Inbreukenpakket voor april: voornaamste beslissingen

Overzicht per beleidsterrein

Het periodieke pakket inbreukbeslissingen betreft de gerechtelijke stappen van de Europese Commissie tegen lidstaten die hun verplichtingen uit hoofde van het Unierecht niet zijn nagekomen. De beslissingen betreffen diverse sectoren en beleidsterreinen van de EU en moeten ervoor zorgen dat het Unierecht juist wordt toegepast. Daar hebben zowel burgers als bedrijven baat bij.

De voornaamste beslissingen van de Commissie worden hieronder weergegeven, gegroepeerd per beleidsterrein. Ook sluit de Commissie 76 procedures waarin de problemen met de betrokken lidstaten zijn opgelost, zodat de Commissie de procedure niet hoeft voort te zetten.

Zie de vragen en antwoorden voor meer informatie over de EU-inbreukprocedure. Zie het register van inbreukbeslissingen voor meer details over de geschiedenis van een zaak.

 

1. Milieu

(meer informatie: Adalbert Jahnz – tel. +32 229-53156, Maëlys Dreux – tel.: +32 229-54673)

Aanmaningsbrieven

Commissie verzoekt FRANKRIJK de kaderrichtlijn afvalstoffen correct om te zetten

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door een aanmaningsbrief te sturen aan Frankrijk (INFR(2024)2017) wegens niet-correcte omzetting van de kaderrichtlijn afvalstoffen (Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/851). De kaderrichtlijn afvalstoffen is de kaderwetgeving van de EU die gericht is op preventie of beperking van de productie van afvalstoffen, ter beperking van gevolgen in het algemeen van het gebruik van hulpbronnen en ter verbetering van de efficiëntie van het gebruik ervan, die van cruciaal belang zijn voor de overgang naar een circulaire economie en voor het waarborgen van het concurrentievermogen van de Unie op lange termijn. De gewijzigde richtlijn bevat bindende doelstellingen voor recycling en voorbereiding van stedelijk afval voor hergebruik. Ook worden eisen voor de lidstaten ingevoerd om hun afvalbeheersystemen en de efficiëntie van het hulpbronnengebruik te verbeteren. De uiterste termijn voor de lidstaten om de gewijzigde richtlijn in hun nationale wetgeving om te zetten, was 5 juli 2020. De Commissie heeft reeds inbreukprocedures ingesteld tegen negen andere lidstaten (Bulgarije, Cyprus, Estland, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië en Tsjechië). Het lijkt erop dat Frankrijk diverse bepalingen van de gewijzigde richtlijn niet correct heeft omgezet. Zo heeft Frankrijk de methode voor het meten van levensmiddelenafval, de maatregelen voor de gescheiden inzameling van afval en de verbranding van gescheiden ingezameld afval alsook bepaalde definities niet correct omgezet. Daarom stuurt de Commissie Frankrijk een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.

 Commissie verzoekt OOSTENRIJK de milieueffectbeoordelingsrichtlijn correct om te zetten

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door een aanmaningsbrief te sturen aan Oostenrijk (INFR(2024)2012) wegens niet-correcte omzetting in nationaal recht van de milieueffectbeoordelingsrichtlijn (MEB) (Richtlijn 2011/92/EU zoals gewijzigd bij Richtlijn 2014/52/EU). Volgens de gewijzigde richtlijn moeten grote bouw- of ontwikkelingsprojecten in de EU eerst worden beoordeeld op hun impact op het milieu. Dit vindt plaats voordat het project van start kan gaan. De MEB-procedure waarborgt transparantie en voorspelbaarheid van het besluitvormingsproces voor verschillende soorten openbare en particuliere projecten, met het oog op een goed niveau van milieubescherming. De Oostenrijkse wet bevat geen beoordeling van alle projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De beoordeling van sommige projecten is beperkt tot specifieke gebieden. De omzetting van de selectiecriteria voor de beoordeling van projecten is ontoereikend — dit betreft met name de cumulatie met andere projecten en de planning van projecten in kwetsbare gebieden zoals wetlands, oevergebieden, riviermondingen, bergen en bosgebieden. Bovendien zijn de definities voor sommige projecten (vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones, wijzigingen of uitbreidingen van projecten) niet conform de MEB-richtlijn. Daarom stuurt de Commissie Oostenrijk een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.

Commissie verzoekt LITOUWEN EU-regels inzake middelgrote stookinstallaties correct om te zetten

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door een aanmaningsbrief te sturen aan Litouwen (INFR(2024)2015) wegens niet-correcte omzetting in nationaal recht van de richtlijn inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door middelgrote stookinstallaties (Richtlijn (EU) 2015/2193. Deze richtlijn heeft tot doel de luchtverontreiniging te verminderen door emissiegrenswaarden vast te stellen voor middelgrote stookinstallaties (met een thermisch ingangsvermogen van 1 MW of meer en minder dan 50 MW). Deze installaties zijn een belangrijke bron van emissies van zwaveldioxide, stikstofoxide en stof. In de Europese Green Deal en met name het actieplan nulverontreiniging wordt de nadruk gelegd op het terugdringen van luchtverontreiniging, die een van de ernstigste bedreigingen voor de menselijke gezondheid vormt. De eerbiediging van de in de EU-wetgeving vastgelegde emissiegrenswaarden en luchtkwaliteitsnormen is cruciaal om de menselijke gezondheid en het natuurlijk milieu daadwerkelijk te beschermen. Litouwen heeft deze richtlijn niet correct in zijn nationale wetgeving omgezet. De lidstaten moesten dit uiterlijk 19 december 2017 doen. Litouwen heeft geen correcte voorschriften voor de vaststelling van grenswaarden voor verontreinigende stoffen opgenomen en heeft bepaalde definities onjuist omgezet. Het land heeft ook een aantal vergunningsverplichtingen van de exploitant niet correct omgezet. Daarom stuurt de Commissie Litouwen een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.

