en acquisities van banken, inbreuk op de uitsluitende bevoegdheden die de bancaire EU-regelgeving aan de Europese Centrale Bank en nationale toezichthouders heeft toegekend. Ook vormen die ruime discretionaire bevoegdheden volgens de Commissie ongerechtvaardigde beperkingen van de vrijheid van vestiging en het vrij verkeer van kapitaal. Consolidaties in de banksector kunnen de EU-economie als geheel ten goede komen en zijn van essentieel belang voor de verwezenlijking van de bankenunie. Dit soort fusies zorgen er ook voor dat kapitaal in de EU efficiënt wordt toegewezen en dat burgers en bedrijven tegen concurrerende prijzen toegang hebben tot financiële producten – een sleuteldoelstelling van de spaar- en investeringsunie. Daarom stuurt de Commissie Spanje een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Commissie verzoekt TSJECHIË richtlijn markten voor financiële instrumenten correct om te zetten
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden tegen Tsjechië (INFR(2025)4017) omdat de nationale wetgeving van het land niet in overeenstemming is met EU-regels over de vrijheid voor beleggingsondernemingen om binnen de EU grensoverschrijdend diensten aan te bieden (Richtlijn 2014/65/EU). Deze richtlijn garandeert beleggingsondernemingen die een vergunning hebben gekregen in hun eigen EU-land (waar hun hoofdkantoor gevestigd is), de vrijheid om beleggingsdiensten aan te bieden in de hele EU. De Commissie moest constateren dat deze sleutelbepaling niet correct in nationaal recht is omgezet. Volgens Tsjechisch recht moeten beleggingsondernemingen die doorlopend actief willen zijn in Tsjechië, een bijkantoor oprichten in Tsjechië. De vrijheid van dienstverrichting is een hoeksteen van de eengemaakte markt voor beleggingsdiensten: beleggingsondernemingen kunnen zo hun diensten aanbieden aan beleggers uit andere EU-landen. Daarom stuurt de Commissie Tsjechië een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Commissie verzoekt EU-landen wijzigingen in de vierde anti-witwasrichtlijn om te zetten en de implementatie van andere maatregelen uit de richtlijn geldovermakingen te voltooien
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een inbreukprocedure in te leiden door aanmaningsbrieven te sturen aan België (INFR(2025)2076), Spanje (INFR(2025)2079), Polen INFR(2025)2081) en Portugal (INFR(2025)2082) omdat zij de wijzigingen die in de vierde anti-witwasrichtlijn (Richtlijn (EU) 2015/849) zijn aangebracht door de richtlijn geldovermakingen (Verordening (EU) 2023/1113), niet hebben omgezet en omdat zij de Commissie geen kennis hadden gegeven van de regels inzake bestuurlijke geldboeten en andere maatregelen tegen inbreuken op de verordening. De verordening geldovermakingen vervangt en verruimt het toepassingsgebied van de vroegere verordening over bij geldovermakingen te voegen informatie (Verordening (EU) 2015/847) en wijzigt de vierde antwitwasrichtlijn, om nieuwe voorwaarden op te nemen over informatie die bij de overdracht van cryptoactiva moet worden gevoegd. Een en ander moet witwassen door het misbruik van cryptoactiva beter helpen te voorkomen. Daarnaast verlangt de richtlijn geldovermakingen dat EU-landen ervoor zorgen dat nationale juridische kaders de nodige regels bevatten over bestuurlijke sancties en maatregelen in geval van inbreuken op deze verordening. De vier EU-landen hebben de omzetting van de wijzigingen in de vierde anti-witwasrichtlijn niet gemeld en hebben de implementatie van de verordening op het punt van bestuurlijke sancties en andere maatregelen niet voltooid tegen de termijn van 30 december 2024. Daarom stuurt de Commissie een aanmaningsbrief aan België, Spanje, Polen en Portugal. Die landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord van deze EU-landen, dan kan de Commissie besluiten met redenen omklede adviezen te sturen.