Aanvullende aanmaningsbrief uit hoofde van artikel 258 VWEU

Commissie verzoekt OOSTENRIJK de habitatrichtlijn en de vogelrichtlijn na te leven

De Europese Commissie heeft besloten Oostenrijk een aanvullende aanmaningsbrief te sturen (INFR (2023) 2045) wegens het niet correct toepassen van de habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG) en de vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG) in het nationaal park Hohe Tauern in Salzburg. Het nationaal park Hohe Tauern, dat is aangewezen als Natura 2000-gebied in het kader van zowel de vogelrichtlijn als de habitatrichtlijn, is het grootste beschermde gebied in de Alpen. Het kent verschillende prioritaire typen natuurlijke habitats (waaronder soortenrijke Nardus-graslanden en ravijnbossen) die het risico lopen te verdwijnen. Krachtens de habitatrichtlijn moeten de lidstaten deze habitats beschermen en herstellen, aangezien zij een cruciale rol voor de biodiversiteit spelen. In de Europese Green Deal en de biodiversiteitsstrategie voor 2030 wordt benadrukt dat het van cruciaal belang is dat de EU het biodiversiteitsverlies een halt toeroept door de biodiversiteit te beschermen en te herstellen. Oostenrijk heeft bepaalde vereisten van de habitatrichtlijn die specifiek op dit nationale park van toepassing zijn, niet correct in zijn nationale wetgeving omgezet. Dit omvat het vereiste dat de achteruitgang van de natuurlijke habitats moet worden voorkomen en dat plannen of projecten die niet direct verband houden met het beheer van het Natura 2000-gebied passend moeten worden beoordeeld. De Commissie heeft Oostenrijk in mei 2023 al een aanmaningsbrief gestuurd. Uit nader onderzoek is gebleken dat de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied niet conform de vereisten van het Unierecht zijn. Daarom stuurt de Commissie Oostenrijk een aanvullende aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.

Met redenen omklede adviezen

Commissie verzoekt POLEN de wetgeving ter beperking van luchtverontreiniging te actualiseren

De Europese Commissie heeft vandaag besloten Polen een met redenen omkleed advies te sturen (INFR (2021) 2024) wegens het niet aanpakken van tekortkomingen in de omzetting van de richtlijn betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen (“NEC-richtlijn” – Richtlijn (EU) 2016/2284). De NEC-richtlijn draagt bij tot het verminderen van luchtverontreiniging tot niveaus die geen aanzienlijke negatieve effecten op en risico's voor de menselijke gezondheid en het milieu met zich brengen. De richtlijn bevat met name nationale emissiereductieverbintenissen voor de lidstaten voor vijf belangrijke luchtverontreinigende stoffen, te weten stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan, zwaveldioxide, ammoniak en fijnstof (PM2.5). Die luchtverontreinigende stoffen leiden alle tot aanzienlijke negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid, zoals ademhalingsproblemen, hart- en vaatziekten en kanker, en brengen schade toe aan ecosystemen. In de Europese Green Deal en het bijbehorende actieplan nulverontreiniging wordt de nadruk gelegd op het terugdringen van luchtverontreiniging, die een van de ernstigste bedreigingen voor de menselijke gezondheid vormt. In juni 2021 heeft de Commissie Polen een aanmaningsbrief gestuurd waarin op naleving van de NEC-richtlijn werd aangedrongen. Bepaalde grieven blijven echter bestaan, waaronder de niet-omzetting van de verplichting om grensoverschrijdende raadplegingen te organiseren over de nationale programma's ter beheersing van de luchtverontreiniging en om verplichte maatregelen in de programma's op te nemen. Daarom heeft de Commissie besloten Polen een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te treffen. Doet het dat niet, dan kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

Commissie verzoekt IERLAND EU-regels inzake industriële emissies correct om te zetten

De Europese Commissie heeft vandaag besloten Ierland een met redenen omkleed advies te sturen (INFR (2021) 2116) wegens het niet aanpakken van tekortkomingen in de omzetting van de richtlijn industriële emissies Richtlijn 2010/75/EU). Industriële activiteiten hebben aanzienlijke gevolgen voor het milieu en de gezondheid. De richtlijn industriële emissies stelt regels ter voorkoming en beperking van industriële emissies in lucht, water en bodem en ter voorkoming van het ontstaan van afvalstoffen. In de Europese Green Deal, en met name het actieplan nulverontreiniging, wordt opgeroepen om de lucht-, water- en bodemverontreiniging terug te dringen tot een niveau dat niet langer als schadelijk voor de menselijke gezondheid en natuurlijke ecosystemen wordt beschouwd, om een gifvrij milieu te creëren. De Commissie heeft Ierland in februari 2022 een aanmaningsbrief gestuurd. De Ierse wetgeving bevat echter nog steeds geen correcte omzetting van bepaalde vergunningsvereisten, zoals de naleving van emissiegrenswaarden indien een afwijking van het vereiste inzake de met de BBT's geassocieerde emissieniveaus wordt toegestaan, een aantal technische voorschriften in de bijlagen bij de richtlijn en bepaalde definities. Daarom heeft de Commissie besloten Ierland een met redenen omkleed advies te sturen. Het land heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te treffen. Doet het dat niet, dan kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

 

2. Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf

(meer informatie: Johanna Bernsel – tel.: +32 229 86699; Federica Miccoli – tel.: +32 229 58300)

Aanmaningsbrieven

De Commissie dringt er bij BULGARIJE, SPANJE en ROEMENIË op aan de wetgeving inzake overheidsopdrachten na te leven

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door Roemenië een aanmaningsbrief te sturen (INFR (2023) 2114) en met redenen omklede adviezen uit te brengen over Bulgarije (INFR (2018) 2268) en Spanje (INFR (2021) 2171) wegens niet-naleving van de wetgeving inzake overheidsopdrachten. De regels inzake overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten (Richtlijn 2014/23/EU, Richtlijn 2014/24/EU en Richtlijn 2014/25/EU) hadden uiterlijk 18 april 2016 door de lidstaten in nationaal recht moeten worden omgezet. Door de lidstaten te verplichten onpartijdige en transparante procedures te volgen, hebben deze richtlijnen tot doel de publieke markten open te stellen voor echte mededinging tussen bedrijven in de hele EU en te waarborgen dat overheidsaankopen de beste prijs-kwaliteitverhouding leveren. De Commissie richt zich tot de landen inzake uiteenlopende kwesties in verband met, onder meer, beperkingen van de rechten van marktdeelnemers in het geval van Roemenië, en de uitsluiting van particuliere ziekenhuizen van de EU-regels inzake overheidsopdrachten, zelfs wanneer die gedeeltelijk met overheidsmiddelen worden gefinancierd in het geval van Bulgarije.  De Spaanse wetgeving houdt met name geen rekening met het toepassingsgebied van de richtlijnen ten aanzien van de soorten aanbestedende diensten, opdrachten en wijzigingen die moeten worden bestreken.

Bulgarije, Spanje en Roemenië hebben nu twee maanden tijd om de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen aan te pakken.  Als er geen bevredigend antwoord komt, kan de Commissie besluiten Roemenië een met redenen omkleed advies te sturen en Bulgarije en Spanje voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen.

Commissie verzoekt HONGARIJE en SPANJE te voldoen aan regels inzake concessieovereenkomsten voor autosnelwegen

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door Hongarije een aanmaningsbrief te sturen (INFR (2024) 4006) en een aanvullende aanmaningsbrief te sturen aan Spanje (INFR (2021) 4052) wegens niet-naleving van de regels inzake concessieovereenkomsten voor autosnelwegen. Beide brieven hebben tot doel de naleving te waarborgen van de EU-regels inzake concessies, die zien op de gelijke behandeling van marktdeelnemers die belangstelling hebben voor deelname aan aanbestedingsprocedures en op de naleving van de transparantieverplichting. De Commissie behandelt diverse kwesties in verband met deze overeenkomsten. Zij is van oordeel dat de 35 jaar durende concessie van Hongarije niet transparant was ten aanzien van de geraamde waarde, dat het exploitatierisico onvoldoende is overgedragen en dat de concessie in strijd met Unierecht ongerechtvaardigd voor een buitensporig lange periode is verlengd. Spanje heeft in strijd met Unierecht de termijn van twee concessies voor autosnelwegen verlengd zonder de aanbestedingsprocedures naar behoren toe te passen.

Hongarije en Spanje hebben nu twee maanden de tijd om te reageren op de argumenten van de Commissie. Anders kan de Commissie besluiten hun een met redenen omkleed advies te sturen.

Commissie verzoekt FRANKRIJK te voldoen aan EU-regels inzake het vrije verkeer voor dierenartspraktijken en dierenartsen

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door Frankrijk een aanmaningsbrief te sturen (INFR(2024)4005) ten aanzien van zijn nationale regels inzake dierenartspraktijken en dierenartsen. Het optreden van de Commissie is een reactie op zorgen over de naleving door Frankrijk van de EU-regelgeving inzake de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten, overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de dienstenrichtlijn. Deze EU-regels waarborgen dat dienstverleners niet met ongerechtvaardigde belemmeringen worden geconfronteerd als zij zich in een lidstaat vestigen of grensoverschrijdend diensten verlenen vanuit hun eigen land. Volgens de Franse regels moeten dierenartsen ten minste deeltijds aanwezig zijn in hun praktijken. Deze eis beperkt feitelijk het aantal praktijken dat een dierenarts kan bezitten, en bijgevolg het aantal praktijken dat dierenartsen kunnen exploiteren. Daarnaast staat het Franse recht in beginsel het vrij verrichten van diensten toe, maar in de praktijk beperkt Frankrijk dierenartsen die in andere lidstaten zijn gevestigd om hun diensten tijdelijk en incidenteel in Frankrijk aan te bieden. Daarom stuurt de Commissie Frankrijk een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.

Commissie maakt een inbreukprocedure tegen ROEMENIË aanhangig wegens niet-toepassing van EU-regels inzake betalingsachterstand

De Europese Commissie heeft vandaag besloten een inbreukprocedure in te stellen door een aanmaningsbrief te sturen aan Roemenië (INFR(2024)4004) omdat het de regels van de richtlijn betalingsachterstand (Richtlijn 2011/7/EU) niet correct toepast.

Betalingsachterstanden hebben negatieve gevolgen voor de liquiditeit, groei en veerkracht van bedrijven en belemmeren mogelijk ook hun inspanningen om groener en digitaler te worden. In de huidige economische context zijn bedrijven, en met name kleine en middelgrote bedrijven, afhankelijk van regelmatige betalingen om actief te zijn en te investeren. De richtlijn betalingsachterstand verplicht overheidsinstanties hun facturen binnen 30 dagen (of 60 dagen voor openbare gezondheidsinstanties) te betalen.

De Commissie stuurt een aanmaningsbrief aan Roemenië omdat de volksgezondheidsautoriteiten Roemeense onafhankelijke apotheken buitengewoon traag betaalden voor geneesmiddelen die via het nationale zorgverzekeringsstelsel aan patiënten worden verstrekt. Aangezien de apotheken rechtstreeks aansprakelijk zijn jegens distributeurs en andere partijen in de toeleveringsketen voor vertragingen van hun kant, bestaat het risico dat deze betalingsachterstanden tot het faillissement van onafhankelijke apotheken in Roemenië leiden. Roemenië heeft nu twee maanden de tijd om te reageren en te antwoorden op de door de Commissie aan de orde gestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.

Verwijzingen naar het Hof van Justitie

Commissie besluit GRIEKENLAND voor Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens onjuiste toepassing van EU-regels inzake betalingsachterstand

De Europese Commissie heeft vandaag besloten Griekenland voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen (INFR(2023)2027) omdat het de regels van de richtlijn betalingsachterstand (Richtlijn 2011/7/EU) niet correct toepast.

De Commissie daagt Griekenland voor het Hof van Justitie wegens onjuiste betalingspraktijken van Griekse openbare ziekenhuizen jegens hun leveranciers. Deze ziekenhuizen voldoen niet aan de verplichting tot onmiddellijke betaling van hun schulden wanneer leveranciers ermee instemmen afstand te doen van hun recht op rente. Dit is in strijd met vaste rechtspraak. Betalingsachterstanden hebben negatieve gevolgen voor de liquiditeit, groei en veerkracht van bedrijven en belemmeren mogelijk ook hun inspanningen om groener en digitaler te worden. In de huidige economische context zijn bedrijven, en met name kleine en middelgrote bedrijven, afhankelijk van regelmatige betalingen om actief te zijn en te investeren. De richtlijn betalingsachterstand verplicht overheidsinstanties hun facturen binnen 30 dagen (of 60 dagen voor openbare gezondheidsinstanties) te betalen. De Commissie is van mening dat de inspanningen van de autoriteiten tot op heden ontoereikend zijn, en daagt Griekenland daarom voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zie het persbericht voor meer informatie.