Met redenen omklede adviezen
Commissie verzoekt EU-landen kennis te geven van de omzetting van de richtlijn betreffende aanpassingen van groottecriteria voor micro-ondernemingen, kleine, middelgrote en grote ondernemingen of groepen
De Europese Commissie heeft vandaag besloten met redenen omklede adviezen te sturen aan Tsjechië (INFR(2025)0027), Spanje (INFR(2025)0050), Malta (INFR(2025)0077) en Portugal (INFR(2025)0094) wegens niet-kennisgeving van de gedelegeerde richtlijn die de jaarrekeningrichtlijn wijzigt door de groottecriteria voor micro-ondernemingen, kleine, middelgrote en grote ondernemingen of groepen aan te passen aan de inflatie (Richtlijn (EU) 2023/2775). De EU-landen moesten de maatregelen uit deze richtlijn tegen 24 december 2024 in nationale wetgeving hebben omgezet en de Commissie daarvan kennis geven. Deze richtlijn wil de monetaire groottecriteria die in de jaarrekeningrichtlijn worden gebruikt voor het bepalen van de categorie van de ondernemingsgrootte, aanpassen aan de impact van de inflatie sinds 2013. Een en ander moet voorkomen dat micro-ondernemingen en mkb-bedrijven ten onrechte onder EU-bepalingen voor financiële rapportage en duurzaamheidsrapportage vallen die op grotere ondernemingen van toepassing zijn, en is van cruciaal belang om de regeldruk verder te verminderen. Daarom heeft de Commissie besloten de vier betrokken EU-landen een met redenen omkleed advies te sturen. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaken bij het EU-Hof van Justitie aanhangig te maken.
Commissie verzoekt EU-landen omzetting te voltooien van de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva (MREL)
De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan België (INFR(2025)0007), Bulgarije (INFR(2025)0015), Duitsland (INFR(2025)0031), Estland (INFR(2025)0039), Spanje (INFR(2025)0051), Italië (INFR(2025)0061), Oostenrijk (INFR(2025)0002), Polen (INFR(2025)0088) en Zweden (INFR(2025)0102) omdat zij de Daisy Chains II-richtlijn (Richtlijn (EU) 2024/1174) niet volledig hebben omgezet. De EU-landen hadden tot 13 november 2024 de tijd om deze richtlijn in nationaal recht om te zetten. De Daisy Chains II-richtlijn wijzigt de richtlijn herstel en afwikkeling van banken (Richtlijn 2014/59/EU) om evenredigheid te introduceren in de toepassing van de schuldenbuffer die banken en beleggingsondernemingen moeten aanhouden om verliezen te kunnen absorberen en in geval van resolutie te worden geherkapitaliseerd (het zgn. minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva of MREL). Meer bepaald voert de Daisy Chains II-richtlijn het concept “te liquideren entiteiten” in en bepaalt zij dat voor deze entiteiten in de regel het MREL niet van toepassing is, tenzij de afwikkelingsautoriteit op individuele basis anderszins beslist. De volledige implementatie van de wetgeving is van cruciaal belang om de afwikkelbaarheid van banken te verbeteren en om te vermijden dat er tussen verschillende bancaire groepsstructuren problemen ontstaan wat betreft gelijk speelveld. Daarom heeft de Commissie besloten België, Bulgarije, Duitsland, Estland, Spanje, Italië, Oostenrijk, Polen en Zweden een met redenen omkleed advies te sturen. Deze landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te nemen. Anders kan de Commissie besluiten de zaken aanhangig te maken bij het EU-Hof van Justitie, met een verzoek financiële sancties op te leggen.
9. Fraudebestrijding
(meer informatie: Balazs Ujvari – tel.: +32 2 295 45 78; Isabel Otero Banderas – tel.: +32 2 296 69 25)
Commissie verzoekt IERLAND de Commissie mee te delen welke autoriteit bevoegd is voor toegang tot informatie over bankrekeningen en gegevens van banktransacties
De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden door een aanmaningsbrief te sturen aan Ierland (INFR(2025)2071) omdat het land zijn verplichting uit hoofde van artikel 7, lid 3 bis, van de OLAF-verordening (Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013) niet is nagekomen. De OLAF-verordening regelt de werkzaamheden van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) ter bescherming van de begroting van de Europese Unie. In 2020 is de OLAF-verordening gewijzigd om specifieke bepalingen op te nemen die de verplichtingen voor EU-landen moesten verduidelijken wat betreft het bijstaan van OLAF door het doorgeven van informatie over bankrekeningen en records van banktransacties. Informatie over houders van bankrekeningen en geldstromen is voor OLAF van cruciaal belang om fraude, corruptie en onregelmatigheden die de financiële belangen van de Europese Unie schaden, daadwerkelijk te kunnen onderzoeken. Deze vereisten zijn sinds januari 2021 van kracht, maar tot dusver heeft Ierland nog niet meegedeeld welke nationale instantie bevoegd is om OLAF informatie over bankrekeningen en records van banktransacties te verschaffen. Daardoor kan OLAF ook niet dit soort informatie opvragen die in het kader van zijn onderzoek nodig is. De Commissie stuurt Ierland een aanmaningsbrief. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.