Commissie daagt TSJECHIE voor Hof van Justitie van de Europese Unie wegens onjuiste omzetting van EU-regels inzake evenredigheid van regels inzake beroepen

De Europese Commissie heeft vandaag besloten Tsjechië voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen (INFR(2021)2201) wegens niet-correcte omzetting in nationaal recht van de richtlijn evenredigheidsbeoordeling (Richtlijn 2018/958/EU). Deze richtlijn regelt de evenredigheidsbeoordeling van nieuwe regels die de toegang tot gereglementeerde beroepen beperken. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat een nationale reglementering van beroepen legitieme doelstellingen van algemeen belang nastreeft en noodzakelijk en evenwichtig is. De beschikbaarheid van een duidelijk en gemeenschappelijk beoordelingskader voorafgaand aan de vaststelling van de reglementering van beroepen is van cruciaal belang om ongerechtvaardigde belemmeringen op de eengemaakte markt te voorkomen en de toegang tot gereglementeerde beroepen te vergemakkelijken. Tsjechië heeft niet gewaarborgd dat alle onder richtlijn vallende maatregelen, met name maatregelen die door beroepsorganisaties en parlementaire amendementen worden geïnitieerd, vooraf aan een evenredigheidsbeoordeling worden onderworpen. Daarnaast heeft Tsjechië verzuimd om te zorgen voor de beoordeling van de cumulatieve gevolgen van meerdere gelijktijdig ingevoerde vereisten. Deze actie heeft de correcte uitvoering van de richtlijn ten doel, om onevenredige belemmeringen op de interne markt te voorkomen, conform de doelstellingen van de mededeling van de Commissie “30 jaar eengemaakte markt”. De Commissie is van mening dat de inspanningen van de autoriteiten tot op heden ontoereikend zijn, en daagt Tsjechië daarom voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zie het persbericht voor meer informatie.

 

3. Migratie, binnenlandse zaken en veiligheidsunie

(meer informatie: Anitta Hipper - tel.: +32 229 85691; Elettra Di Massa – tel.: +32 2 298 21 61)

Aanmaningsbrieven

Commissie verzoekt HONGARIJE arrest van Hof van Justitie in zaak C-823/21 ten uitvoer te leggen inzake de verplichting om daadwerkelijke toegang tot een procedure voor internationale bescherming te waarborgen

De Commissie heeft besloten Hongarije (INFR(2020)2310) een aanmaningsbrief te sturen wegens niet-naleving van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-823/21, Commissie/Hongarije. In zijn arrest van 22 juni 2023 oordeelde het Hof dat Hongarije zijn verplichtingen uit hoofde van de EU-asielregels niet was nagekomen. Het Hof concludeerde met name dat Hongarije Richtlijn 2013/32/EU betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming heeft geschonden door niet te waarborgen dat onderdanen van derde landen of staatlozen daadwerkelijk toegang tot een procedure voor internationale bescherming krijgen. Volgens het nieuwe vereiste in de Hongaarse wetgeving moeten onderdanen van derde landen, voordat zij in Hongarije om internationale bescherming kunnen verzoeken, eerst bij een Hongaarse ambassade buiten de Europese Unie een intentieverklaring afleggen waarin zij hun wens kenbaar maken om asiel aan te vragen en daarvoor een speciale inreisvergunning krijgen.

Bij ontstentenis van inlichtingen over maatregelen die Hongarije zou hebben genomen om de vastgestelde schending van het Unierecht te herstellen, is de Commissie van oordeel dat Hongarije zijn verplichting tot het treffen van maatregelen voor de tenuitvoerlegging van het arrest van het Hof van Justitie, niet is nagekomen. Hongarije heeft twee maanden de tijd om op de aanmaningsbrief te antwoorden. Afhankelijk van het antwoord kan de Commissie de zaak terugverwijzen naar het Hof van Justitie en voorstellen financiële sancties op te leggen.

 

4. Justitie

(meer informatie: Christian Wigand – tel. +32 229 62253; Jördis Ferroli – tel.: +32 229-92729, Yuliya Matsyk – tel.: +32 229-62716)

Aanmaningsbrieven en aanvullende aanmaningsbrief

Commissie verzoekt BULGARIJE, SPANJE en POLEN EU-regels inzake het vermoeden van onschuld en het recht om bij de terechtzitting aanwezig te zijn correct om te zetten

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door Spanje (INFR(2024)2033) en Polen (INFR(2024)2034) een aanmaningsbrief te sturen, en een aanvullende aanmaningsbrief aan Bulgarije (INFR(2023)2093) te sturen wegens onjuiste omzetting van de richtlijn inzake de versterking van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn (Richtlijn (EU) 2016/343). De richtlijn is één van de zes door de EU vastgestelde richtlijnen om gemeenschappelijke minimumnormen tot stand te brengen die ervoor moeten zorgen dat het recht van verdachten en beklaagden op een eerlijk proces in de hele EU voldoende worden beschermd. De Commissie is van oordeel dat bepaalde nationale omzettingsmaatregelen die door de drie lidstaten zijn meegedeeld, niet aan de vereisten van de richtlijn voldoen. De Commissie heeft Bulgarije in september 2023 een eerste aanmaningsbrief gestuurd, maar heeft aanvullende problemen geconstateerd bij de Bulgaarse omzetting van de bepalingen inzake verstekprocessen en het recht op een nieuw proces. Ten aanzien van Polen en Spanje heeft de Commissie vastgesteld dat de door die lidstaten gemelde maatregelen de bepalingen van de richtlijn inzake publieke verwijzingen naar schuld, en de bepalingen betreffende het gebruik van vrijheidsbeperkende middelen bij het doen verschijnen van verdachten of beklaagden in de rechtszaal of in het openbaar, niet correct omzetten. Polen heeft de voorwaarden voor de toepassing van de bewijslast, het zwijgrecht en het recht om zichzelf niet te belasten, de voorwaarden voor verstekvonnissen en de bepaling inzake het recht op doeltreffende rechtsmiddelen niet correct omgezet. Bovendien genieten verdachten van strafbare feiten naar Pools recht niet de rechten van de richtlijn voordat zij door de bevoegde autoriteiten op de hoogte worden gesteld van hun status als verdachte of beklaagde, waardoor het toepassingsgebied van de richtlijn niet correct wordt omgezet. Daarom stuurt de Commissie een aanmaningsbrief aan Spanje en Polen, en een aanvullende aanmaningsbrief aan Bulgarije, waarna de landen twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.

Aanmaningsbrieven en met redenen omklede adviezen

De Commissie dringt bij BELGIE, BULGARIJE, NEDERLAND, POLEN en FINLAND aan op naleving van grensoverschrijdende gerechtelijke procedures in het kader van het Europees aanhoudingsbevel

De Europese Commissie heeft vandaag besloten een aanvullende aanmaningsbrief te sturen aan Bulgarije (INFR(2021)2262) en een met redenen omkleed advies aan België (INFR(2021)2002), Nederland (INFR(2021)2004), Polen (INFR(2020)2308), en Finland (INFR(2021)2110) wegens niet-naleving van het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad). Het Europees aanhoudingsbevel (EAB) is een vereenvoudigde grensoverschrijdende gerechtelijke procedure voor de overlevering van een gezochte persoon met het oog op vervolging of tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel. Het EAB bestaat sinds 1 januari 2004 en is in de plaats gekomen van de eerdere langdurige uitleveringsprocedures tussen de EU-lidstaten. Bulgarije heeft eerdere grieven behandeld, maar door middel van andere wijzigingen heeft het nu de bepalingen met betrekking tot de hechtenis van de gezochte persoon niet correct omgezet. België heeft nagelaten wetgeving vast te stellen om de bepaling inzake de verdere overlevering of uitlevering om te zetten in zijn nationale wetgeving, wanneer België optreedt als uitvoerende lidstaat. Bovendien heeft België, onder meer, de bepalingen betreffende de facultatieve weigeringsgronden, de termijnen voor de tenuitvoerlegging van een EAB, en de situatie en het horen van de persoon in afwachting van de beslissing niet correct omgezet. Nederland heeft de bepalingen betreffende, onder meer, de verplichting tot tenuitvoerlegging van het EAB, de weigeringsgronden voor de tenuitvoerlegging van een EAB, de bevoegde uitvoerende rechterlijke autoriteit en de termijnen voor overlevering van de persoon onjuist omgezet. Polen heeft de bepalingen betreffende, onder meer, de toetsing van dubbele strafbaarheid, de weigeringsgronden voor de tenuitvoerlegging van een EAB en de garanties van de uitvaardigende lidstaat onjuist omgezet. Finland heeft de bepalingen betreffende, onder meer, de weigeringsgronden voor de tenuitvoerlegging van het EAB, de garanties van de uitvaardigende lidstaat, de termijnen, de uitgestelde of voorwaardelijke overlevering en de doortocht onjuist omgezet. De lidstaten hebben derhalve nu twee maanden de tijd om te antwoorden en de nodige maatregelen te nemen om de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen te verhelpen. Als er geen bevredigend antwoord komt, kan de Commissie beslissen Bulgarije een met redenen omkleed advies te sturen en België, Nederland, Polen en Finland voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen.

Met redenen omklede adviezen

Commissie verzoekt GRIEKENLAND en CYPRUS de regels inzake de bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt, correct om te zetten

De Europese Commissie heeft vandaag besloten Griekenland (INFR (2021) 2236) en Cyprus (INFR (2021) 2265) een met redenen omkleed advies te sturen wegens niet-correcte omzetting in nationaal recht van de richtlijn betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (de PIF-richtlijn). Deze regels verhogen het niveau van bescherming van de EU-begroting door de definities, sancties en verjaringstermijnen van strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden, te harmoniseren en ze leggen de basis voor het Europees Openbaar Ministerie (EOM). De Commissie heeft eerst Griekenland in december 2021 en Cyprus in februari 2022 een aanmaningsbrief gestuurd. Na bestudering van hun antwoorden kwam de Commissie tot het oordeel dat Griekenland de bepalingen van de richtlijn die een definitie van “passieve corruptie” en “overheidsfunctionaris” bevatten, niet correct heeft omgezet. Bovendien is de Commissie van oordeel dat sommige bepalingen waarvan Griekenland kennis heeft gegeven, regels bevatten die de doeltreffendheid en de afschrikkende werking van de sancties voor strafbare feiten die onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen, beperken. De Commissie concludeerde verder dat Cyprus een aantal bepalingen inzake de definitie van en de aansprakelijkheid van rechtspersonen en inzake de Cypriotische rechtsmacht ten aanzien van het delict witwassen, zoals door de richtlijn vereist, niet volledig heeft omgezet. Daarom heeft de Commissie besloten Griekenland en Cyprus een met redenen omkleed advies te sturen. De landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de door de Commissie gesignaleerde tekortkomingen aan te pakken. Doen ze dat niet, dan kan de Commissie besluiten de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

 

5. Energie

(meer informatie: Tim McPhie – tel.: +32 229 58602; Giulia Bedini – tel.: +32 229 58661)

Met redenen omklede adviezen

Commissie dringt bij NEDERLAND en SLOWAKIJE aan op volledige omzetting van richtlijn hernieuwbare energie

De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Nederland (INFR(2021)0310) en een aanvullend met redenen omkleed advies aan Slowakije (INFR(2021)0360) omdat ze de in Richtlijn (EU) 2018/2001 vastgestelde EU-regels ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen niet volledig hebben omgezet. Deze richtlijn schept het rechtskader voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie in de EU. Daarin wordt een bindend streefcijfer op EU-niveau voor 2030 vastgesteld van ten minste 32 % energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik van energie in de Unie, en specifieke streefcijfers voor de sectoren verwarming, koeling en vervoer. De richtlijn vergemakkelijkt ook de deelname van burgers aan de transitie naar schone energie. De uiterste datum voor omzetting van de richtlijn in nationaal recht was 30 juni 2021.

In juli 2021 heeft de Commissie een aanmaningsbrief gestuurd aan Nederland omdat het de volledige omzetting van de richtlijn niet had meegedeeld. Tot dusver heeft het land de richtlijn slechts gedeeltelijk omgezet. Daarom heeft de Commissie besloten Nederland een met redenen omkleed advies te sturen.

In het geval van Slowakije heeft de Commissie in januari 2023 besloten Slowakije voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen omdat het geen omzettingsmaatregelen voor de richtlijn had meegedeeld. Daarna heeft Slowakije omzettingsmaatregelen meegedeeld en heeft de Commissie besloten de procedure voor het Hof te staken. Na beoordeling van de meegedeelde maatregelen heeft de Commissie nu besloten Slowakije een aanvullend met redenen omkleed advies te sturen omdat de richtlijn nog steeds niet volledig is omgezet.

Beide lidstaten hebben nu twee maanden de tijd om te reageren en de nodige maatregelen te treffen om de omzetting van de richtlijn te voltooien. Doen ze dat niet, dan kan de Commissie besluiten de zaken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

Commissie dringt er bij BELGIE, DENEMARKEN en SPANJE op aan de EU-regels inzake interne elektriciteitsmarkt volledig om te zetten

De Europese Commissie heeft vandaag besloten met redenen omklede adviezen te sturen aan België (INFR(2022)2032), Denemarken (INFR(2022)2102) en Spanje (INFR(2022)2034) omdat zij de in Richtlijn (EU) 2019/944 tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU vastgestelde EU-regels voor de interne elektriciteitsmarkt niet volledig hebben omgezet. De richtlijn stelt belangrijke regels vast met betrekking tot de organisatie en de werking van de elektriciteitssector in de EU om geïntegreerde, concurrerende, consumentgerichte, flexibele, eerlijke en transparante elektriciteitsmarkten in de hele Unie tot stand te brengen.

De uiterste datum voor omzetting van de richtlijn in nationaal recht was 31 december 2020. De Commissie heeft in mei 2022 aanmaningsbrieven gestuurd aan België en Spanje en in september 2022 aan Denemarken, nadat zij had geconcludeerd dat niet alle bepalingen van de richtlijn in hun nationale wetgeving waren omgezet. Na analyse van de antwoorden van de betrokken lidstaten en de meegedeelde nationale omzettingsmaatregelen is de Commissie van oordeel dat deze lidstaten de richtlijn nog steeds niet volledig hebben omgezet.

De drie betrokken lidstaten hebben nu twee maanden de tijd om de nodige maatregelen te nemen en de Commissie daarvan in kennis te stellen. Doen ze dat niet, dan kan de Commissie besluiten de zaken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

 

6.  Financiële diensten

(meer informatie: Francesca Dalboni– tel.: +32 2 298 81 70; Marta Pérez-Cejuela – tel.: +32 2 296 37 70)

Aanmaningsbrieven en aanvullende aanmaningsbrieven

Commissie verzoekt FRANKRIJK, IERLAND en LETLAND de vijfde antiwitwasrichtlijn correct om te zetten

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door Frankrijk en Ierland aanmaningsbrieven te sturen (INFR (2023) 2188 en (INFR (2024) 2037) en een aanvullende aanmaningsbrief aan Letland (INFR (2023) 2028) wegens onjuiste omzetting van de vierde en de vijfde antiwitwasrichtlijn (vierde antiwitwasrichtlijn zoals gewijzigd bij de vijfde antiwitwasrichtlijn).

Deze lidstaten hadden kennisgegeven van een volledige omzetting van de gewijzigde richtlijn. Niettemin heeft de Commissie verschillende gevallen van onjuiste omzetting (non-conformiteit) van de richtlijn in nationaal recht vastgesteld. Deze tekortkoming heeft onder meer betrekking op belangrijke aspecten van de richtlijnen, zoals, in het geval van Frankrijk, het niet waarborgen van de volledigheid van het nationale register van uiteindelijk begunstigden (een database waarin de eigenaren van een onderneming of andere juridische entiteit geregistreerd staan) door er bepaalde juridische entiteiten (fonds de dotation, fonds de pérennité en de meeste verenigingen) niet in op te nemen. In het geval van Ierland heeft de tekortkoming betrekking op het huidige systeem dat niet garandeert dat de informatie in het register van uiteindelijk begunstigden van trusts toereikend, volledig en toegankelijk is. In het geval van Letland heeft een onjuiste omzetting met name gevolgen voor de werking van de financiële-inlichtingeneenheid (FIE), vanwege een beperking van de verplichting om inlichtingen uit te wisselen met andere FIE's.

De antiwitwasvoorschriften zijn van essentieel belang voor de bestrijding van witwaspraktijken en terrorismefinanciering. Uit recente witwasschandalen is gebleken dat er behoefte is aan strengere regels op EU-niveau. Lacunes in de wetgeving in een lidstaat hebben gevolgen voor de EU. Daarom moeten de EU-regels doeltreffend worden toegepast en gecontroleerd om misdaad te bestrijden en ons financiële stelsel te beschermen.

Frankrijk, Ierland en Letland hebben nu twee maanden tijd om de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.

Commissie dringt er bij SLOWAKIJE op aan het toezichtkader voor de verzekeringssector in het kader van de Solvabiliteit II-richtlijn te versterken

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door Slowakije een aanmaningsbrief te sturen (INFR(2023/2077) wegens niet-nakoming van zijn verplichtingen conform de Solvabiliteit II-richtlijn.

De Commissie is van oordeel dat de Národná banka Slovenska (NBS) — de bevoegde toezichthoudende autoriteit, verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van het Unierecht door in Slowakije gevestigde verzekeringsondernemingen — niet tijdig krachtige maatregelen heeft genomen tegen een Slowaakse verzekeringsmaatschappij die de regels overtreedt. Bovendien is de Commissie van oordeel dat de NBS, door bij de intrekking van de vergunning van de Slowaakse verzekeringsmaatschappij geen doeltreffende toezichtmaatregelen te treffen, en niet doeltreffend met de toezichthoudende autoriteiten in de lidstaten van ontvangst samen te werken, haar beschermingsverplichtingen jegens verzekeringnemers conform de Solvabiliteit II-richtlijn niet is nagekomen.

Doeltreffend toezicht is een essentiële voorwaarde om vertrouwen in de eengemaakte markt op te bouwen en de belangen van verzekeringnemers te beschermen. Met name in het licht van de toenemende grensoverschrijdende verzekeringsactiviteiten hebben lacunes in het toezicht in één lidstaat gevolgen voor de EU. De EU-regels moeten zodanig worden uitgevoerd dat doeltreffend algemeen toezicht op verzekeringsondernemingen en soortgelijke verzekeringnemersbescherming in de hele EU wordt gewaarborgd.
Daarom stuurt de Commissie Slowakije een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.

Commissie verzoekt ZWEDEN de Europese regels voor het beheer van bankcrises na te komen

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door een aanmaningsbrief te sturen aan Zweden (INFR(2024)2036) omdat het land zijn nationale wetgeving inzake de richtlijn herstel en afwikkeling van banken, zoals gewijzigd bij de tweede richtlijn herstel en afwikkeling van banken, niet in overeenstemming met de EU-regels heeft gebracht.

De richtlijn stelt regels vast voor een ordelijk beheer van een falen van banken en beleggingsondernemingen. De bij de tweede richtlijn herstel en afwikkeling van banken ingevoerde wijzigingen omvatten onder meer nadere regels voor de schuldbuffer die banken en beleggingsondernemingen moeten aanhouden om verliezen te kunnen absorberen en bij afwikkeling te worden geherkapitaliseerd (zogenaamde “minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva” of “MREL”).

Verscheidene technische aspecten van de door Zweden vastgestelde nationale voorschriften voldoen niet aan de gewijzigde richtlijn. Die hebben met name betrekking op de rangorde van schuldeisers bij insolventie, het soort instrumenten op grond van het recht van derde landen waarvoor een vrijstelling kan worden verleend van het vereiste om een contractuele bepaling op te nemen waarin de bail-in-afwikkelingsbevoegdheid van de EU-autoriteiten wordt erkend en de beperkingen op dividenden en andere soortgelijke uitkeringen indien naast de kapitaalbuffers niet aan de MREL wordt voldaan.

Door deze regels niet na te komen, verhindert Zweden de toepassing van afwikkelingsmaatregelen die tot doel hebben om banken en beleggingsondernemingen met zo min mogelijk gevolgen voor de financiële stabiliteit te laten falen en de continuïteit van hun functies te waarborgen, waarbij in hoofdzaak op de middelen van bestaande aandeelhouders en crediteuren wordt gesteund.

Daarom stuurt de Commissie Zweden een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.

 

7. Begroting

(meer informatie: Balazs Ujvari tel.: +32 2 295 45 78; Veronica Favalli – tel.: +32 2 295 68 59)

Aanmaningsbrief

De Commissie verzoekt SPANJE de regels inzake de inning van traditionele eigen middelen na te komen

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door Spanje (INFR (2023) 2192) een aanmaningsbrief te sturen wegens het niet innen van traditionele eigen middelen (TEM) (zoals vastgesteld in de verordening van de Raad voor de uitvoering van het eigenmiddelenbesluit) van textiel uit China dat tussen november 2011 en december 2012 in de EU in het vrije verkeer is gebracht. De Spaanse douaneautoriteiten accepteerden extreem lage douanewaarden, vroegen geen zekerheid en hebben de aangegeven douanewaarde pas meer dan een jaar na de invoer gecontroleerd. Zodoende hebben ze het op EU-niveau algemeen aanvaarde proces niet gevolgd.

De Commissie concludeert dat de maatregelen die Spanje in het kader van de invoer uit China heeft getroffen, ontoereikend waren om de Europese begroting te beschermen.

Daarom stuurt de Commissie Spanje een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.

 

8. Handel

(meer informatie: Olof Gill - tel.: +32 2 296 59 99; Ana Apse-Paese – tel. +32 2 298 73 48)

Aanmaningsbrieven

Commissie verzoekt HONGARIJE het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-66/18 na te komen

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door een aanmaningsbrief te sturen aan Hongarije (INFR(2017)2076) omdat het de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-66/18 niet naar behoren nakomt.

Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 6 oktober 2020 vastgesteld dat Hongarije de EU-wetgeving en de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS) heeft geschonden door de uitoefening, in Hongarije, van opleidingsactiviteiten die tot de toekenning van een diploma leiden door buiten de Europese Economische Ruimte gevestigde buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs, afhankelijk te stellen van twee voorwaarden: De Hongaarse wetgeving vereiste dat de Hongaarse regering en de regering van de staat van vestiging van de betrokken instelling een internationale overeenkomst hebben gesloten. Ook werd van de onderwijsinstelling verlangd dat zij hoger onderwijs aanbieden in hun land van oorsprong, met inbegrip van de lidstaten van de EER. In een nieuwe wet die op 18 mei 2021 is vastgesteld, is het tweede vereiste niet meer opgenomen. De nieuwe wet vereist echter nog steeds dat de Hongaarse regering en de regering van de staat van vestiging een internationale overeenkomst hebben gesloten, nog steeds in strijd met de beginselen van de GATS en het Handvest van de grondrechten van de EU. Daarom stuurt de Commissie Hongarije een aanmaningsbrief, waarna het land twee maanden de tijd heeft om te antwoorden op de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen. Als er geen bevredigend antwoord komt, kan de Commissie de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Deze tweede verwijzing naar het Hof kan leiden tot financiële sancties voor de tijd die is verstreken vanaf het eerste arrest totdat naleving wordt bereikt.

 

9. Mobiliteit en vervoer

(meer informatie: Adalbert Jahnz – tel.: +32 229 53156, Anna Wartberger – tel.: +32 229 82054)

Aanmaningsbrieven

Commissie verzoekt BELGIË, DUITSLAND, GRIEKENLAND, FRANKRIJK, LUXEMBURG en NEDERLAND te voldoen aan de EU-regels inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim en luchtruimbeheer

De Europese Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te stellen door aanmaningsbrieven te sturen aan België (INFR(2024)2019), Duitsland (INFR(2024(2021), Frankrijk (INFR(2024)2020), Luxemburg (INFR(2024)2022) en Nederland (INFR(2024)2023) wegens het niet correct toepassen van zekere bepalingen inzake de prestatie- en heffingsregeling voor luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim, vastgesteld op grond van Verordening (EG) nr. 549/2004 en Verordening (EG) nr. 550/2004. De Commissie constateerde een gebrek aan passende financieringsregelingen voor luchtvaartnavigatiediensten in bepaalde grensoverschrijdende gebieden, ongepaste of ongerechtvaardigde toewijzing van kosten tussen en-route- en terminalluchtvaartnavigatiediensten en ontoereikende financiële stimulansen voor dienstverleners. Dit heeft niet alleen gevolgen voor de inkomsten van verleners van luchtvaartnavigatiediensten, maar ook voor de heffingen die luchtruimgebruikers, zoals klanten, betalen. De Commissie heeft ook besloten een inbreukprocedure in te stellen door Griekenland (INFR (2024) 2014) een aanmaningsbrief te sturen omdat het land noch de nodige maatregelen heeft getroffen om prestatiegebaseerde navigatieprocedures (PBN) op Griekse luchthavens te waarborgen zoals vereist op grond van de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2018/1048 en 2018/1139 van de Commissie, noch het met het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) overeengekomen corrigerende actieplan voltooid. Door prestatiegebaseerde navigatie (PBN) toe te passen bij het verlenen van diensten voor luchtverkeersbeheer/luchtvaartnavigatie (ATM/ANS) kan optimaal gebruik worden gemaakt van luchtroutes en instrumentnaderingsprocedures, hetgeen voordelen oplevert op het gebied van veiligheid, capaciteit en efficiëntie. Daarom stuurt de Commissie aanmaningsbrieven aan België, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Luxemburg en Nederland, waarna deze landen twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.

Met redenen omklede adviezen

Commissie verzoekt ZWEDEN de beveiliging van havens te verbeteren

De Europese Commissie heeft vandaag besloten Zweden een met redenen omkleed advies te sturen (INFR (2022) 2206) wegens niet-nakoming van zijn verplichtingen krachtens de EU-wetgeving inzake maritieme beveiliging, namelijk Verordening (EG) nr. 725/2004, Richtlijn 2005/65/EG en Verordening (EG) nr. 324/2008 van de Commissie. Het rechtskader omvat veiligheidseisen voor schepen, havens en havenfaciliteiten en bevat procedures voor maritieme veiligheidsinspecties. Deze maatregelen zijn belangrijk om havens beter te beveiligen tegen dreigingen van opzettelijke onwettige handelingen en om de veerkracht van kritieke infrastructuur van de EU te verhogen. Zweden voert de vereiste administratieve en controletaken niet doeltreffend uit, wat de maritieme veiligheid van de EU in gevaar kan brengen.

Het met redenen omkleed advies van vandaag volgt op een aanmaningsbrief die de Commissie in februari 2023 heeft verzonden. Zweden heeft nu twee maanden de tijd om te antwoorden en de nodige maatregelen te nemen, anders kan de Commissie Zweden voor het Hof van Justitie van de Europese Unie dagen.

Commissie verzoekt BULGARIJE, ESTLAND, IERLAND, KROATIË, SLOVENIË en SLOWAKIJE de TEN-T-richtlijn om te zetten

De Europese Commissie heeft vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Bulgarije (INFR(2023)0191, Estland (INFR(2023)0206),Ierland(INFR(2023)0223), Kroatië (INFR(2023)0220), Slovenië (INFR(2023)0245) en Slowakije (INFR(2023)0248), met het verzoek aan deze zes lidstaten om de richtlijn inzake het stroomlijnen van maatregelen met het oog op een snellere voltooiing van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T) (Richtlijn (EU) 2021/1187) in hun nationale wetgeving om te zetten. De richtlijn is gericht op een vlottere voltooiing van belangrijke TEN-T-kernnetwerkprojecten door de procedures voor vergunningverlening en overheidsopdrachten te verduidelijken. De richtlijn heeft betrekking op grensoverschrijdende en ontbrekende verbindingen op de TEN-T-kerncorridors en op corridorprojecten van meer dan 300 miljoen EUR.

De uiterste datum voor omzetting van de richtlijn in nationaal recht was 10 augustus 2023. De Commissie heeft de zes lidstaten in september 2023 aanmaningsbrieven gestuurd omdat zij de nationale omzettingswetgeving niet hadden meegedeeld. Na analyse van de antwoorden van de betrokken lidstaten is de Commissie van oordeel dat deze lidstaten de richtlijn nog steeds niet hebben omgezet. De zes betrokken lidstaten hebben nu twee maanden de tijd om de nodige maatregelen te nemen en de Commissie daarvan in kennis te stellen. Doen ze dat niet, dan kan de Commissie besluiten de zaken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken.

 

10. Digitale economie

(meer informatie: Johannes Bahrke — tel.: +32 2 295 86 15; Thomas Regnier — tel.: +32 2 299 10 99)

Aanmaningsbrieven

Commissie verzoekt CYPRUS, ESTLAND, POLEN, PORTUGAL, SLOWAKIJE en TSJECHIË hun digitaledienstencoördinatoren aan te duiden en met volledige bevoegdheden uit te rusten in het kader van de digitaledienstenverordening

De Europese Commissie heeft besloten inbreukprocedures in te stellen door aanmaningsbrieven te sturen aan Cyprus (INFR(2024)2016), Tsjechië (INFR(2024)2039), Estland (INFR(2024)2040), Polen (INFR(2024)2041), Portugal (INFR(2024)2038) en Slowakije (INFR(2024)2042), omdat die lidstaten hun digitaledienstencoördinatoren overeenkomstig de digitaledienstenverordening nog niet hebben aangeduid, of omdat de aanduiding niet gepaard is gegaan de toekenning van toereikende bevoegdheden. De lidstaten hadden dit uiterlijk 17 februari 2024 moeten doen. Tot op heden moeten Estland, Polen en Slowakije nog steeds hun digitaledienstencoördinatoren aanduiden.

Daarnaast moeten Cyprus, Tsjechië en Portugal, ondanks de aanduiding van hun digitaledienstencoördinatoren, hun nog steeds de nodige bevoegdheden te verlenen om hun taken uit te voeren, met inbegrip van het opleggen van sancties in geval van niet-naleving.

Volledig bevoegde digitaledienstencoördinatoren in elke lidstaat zijn van essentieel belang voor de uitoefening van de nieuwe rechten die krachtens de digitaledienstenverordening in het leven zijn geroepen, met name om te waarborgen dat gebruikers in hun woonplaats een klacht kunnen indienen tegen platforms, om de status van betrouwbare flaggers toe te kennen en onderzoekers te screenen.

Daarom stuurt de Commissie aanmaningsbrieven aan de zes lidstaten, waarna de landen twee maanden de tijd hebben om te reageren en de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen aan te pakken. Komt er geen bevredigend antwoord, dan kan de Commissie besluiten met redenen omklede adviezen te sturen.